Home | Chr. Huygens | Oeuvres VI | < Oldenburg >

1666: jan. , mei.   1668: nov.   1669: jan. ... mei ... juli ... okt. ...



Vertaling van de

Briefwisseling met Henry Oldenburg

1666-69



[ 7 ]

No 1517.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

25 januari 1666.

De brief en een kopie zijn in Leiden, coll. Huygens. 1)

A Londres le 15. Janvier 1666.  

    Monsieur

  Ik zou u op dit ogenblik niet onderbroken hebben, als niet de bijgaande brief 2) van ridder Moray me ertoe had verplicht, en om eraan te voldoen zal ik u zeggen dat ik uit het gesprek*) met de heer Hooke zojuist heb begrepen dat hij ervan overtuigd is, dat de Lucht minder uitwerking zal hebben op de Klokken van zijn maaksel 3) dan op Slingeruurwerken; en dat hij


1)  De brief kwam niet op tijd (waarschijnlijk door de oorlog) en Oldenburg stuurde later deze kopie, met de opmerkingen a en b in de marge. Zie No. 1530 en 1539.
2)  No. 1518.       [ *)  No. 1518, Moray: "uit diens eigen mond".]       3)  Zie No. 1481.

[ 8 ]

hun beweging kan bepalen zodanig dat deze altijd dezelfde blijft, in welke stand de klok ook is; bovendien, dat hij de genoemde beweging kan onderhouden met zo weinig kracht als hem belieft, en wanneer een grotere vereist zou zijn, dat hij er zoveel aan kan geven als nodig zal zijn a).

  Wat betreft zijn machine om glazen te slijpen 4), ik bevind dat hij die nog lang niet heeft opgegeven, dat hij er een even goede verwachting van heeft als ooit, vastbesloten te trachten deze zaak tot een goed einde te brengen, zodra hij alle dingen op orde heeft die daarvoor nodig zijn b).

  De heer Du Son 5) werkt 6) nog altijd aan de Parabool, er wel Hyperbolen bijmengend om de wonderen te doen geloven die deze figuur zal doen voor de ontwikkeling van Telescopen. We verwachten het Experiment ermee, om te zien of deze vorm even geschikt is voor breking als voor Terugkaatsing.

  Wat betreft de draagbare Klokken van dezelfde Kunstenaar 7), hij heeft er twee of drie laten maken, die hij zal aanbieden aan het Hof. Het maaksel ervan is, dat er een heel dunne veer is om, in plaats van een Slinger, de Onrust te regelen, die, hoewel de genoemde veer niet half zo sterk is als die welke zich in andere bevindt, 7 tot 8 keer zwaarder zal zijn als die in gewone Klokken, om de raderen zodanig in toom te houden en aan te drijven, dat de beweging ervan even gelijkmatig gemaakt zal worden als die van Slingerklokken.

  Ik ben heel blij dat signor Cassini met zijn Waarnemingen 8) de permanente vlek op Jupiter bevestigt, die hier werd ontdekt door de heer Hooke, meer dan anderhalf jaar geleden, zoals is te zien in de eerste 9) van onze Philosophical Transactions, waaruit de heer Auzout het aanvoerde, enkele maanden geleden, in zijn gedrukte Lettre 10) aan de heer abbé Charles, over de Ragguaglio di due nuove Osservationi etc. 11), pag. 43, die u ongetwijfeld hebt gezien. We hebben hier met andere dingen de genoemde bevestiging van Cassini laten drukken in onze laatste Transactions 12), om nog anderen op te wekken te trachten deze te versterken tegen zulke twijfels als u ziet in de brief van meneer Moray; aangaande deze kan ik u evenwel zeggen dat een zeer goede Waarnemer hier me heeft verzekerd, dat hij een van de Satellieten heeft kunnen zien heel dichtbij de schijf van Jupiter, de stralen van het lichaam namen het zicht niet weg.

  Dit is, Monsieur, wat ik u te zeggen had over de bijzonderheden aangeroerd door onze goede Vriend; waaraan ik niets heb toe te voegen, behalve dat onze Society niet gemakkelijk zijn Vergaderingen weer zal beginnen 13) als het Hof niet in Whitehall terug is.


a)  Ik twijfel er echter wel sterk aan [H. Oldenburg].     4)  Zie No. 1460.
b)  Sindsdien heeft hij er niets aan gedaan, bewerend dat hij door de koning is ingezet voor andere zaken [H. Oldenburg].
5)  D'Esson. [<]       6)  Zie No. 1421.       7)  Zie No. 1479, 1481 en 1502.
8)  Zie No. 1508.       9Phil. Tr. Numb. 1, p. 3.       10)  Zie No. 1346, n. 3.
11)  Zie No. 732, n. 10.       12Phil. Tr. Numb. 8 [en Numb. 10].
13)  Dit gebeurde pas op 14 maart 1666 (o. st.) [Birch 2, p. 65, "after above eight months interruption"].

[ 9 ]

Als hij weer bijeen zal komen zult u, met gods hulp, zeker te weten komen wat er voorvalt, hetzij van de Ridder 14), hetzij van

    Monsieur
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
H. Oldenburg.    

  Voor brieven die men aan mij adresseert behoeft slechts geschreven te worden:

A H. Oldenburg.    
In the midle of ye Palmall,
London.  

A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
à la
12 Haye.    


14)  Ridder Moray.



[ 33 ]

No 1539.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

25 mei 1666.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.

A Londres le 15 May 1666.  

    Monsieur

  Ik kon de bijgaande brief 1) niet laten gaan zonder u mijn respect te betuigen en u te feliciteren met uw gelukkige aankomst in Parijs, en u het toppunt van alle soorten voorspoed toe te wensen, zowel voor uw persoon als voor de mooie ondernemingen die u bedenkt, ongetwijfeld, voor het algemeen welzijn en de vooruitgang van de schone Filosofie.
Ik wil me inbeelden dat u al het mogelijke zult doen bij het aanzetten tot en verschaffen van een consociatie van bekwame mensen in Frankrijk, om hun verstand en een deel van hun tijd en vermogens te gebruiken voor het zorgvuldig onderzoeken van de Natuur, en het meer en meer vooruitbrengen van de Mechanica; in deze zaken zult u zeker een zeer belangrijk aandeel bijdragen. Ik hoop dat mettertijd alle Naties die enigszins beschaafd zijn, elkaar zullen omarmen als dierbare metgezellen en hun krachten zullen combineren, zowel van Verstand als van fortuin, om onwetendheid te verdrijven, en om de ware en nuttige Filosofie te laten regeren.

  Ik ben wel blij dat ik afschrift bewaard heb van zowel de laatste brief 2) van ridder Moray als van de mijne 3), slechts om u ervan te overtuigen 4) dat we niet hebben nagelaten te antwoorden op de uwe 5), hoewel de bijzonderheden erin bevat (althans de mijne) zo oud zijn dat ze voor u niet aantrekkelijk zouden kunnen zijn, aangezien u zeker dagelijks heel veel nieuwe dingen zult tegenkomen om uw verstand te onderhouden en te voeden.

  Daar de heer Moray zich verplicht heeft gedurende een klein aantal weken een reis te maken in het land van Wales, om er de mijnen te onderzoeken waarvan het lood zilver bevat, heeft hij mij aangesteld als plaatsvervanger voor het ontvangen van uw brieven, en als ik u antwoord, Monsieur, hoewel u deze ruil zeer tot uw nadeel zult vinden, kunt u toch ervan verzekerd zijn dat ik het, in alles wat van mij zal afhangen,


1)  No. 1540.       2)  No. 1518.       3)  No. 1517.
4)  Oldenburg stuurde hierbij afschriften van No. 1517 en 1518.       5)  No. 1508.

[ 34 ]

zal uitvoeren met zorg en betrouwbaarheid, als degene die veel verering heeft voor de persoon en de verdienste van de genoemde ridder, en die tegelijk is

    Monsieur
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Henry Oldenburg.    

  Wat betreft mijn adres moet u, alstublieft, de brieven slechts doen toekomen aan de heer Justel 6), en ze zullen mij zeker gegeven worden.

  U zult zo goed willen zijn, Monsieur, mij uw adres te sturen opdat onze brieven u geheel rechtstreeks kunnen vinden.

    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
à           
Paris.    


6)  Henri Justel ... 1620-1693 ... secretaris van Lodewijk XIV, stond in verbinding met veel buitenlandse geleerden ... vestigde zich in 1682 in Londen en werd koninklijk bibliotharis.



[ 271 ]

No 1668.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

5 november 1668.

De brief is in Leiden, coll. Burmann.
Huygens' antwoord: No.
1670.

A Londres le 26 Octobre 1668.  

    Monsieur

  Nadat enigen 1) van de Royal Society in de laatste Vergadering 2) hadden voorgesteld dat het passend zou zijn Experimenten te doen aangaande de aard en de wetten van Beweging, en nadat anderen 3) van hetzelfde Genootschap daarover hadden opgemerkt dat de heer Huygens dacht er al de Theorie van gevonden te hebben om alle soorten verschijnselen daaromtrent te verklaren, gaven deze heren mij opdracht u het bovenstaande te laten weten 4), en u te verzoeken, als een van de hunnen, dat u zou goedvinden hun te kennen te geven wanneer u uw bespiegelingen en waarnemingen van het genoemde onderwerp zou publiceren, en in het geval dat u nog niet geneigd zou zijn ze te laten drukken, dat u ermee zou instemmen uw hypothese daarover aan hen mee te delen, welke zij zouden trachten te onderzoeken met allerlei experimenten, en te registreren als voortbrengsel van uw Verstand. Ik hoop Monsieur, dat u geen enkel bezwaar zult maken om aan de Society, waarvan


1)  Onder anderen: R. Hooke.       2)  Zitting van 22 oct. 1668 (o. st.), eerste na de vakantie.
3)  Mylord Brouncker, president, "desired, that it might be considered, whether it were so proper or necessary to try this sort of experiments, since Monsr. Huygens, and Dr. Christopher Wren had already taken great pains to examine that subject, and were thought to have also found a theory to explicate all the phaenomena of motion" (Birch, History of the Royal Society).
4)  Aan Chr. Wren werd ook zo'n brief gericht, gedateerd Octob. 29. Zie Birch, T. II, p. 315.

[ 272 ]

u een van de voornaamste leden bent, te verlenen wat zozeer van u is verlangd; daar onze Filosofen het najagen van dit onderwerp, dat zo belangrijk is voor de gehele Filosofie, met opzet hebben opgeschort, om u niet voor te zijn, en geen tijd te verliezen in een zaak waarvan men veronderstelt dat ze al onderzocht en bepaald is. U zult me dus verplichten, Monsieur, door me uw besluit daarover te laten weten, zo spoedig mogelijk als het u uitkomt, opdat ik aan het genootschap rekenschap geef van de opdracht die het heeft gegeven aan

    Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg.    
Soc. R. Secr.    

  Monsieur, als u uw antwoord slechts wilt doen toekomen aan de heer Justel 5), zal het me worden gegeven.

    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la Bibliotheque du roy à Paris.
    10 β.
Paris.        


5)  Henry Justel bevond zich toen aan het hof van Lodewijk XIV. Zie brief No. 1539, noot 6.



[ 276 ]

No 1670.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

13 november 1668.

De brief is in Londen, Royal Society. Het concept is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1668. Oldenburgs antwoord: No. 1675.

a Paris ce 13 Novembre 1668.  

    Monsieur

  Ik verzoek u aan die heren van de Royal Society te getuigen dat ik de eer zeer waardeer die zij me geven door mij nog steeds te beschouwen als een van de hunnen, en dat ik hun verplicht ben voor het feit dat zij voor mij wel die inschikkelijkheid willen hebben, mij niet voor te zijn in de publicatie van zaken waarvan ze weten dat ik er enige studie aan heb gewijd, en enkele ontdekkingen in heb gedaan.
En wat betreft het onderwerp beweging, nu ik nog geen tijd heb alles te vervolmaken wat ik van tijd tot tijd heb bedacht, ben ik bereid hun de inhoud ervan mee te delen, dat wil zeggen de regels en theorema's die ik heb gevonden bij alle soorten bewegingen, aangezien ze mij beloven deze te onderzoeken en met hun experimenten te verifiëren, en er plaats voor te geven in hun registers, wat zonder twijfel een heel betrouwbaar middel is om te verhinderen dat men wordt beroofd van de eer van gedane vondsten.
Ik verzoek u dus Monsieur, mij te berichten welk deel van beweging zij willen dat ik het eerst behandel, want er zijn er verscheidene zoals u weet, waarvan ik denk het merendeel te hebben beschouwd, te weten de verhouding bij de val van zware lichamen, zowel zonder weerstand als met luchtweerstand. De beweging van slingers, slingermiddelpunten; de cirkelbeweging en kegelbeweging, en over de kracht om zich te verwijderen van het middelpunt. Het meedelen van beweging door botsing van lichamen, waarvan ik

[ 277 ]

me herinner dat de heren Wren en Rooke 1) mij hun experimenten lieten zien toen ik in Engeland was 2), en dat ze heel goed overeenkwamen met wat ik onmiddellijk volgens mijn hypothesen ervan had bepaald. Ondertussen, daar ik in de History of the Royal Society zie dat het enigen behaagd heeft ditzelfde onderwerp van bewegingen te onderzoeken 3), zou ik heel blij zijn te zien wat zij ervan hebben gevonden en of ze op dezelfde weg mij soms zijn tegengekomen.
1)  Rooke (niet Hooke) ... (over het verblijf in Londen in 1661 zie brief No. 863) ... [Add. VII, p. 619:]  Zie trouwens ook No. 1716 [Journal des Sçavans, 18 maart 1669, p. 24: "Rook".]
2)  In 1661 [23 april 1661, zie T. XXII, p. 573].
3)  Th. Sprat, The history of the Royal-Society ... [1667], p. 225-6:
  "... Experiments of Motion ... of the velocity of the descent of several Bodies of divers fashions through several Liquors: of determining the velocity of Bodies falling through the Air; try'd by many wayes ... of proportioning the shapes of Bodies, so as to make them fall together in the same time through differing Mediums.
Experiments of the swiftness of a Bullet shot with extraordinary Powder: of the best figure of the weight of a Pendulum for Motion: of the Motion of Pendulous Bodies of various figures ... to find the velocity of motion, propagated by a very long extended Wire: for explaining the inflection of a streight motion into a circular, by a supervening attractive power towards the Center, in order to the explaining of the motion of the Planets.
Experiments of the circular and complicated motion of Pendulums ... of the propagation of motion from one Body to another: of the reflection of motion ..."

[ 278 ]

En vooral zou ik wensen deel te nemen aan hun experimenten aangaande de val van lichamen door lucht en door water.

  Ik heb geen tijd om u iets te zeggen aangaande de slechte handelwijze van de heer Gregory, maar omdat ik er vrij uitgebreid over spreek in de bijgevoegde brief aan de heer Wallis 4), heb ik gewild dat u deze zou zien alvorens hem te sturen. Ik verzoek u hem daarna weer te sluiten en zo goed te willen zijn hem zo spoedig mogelijk te verzenden en u zult verplichten

    Monsieur
Vostre tres humble et tres affectionnè serviteur
Hugens de Zulichem.    
A Monsieur
Monsieur Oldenburg,
  Secretaire de la Societè Royale    
A Londres.


4)  Zie brief No. 1671 [zie ook No. 1683].



[ 295 ]

No 1675.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

28 november 1668.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1670. Huygens' antwoord: No. 1692.

A Londres le 18 Novembre 68.  

    Monsieur

  De inhoud van uw brief is meegedeeld aan de Royal Society 1) over het feit dat u zich bereid hebt verklaard hun deelgenoot te maken van de regels en theorema's, die u hebt gevonden bij alle soorten bewegingen. Ze ontving uw aanbod met veel genoegen, en droeg mij nu op u er zo spoedig mogelijk van te verwittigen, en tegelijkertijd van u te verlangen, dat u zou goedvinden hun eerst dat gedeelte te sturen dat, volgens de methode die u zich hebt voorgesteld bij deze materie, licht brengt bij de volgende gedeelten, en zo voorts. De genoemde Society gelooft evenwel dat, als u eraan toe bent hun het gehele schema te laten zien, en daarbij de voornaamste Experimenten op te geven, door u gedaan om de genoemde regels vast te stellen, men dan beter over het geheel zou kunnen oordelen.

  Wanneer ik de heer Wren zie, zal ik hem spreken over wat u verlangt te zien van zijn werk aan deze materie, hij is een van de voornaamsten, die de aard van bewegingen onderzocht heeft. Ondertussen, Monsieur, zult u het uitvoeren van uw bereidverklaring niet uitstellen, in de verzekering dat alles wat u zo goed zult zijn ons over dit onderwerp mee te delen, dadelijk, en door mijn zorg in het bijzonder, in onze registers zal worden gezet, opdat u niet beroofd wordt van de eer die aan u verschuldigd zal zijn.

  Wat betreft het laatste drukwerk 2) van de heer Gregory, ik kan u verzekeren dat het opgesteld en gepubliceerd werd zonder medeweten van onze Society, die toen zelfs haar Vergaderingen niet voortzette, en die ongetwijfeld, als ze ervan op de hoogte was geweest, de schrijver zou hebben overreed op een andere manier te handelen. Ik zal uw Latijnse brief 3) aan doctor Wallis onmiddellijk verzenden, die me nog niets voor u heeft teruggestuurd. U maakt erin melding van een antwoord gestuurd met hetzelfde pakket waarin die twee brieven zaten, de ene voor de heer Wallis, de andere voor mij 4). Maar ik verzeker u,


1)  Zitting van 12 nov. 1668 (o.st.) [Birch, p. 320].     2)  Zie No. 1684 [Exerc. geom., p. 1].
3)  Zie No. 1671.     4)  Zie No. 1670. [In No. 1671: "responsio mea", n. 13.]

[ 296 ]

dat ik niets dergelijks erin vond, gelovend dat u vergeten bent het erin te doen, of dat u het passend hebt gevonden het langs andere weg te sturen. Ik heb er niets aan toe te voegen behalve dat ik in alle oprechtheid ben

    Monsieur
Vostre tres humble et tres affectionné serviteur
Oldenburg Soc. R. S.  

  Na deze brief te hebben geschreven ontving ik van de heer Wallis de bijgevoegde 5) voor u.

    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.


5)  Brief No. 1676.



[ 334 ]

No 1692.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

5 januari 1669.

De brief is in Londen, Royal Society. Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1675. Oldenburgs antwoord: No. 1695.

A Paris ce 5 Janvier 1669.  

    Monsieur

  Enkele buitengewone zaken die niets te maken hebben met de wetenschappen hebben me verhinderd eerder te voldoen aan wat ik beloofd had aan u en aan de Royal Society, waarvoor ik u verzoek mijn excuses te maken. Wat ik u stuur 1) is een


1)  Zie App. No. 1693.

[ 335 ]

begin van een verhandeling over stootbeweging 2) en de reden waarom ik ervoor heb gekozen te beginnen met dit gedeelte van beweging, liever dan met een ander, is het verlangen dat ik heb het oordeel te weten te komen van uw Illustere heren aangaande de manier van bewijzen die ik gebruik; hoewel deze duidelijk is voor mij en voor enkelen van onze heren, heeft ze niet kunnen voldoen voor anderen, minder bedreven in deze bespiegelingen, of vooringenomen door andere principes die fout zijn.

  U zult enig verschil zien tussen de manier waarop ik de eerste propositie heb bewezen en die welke ik bij de andere heb gebruikt; hun tegenwerpingen en discussies hebben me verplicht allerlei kunstgrepen te zoeken om hen te overtuigen, en de methode van de eerste propositie is die waarop ze het minst hadden aan te merken. Ik heb ze met de ene en met de andere willen sturen om te weten of die van de Royal Society dezelfde mening zullen hebben.
Overigens hebben we in deze materie tal van experimenten gedaan die mijn Theorema's geheel bevestigen, bijvoorbeeld:

als een bol het drievoudige is van een andere en ze botsen met gelijke snelheid tegen elkaar, blijft de grote onbeweeglijk na de stoot, en de andere zal terugkeren met het dubbele van zijn eerste snelheid.*)

  Van de heer Gallois heb ik vernomen dat het Journal 3) waarin mijn antwoord aan de heer Gregory 4) stond aan u was geleverd. Maar we hebben niet uw laatste 5) gekregen, daar de heer Gallois geen exemplaar ervan heeft gekregen en dat van de heer Justel, ik weet niet hoe, verloren is gegaan, zodat ik niet weet waarover daarin wordt gehandeld, en ook niet of er iets is dat mij aangaat. U zult alstublieft zo goed zijn me er een te sturen en zeer verplichten

    Monsieur
Vostre tres humble & tres obeissant serviteur
Hugens de Zulichem.    
A Monsieur Oldenbourg,
  Secretaire de la Societè Royale    
à Londres.


2)  Pas gepubliceerd in de Opuscula posthuma [1703], p. 369 . Het stuk No. 1693 is er te vinden, maar met aanzienlijke veranderingen [Ned.].
[ *)  Het voorbeeld is even apart gezet; het verdient een tekening zoals die bij prop. 4 in App. No. 1693.

botsing

-  bol B is het drievoudige van bol A (in massa), AD en BD geven de beginsnelheden aan, AD = BD
-  verdeel AB zodanig dat AC : BC = B : A = 3 : 1 (C is het massamiddelpunt of zwaartepunt)
-  neem CE = CD ; dan is EA de snelheid van A na de botsing, en EB die van B.
Inderdaad: EB = 0, dus B blijft stil liggen (in punt D) en EA = 2 AD, dus A ketst met dubbele snelheid terug (het zwaartepunt bewoog van C naar D, en blijft zo naar links bewegen).
Huygens licht toe: stel, het is op een boot met vaarsnelheid DC, iemand op de wal ziet dan de beginsnelheden AC en BC en berekent (3 : 1) dat deze gewoon omkeren — wat hij later zal bewijzen.]


3Journal des Scavans, 12 nov. 1668, No. IX [p. 109].       4)  Zie brief No. 1669.
5Philosophical Transactions, Decemb. 14, 1668, Numb. 42.



[ 336 ]

No 1693.

Christiaan Huygens aan de Royal Society.

Aanhangsel bij No. 1692.

Het stuk is in Londen, Royal Society.

Over beweging van lichamen na wederzijdse stoot

Hypothese
van Christiaan Huygens van Zuylichem.

1.

  Dat een willekeurig lichaam, als het eenmaal in beweging is gebracht en als er niets in de weg staat, doorgaat met bewegen met voortdurend dezelfde snelheid, en langs een rechte lijn.

2.

  Dat wanneer twee harde lichamen, onderling gelijk, elkaar met gelijke snelheid en centraal ontmoeten, elk van beide terugspringt met dezelfde snelheid als waarmee het is aangekomen; en er wordt gezegd dat ze elkaar centraal ontmoeten, wanneer ze op dezelfde rechte lijn bewegen, die ook de zwaartepunten van beide verbindt, en wanneer het contactpunt op dezelfde rechte ligt.

3.

  Dat beweging van lichamen en gelijke of ongelijke snelheiden respectievelijk moeten worden begrepen als er een relatie is gemaakt met andere lichamen, die als in rust beschouwd worden; ofschoon misschien zowel de laatste als de eerste ook betrokken zijn bij een andere gemeenschappelijke beweging. En dat daarom, wanneer twee lichamen elkaar wederzijds ontmoeten, ook indien beide tegelijk bovendien onderhevig zijn aan een andere beweging, deze niet anders op elkaar stoten ten opzichte van iemand die ook met dezelfde beweging meegaat, dan wanneer deze bijkomstige beweging voor elk afwezig was.

  Zoals wanneer iemand als opvarende van een schip, dat met een gelijkmatige beweging voortgaat, twee gelijke bolletjes met gelijke snelheid op elkaar laat slaan, namelijk ten opzichte van zichzelf en delen van het schip; dan zeggen we dat beide ook met gelijke snelheid moeten terugspringen, ten opzichte van dezelfde opvarende, geheel zoals het zou gebeuren wanneer deze persoon dezelfde bolletjes op een stilliggend schip, of stilstaand op het land, met gelijke snelheid zou laten botsen.

4.

  Of ik nu zelf twee lichamen met mijn handen draag en ze door bepaalde bewegingen laat samenkomen, of dat een ander ze draagt en dezelfde bewegingen eraan geeft ten opzichte van mij, de terugkaatsingen van die lichamen zullen ten opzichte van mij dezelfde zijn.

[ 337 ]

2 bollen, punt E ertussen, 2 handen   Zoals wanneer ik zelf zonder beweging stilsta, de aan draden opgehangen lichamen C en D draag met mijn handen A en B, en door deze te bewegen tegelijk lichaam C met de snelheid CE verplaats, en lichaam D met de snelheid DE, zodat ze elkaar in E ontmoeten. Ik zeg dat ten opzichte van mij er voor elk van beide dezelfde beweging na de terugkaatsing zal zijn, of ik nu zelf met mijn handen de uiteinden van de draden vasthoud, of dat een ander ze met eigen handen vasthoudend dezelfde bewegingen ten opzichte van mij voortbrengt.

  Met deze dingen gesteld zullen we bewijzen geven over de ontmoeting van gelijke lichamen, en volgens welke wetten die door elkaar worden weggestoten; en wanneer we komen op ongelijke, zullen we enige noodzakelijke hypothesen toevoegen aan de al genoemde.


Propositie 1.

  Als een lichaam dat in rust is, centraal ontmoet wordt door een ander gelijk lichaam, zal dit na het contact juist in rust zijn, en het eerste zal dezelfde snelheid krijgen als er was in het ertegen aanstotende.

2 bollen, 2 handen   Laat de gelijke lichamen E en F zijn opgehangen aan de draden EH en FK, de uiteinden waarvan iemand omhoog houdt met de handen, en wel de ene ervan H, waarmee hij het lichaam E bewegingloos houdt, en de andere K, en dan brengt hij tegelijk met deze het lichaam F met een gelijkmatige beweging naar de eerste, zodat F inslaat op E. Ik zeg dat lichaam F na de botsing bewegingloos blijft, en dat E dezelfde snelheid krijgt als F had.

  Laten we ons namelijk voorstellen dat degene die deze lichamen omhoog houdt, op de oever van een rivier stilstaat, vervolgens verzinnen we dat een of andere boot heel dichtbij de oever met de stroom meegaat. Laat nu een opvarende die daarop staat met zijn handen L en M die lichamen E en F vasthouden, die de ander op de oever staande eerst vasthield, terwijl ze aan dezelfde draden blijven hangen.

[ 338 ]

2 bollen, punt G midden ertussen, 2 handen Als hun afstand EF doormidden is gedeeld in G, laat dan de boot naar links gaan met de snelheid GE, en laat de opvarende met een snelheid gelijk aan deze elk van beide handen naar de wederzijdse ontmoeting brengen, namelijk ten opzichte van hemzelf en de boot, zodat ook de lichamen E en F voor hem met gelijke snelheid bewegen, en elkaar daarmee ontmoeten. Dan is het ook noodzakelijk dat die met gelijke snelheid van het wederzijdse contact wegspringen, ten opzichte van dezelfde opvarende en de boot (volgens Hypothese 3).

  Maar aangezien nu de hand L van de opvarende met dezelfde snelheid naar rechts is bewogen, als waarmee de boot naar links gaat, blijkt dat die hand bewegingloos heeft gestaan ten opzichte van de oever en degene die daarop stilstaat; en dat de hand M ten opzichte van dezelfde is bewogen met de snelheid FE die het dubbele is van GE ofwel EF.

  Dus de terugkaatsingen van de bolletjes E en F die nu gebeuren ten opzichte van degene die op de oever staat, gebeurden ook hetzelfde toen hij zelf de uiteinden van de draden omhoog hield, en het bolletje E bewegingloos hield, het andere F echter bewoog met snelheid FE (volgens de 4e Hypothese).

  En omdat, zoals we zeiden, de bolletjes E en F na het contact met gelijke snelheid terugspringen ten opzicht van de opvarende en de boot, namelijk bolletje E met snelheid GE en F met snelheid GF, en de boot zelf naar links doorgaat met snelheid GE; daarom volgt dat ten opzichte van de oever en de persoon die daar staat, bolletje F na de stoot bewgingloos blijft stilstaan, en dat het andere E, ten opzichte van dezelfde, verder gaat naar links met een snelheid tweemaal GE, dat is met snelheid FE. En daarom staat vast dat er voor degene die op de oever staat dezelfde terugkaatsingen zijn uitgekomen, ook toen hij zelf de bolletjes bewoog, zodat namelijk bolletje F na de stoot bewegingloos stilstond, en E verder ging met de snelheid FE, zo groot als F eerst had. Wat te bewijzen was.


Tweede propositie.

  Als twee gelijke lichamen met ongelijke snelheid bewegend op elkaar stoten, zulen ze na het contact met onderling verwisselde snelheden gaan.

  Laat het lichaam E met de snelheid EH naar rechts gaan, en de eraan gelijke F met een kleinere snelheid FH eerst uit tegenovergestelde richting. Dan zullen ze samenkomen in H, waarvandaan na de wederzijdse

[ 339 ]

ontmoeting lichaam E volgens mij gaat bewegen met de snelheid FH naar links, en F met de snelheid EH naar rechts.

2 bollen, punten G en H ertussen, 4 handen   Laten we ons namelijk voorstellen dat iemand die op de oever van een rivier stilstaat de bewegingen van de genoemde lichamen teweegbrengt, en wel door met zijn handen C en D de uiteinden van de draden waaraan ze hangen omhoog te houden, en door de handen te laten samenkomen met de genoemde snelheden EH en FH, en daarmee tegelijk ook de lichamen E en F.
Laat verder de afstand EF doormidden gedeeld zijn in G, en we stellen ons voor dat een boot voorbijvaart met de snelheid GH naar rechts, waarop iemand anders staat, ten opzichte van wie bol E wel zal bewegen met slechts de snelheid EG, maar bol F met snelheid FG, zodanig dat ten opzichte van deze de twee bollen met gelijke snelheid naar de wederzijdse ontmoeting gaan. En daarom, als gesteld wordt dat hij met zijn handen A en B de handen C en D van de ander die op de oever staat heeft vastgepakt, en daarmee de uiteinden van de draden waaraan de bollen hangen, dan zal het zo uitkomen dat tegelijk degene die op de oever blijft staan ze laat samenkomen met de onderling gelijke snelheden EG en FG.

  Het staat dus vast dat ten opzichte van hem [op de boot] de beide bollen ook met gelijke snelheid van het contact zullen terugkeren, namelijk E met snelheid GE, en F met snelheid GF. Maar nu blijft de boot ondertussen doorgaan met snelheid GH, Dus ten opzichte van de oever en degene die daarop stilstaat had F de snelheid samengesteld uit GF en GH, dat wil zeggen gelijk aan EH; en E de snelheid HF, waarmee namelijk de snelheden GE en GH van elkaar verschillen.

  En zo hebben we aangetoond dat voor iemand op de oever staande, en die de bolletjes E en F op elkaar laat slaan met de snelheden EH en FH, na de stoot E zal terugkeren met de snelheid FH, en F met de snelheid EH. Wat te bewijzen was.

2 bollen, G midden, H erbuiten, 4 handen   Laat nu beide lichamen E en F naar rechts bewegen, E met snelheid EH, en F met FH, kleiner dan de voorgaande snelheid; dan haalt E lichaam F in, en ze komen samen in H. Ik zeg nu dat F na het contact met snelheid EH zal voortgaan, en E zal volgen met snelheid FH; en het bewijs is hetzelfde als in het voorgaande geval.

[ 340 ]

Hypothese 4.

  Dat als een groter lichaam een kleiner onmoet dat in rust is, het daaraan enige beweging geeft, en daarom iets van de zijne verliest.


Propositie 3.

  Een willekeurig groot lichaam wordt in beweging gebracht als het wordt getroffen door een willekeurig klein lichaam en met welke snelheid ook.

  Laten we ons voorstellen dat een boot naast de oever van een rivier vaart, waarin een staande opvarende de aan draden opgehangen lichamen A en B omhoog houdt, en laat lichaam A dat hij links houdt groter zijn, B kleiner, en laat hij de rechterhand D, die lichaam B omhoog houdt, onbeweeglijk houden, namelijk ten opzichte van zichzelf en de boot. Daar naartoe beweegt hij de hand C, samen met lichaam A, met een of andere snelheid AB.
2 bollen, 4 handen B zal dus aangestoten worden, en lichaam A zal iets van zijn snelheid verliezen, en zal naar rechts doorgaan met een kleinere snelheid dan AB was. En laat gesteld worden dat terwijl dit gebeurt de boot met de snelheid BA naar links gaat. Dan komt er uit dat, terwijl de opvarende lichaam A verplaatst met snelheid AB, ten opzichte van zichzelf en het schip waarmee hij vaart, datzelfde lichaam bewegingloos staat ten opzichte van de oever en een toeschouwer die daarop staat, en evenzo de hand C.
En de andere hand D met lichaam B zal ten opzichte van dezelfde toeschouwer met snelheid BA naar links bewegen, aangezien we deze ten opzichte van de boot bewegingloos hebben gesteld, en de boot met snelheid BA naar links vaart. En daarom, als de toeschouwer die op de oever staat wordt verondersteld met zijn handen E en F de handen C en D van de opvarende te hebben vastgepakt,

[ 341 ]

blijkt dat, terwijl de laatste de bol A naar B beweegt, die bewegingloos is ten opzichte van hem, de eerste tegelijk bol B naar A beweegt, die ten opzichte van hem en de oever zonder beweging in rust is.
En we hebben gezegd dat na de stoot de bol A, ten opzichte van de opvarende en de boot, naar rechts gaan met een kleinere snelheid dan AB. Maar nu gaat de boot met snelheid BA naar links. Dus ten opzichte van de oever en de daarop staande toeschouwer, is duidelijk dat A na de stoot enigszins naar de linkerkant beweegt. Dus is aangetoond dat voor iemand die aan land staat, en die een lichaam A dat in rust is en willekeurig groot, laat treffen door een willekeurig klein lichaam B, met welke snelheid ook, het lichaam A gaat bewegen. Wat te bewijzen was.


Propositie 4.

  Gegeven twee ongelijke lichamen die elkaar centraal zullen ontmoeten waarvan elk, of slechts één, beweegt, en gegeven de snelheid van beide, of van het ene, als het andere in rust is; te vinden de snelheden waarmee beide na de ontmoeting gaan.

  Laat het lichaam A naar rechts bewegen met de snelheid AD, en laat B óf in tegengestelde richting bewegen, of in dezelfde richting vooropgaan met de snelheid BD, of tenslotte in rust zijn, dat wil zeggen dat het punt D in B valt. Dan zal AB voor die lichamen de snelheid ten opzichte van elkaar zijn.

  Laat AB verdeeld worden in C zodat AC tot CB is als B tot A in grootte, en laat aan CD gelijk genomen worden CE. Ik zeg dat EA de snelheid zal zijn van lichaam A na de ontmoeting, en EB van lichaam B, en wel in de richting die wordt aangegeven door de volgorde van de punten E A, E B.

[ 342 ]
2 bollen, 4 handen

Maar als het punt E samenvalt met A, wordt lichaam A tot rust gebracht. En als E samenvalt met B, zal lichaam B in rust blijven.

[ 343 ]

Als we namelijk aantonen dat dit zo gebeurt op een schip, dat met een gelijkmatige snelheid voortgaat, zal vaststaan dat het ook voor iemand die aan land staat op dezelfde manier zal verlopen.
Laten we ons dus voorstellen dat een schip langs de oever van een rivier vaart, waarop een opvarende staat die met zijn handen F en G de aan draden hangende bollen A en B omhoog houdt, die hij zo door ze te bewegen met de snelheden AD en BD, namelijk ten opzichte van hemzelf en het schip, laat samenkomen in het punt D. En laat gesteld worden dat het schip blijft bewegen met de snelheid DC in de richting, die de volgorde van de punten D en C laat zien. Dan zal de uitkomst zijn dat ten opzichte van de oever en een toeschouwer die daar staat, bol A met snelheid AC naar rechts beweegt, omdat hij ten opzichte van het schip de snelheid AD zal hebben. En bol D [B], daar deze op het schip de snelheid BD heeft, zal ten opzichte van de oever de snelheid BC naar links hebben. Maar als dan de toeschouwer die op de oever staat met zijn handen H en K de handen F en G van de opvarende vastpakt, en daarmee de uiteinden van de draden waarmee de lichamen A en B omhoog worden gehouden, blijkt dat, terwijl de opvarende ze ten opzichte van zichzelf beweegt met snelheden AD en BD, tegelijk degene die op de oever staat ze beweegt met snelheden AC en BC ten opzichte van hemzelf en de oever.
En aangezien deze snelheden in omgekeerde verhouding zijn met de grootten ervan, is het noodzakelijk dat de lichamen A en B, ten opzichte van dezelfde toeschouwer, terugspringen van het contact met dezelfde snelheden CA en CB; dit zal namelijk later bewezen worden 2). En het schip gaat steeds voort met snelheid DC of CE, en wel volgens de volgorde van de punten C E. Dan is het noodzakelijk dat A beweegt, ten opzichte van de boot en de opvarende, met snelheid EA in de richting die de volgorde van de punten E A aanwijst; en B ten opzichte van dezelfde boot met snelheid EB, evenzo volgens de volgorde van de punten E B.

  Wanneer E in A valt of in B blijkt, dat lichaam A of B na de ontmoeting met dezelfde snelheid gaat als het schip zelf, en in dezelfde richting; waaruit volgt dat ze in die gevallen ten opzichte van schip en opvarende in rust moeten zijn. We hebben dan ook aangetoond dat de lichamen A en B, die op het schip naar de ontmoeting bewogen met de snelheden AD en BD, na de ontmoeting op dit schip bewegen met de snelheden EA en EB, naar de volgorde van deze punten. En wat op een schip gebeurt, daarvan is zeker, zoals we gezegd hebben, dat het dezelfde afloop heeft voor iemand die aan land staat. Dus staat de propositie vast.


2)  Zie voor dit bewijs propositie VIII van de verhandeling, aangehaald in brief No. 1692, noot 2.



[ 345 ]

No 1695.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

14 januari 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens. [Facs.]
Antwoord op No. 1692. Huygens' antwoord: No. 1700.

A Londres le 4 Janvier 1668/9.  

    Monsieur

  Op dit moment heb ik zojuist uw brief ontvangen, die naar ik meen bevat wat u zo goed was aan de Royal Society te beloven 1). Ik heb er bezwaar tegen hem open te maken zonder iemand erbij, daarom zal ik hem gesloten laten totdat ik onze President 2) ontmoet, of tot komende donderdag, de dag 3) van onze Vergadering. Ondertussen, aangezien u in uw brief 4) aan ridder Moray in ruil ervoor iets lijkt te verwachten van wat men hier over dit onderwerp kan hebben bedacht,


1)  Zie No. 1692 en App. No. 1693.       2)  Lord Brouncker.
3)  17 jan. 1669. Zie over deze zitting brief No. 1698, noot 6.       4)  No. 1683.

[ 346 ]

vooral wat de heer Wren erover heeft getheoretiseerd, heb ik niet willen nalaten u het bijgevoegde papier 5) te sturen, dat een afschrift is van wat de heer Wren 15 dagen geleden aan onze Society presenteerde 6), en het is al geregistreerd volgens hun opdracht; zoals ze ongetwijfeld opdracht zal geven te registreren wat u aan hen wilde richten; waarover u uitgebreider zult worden ingelicht met de volgende gewone post, met gods hulp.

ondertekening
    Ik ben
    Monsieur
  Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.
    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
  dans la Bibliotheque du Roy
à
10 β Paris.


5)  Zie stuk No. 1696  [Phil.Tr. Numb. 43].       6)  Op 17 dec. 1668 (o.st.) [Birch 2, p. 335].



[ 351 ]

No 1698.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

21 januari 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.

A Londres le 11. Janvier 1669.  

    Monsieur

  Met de laatste gewone post stuurde 1) ik u de Theorie van beweging, gemaakt door de heer Wren 2), zoals hij deze had gepresenteerd aan de Royal Society op de 17e december, nadat de heer Wallis hun de zijne had voorgelegd 3) in de voorgaande maand november. Afgelopen donderdag 4) werden uw brief en uw andere papieren 5) aangaande hetzelfde onderwerp in volle Vergadering voorgelezen; en nadat dit was gedaan werd mij eerst opgedragen u zeer hartelijk te bedanken voor de goedheid die u hun hebt


1)  Zie brief No. 1695.       2)  Zie No. 1696.       3)  Zie No. 1704 [Birch, p. 328].
4)  Zitting van 7 jan. 1668/69 (o.st.) [Birch, p. 337].       5)  Zie No. 1692 en App. No. 1693.

[ 352 ]

betoond door hen deelgenoot te maken van uw mooie gedachten over een voor de Filosofie zo belangrijke materie; en u tegelijk te verzekeren dat zij er bijzonder zorg voor zullen dragen, uw mededelingen niet alleen te registreren, maar ook het overwegen ervan aan te bevelen aan diegenen van hun instelling 6) die aan dezelfde materie hebben gewerkt en er nog aan werken, om er verslag van uit te brengen aan de Society, en zoals ook om te voldoen aan de wens waarvan u blijk gaf, over die Theorie het gevoelen van onze Filosofen te vernemen.
Wij hopen, aangezien er op dit moment zoveel goede denkers zijn die zich met een zo mooi onderwerp bezighouden, dat deze materie tenslotte degelijk op orde gebracht zal worden en volkomen vastgesteld; en we wensen dat elk van degenen die zich erop toeleggen zo'n neiging meebrengt die het werk van anderen met het zijne wil vergelijken, vriendschappelijk en zonder vooroordeel, om af te zien van alles wat tegenstrijdig met de rede zal worden bevonden, en om de waarheid te erkennen en omarmen, overal waar Zij zich zal presenteren.

  Ofschoon ik al heb gezien wat de heer Gregory heeft geantwoord 7) op wat u onlangs 8) tegen hem hebt laten drukken, is er nog niets van gedrukt, en ik weet niet of men het geschikt vindt 9) dit antwoord (dat in het Latijn is en 4 met de hand geschreven bladzijden uitmaakt, gedateerd 15 december) in de Transactions op te nemen, gezien het feit dat we liever dit soort discussies zouden willen onderdrukken dan voeden, tussen twee personen die beiden lid zijn van onze Society.
Ik twijfel er evenwel niet aan dat de heer Gregory zijn repliek laat drukken langs een andere weg, wat men niet zal kunnen voorkomen. Toch is hij heel wat gematigder in dit laatste stuk dan in de voorgaande 10), en hij doet bijna niets anders dan redeneren op zijn manier, zonder veel bedenking op wat persoonlijk is. Als er iets was gedrukt dat u zou aangaan, in deze laatste Transactions, had ik niet nagelaten die u te sturen. Ridder Moray zal u, als ik me niet vergis, zijn gevoelen zeggen 11) over de hele controverse;


6)  [Birch 2, 337]  "This letter and the other papers being read, it was ordered, that the former should be entered in the Letter-Book, and the latter in the Register; as also that copies should be made of those papers, and given to such members of the Society as had considered that subject, viz. the president [Brouncker], the bishop of Sarum [Ward], Dr. Wallis, Mr. Pell, Dr. Wren, Mr. Neile, Dr. Croune and Mr. Hooke."
Kopieën werden geleverd aan de president op Jan. 21 [Birch, p. 340], aan Wren en Colwall op Jan. 28 [Birch, p. 341], aan Brereton (voor Pell) en Neile op Feb. 4 [Birch, p. 344].

7)  Zie No. 1682.       8)  Zie No. 1669 [J. d. Sç. 12 nov. 1668].
9)  Op 1 feb. (o.st.) werd daartoe besloten [Birch, p. 343].
10)  Zie No. 1653 en 1684.       11)  Zie brief no. 1708.

[ 353 ]

en u kunt ervan verzekerd zijn dat de Royal Society alle achting voor u behoudt die u verdient, zoals ik eveneens doe, die ben

    Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg S. R. S.  
    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
  dans la bibliotheque du Roy à
Paris.


[ 354 ]

No 1700.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

6 februari 1669.

De brief is in Londen, Royal Society. Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1695. Oldenburgs antwoord: No. 1702.

Overzicht: Of hij bewijs heeft; wat ze over de materie zeggen; het is de vrucht van de mededeling.

A Monsieur Oldenburg.

A Paris ce 6 Fevrier 1669.  

Monsieur.

  De regels van beweging 1) die u zo goed was mij te sturen in ruil voor de mijne, zijn daarmee, zoals u ongetwijfeld zult hebben gezien, geheel overeenkomstig en het zijn zeker de ware. Ik wil heel graag weten of de heer Wren er ook enig bewijs van heeft gezocht, en zien welk middel hij daarbij heeft gebruikt; of dat hij de Wet van de natuur die hij over dit onderwerp naar voren brengt alleen op experimenten heeft gebaseerd.
Maar hoe het ook zij, hij zal nog steeds de goedheid hebben, en diegenen van de Royal Society die zich de moeite hebben gegeven mijn bewijzen te onderzoeken, mij hun oordeel te laten weten, aangezien dat de voornaamste vrucht is die ik van deze mededeling verwacht. Ik zal u hierna andere theorema's sturen die ik heb gevonden aangaande deze zelfde materie en ik bedank die heren zeer ootmoedig voor de eer die ze mij aandoen door voor deze geschriften plaats te geven in het Register van hun illustere Society.
Ondertussen, daar ik heb opgemerkt dat het wel vaak voorkomt bij wat de ontdekking van nieuwe waarheden betreft, dat men gepasseerd wordt door degenen die ze het eerst openbaar maken, en dat men zo enigszins de vrucht van zijn werk verliest, doordat men het middel niet heeft om te laten zien dat men hetzelfde ook had gevonden, vraag ik aan die heren, om dit bezwaar van beide kanten weg te nemen, of zij het zouden goedvinden dat ik hun in cijferschrift of anagram stuur, wat ik zou kunnen hebben aan nieuwe proposities en vondsten, om deze vervolgens aan hen uit te leggen en dat degenen onder hen die ze hebben, hetzelfde zouden doen.
Want deze cijferschriften, van beide kanten bewaard in registers, zouden na verloop van tijd dienen niet alleen tussen ons, maar ook ten opzichte van die van andere landen, om aan ieder de eer te verzekeren die hem toekomt; die mijns inziens gelijk moet zijn voor allen die een zaak zelf uitvinden, zonder op de tijden te letten, mits het duidelijk is dat ze het hebben gevonden zonder enige hulp. Deze cijferschriften kunnen in elk geval niemand schaden of onrecht aandoen,


1)  Zie No. 1696 van Chr. Wren.

[ 355 ]

en om een begin te maken zal ik er hier één 2) zetten van een vrij belangrijke uitvinding die ik enkele dagen geleden heb gedaan.

  Ik heb nog niet het antwoord van de heer ridder Moray 3) ontvangen waarop u me doet hopen, en die ik met enig ongeduld verwacht, omdat ik geloof dat hij wel zal willen antwoorden, aangezien hij mij kan rechtvaardigen tegen de valse beschuldiging 4) van de heer Gregory, van wie ik ook het laatste antwoord 5) heel graag wens te zien, hetzij in uw Transactions, of anderszins. Ik groet u en ben zonder voorbehoud

    Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionnè serviteur
Hugens de Zulichem.    
A Monsieur
Monsieur Oldenburg,
Secretaire de la Societè Royale
A
9 d. Londres.  


2)  Zie App. No. 1701 [over een samengestelde lens, zie T. XIII, p. 408-417, vondst van 1 febr.].
3)  Zie brief No. 1708.       4)  Zie brief No. 1683.       5)  No. 1682.



[ 356 ]

No 1702.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

14 februari 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1700. Huygens' antwoord: No. 1718.

A Londres le 4. Fevrier 1669.  

    Monsieur

  Na de theorema's van beweging te hebben gelezen, die u aan de Royal Society hebt willen sturen 1), en ze te hebben vergeleken met de regels van de heer Wren 2) heeft men aanvankelijk gevonden dat ze gelijkwaardig zijn, en verscheidenen onder ons zijn voldoende overtuigd van de waarheid ervan. Maar er is meer tijd en overweging nodig, om er iets preciezers over te zeggen, daar de materie zo netelig is als ze belangrijk is. De Society werkt er thans aan, en ik denk dat ze dit onderwerp niet zal opgeven voordat ze er een helder zicht op heeft, en aan elk van hen die eraan hebben gewerkt, de eer geeft die hem toekomt.

  Er zijn nog drie anderen van de genoemde Society die over hetzelfde ook hun gedachten hebben ontvouwd, te weten de heren Wallis 3), Neile 4), en Croone 5) waarvan die van de eerste misschien zullen kunnen passen bij uw theorie en bijgevolg bij die van de heer Wren; maar die van de twee anderen niet, naar ik meen.

  Om de bekendmaking te vergemakkelijken van de papieren van de heren Wallis en Wren aan de Leden van onze Society, en ook aan anderen (om des te beter overal de geesten wakker te maken) heeft men het raadzaam geacht ze te laten drukken in de Transactions, waarvan ik zo vrij ben u hierbij een exemplaar te sturen 6).

  Als ik uw toestemming zou hebben gehad, en als u ons het overzicht had gestuurd van alles wat u erover hebt bedacht, zou ik van ganser harte deze zelfde Transactions ermee hebben verrijkt. Wat de heer Wallis erover zegt 7) zijn slechts de hoofdpunten, die hij heel uitgebreid uiteenzet in een vrij groot werk 8), thans onder de pers.


1)  Zie No. 1693.       2)  Zie No. 1696.       3)  Zie No. 1704.
4)  Zie Birch p. 361: zitting van 29 april (o.st.). [Add. p. 652: Zie No. 1747.]
5)  Zitting van 21 jan. 1668/9 (o.st.) [Birch, p. 340].       6Phil. Tr. Numb. 43, Januar. 11.
7)  Zie No. 1704.       8Mechanica: sive, de Motu, tractatus geometricus, Lond. 1670. ...

[ 357 ]

  Ik weet niet of ik u durf aan te raden dezelfde weg te nemen, dat wil zeggen aan het licht te brengen, als aankondiging, het overzicht van uw werk over deze materie. Als u het bij toeval goedvindt zo te handelen verzeker ik u dat, als u me zou willen opdragen het in onze Transactions te zetten 9), ik het niet alleen met vreugde zou doen, maar ook met deze verklaring dat, hoewel het 't licht zag na de werken van de heren Wallis en Wren, het tegelijk met deze in mijn handen was geweest, en ook dat u er verscheidene jaren geleden 10) de bezitter van was; zoals dit gestaafd kan worden met verscheidene Experimenten, waarvan u hier de uitkomst voorspelde met de kracht van uw theorie, die u over deze materie al bedacht had, hoewel u het toen niet van pas vond onze Filosofen hier er deelgenoot van te maken.

  De Society vindt het heel goed wat u voorstelt als redmiddel om aan ieder de eer van zijn ontdekkingen en uitvindingen te verzekeren; en ze heeft mij opgedragen u te bedanken voor het begin dat u in uw laatste brief hebt gemaakt met het in praktijk brengen ervan, en u te verzekeren dat wat u hun hebt gestuurd onmiddellijk zal worden geregistreerd 11).

  Ik geloof dat de heer ridder Moray u met deze gewone post zal sturen 12) wat hij u te zeggen heeft aangaande de discussie tussen u en de heer Gregory; waarvan de heer Collins 13), die een zeer eerlijk man


9)  Chr. Huygens heeft zijn theorie niet zelf in de Transactions gepubliceerd, maar in het Journal des Scavans [18 maart, p. 22], zie stuk No. 1716. Een Latijnse vertaling verscheen in Phil. Trans., April 12. 1669, Numb. 46 [p. 925-8].
10)  In 1661 [23 april], zie brief No. 1670.
11)  In de zitting van 4 febr. 1669 (o.st.) [Birch, p. 345].
12)  Oldenburg stuurde deze brief 4 dagen later: No. 1708.
13)  John Collins ... 1625-1683 ... correspondeerde met veel geleerden; hij was 'de Engelse Mersenne' [Barrow, 1669].

[ 358 ]

en goed wiskundige wordt geacht, de samenvatting 14) heeft gegeven die u zal worden meegedeeld. En wat betreft de repliek 15) van de heer Gregory op uw antwoord 16), deze zal worden opgenomen, met al het aan u verschuldigde respect, in de Transactions van deze maand 17), hoewel ik zeer zou wensen dat deze discussie goed werd afgesloten, en dat het niet nodig zou zijn de lezers van deze Tijdschriften te onderhouden met bijzonderheden die getuigen van verhitting en wrok bij personen van verdienste, en daarbij verdenking van onzekerheid zelfs van Wiskundige kennis. De heer Gregory is overigens een vrij bescheiden man in gesprekken, en ik weet niet hoe hij zich heeft laten meeslepen tot schokkende woorden in deze discussie. Ridder Moray zal u er uitgebreider over onderhouden, terwijl ik u verzeker dat al onze heren hun oude achting en genegenheid behouden ten opzichte van u en dat ik in het bijzonder ben

    Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
Oldenburg.  

  Ik verzoek u, Monsieur, uw brieven voor mij voortaan als volgt te willen adresseren:

      A Monsieur
  Monsieur Grubendol 18) a Londres.

Niets dan dit, en alles zal me wel geleverd worden.

    P. S.
  De Society zou wel blij zijn als u het goed zou vinden, de tijd te noemen waarin u hun deze uitvinding in cijferschrift zult verklaren; u niettemin de volledige vrijheid latend het te doen of het niet te doen.

  Pour Monsieur Hugens de Zulichem.


14)  No. 1709.       15)  No. 1682.       16)  No. 1669.       17)  In Phil. Tr. Numb. 44, Feb. 15.
18)  'Grubendol' is een anagram voor 'Oldenburg'. Men gebruikte ze opdat brieven niet werden tegengehouden bij de post, om politieke redenen.



[ 368 ]

No 1707.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

18 februari 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1718.

A Londres le 8. Fevrier 1669.  

    Monsieur

  Het is nog maar 3 of 4 dagen geleden dat ik u een vrij lange brief schreef 1); daarom zal ik deze des te korter maken, nadat ik u in de eerstgenoemde heb bericht het gevoelen van onze Society over het redmiddel, dat u begonnen bent te gebruiken om nieuwe ontdekkingen zeker te stellen aan hun vinders; ik heb eraan toegevoegd een cijferschrift 2) van de kant van de heer Wren, dat ook een nieuwe uitvinding van hem insluit, volgens uw voorbeeld; daarbij heb ik gevoegd een gedrukt exemplaar van onze Philosophical Transactions 3) om u te laten zien wat de heer Wallis 4) had ontdekt bij het onderwerp bewegingswetten.

  Maar opdat deze niet helemaal een simpele begeleidingsbrief is bij wat ridder Moray u stuurt 5), staat u mij toe u te vragen of het niet mogelijk is, dat iemand een ander geheim vindt, dat hij in hetzelfde cijferschrift kan optekenen dat u bij ons hebt gedeponeerd? Zoals ik geloof dat u, of iemand anders met verstand, iets nieuws zal kunnen vinden dat kan worden verborgen in het cijferschrift dat de heer Wren u stuurde op de 4e van deze maand.

  Ridder Moray, die zeer druk bezet is, is in staat verschillende dingen aan zijn geheugen te laten ontsnappen, als men hem er niet aan herinnert. Meer dan 15 dagen geleden toonde ik hem uw brief, waarvan hij u op dit moment het afschrift stuurt; maar omdat zijn hoofd toen zeer betrokken was bij andere zaken, kon hij het niet gebruiken voor wat hij sindsdien heeft gedaan, hij was zelfs geheel vergeten dat ik hem de brief had getoond, waaraan ik hem onlangs herinnerde.
Monsieur, u zult niet nalaten het geschrift 6) goed te bekijken dat de staat van de controverse tussen u en de heer Gregory onderzoekt, en uw bedachtzaamheid zal u ongetwijfeld de beste middelen ingeven om deze discussie af te sluiten zonder bitterheid, die wij zeer afkeuren bij uw tegenstander, die zich echter van nu af aan zal beteren, zoals u er


1)  Zie brief No. 1702.       2)  App. No. 1703.
3Phil. Tr. Numb. 43  [Wallis en Wren: p. 864-868].
4)  Zie App; No. 1704.       5)  No. 1708.       6)  Zie het stuk No. 1709.

[ 369 ]

enig bewijs van zult zien in wat van hem tegen uw laatste brief gedrukt gaat worden 7).

  Maar om mezelf niet tegen te spreken eindig ik snel, als

    Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg.  


    A Monsieur
zegel

[ Dit briefzegel ook hier.
Andere hier. ]

Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
dans la Bibliotheque du Roy
à
  18 β. Paris.


7)  Zie het stuk No. 1682, opgenomen in de Phil. Trans. [Numb. 44] Feb. 15.



[ 387 ]

No 1717.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

18 maart 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1718.

De Londres le 8 Mars. 1669.  

    Monsieur

  Hier is het drukwerk 1) waarin u het antwoord 2) zult vinden van de heer Gregory op uw laatste aanmerkingen 3) over wat zijn boek aangaat. Ik zou gewenst hebben dat hij al het overige had geschreven met dezelfde terughoudendheid en gematigdheid die in dit stuk blijkt.
Dit nummer van onze Transactions heeft een Tabel 4) voor die van heel het afgelopen jaar, dat eindigt in de maand februari, aangezien met alles een begin is gemaakt in de maand maart, en de boekhandelaar 5) er elk jaar een boekdeel van wil maken.

  De heer doctor Lower 6), een van de beste Anatomen van Engeland, heeft een boek laten drukken De Corde, et de Motu Sanguinis, deque Chyli in eum transitu 7); waarin tal van mooie dingen staan, goed onderzocht en beredeneerd, in het Latijn; waarvan ik bij de 1e gelegenheid een exemplaar zal sturen aan de heer Justel. De schrijver heeft er de mening van de heer Descartes in weerlegd aangaande het Koken van het bloed als oorzaak van de beweging van het Hart; zoals ook de manier van bewegen


1Phil. Trans. Numb. 44.       2)  Zie No. 1682.     3)  Zie No. 1669.
4)  Alfabetisch, 6 blz..
5)  John Martyn at the Bell, a little without Temple-Bar, printer to the Royal Society [Add. p. 653: Allestry].
6)  Richard Lower, zie No. 1136, n. 13.     7Tractatus de corde ..., Lond. 1669, in-8.

[ 388 ]

van de Spieren, onderwezen door de heer Willis 8), explodendo explosionem ipsius [diens explosie verjagend] 9).

  In de Royal Society houdt men zich nog altijd bezig met Experimenten van beweging in het algemeen, om uw Theorie meer en meer te bevestigen; en we hopen dat u het goed zult vinden ons het vervolg 10) mee te delen, aangezien we zoveel belang hechten aan het begin 11). Ik twijfel er niet aan dat u mijn laatste brief 12) hebt ontvangen, samen met de brief van de heer ridder Moray 13), en de Staat van de Controverse tussen u en de heer Gregory, zoals die is uiteengezet 14) door een van onze wiskundigen, de heer Collins genaamd, wel geverseerd in alle soorten wiskundige boeken, en een groot bevorderaar van die studie.

  Ik heb aan onze heren uw waarneming van Saturnus laten zien, gedaan in de maand augustus van vorig jaar, zoals ze in het laatste Journal des Scavans is gezet 15). Ik geloof dat men ze in de Transactions van maart zal zetten met een vertoog erover, na vertaling in het Engels 16).

  Ik hoop dat de heer Auzout weldra terug zal zijn in Parijs 17); en het spijt me niet dat de heer Slusius van Luik in Rome gaat wonen 18), zoals men mij


8)  Zie het werk van No. 1136, n. 15 [en No. 1250, n. 9: Th. Willis, Cerebri anatome, met W. Croone, De ratione motus musculorum, Amst. 1666].
9)  In 1665 had Lower Th. Willis nog verdedigd in Diatribae Thomae Willisii ... de febribus vindicatio, ook Amst. 1666.   [Explodo (explaudo): van het toneel jagen door klappen, uitdrijven.]
[ Lower 1669, Inhoud: "Motus musculi cuiusvis non fit ab inflatione eius, aut explosione spirituum influentium, 76, 77", en p. 78: "Non enim tam sclopeta in nobis explodere existimanda est anima, quam ensem quasi vibrare" — we moeten ons niet zozeer voorstellen dat in ons een vuurwapen afgaat, als wel dat een zwaard als het ware trilt.
Willis, 1666, p. 240: "quae materies ... velut explosa (non secus ac pulveris pyrii particulae accensae ac rarefactae) musculum, sive Cor ipsum, pro nixi motivo efficiendo inflant" — welke materie ... alsof ze uiteengejaagd is (zoals deeltjes van buskruit worden aangestoken en uit elkaar gaan) een spier, of het Hart zelf, doen zwellen om de bewegingsinspanning te maken.]

10)  Huygens stuurde geen vervolg, wel een stuk naar het Journal des Sçavans [18 maart, p. 22], (zie No. 1716).
11)  [Begin: No. 1693.]  Oldenburg gaf een vertaling [van het stuk van n. 10] in Phil. Tr. Numb. 46, zie No. 1734.
12)  Zie No. 1707.     13)  Zie No. 1708.     14)  Zie No. 1709.
15J. d. Sç. 11 feb. 1669.     16Phil. Tr. Numb. 45, March 25, 1669.
17)  Hij was naar Italië en kwam niet terug, zie No. 1665, n. 9.
18)  R. F. de Sluse aan Oldenburg, 26 mei 1669 [Le Paige, no. 90, in Bullettino di bibliografia, 17 (ed. 1885) 632-633]: iemand wilde dat hij bibliothecaris zou worden in het Vaticaan, maar hijzelf wilde het niet vragen en bleef in Luik.

[ 389 ]

bericht uit Parijs, hoewel hijzelf het er helemaal niet over heeft in de brief 19) die ik pas van hem heb ontvangen; hij is een zeer eerlijk man en een van de meest bekwame wiskundigen van deze eeuw, in de achting van velen, en in die van

    Monsieur
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.  

  Staat u mij toe, Monsieur, er bij u op aan te dringen uw Dioptrica af te maken, want ik ben bang dat iemand anders 20) u voor zal zijn die, naar ik weet, er op dit moment stevig aan werkt, en hij is een zeer bekwaam man.

  Wanneer u mij schrijft met de post, maak dan uw adres niet anders dan

    A Monsieur
  Monsieur Grubendol à Londres.
Niets dan dit.      

    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la Bibliotheque du Roy
à
  32 β. Paris.      


19)  De brief, gedateerd 6 maart 1669, is in de archieven van de Royal Society [Le Paige (zie noot 18), no. 89, p. 630: 7 maart].
20)  Waarschijnlijk Is. Barrow, wiens 'Lectiones Opticae et Geometricae' voor het eerst verschenen in 1669
[ Lectiones XVIII, Imprimatur: Martii 22. 1669.
Regel voor de platbolle lens (ed. 1674, p. 97):  I-R.R::DK.DY, oftewel n – 1 = r/f.  Vgl. Huygens T. XIII, p. 81.
Mordechai Feingold (ed.), Before Newton: The life and times of Isaac Barrow, 1990.]



[ 390 ]

No 1718.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

30 maart 1669.

De brief is in Londen, Royal Society.
Antwoord op No.
1702, 1707, 1717. Oldenburgs antwoord: No. 1725.

A Paris ce 30 Mars 1669.  

    Monsieur

  Nu ik uw brieven weer bekijk vind ik er 3 waarop ik antwoord verschuldig ben, en ik moet u wel vergiffenis vragen dat ik zo weinig nauwgezet ben op het punt van briefwisseling.

  De eerste is die waarbij u me de Transactions 1) stuurde waarin de Regels van de heren Wren en Wallis waren gedrukt. Het leek me dat u, zonder verder op mijn toestemming te wachten, in dezelfde Transactions had kunnen zeggen dat de regels die ik aan de Royal Society had meegedeeld in hoofdzaak dezelfde waren als de regel van de heer Wren; want nu u mij helemaal niet vermeld hebt, was dit werkelijk mij passeren in de publicatie van deze regels, hoewel u me het tegendeel had doen hopen toen u me vroeg met deze heren een briefwisseling te beginnen over het onderwerp beweging.
U zult gezien hebben dat ik uw raadgeving volgend in het laatste Journal 2) het overzicht heb gegeven van wat ik heb gevonden aangaande botsing van lichamen, waarbij ik me niet heb willen beklagen over deze kleine onrechtvaardigheid waarover ik het zojuist had, maar ik heb alleen verteld wat er was gebeurd, opdat men me niet ervan zou beschuldigen mijn regels te hebben gekopieerd naar die van de heer Wren.

  Met uw tweede brief heb ik ontvangen die van de heer ridder Moray 3) en het Geschrift van de heer Collins 4), waarover ik hem mijn mening zeg in de bijgaande brief 5) die ik u dringend verzoek aan hem te doen toekomen. Dat zou niet een Staat van Controverse genoemd moeten worden, maar een uiteenzetting ten gunste van de heer Gregory tegen mij; en wie daarnaar zou oordelen, dat zou zijn oordelen na slechts één kant gehoord te hebben. Maar ik zal u er een keer 6) uitgebreider over onderhouden en u mijn opmerkingen over dit Geschrift toesturen.

  Ik schrijf mijn mening aan meneer Moray aangaande cijferschriften om zich te verzekeren van iets nieuws dat men zal vinden, te weten dat gezegd moet worden van welke Taal men zich wil bedienen, en dat een bepaald aantal letters moet worden vastgesteld dat men niet mag overschrijden, om het ongemak te vermijden dat u heel terecht opmerkt, namelijk dat


1)  No. 1702.       2)  Zie No. 1716.       3)  No. 1708.       4)  No. 1709.
5)  No. 1721.       6)  Huygens schijnt dit niet te hebben gedaan.

[ 391 ]

men met dezelfde letters van een anagram gemakkelijk een andere betekenis zou kunnen maken. Het lijkt me dat 60 letters voldoende zijn; en wanneer er meer nodig zijn om te schrijven wat men wil, behoeft men ze maar in 2 of 3 regels te zetten, of aparte gedeelten, waarvan elk het aantal van 60 niet te boven gaat. Uw heren kunnen Latijn of Engels kiezen. Ik voor mij zal me altijd van het Latijn bedienen. Ik heb het anagram 7) van de heer Wren laten registreren, en zal u binnenkort enige van de mijne sturen.

  Uw laatste brief had uw laatste Transactions mee ingesloten, waarvoor ik u heel nederig bedank. Uit het antwoord van de heer Gregory 8) lijkt me dat hij zeer in verlegenheid is geraakt door mijn laatste bezwaren, want in plaats van er afdoend op te antwoorden, probeert hij de discussie zo ingewikkeld en duister te maken dat voortaan niemand er meer iets van zal begrijpen.

  Ik verlang er zeer naar de Tractatus de Corde van de heer Lower te zien. Ik herinner me niet de theorie van de heer Willis 9) te hebben gezien aangaande de beweging van spieren, maar wel die 10) van een ander 11), verschenen tegelijk met het boek Anatome Cerebri 12).

  Ik ben u er zeer erkentelijk voor dat u mij aanspoort de uitgave van mijn Dioptrica te bespoedigen. Ik zou willen dat ik me er wat regelmatiger op kon toeleggen, maar de diversiteit en hoeveelheid van de bezigheden die ik heb is een grote belemmering voor me. Ik ben van ganser harte

    Monsieur
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Hugens de Zulichem.    

  Staat u mij toe dat ik u belast met de brief 13) voor de heer Du Hamel 14) die ik hierbij stuur.


7)  Zie No. 1703.       8)  Zie No. 1682.       9)  Het werk van No. 1136, n. 15.
10)  Zie No. 1250, n. 9.       11)  William Croone, zie No. 1250, n. 10.
12)  Zie No. 1250, n. 8.       13)  Zie No. 1719.
14)  Jean Baptiste Du Hamel of Duhamel (zie No. 1004, n. 5), secretaris van de Académie des Sciences, gerenommeerd latinist, werd in 1668 door Colbert meegenomen naar de vredesbesprekingen met Spanje in Aix-la-Chapelle; vandaar ging hij naar Engeland en tenslotte naar Holland; Gallois was tijdelijk zijn plaatsvervanger.



[ 397 ]

No 1722.

Christiaan Huygens aan [H. Oldenburg]. 1)

[maart 1669].

Het concept is in Leiden, coll. Huygens.

  Ik zie wel Monsieur dat ik niet kan maken dat de heer Gregory mij antwoordt op wat ik naar voren breng tegen zijn volhouden in de onmogelijkheid van de kwadratuur van de cirkel, maar ik hoop dat men aan zijn laatste repliek 2) wel zal zien dat hij niets ter zake doende antwoordt. En om u openlijk mijn gedachte erover te zeggen, ik geloof dat hij, liever dan zijn fout te erkennen, ervoor heeft gekozen iets als weerwoord te geven dat niets betekende, en om zo te zeggen in duisterheid te vluchten.
Want nadat ik meermalen heb getracht de betekenis te vinden van zijn redenering en van zijn zogenaamde bewijzen, heb ik er niet in kunnen slagen, hoeveel moeite ik me ook gegeven heb. En toch lijkt me dat ik daarvoor voldoende bedreven zou moeten zijn in deze materie sinds de tijd die onze discussie duurt. Ik zal dus afwachten om te zien of er iemand te vinden is die door de argumenten van de heer Gregory overtuigd is, en in het bijzonder de heer Wallis, die hem eenzelfde tegenwerping 3) heeft gemaakt als ik, opdat


1)  Het adres is zeer onzeker. Als de brief bestemd was voor Oldenburg is het waarschijnlijk dat hij niet is verstuurd.
2)  Zie No. 1682 [in Phil. Tr. Numb. 44, Feb. 15, 1668/9].       3)  Zie No. 1676.

[ 398 ]

als dit gebeurt zij me helpen de belemmeringen te doorgronden die ik er nu in vind. Maar als niemand het helderder ziet dan ik, zal daaruit volgen dat dit fameuze probleem in de toekomst nog steeds Meetkundigen nuttig op de proef zal stellen, zoals het tot dusver heeft gedaan, en dit is wat ik had gewenst.

  Wat betreft onze methoden om de cirkel te meten door benadering, men behoeft slechts de 20e en 21e Propositie te zien van de Verhandeling van de heer Gregory, Vera Circuli et Hyperbolae quadratura, om in te zien dat hij ongelijk heeft en dat zijn benadering, die ik minder nauwkeurig dan de mijne heb genoemd, inderdaad die is welke hij heeft voorgesteld, dat wil zeggen die voortkomt uit ingeschreven en omgeschreven gelijkvormige veelhoeken, en met een andere die is ingeschreven met tweemaal zoveel zijden; waaruit ook de mijne voortkomt.

  En zelfs de rede staat niet toe dat men in plaats van deze benadering een andere neemt die de heer Gregory ervoor in de plaats wil zetten, aangezien men, om onze benaderingen te vergelijken, die moet nemen welke ontstaan uit dezelfde veelhoeken. En hij heeft geen gelijk als hij zegt dat men even goed en met dezelfde moeite de ingeschreven veelhoek met het dubbele aantal zijden kan gebruiken, omdat men eerst de zijde van deze veelhoek moet berekenen.

  Wat hij toevoegt aangaande de benadering op de hyperbool, toont dat hij deze zaak niet duidelijk begrijpt. Want zijn benadering op de hyperbool, die ik heb vergeleken met de mijne en die ik minder nauwkeurig heb genoemd, die heb ik gevormd, dat wil zeggen de eerste termen, volgens zijn propositie 23 en 24 van de genoemde verhandeling, dat wil zeggen van omgeschreven en ingeschreven gelijkvormige veelhoeken en van een andere ingeschrevene met tweemaal zoveel zijden, en niet van de 3 veelhoeken waarvan de 2 uiterste gelijkvormig zouden zijn zoals hij zich heeft ingebeeld, ik weet niet met welke redenering.

  Alvorens te eindigen zal ik u zeggen Monsieur dat de heer ridder Moray zo goed was mij een afschrift 4) te sturen van de regel 5) die ik hem vroeger had meegedeeld om de zwaarte van de atmosfeer te vinden op gegeven hoogten boven de aarde, zodat de heer Gregory mij niet zal kunnen beschuldigen zoals hij heeft gedaan 6), dat ik in mijn eerste opmerkingen ten onrechte zou hebben aangevoerd deze regel te hebben opgestuurd.

  Wat betreft het laatste antwoord van de heer Gregory waarmee hij de onmogelijkheid van de kwadratuur van de Cirkel tracht te handhaven tegen mijn bedenkingen in, ik zal u zeggen Monsieur dat ik in de verste verte niet tevreden ben of overtuigd, ik vind er zelfs geen redelijke betekenis in. Ik wil graag dat de meetkundigen erover oordelen, en dat de Logici mij zeggen welke vorm dat merkwaardige syllogisme van de heer Gregory heeft:

Elke onbepaalde Methode is te verdelen in bijzondere methoden of gevallen.


4)  Zie brief No. 1708.       5)  Zie brief No. 1046.       6)  Zie No. 1684 [Exerc. geom. p. 1].

[ 399 ]

Maar deze onbepaalde methode (namelijk dat een sector de limiet is van een gegeven convergerende reeks) kan in geen bijzondere worden verdeeld.
Dus deze bijzondere methode bestaat hier niet.

  Wat mij betreft, ik begrijp er niet meer van dan in al het overige van dit bewijs, dat hij zegt in de vorm van syllogismen te hebben gezet.

  En wat betreft het andere bewijs dat volgt, het zou zijn propositie 11 moeten uitbreiden om te bewijzen dat, als het ingeschreven vierkant genoemd wordt B, en het omgeschreven vierkant bijgevolg 2 B is, de limiet van zijn convergente reeks die hij Z noemt, niet kan zijn 7/3 B. En daar dit niet zo is, lost het de tegenwerping niet op die ik had gemaakt. En ik denk niet dat de heer Wallis, die hem dezelfde tegenwerping heeft gemaakt 7) er meer tevreden over is dan ik.

  Ik zeg hetzelfde over het bewijs dat daarna volgt, en ik zal afwachten of hij of de heer Wallis, die hem dezelfde tegenwerping heeft gemaakt als ik, of een andere Meetkundige er het bewijs voor vindt dat nodig zou zijn om ons tevreden te stellen.


7)  Zie brief No. 1676.



[ 414 ]

No 1725.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

8 april 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens. Een kopie is in Londen, Royal Society.1)
Antwoord op No. 1718. Huygens' antwoord: No. 1738.

A Londres le 29 Mars 1669.  

    Monsieur

  Ik moet u eerst bekennen dat ik heel verbaasd was bij het lezen van uw brief van 30 maart, mezelf erin beschuldigd te zien van onrechtvaardigheid, nadat ik er zoveel zorg aan had besteed alles te doen wat ik u beloofd had en alles wat u van mij had gewenst. Om me dus geheel vrij te spreken van dit al te haastige verwijt, is het slechts nodig terug te gaan naar de brieven die ik u over dit onderwerp heb geschreven, waarvan ik wel blij ben afschriften te hebben bewaard, niets invoerend wat ik niet met nauwkeurigheid heb waargenomen.
Ze zeggen ten eerste 2) dat alles wat u ons meedeelde aangaande de regels van Beweging, als ontdekkingen door uw eigen overdenkingen, dat men in onze registers zou erkennen dit van u te hebben ontvangen, de tijd van ontvangst er precies bij optekenend. Ze getuigen vervolgens 3) (juist nadat u zo goed was ons het begin van uw theorie mee te delen 4)) met hoeveel genegenheid het was ontvangen, en aanbevolen ter overweging van enkelen der voornaamste leden van onze Society. Dus omdat de genoemde registratie 5) is gedaan, en onze heren op dit moment bezig zijn onder andere te onderzoeken hoe die Hypothese met Experimenten is te verifiëren, denk ik dat men hier te goeder trouw alles heeft uitgevoerd wat u had gevraagd, en alles wat ik u had beloofd in deze zaak.

  Maar wat betreft nalatigheid in het publiceren van uw theorie of de samenvatting ervan, het is (om het u vrijelijk te zeggen) uw eigen schuld. U had als middel het Journal des Scavans om het te laten drukken, als u gewild had even snel als men het hier heeft gedaan voor de heren Wallis en Wren 6) in de Transactions.


1)  Deze kopie is gedateerd 6 april 1669.
2)  Zie No. 1675.       3)  Zie No. 1698.       4)  Zie No. 1693.
5)  [Zie No. 1698, n. 4-6.]  Stuk No. 1693 is gekopieerd uit de registers van de Society door welwillende bemiddeling van de heer Herbert Rix, assistant-secretary.
6)  Zie No. 1696 en 1704, opgenomen in Phil. Trans. Numb. 43, Jan. 11, 1668/9.

[ 415 ]

Bovendien getuigt mijn brief van 4 februari 7) uitdrukkelijk dat, als u mij er toestemming voor had gegeven (zonder welke men wordt gegispt, als men meegedeeld materiaal publiceert) ik er met vreugde tegelijkertijd over zou hebben gesproken, toen ik de papieren van die twee heren publiceerde, en ik zou er zelfs deze verklaring aan toegevoegd hebben (die ik nog steeds bereid ben te geven, nu ik uw voorkeur ken 8)) dat, hoewel uw Theorie niet samen met die van de heren Wallis en Wren het licht zag (bij gebrek aan opdracht of toestemming van u), ze toch in mijn handen was geweest in dezelfde tijd toen die gedrukt werden; en bovendien dat u al verscheidene jaren geleden de Bezitter ervan was geweest, zoals dit gestaafd kan worden met verscheidene Experimenten, waarvan u de uitkomst hebt opgegeven met de kracht van uw Hypothese 9), hoewel ze ons pas is bekend geworden op 4 januari 1668 10) Engelse stijl, toen ik als eerste uw papieren Over beweging van lichamen na wederzijdse stoot had ontvangen; en ik stuurde u op dezelfde dag de kopie van het Geschrift 11) van de heer Wren over hetzelfde onderwerp, zoals het door hem was gepresenteerd aan de Royal Society op 17 december 1668; wat voldoende laat zien dat geen van u beiden plagiaris is van de ander.

  Omdat dit de zuivere waarheid is van wat gedaan is, wil ik me inbeelden Monsieur, dat uw oprechtheid u het woord zal doen terugnemen, dat u in uw brief is ontsnapt, toen u mij beschuldigde van onrechtvaardigheid, dat werkelijk niet groot of klein is, ten opzichte van mij, in deze zaak, maar dat geheel terugvalt, als er iets van is, op uzelf.

  Ondertussen heb ik nog niet gezien wat u zegt gegeven te hebben aan het laatste Journal 12); ik heb geen van deze drukwerken ontvangen na dat van 11 februari; waarin uw waarneming 13) aangaande Saturnus staat, die we in het Engels in de bijgaande Transactions 14) hebben gezet. Ik had gewenst dat u mij er een exemplaar van had gestuurd, toen u me de eer aandeed me uw laatste brief te schrijven.

  Wat betreft de discussie tussen u en de heer Gregory, men heeft hier, verzeker ik u, een open oor om de andere partij te horen.

  En over cijferschriften, de manier die u kort geleden hebt aangegeven is zeker


7)  Brief No. 1702.       8)  Hij deed dit in Phil. Tr. Numb. 46, April 12 (No. 1733, 1734).
9)  In 1661, zie No. 1716 [T. XXII, p. 573].       10)  Nieuwe stijl: 14 jan. 1669, zie No. 1695.
11)  No. 1696.       12)  Zie No. 1716.
13)  'Observation de Saturne faite à la Bibliotheque du Roy', J. d. Sç. 11 feb. 1669.
14Phil. Tr. Numb. 45, March 25: 'An Observation of Saturne, made at Paris, the 17th of August, 1668, at hora 11½, at night, by M. Hugens, and M. Picard'.

[ 416 ]

in staat alles in zekerheid te brengen, hoewel ik nog niet de gelegenheid heb gehad om er met onze heren over te spreken. We hebben uw anagram laten registreren, zoals u zegt te hebben gedaan met dat van de heer Wren; die kort geleden is ontvangen als Opzichter van de gebouwen van de Koning, met veel genegenheid. Ik ben zonder meer

    Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg.  

  Ik verzoek u, Monsieur, maak altijd uw adressering voor mij zoals u ermee bent begonnen, te weten:

    A Monsieur
Monsieur Grubendol
à Londres.    

  Ik heb uw brief aan de heer Du Hamel 15) afgeleverd, die uw geld wel zal ontvangen, en het u spoedig zal sturen met een wisselbrief.

    P.S.
  Toen ik klaar was om dit pakket te verzegelen ontving ik het Journal 16) dat het Uittreksel bevat van uw brief 17) aan de auteur van dat Journal; waarin ik enkele omissies vind, waarvan ik het nodig vind dat ze aangevuld worden in de volgende Transactions 18), zoals u zult zien, met Gods hulp, in de maand april.

  Als u de publicatie van uw Dioptrica nog lang uitstelt, zal u daarbij hetzelfde kunnen gebeuren, als in de materie van beweging, daar er hier een zeer bekwaam man 19) is die een verhandeling over dit onderwerp klaarmaakt, die niet alledaags zal zijn.


15)  Zie No. 1719.       16J. d. Sç., 18 maart 1669.       17)  Zie No. 1716.
18Phil. Tr. Numb. 46, April 12.       19)  Zie No. 1717, noot 20.



[ 427 ]

No 1732.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

6 mei 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1738.

    Monsieur

  Ik meende verplicht te zijn u een exemplaar te sturen van de Transactions van deze maand, waarin ik het heb over u en uw bewegingsregels, en een verhaal 1) makend van wat kort geleden gebeurd is tussen u en ons, aangaande deze materie. Ik denk dat ik daarin de feitelijke waarheid precies heb verteld, om aan u, evenals aan de heer Wren, te geven wat aan de een en de ander toekomt. Ik heb de data er stipt bijgezet van de brieven, die er tussen u en mij zijn geweest, en zo nauwkeurig de tijdsomstandigheden genoteerd, dat niemand kan zeggen dat één van u tweeën bij dit onderwerp iets aan de ander heeft ontleend.
Zij die uw brief aan de auteur van het Journal des Scavans 2) zullen lezen, wanneer ze tegenkomen de onbepaalde woorden Nadat hij ze had ontvangen, stuurde hij mij de Theorie van de heer Wren, zouden kunnen denken (ten nadele van de heer Wren) dat ik ze een aanzienlijke tijd eerder had ontvangen; wat ik heb getracht te voorkomen met mijn Latijnse brief, waarin alle bijzonderheden mijns inziens zo omstandig zijn vermeld, dat niemand zich met reden zou kunnen beklagen.

  Na u dit gezegd te hebben, staat u mij toe u te laten weten dat onze gemeenschappelijke vrienden hier het goedvinden dat uw Instructies aangaande het Gebruik van Slingeruurwerken op zee, na in het Engels te zijn vertaald, en enigszins uitgebreid en toegelicht door mylord Brouncker en ridder Moray, hier worden gedrukt 3), onder uw naam, omdat dit veel nut kan hebben voor allen. Ik geloof niet dat u er iets op tegen hebt.

  De heer Cocheret heeft mij onlangs bericht, dat hij over iemand in Rouen kan beschikken die onder andere de Lengtebepaling heeft gevonden; en dat de heren van de Academie Royale hem al namens de koning honderdzestigduizend pond hebben aangeboden. Ik zou wel willen weten of enigen van die heren zijn Uitvinding hebben onderzocht*), die bestaat, naar men me schrijft, uit een Astronomisch bewijs, waarvan ik niet weet of men er veel van kan verwachten ten aanzien van de praktijk op zee.

  Als de Slingeruurwerken, zoals u ze hebt ingericht, er niet in slagen,


1)  Zie App. No. 1733.       2)  Zie No. 1716.       3)  In Phil. Trans. Numb. 47, May 10, 1669.
[ *)  MacTutor: In jan. 1669 presenteerde Jacques Graindorge zijn methode aan de Académie; hij ontving 1200 pond. Zie T. XXII, p. 229 en 'Procès-verbaux', p. 261r (20 febr.) .. 273r (27 febr., Huygens) .. 279r .. 282v: "d'aucun usage", van geen enkel nut;  zie ook Dict. hist. 12 (1822) 367.]

[ 428 ]

zal ik beginnen te wanhopen aan de mogelijkheid van de zaak. U zult zo goed zijn ons te zeggen, over hoeveel tijd u nieuws denkt te horen over datgene, dat u naar Amerika hebt gestuurd.

  Toen ik onlangs iemand sprak die enige tijd in Holland had verbleven, en we het over uw bewegingsregels hadden, zei hij me dat de heer Hudde in Amsterdam, die had gevonden dat uw regels verschilden met die van de heer Descartes, verklaard had dat deze ze abstract had beschouwd, en dat ze in dit opzicht alle waar waren. Wat mij betreft, ik weet niet welke ideeën men kan hebben over beweging geabstraheerd van Lichamen, aangezien men zich die niet kan voorstellen zonder lichamen. Misschien dat hij heeft willen zeggen, dat Descartes alleen volmaakt harde Lichamen had beschouwd. Ik zou het heel fijn vinden van uzelf te horen of u hierover ooit een bespreking met de genoemde heer Hudde hebt gehad, die overigens een bekwaam man is, maar tegenwoordig zo druk bezet met publieke zaken 3), dat hij nauwelijks tijd vrij kan maken voor filosofische overdenkingen. Ik ben

    Monsieur
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.  
  A Londres le 26. Avril 1669.


    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
à la Bibliotheque du Roy à
Paris.
  38 β.


4)  In 1668 was Hudde schepen, in 1669 buitengewoon thesaurier van de stad Amsterdam.



[ 433 ]

No 1735.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

20 mei 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1738.

A Londres le 10. May 1669.  

    Monsieur

  Hoewel het nog maar 8 dagen geleden 1) is dat ik betere bezigheden van u onderbrak met een dik pakket, kan ik niet nalaten dit zo spoedig te laten volgen, om u een bijzonderheid mee te delen die onlangs 2) aan de Royal Society werd gepresenteerd door meneer Hooke, te weten een nieuwe manier


1)  Zie brief No. 1732, van 26 april (o.st.).
2)  In het verslag van de zitting van 6 mei 1669 (o.st.) [Birch, p. 361] is te lezen:

  Mr. Hooke produced a new kind of pendulum of his own invention, having a great weight appendant to it, and moved with a very small force; viz. by such a contrivance, that a pendulum of about fourteen feet long, so as a single vibration of it is made in two seconds, with an excursion of half an inch or less, having a weight of three pounds hanging on it, and moved by the sole force of a pocket-watch, with four wheels, shall go fourteen months, and cause very equal vibrations.
  He shewed two several contrivances for it; one was with a pin upon the balance of a pocket-watch, making a bifurcated needle to vibrate on one end, and on the other end the pendulum: Another was with a thread fastened on one end to the balance of the watch, and on the other end to the pendulum, and so moving it to and fro.
  Dr. Wren suggested a third way, viz. by taking a cylindrical staff of twenty eight feet long, and making it move in its middle on a pin, and hanging an equal weight on each end of it, to be moved with a pocket-watch.
  Mr. Hooke was ordered to cause one to be made for the society, closing the pendulum in a glass-tube with a bolt-head beneath.

[ 434 ]

om een slinger met een groot gewicht te laten gaan met heel weinig kracht. Bijvoorbeeld: een slinger van ongeveer 14 voet lengte, met een gewicht van 2 pond, en bewogen door alleen de kracht van een zakhorloge met 4 raderen, slingeringen makend van een halve duim of minder, zal gedurende 14 maanden blijven gaan, te gebruiken om uurwerken makkelijker te laten lopen, met de slingeringen gelijkmatiger. Wat men op 2 of 3 manieren in praktijk zal brengen; waarvan de heer Du Hamel, die aanwezig was, er twee zag, en hij rekent erop de details aan u te berichten 3). Als hij het niet heeft gedaan, zal ik u er hierna meer nieuws over kunnen zeggen; ondertussen zult u erover nadenken, en mij er uw gedachten van zeggen, die ben

    Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg.  

  Wij zullen heel blij zijn nieuws te horen van wat Signor Cassini doet, wiens verdienste we hier hoog schatten, en we zijn wel blij dat hij op dit moment 4) in onze nabijheid is.

    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la Bibliotheque du Roy à
10 β Paris.


3)  Geen brief bekend, maar zie No. 1738.       4)  Zie No. 1665, n. 8.



[ 439 ]

No 1738.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

29 mei 1669.

De brief is in Londen, Royal Society. Het overzicht in Leiden, coll. Huygens. 1)
Antwoord op No. 1725, 1732, 1735. Oldenburgs antwoord: No. 1742.

Overzicht: Aan meneer Oldenburg een blad gestuurd van mijn nieuwe druk met metaalplaat. Het waren de verzen van Vergilius: me vero primum dulces ante omnia musae.
  Dat ik graag wil dat ze mijn Instructies voor Lengtebepaling drukken onder mijn naam, maar dat ze in het voorbericht aan de lezer zeggen dat enkelen van de Royal Society iets hebben toegevoegd.
  Uitvinding van Hooke niet slecht, maar ik twijfel aan de nauwkeurigheid omdat hij de slinger onderaan pakt.

A Paris ce 29 Maj 1669.  

Monsieur

  Ik heb geen enkele reden me te beklagen maar ben integendeel zeer tevreden over de manier die u hebt gebruikt ten aanzien van onze bewegingswetten, omdat er in uw verhaal niets is dat strijdt met wat ik had gegeven, en het opnemen van mijn regels in uw Tijdschrift mij zonder twijfel eer aandoet.
Ik had niet beweerd dat u bij het publiceren van die van de heren Wren en Wallis 2) ook de mijne had moeten publiceren, maar dat u alleen had kunnen zeggen dat ik ze u had meegedeeld, wat zou hebben gediend om de waarheid te bevestigen van die van de heer Wren, aangezien ze ermee overeenkomstig waren, en daarvoor was mijn toestemming niet nodig. Ik kon deze ook niet geven aangezien u me niet had ingelicht dat u de regels van de heer Wren liet drukken, en u vroeg me pas mijn toestemming toen u me tegelijk de genoemde gedrukte regels stuurde.
Maar laten we het niet meer over dit alles hebben alstublieft, aangezien de uitwerking die eruit is voortgekomen niet slecht of nadelig is geweest voor mij, die niet geloof dat ik de eer van deze ontdekking deel met de heer Wren, maar dat die geheel blijft voor elk van ons.

  Ik weet niet of de heer Wallis zijn regels heeft kunnen herleiden tot dezelfde betekenis als de onze; want ik zie er niet veel verband mee. Ik had gehoopt dat die heren mijn manier van bewijzen in deze materie 3) zouden onderzoeken, en ik zou heel graag òf hun goedkeuring òf hun kritiek willen krijgen in het geval dat ze iets erop te zeggen hebben, hetzij in mijn hypothesen, hetzij bij de bewijzen die ik er uit afleid. In uw vertaling van mijn regel 4 staat een drukfout zoals u zult hebben opgemerkt, want op de eerste regel van pag. 928 zou moeten staan cadat hoc casu punctum D in B.


1)  Dit overzicht bevindt zich op de achterkant van No. 1735.
2)  Zie No. 1696 en 1704.     3)  Zie No. 1693.

[ 440 ]

En in de 7e regel zouden de laatste woorden moeten zijn fortissime omnium aget in quiescens.

  Als mijn toestemming nodig zou zijn voor het drukken van mijn instructies voor uurwerken, zou ik die van ganser harte geven, maar omdat ze al openbaar zijn door de uitgave die ik ervan in Holland heb gedaan, heb ik er geen recht meer op. Ik weet ook wel dat mylord Brouncker en meneer Moray er niets aan zullen toevoegen dat mij kan schaden als het onder mijn naam is gedrukt, maar opdat men niet aan mij toeschrijft wat aan hun goede adviezen en opmerkingen te danken is, zou ik wensen dat men de lezer aan het begin van dit geschrift 4) ervan verwittigt dat zij er iets aan hebben bijgedragen. Ik heb het lang geleden 5) in het Frans vertaald met een kleine verandering, maar ik heb het nog niet nodig gevonden het te laten drukken, wat zal gebeuren nadat men tevreden zal zijn over de Proeven.
De personen 6) die we daartoe naar Amerika sturen zullen pas over 6 weken of 2 maanden vertrekken, zodat we nog lang geen nieuws hebben over de uitkomst. Dat zullen we eerder hebben van de heer de Beaufort 7), die slingeruurwerken heeft meegenomen met hetzelfde doel. Wanneer uw druk klaar zal zijn, weest u dan zo goed alstublieft om mij een exemplaar te sturen.

  Ik weet nog niet wie deze uitvinder van de Lengtebepaling*) te Rouen is, over wie u het hebt.

  De gedachte van meneer Hooke waarvan u mij deelgenoot hebt willen maken in uw laatste brief, om de beweging van grote slingers te onderhouden met zeer weinig kracht, is heel mooi. Ik stel me voor dat hij het horloge aan de onderkant van de slinger aanbrengt, maar ik vrees ook dat hij door hem daar te pakken de nauwkeurigheid ervan verandert, omdat hij op die plaats veel gevoeliger is dan bij het ophangpunt. Maar laten we zijn constructie bekijken alvorens erover te oordelen, en te weten komen hoe deze slaagt bij een proef, dat wil zeggen hoeveel tijd twee zo ingerichte slingers samen overeenstemmen. Die van 3 voet die wij hier hebben, slaan gewoonlijk tot 4 of 5 dagen tegelijk, naar wat de heer Picard me zegt, die ze voortdurend waarneemt.

  Om u in ruil voor de uitvinding een nieuwe Uitvinding te geven zend ik u een proeve van mijn nieuwe druktechniek op het blad dat u ziet 8). Deze is juist geschikt om af te drukken wat geschreven is, en ook Meetkunde-figuren. Er zijn weinig kosten aan verbonden en het gaat snel, zowel het graveren van de platen als het drukken. De heren bij u zullen niet veel moeite hebben te raden hoe de manier is, en anders bied ik aan deze desgewenst uit te leggen.


4)  Zie No. 1743.       5)  Zie brief No. 1623.     6)  Richer. Zie nog No. 1732.
7)  Op de reis van Beaufort [naar Candia], zie No. 1639, n. 11.
[ *)  Zie de extra noot bij No. 1732 hierboven.]
8)  Zie de plaat tegenover deze pagina. [Hieronder een gedeelte; bron: UB Leiden, Facetten van een genie (2004), 5. Een nieuwe druktechniek (1669).]

gedrukt handschrift

Me vero primum dulces ante omnia Musae,
[quarum sacra fero ingenti percussus amore,]
accipiant caelique vias et sidera monstrent,
defectus solis varios lunaeque labores;
unde tremor terris, qua vi maria alta tumescant

[ Uit Vergilius, Georgica II. Zie hier een vertaling. Zie ook T. XXII, p. 233-5 en Eric Kindel, 'Delight of men and gods: Christiaan Huygens's new method of printing', in JPHS, 14 (2009) 5-40.]

[ 441 ]

  Ik herinner me niet goed of ik ooit met de heer Hudde heb gesproken over de bewegingswetten, maar het beschouwen van de stoot in abstracte zin kan de heer Descartes niet redden, omdat ik die even abstract neem als hij om mijn regels vast te stellen.

  Ik ben

Monsieur
Vostre treshumble serviteur
Hugens de Zulichem.  

  Ik heb zojuist gezien wat de heer Du Hamel schreef aan de heer de Carcavi aangaande het aanbrengen van de Slinger van de heer Hooke bij een klein klokje, maar het is nog maar een eerste poging geweest waaruit men niets zou kunnen opmaken wat betreft de nauwkeurigheid.

  Hij spreekt ook over een uitvinding van een Zonnekwadrant op de manier zoals men Eclipsen weergeeft door een Verrekijker, en ik geloof dat dit goed zal kunnen werken 9).

  Ik had gedacht met deze zelfde post te schrijven aan de heer Du Hamel, om hem te verzoeken mij meer in het bijzonder de ene of de andere uitvinding uit te leggen, maar ik zie dat de tijd voorbij is. Ik verzoek u dringend, Monsieur, wanneer u hem ziet, hem mijn nederige groeten over te brengen.


9)  Waarschijnlijk de uitvinding beschreven in het verslag van de zitting van 6 mei [Birch, p. 362]:

He [Mr. Hooke] produced his instrument of observing second minutes by the sun, by a small telescope fastened on a board, and casting the picture of the sun, without a penumbra through it, upon an arch of wood covered with white paper, fastened to the opposite side of the board; an instrument of excellent use to observe eclipses. He was ordered to cause the arch to be divided against the next meeting.



[ 443 ]

No 1742.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

10 juni 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1738. Huygens' antwoord: No. 1744.

    Monsieur

  Ik twijfelde er geenszins aan dat u wel tevreden zou zijn over wat men hier heeft gedrukt aangaande de Wetten van beweging; en aangezien u niet wilt dat we het nog hebben over die kleine omstandigheden, die zich over deze materie hebben voorgedaan, zijn we het dus eens; er is geen enkel genoegen in geschillen die ontstaan uit misverstanden, vooral wanneer er geen andere bedoeling is dan oprecht te handelen, en aan ieder te geven wat hem toekomt; zoals er geen andere is in mijn geval.

  Ik dacht u al in een van mijn voorgaande brieven 1) te hebben gezegd dat men hier


1)  Zie No. 1702.

[ 444 ]

vrij algemeen overtuigd was van de waarheid van de bewegingsregels, zoals u en meneer Wren ze hebben bedacht en op papier gezet. Ik kan u thans zeggen dat meneer onze President zozeer tevreden is in het bijzonder over uw manier om ze te behandelen en te bewijzen, dat hij tijdens de Vergadering 2) een zeer gunstig getuigenis ervan heeft gegeven, waarop niemand van het Gezelschap (althans toen) iets aan te merken had gevonden.

  Ik stuur u hier een gedrukte kopie van de Engelse vertaling 3) van uw Richtlijnen voor Slingeruurwerken, met de opmerkingen en toevoegingen van mylord Brouncker en ridder Moray, die u ongetwijfeld zult goedkeuren. Er staat niets dat u schaadt; in tegendeel, het geheel is onder uw naam gezet, met alleen deze kennisgeving dat twee andere leden van de Royal Society het een beetje veranderd hebben 4), dat wil zeggen, uitgebreid ten aanzien van betekenis en inhoud.

  Wanneer meneer Hooke vrij zal zijn om uitgebreider te spreken over zijn nieuwe Slingeruurwerk, zult u niet de laatste zijn die erover zal worden ingelicht. Hij denkt dat hij twee zo ingerichte slingeruurwerken gedurende verscheidene weken gelijk zal kunnen doen lopen. En wat betreft uw bezwaar, dat u doet vrezen dat het uurwerk, onderaan de Slinger aangebracht, de Nauwkeurigheid ervan verandert, doordat hij op die plaats veel gevoeliger is dan bij het ophangpunt, wordt geantwoord dat de bogen of uitwijkingen ervan zo kort zijn (te weten een halve duim en nog minder), en het gewicht zo zwaar, dat er niets van die aard te vrezen is.

  Onze heren hebben mij opgedragen 5) u dank te zeggen voor het Proefstuk van uw nieuwe Druktechniek, dat u aan hen wilde sturen, zoals ook voor het aanbod dat u doet hun de methode ervan uit te leggen.

  Er zijn enkelen onder hen die zeggen Uitvindingen van dezelfde aard te hebben; waarvan men zal trachten zo spoedig mogelijk Proeven te nemen, om u een proefstuk te sturen. En als deze Proef is gedaan, zal u verzocht worden ons deelgenoot te maken van uw methode. Met een van onze manieren, die van ridder Petty, kan men zoveel drukken als men wil, naar gelang het boek verspreid wordt; en nadat een uitgave verkocht is zal men een 2e, 3e enz. ervan kunnen drukken, in een zodanig aantal als men wenst. Misschien dat u met deze omstandigheden die ik u hier geef zult kunnen raden wat het is. Ik geloof dat meneer Wren er een andere manier 6) van heeft, die misschien overeenkomt met de uwe, uw beider genieën komen elkaar soms tegen in heel vernuftige Uitvindingen.

  Ik weet niet of uw manier zoveel Exemplaren drukt als men wil, en of men er gedrukte dingen mee kan drukken, en met gewone Drukkersinkt. U zult ons er over inlichten, als het u belieft.


2)  Dit is niet gevonden in Birch.       3)  Zie No. 1743.
4)  Een alinea is weggelaten, een andere is aan het eind toegevoegd. Zie No. 1744.
5)  In de zitting van May 27, 1669 [Birch, p. 376], met brief No. 1738 voorgelezen door H. Oldenburg.
6)  Zie het verslag van de zitting van Dec. 2, 1669 [Birch, p. 409].

[ 445 ]

  Wij zijn thans bezig een Telescoop van 60 voet uit te proberen, hier gemaakt door iemand genaamd George Cock 7), die beweert dat hij beter is dan die welke eerder gemaakt is door Reeves 8). Als hij goed is moet hij naar de heer Hevelius gestuurd worden. Nadat de proef naar behoren is gedaan, zult u de werking ervan vernemen.

  We zullen blij zijn de voortgang te vernemen die u hebt gemaakt met dat soort glazen, wetend dat u er enige tijd geleden iets belangrijks in ondernam [<]. We hopen dat signor Cassini goede vorderingen maakt in uw Observatorium; en zouden verheugd zijn te horen wat hij heeft gedaan op het punt van Waarnemingen aan de hemel.

  Door steeds stevig voort te stappen, en door een constante briefwisseling te onderhouden met ongedwongenheid om elkaar wederzijds te helpen, is er geen twijfel mogelijk, dat men mettertijd een aanzienlijke vooruitgang in alle soorten wetenschap zal zien.

  Ik hoor dat het boek van de heer Redi de Generatione Insectorum 9) in Parijs is aangekomen. Wij hebben het hier nog niet; en aangezien men er gunstig over spreekt, ben ik enigszins ongeduldig het te zien. Men laat hier drukken 10) Historiam Bombycum Malpighi 11), in het manuscript opgedragen aan de Royal Society. De twee banden de Motu et Mechanice etc. 12) vorderen niet zo snel als men wenst; het is doordat de schrijver in Oxford is, en het boek wordt gedrukt in Londen 13).


7)  George Cock, geboren te Newcastle, overleden in 1679 te Londen, was kapitein, leerlooier, deed giften aan de Royal Society en werd lid in 1666.
8)  Zie No. 1273 [n. 15: zie No. 1256].
9Esperienze intorno alla generazione degl' insetti, Fir, 1668.
10Dissertatio epistolica de bombyce, Lond. 1669.       11)  Marcello Malpighi ... 1628-1694 ...
12)  Zie No. 1702, noot 8.       13)  [Add. p. 653]  Bij Moses Pitt te Londen, in 'Little Britain'.

[ 446 ]

  We hopen, aangezien u zo goed bent geslaagd in dat deel van beweging, dat we al hebben gezien, dat u ons met dezelfde openhartigheid het vervolg zult meedelen, u verzekerend van elk recht dat u van onze kant verschuldigd zal zijn, waarvoor ik zeer in het bijzonder zorg zal dragen, die ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
Oldenburg.    
  A Londres le 31. May. 69.


    A Monsieur
Monsieur Hugens de Zulichem,
dans la Bibliotheque du Roy
à      
  36 β Paris.


[ 459 ]

No 1744.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

26 juni 1669.

De brief is in Londen, Royal Society.
Antwoord op No.
1742. Oldenburgs antwoord: No. 1751.

A Paris ce 26 juin 1669.  

    Monsieur

  Ik moet u nog bedanken voor het exemplaar van uw laatste Tijdschrift 1), waarin ik heb gevonden de vertaling van mijn Instructies voor de Lengtebepaling 2), waarin uw heren er goed aan hebben gedaan een nogal lang bewijs weg te laten dat de Stuurlieden in verlegenheid zou kunnen brengen, en de vorm van het dagboek voor de uurwerken die ze hebben toegevoegd, vult deze ruimte nuttiger.
Het is jammer dat in de 5e alinea op pag. 943 3) een fout is ingeslopen waar gezegd wordt And this is of that importance in the finding out of Longitudes. Wat niet betrekking zou moeten hebben op verlaging van het kleine gewicht van de Slinger, maar op de noodzaak van Tijdsvereffening, zoals ik had gedaan. In een volgende Uitgave zou het goed zijn deze passage te herstellen.

  Ik was heel blij dat mylord Brouncker de moeite heeft genomen mijn bewijzen van de Regels van Stoot 4) te onderzoeken en de goedkeuring die hij eraan heeft gegeven verplicht me des te meer, omdat ik weinig personen vind die in staat zijn er goed over te oordelen, hoewel men me nooit enige redelijke tegenspraak heeft kunnen geven.


1Phil. Tr. Numb. 47, May 10, 1669.       2)  Zie No. 1743.
3)  Zie No. 1743, p. 451.     4)  Zie No. 1693.

[ 460 ]

  Ik heb een tekening gezien die men aan meneer de Carcavi heeft gestuurd van de toepassing van de slinger op een zakhorloge, zoals meneer Hooke die heeft uitgevonden. Het lijkt erop dat hij de slinger onderaan pakt, zoals ik me had voorgesteld, waarvan ik nog steeds vrees dat er enige ongelijkmatigheid uit voorkomt, want de reden dat men het tegendeel beweert, te weten de kleinheid van de slingeringen, voldoet me niet, aangezien dit de slinger juist gevoeliger maakt voor de druk die het klokje erop uitoefent. Maar de ondervinding zal zeggen hoe het ermee is, door te laten zien hoe twee van zulke slingers met elkaar zullen overeenstemmen.

  In een brief 5) van de heer Du Hamel heb ik gezien dat hij melding maakte van een andere uitvinding van meneer Hooke van een uurwerk, dat bewoog met behulp van een magneetsteen 6); als hij geen andere beweger gebruikt, zou het een manier van eeuwige beweging zijn en dat zou een bewonderenswaardige uitvinding zijn. Ik verzoek u mij er enig nieuws van te berichten, zoveel als is toegestaan ervan te weten.

  In afwachting van de proefnemingen van uw drukkers zal ik u nog niet (daar u het niet wilt) de uitvinding van de mijne vertellen, die evenwel met het proefstuk zelf dat ik u heb toegestuurd vrij makkelijk kan worden ontdekt door het goed te bekijken, en ik geloof dat die van de heer Petty er niet erg ver vandaan zal zijn, te oordelen naar de uitwerkingen die hij ervan belooft. Ik heb ook Meetkundige figuren op deze manier willen proberen, wat maar zo zo is geslaagd, zoals u zult zien aan het Exemplaar 7) dat ik u stuur, dat een Probleemconstructie 8) bevat die ik deze afgelopen dagen vond en die onze heren als vrij gelukkig hebben beoordeeld.

  Ik zal wel blij zijn te vernemen hoe het glas van 60 voet is geslaagd. Ik weet niet wie u heeft kunnen berichten dat ik iets belangrijks in deze materie had ondernomen. Het is waar dat ik sedert enkele weken laat werken, maar ik stel me nog niets anders voor dan glazen precies bolvormig te maken zonder dat het polijsten de vorm ervan bederft, wat niet heel makkelijk is. Maar behalve deze moeilijkheid is er een andere die even groot is, namelijk de onvolkomenheid van de materie van het glas wanneer men tot die grote lengtes komt.

  Gisteren werd hier een grote holle spiegel gebracht die in Lyon is gemaakt, en waarvan de koning al met grote voldoening de effecten heeft gezien. De werkman heeft eerder een dergelijke verkocht aan de koning van Denemarken*), die echter maar 28 duim was terwijl deze 34 duim is. Hij smelt elke soort metaal en zelfs ijzer in minder dan een minuut, en laat ze druipen. Hij snijdt in baksteen in even weinig tijd,


Probleem van Alhazen 5)  Waarschijnlijk een brief aan P. de Carcavy.
6)  Zittingen van 11, 18 maart, 15, 29 april, 27 mei, 1 juli [Birch, p. 354-6, 359, 360, 372, 374, 388].
7)  Zie de plaat naast p. 462 [fig. rechts].
8)  Zie No. 1745 [probleem van Alhazen:
Gegeven een holle of bolle spiegel, en tevens een oog en een voorwerpspunt, te vinden het punt van terugkaatsing.
Zie ook Phil. Tr. Numb. 97 (Octob. 6, 1673) en T. XX, p. 265].
[ *)  Add. p. 653: Frederik III, zie brief No. 67, noot 4.]

[ 461 ]

en hout steekt hij in een ogenblik in brand, of het nu groen is of droog. Ik wacht er met ongeduld op deze dingen zelf te zien, maar het betrokken weer zal het vandaag niet toestaan.

  Ik heb aan de heer Cassini laten zien wat u mij in uw voorlaatste brief 9) bericht, over de achting die de leden van de Royal Society hebben voor zijn verdienste, die zeker heel goed gefundeerd is, en ik weet dat ze meer en meer bevestigd zal worden. Het zou te wensen zijn dat het Observatorium gereed was voor de Uitvoering van onze plannen, maar de grootte van het gebouw laat niet toe da het sneller wordt opgericht 10).

  U zult het boek 11) van Redi heel opmerkelijk vinden, zonder dat hij evenwel deze hele stof volledig heeft behandeld, waarvan de voornaamste vraag, te weten of er geen insecten zijn die ontstaan uit bederf, er niet voldoende wordt opgehelderd, ofschoon veel beter dan het tot dusver gedaan was.

  De heer Cassini heeft ons een geschreven exemplaar getoond van het boek 12) van Malpighi en als men het bij u niet had gedrukt, zou men de moeite zeer gaarne hier hebben genomen, want het werk schijnt heel mooi en opmerkelijk.

  Ik ben van ganser harte

Monsieur
Vostre tres humble et tres affectionnè serviteur
Hugens de Zulichem.


9)  No. 1735.
10)  In 1667 is met de bouw begonnen; in sept. 1671 deed Cassini er zijn eerst waarnemingen.
11)  Zie brief No. 1742, noot 9.       11)  Zie brief No. 1742, noot 10.



[ 462 ]

No 1745.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

Aanhangsel bij No. 1744. juni 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Hij is gedrukt in Phil. Trans. Numb. 97, Octob. 6, 1673 [p. 6119].

Probleem van Alhasen 1).

Gegeven een holle of bolle spiegel, en evenzo een oog en een voorwerpspunt,
te vinden het punt van terugkaatsing.

  Laat er een bolvormige spiegel zijn die als middelpunt heeft het punt A, en het oog zij in B, en het voorwerpspunt in C, en het vlak getrokken door A, B en C, maakt op de bol de cirkel Dd, waarop de punten van terugkaatsing moeten worden gevonden.

cirkels, hyperbool, lijnen

  Door de drie punten A, B en C wordt een cirkelomtrek beschreven, waarvan het middelpunt Z is. Dan ontmoet hem de verlengde AE [loodlijn op de rechte BC] 2) in R, en laat met de twee RA en OA, de derde evenredige zijn NA; en NM, evenwijdig met BC, zal een asymptoot zijn.
Verder moeten evenredig zijn EA, ½AO, AI, en als genomen wordt IY gelijk aan IN, wordt getrokken YM evenwijdig met AZ, en dit zal de andere asymptoot zijn.
Tenslotte, als genomen worden IX en IS die elk in het kwadraat gelijk moeten zijn aan de helft van het kwadraat van AO, samen met het kwadraat van AI, zullen de punten X, M en S op een hyperbool liggen, of althans op de tegenover elkaar liggende takken Dd, te beschrijven bij de gevonden asymptoten, waarvan de snijpunten met de omtrek DO de gezochte punten van terugkaatsing zullen tonen.*)

  Deze constructie is van toepassing op alle gevallen waarin het probleem niet vlak [solidum] is, behalve in het ene geval, waarin niet een hyperbool maar een parabool moet worden beschreven, namelijk wanneer de omtrek door de punten A, B en C beschreven, raakt aan de rechte AE.°)


1)  Zie de figuur naast de blz [hier van 'Facetten van een genie', UB Leiden, 2004; HUG 32, f.169].
2)  Na de woorden "ei producta AE", heeft Huygens met pen toegevoegd: "perpendicularis rectae BC".
[ *)  In het manuscript HUG 25, 145-8 (T. XX, p. 267) is deze zin vervangen door twee andere, en de tekening is aangevuld met P en Q:]

Als tenslotte in de cirkel getrokken wordt AP evenwijdig met BC, en deze wordt doormidden gedeeld in Q, zal Q een punt zijn waardoor de andere van de tegenover elkaar liggende takken zal gaan [van de hyperbool]. Waarvan de snijpunten met de omtrek DO de gezochte punten van terugkaatsing zullen tonen, waarvan er werkelijk vier kunnen zijn wanneer de punten B en C binnen de cirkel Dd zijn gegeven.

[ °)  Zie daarvoor ook T. VII, p. 91: oplossing van R. F. de Sluse.



[ 463 ]

No 1746.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

28 juni 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens. Kladversie van 2 juni (o.st.) in Londen, Royal Society.
Huygens' antwoord: No.
1754.

    Monsieur

  Ik gebruik deze gelegenheid, die zich voordoet met iemand 1) van verdienste uit uw land, om u de theorie 2) te laten zien van de heer William Neile 3), zoon van ridder Neile, aangaande beweging, die hoewel in het Engels zeker zal worden begrepen door u, die deze taal meester bent. Maar ik stuur deze op voorwaarde, alstublieft, dat u er ons uw mening over geeft, en in het bijzonder als u oordeelt dat ze toegepast kan worden, of niet, op de regels die u en meneer Wren naar voren hebben gebracht 4) over dit onderwerp. Meneer Wren is tegenwoordig (nu zelfs aan het begin van zijn nieuwe opdracht van opzichter van de Gebouwen


1)  Deze Hollander heette Bleyswyck (zie No. 1754). Misschien Dirck van Bleyswyck Evertsz. (of Bleiswijk), 1639-1681 ... Beschryvinge der stadt Delft, 1667.  Of: Henricus van Bleyswijck. 1640-1703 ...
2)  Zie No. 1747.       3)  William Neile ... 1637-1670 ...       4)  [Lees: avancées].

[ 464 ]

van de Koning) te druk bezet om zich bezig te houden met dergelijke bespiegelingen. Ondertussen groet de schrijver van dit papier u nederig, getuigend van een groot verlangen uw oordeel te horen over wat hij in dit geschrift naar voren heeft gebracht. 5)

  Onlangs heb ik enige kritische Opmerkingen 6) gezien die op uw bewegingsregels zijn gemaakt, en op die van meneer Wren, waarvan de Schrijver 7) beweert dat ze een te paradoxaal gevolg geven, tenzij ze worden ondersteund in heel duidelijke Experimenten; te weten dat er een toename en afname is van de totale hoeveelheid beweging in de wereld. Meneer Wren zegt deze gevolgtrekking wel te hebben voorzien en overwogen, en dat hij haar erkent als een corollarium (waarvan hij gelooft dat het een waarheid is) dat op natuurlijke wijze zijn regels volgt.

  Als u het wenst zal ik voor u een kopie laten maken van het geschrift, dat deze opmerkingen bevat, en u per post toesturen, het is maar een halve bladzijde.

  Binnenkort zult u, geloof ik, iets belangrijks zien aangaande de geschikte vorm voor optische glazen 8).

  Wat ik nog slechts te doen heb is u de persoon aan te bevelen die u deze brief brengt. Het vaderland, uw vriendelijkheid en zijn deugden zijn meer dan voldoende om hem uw gunsten te laten genieten. Ik zal u alleen verzoeken zo goed te zijn voor mij het pakket boeken dat hierbij gaat aan de heer Justel te sturen 9), die u er zeer voor verplicht zal zijn, zoals ook

    Monsieur
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
H. Oldenburg.  
  A Londres le 18 juin 1669.


5)  In de kladversie van Londen staat nog: "De heer Wallis is zeer uw dienaar, en zegt dat hij er niet erg aan twijfelt, dat men mettertijd de ware regels vindt, en dat ze het zijn voorzover ze overeenkomstig met de uwe worden gevonden, als ze het eveneens zijn".
6)  Zie Birch, p. 381-2, 10 juni 1669 (o.st.) en p. 392, 8 juli.
7)  Waarschijnlijk Francis Willughby.
machine van Wren 8)  De ontdekking van Wren dat een rechte, gedraaid om een andere rechte, een hyperboloïde voortbrengt. Zie No. 1752 [in Phil. Tr. Numb. 48; zie ook Numb. 53 met figuur rechts: "Dr. Ch. Wrens Engin."].
Wren stelde zich voor deze ontdekking te gebruiken om hyperbolische glazen te vervaardigen en toonde liet in de zitting van 3 [en 10] juni (o.st.) het model van een machine om deze te maken. In dezelfde zitting kondigde Hooke aan dat hij een methode bezat om elliptiche glazen te slijpen [Birch, p. 377, 379].

9)  Zie brief No. 1539, noot 6.

[ 465 ]

  Ik hoop dat u Nummer 47 van onze Transactions hebt ontvangen, met de instructie om slingeruurwerken op zee te gebruiken 10). Ik stuurde 11) het u met de post van 31 mei 1669.

    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulechem
dans la Bibliotheque du Roy à
Paris.


10)  Zie stuk No. 1743.       11)  Zie brief No. 1742.



[ 474 ]

No 1751.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

15 juli 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1744. Huygens' antwoord: No. 1754.

    Monsieur

  In het bijgevoegde drukwerk 1) zult u een bewijs vinden van meneer Wren, dat u ongetwijfeld niet zal mishagen. We zullen in het vervolg zien of de erin bewezen zaak kan worden aangepast aan de praktijk.

  Het glas van 60 voet is niet geslaagd zoals de vakman 2) had gehoopt. Hij werkt aan een ander glas van dezelfde lengte. En aangezien u er eveneens aan laat werken, zullen we heel blij zijn het succes van uw werk te horen.

  Het gewicht dat meneer Hooke gebruikt in de toepassing van de slinger bij een zakhorloge is zo groot, dat de druk die het klokje erop geeft er geen enkel effect op kan hebben; daarbij komt dat de beweging ongeveer 1½ voet boven het gewicht is.

  Aan onze heren heb ik laten zien 3) de Meetkundige figuur 4) die u hebt laten drukken volgens uw nieuwe manier. Zij hebben me opgedragen u ervoor dank te zeggen; en meneer Wren denkt dat u de volgende manier gebruikt: U neemt een bronzen plaat, zo dun als papier, u bedekt hem met vernis die geschikt is voor graveren en laat daarop graveren (ervoor zorgend de letters niet te sluiten) met sterk water dat zo doordringend is dat het geheel door de plaat heen gaat. Als dit gedaan is draait u de plaat om, en zet hem op een andere die dik is, geheel bedekt met drukkersinkt; en dat u hem zo op de gewone manier door de rolpers laat gaan. U wilt wel zo goed zijn ons erover te zeggen, of meneer Wren het goed getroffen heeft, of niet. De manier van ridder Petty 5) is hiervan verschillend; nu hij niet in Engeland is heb ik niet de toestemming deze thans mee te delen.

  Aangaande de grote holle spiegel zou het nodig zijn te weten, van welke dikte


1)  Zie No. 1752.       2)  George Cock. Zie brief No. 1742 [n. 7].
3)  Op 1 juli 1669 (o.st.) [Birch, p. 388].       4)  Zie de plaat naast p. 462.       5)  Zie No. 1742.

[ 475 ]

het ijzer is dat hij smelt, en welke breedte het brandpunt heeft. Als ik me niet vergis, was dat van de andere 6) van dezelfde vakman zo breed als een halve Louis d'or. U zult wel zo goed willen zijn ons alle bijzonderheden te berichten van de werking, die u zelf hebt waargenomen.

  Het is een uurwerk met een veer, dat beweegt met behulp van een magneetsteen, en het is maar een poging, niemand kan er al iets over vaststellen. Men liet het onlangs 7) zien, onder andere dingen, aan de Ambassadeur 8) van Venetië, die onze Society kwam bezoeken. Men toonde hem ook de manier om water in water te wegen; en lucht uit water te halen zodat de vloeistof tegen de onderkant van het glas valt, zoals een steen of iets van metaal, wat nogal verrassend is 9).

  Het boek van de heer Malpighi is bijna gedrukt. Ik hoop binnenkort een exemplaar ervan te sturen aan de heer Justel. Wij hebben nog niet dat van de heer Redi gezien over de Generatie van Insecten; de heer Magalotti 10) heeft me echter beloofd bij de eerste gelegenheid mij een exemplaar ervan te doen toekomen. Onze boekhandelaren zijn heel lui en nalatig op het punt van handel in opmerkelijke boeken, gezien het kleine aantal van hen die er genoegen in vinden, in vergelijking met de anderen.

  Ik hoop dat u het pakket 11) zult hebben ontvangen dat ik u heb gestuurd via de heer Bleyswijck uit Delft, met de theorie 12) van de heer Neile aangaande beweging; de zelfde belastte zich met een ander pakket boeken voor de heer Justel, en ik twijfel er niet aan dat hij voorspoedig in Parijs is aangekomen. Het was de 18e juni dat ik hem die pakketten leverde, er aan toevoegend de weerlegging van de Kwadratuur van Hobbes door Wallis 13).


6)  Gekocht door de koning van Denemarken, zie No. 1744.       7)  Zie noot 3.
8)  Luigi Mocenigo ...       9)  Methoden van R. Boyle, de eerste in Phil. Tr. Numb. 50.
10)  Lorenzo Magalotti, zie No. 793, n.4.       11)  Zie No. 1746.       12)  Zie No. 1747.
13Thomae Hobbes Quadratura circuli, cubatio sphaerae & duplicatio cubi, confutata, Ox. 1669 en ... denuo refutata, Ox. 1669.

[ 476 ]

  De geneesheer van de prins van Toscane 10), signor Gornia 11) bericht mij met zijn brief uit Amsterdam van 1 juli, dat zijne Hoogheid toen klaar stond om te vertrekken naar Frankrijk. De heren Magalotti en Falconieri 12), die u ongetwijfeld hiervoor hebt ontmoet, zijn van zijn gevolg; personen met verstand en grote nieuwgierigheid, die heel blij zullen zijn vriendschap met u te onderhouden, zoals ik zal trachten zorgvuldig te doen, als zijnde

Monsieur
    Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg.    
  A Londres le 5. Juillet 1669.


    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
  dans la Bibliotheque du Roy à
26 β Paris.  


10Cosimo III de Medici ...       11)  Giovanni Battista Gornia, lijfarts van Cosimo.
12)  [Paolo Falconieri]  Zie No. 1635, noot 9.
[ L. J. Wagenaar, Een Toscaanse prins bezoekt Nederland (vert. B. Eringa), Amst. 2014]



[ 479 ]

No 1754.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

10 augustus 1669.

De brief is in Londen, Royal Society.
Antwoord op No.
1746, 1751. Oldenburgs antwoord: No. 1761.

A Paris ce 10 Aoûst 1669.  

    Monsieur

  Ik antwoord op twee van uw brieven, de ene van 5 juli, de andere van de laatste van mei 1) waarvan de oudst gedateerde mij pas eergisteren is gebracht door de heer Bleyswyck.


1)  Brief No. 1742 was van 31 mei [o.st.], maar Huygens vergiste zich: wat volgt gaat over No. 1746.

[ 480 ]

  Ik heb het bewijs 2) van meneer Wren, dat in uw laatste tijdschrift staat, heel mooi en vernuftig gevonden en ik zie goed op welke manier ongeveer hij deze nieuwe eigenschap van de hyperbool wil toepassen op de vervaardiging van glazen; maar omdat de rechte lijnstukken waartegen hij zijn glas wil laten draaien onderhevig zullen zijn aan slijtage, vat ik niet hoe men met dit middel tot de vereiste nauwkeurigheid kan komen. En ik geloof niet dat men in deze zaak ooit zal slagen als men niet uitvindt het zo te doen dat het glas en de hyperbolische vorm, of wat ervoor in de plaats dient, elkaar perfectioneren, zoals bij het vormgeven van bolvormige glazen.
Het kost al zoveel moeite zelfs bij deze zo eenvoudige vorm te slagen, dat het me niets verbaast als het glas van 60 voet waaraan men bij u werkte niet goed bevonden is. De mijne die ik tot dusver liet maken zijn maar van 45 voet en het zat me zo tegen door onvolkomenheid van de grondstof dat ik er nauwelijks een heb die goed is. Ik maak ze van 6 duim middellijn. Ik verzoek u mij de grootte van de uwe te berichten, en of het tweede van 60 voet beter was dan het andere.

  Wat mijn manier van drukken betreft, meneer Wren heeft zeer juist geraden, wat evenwel niet wegneemt dat bij het in praktijk brengen ervan zich enkele kleine moeilijkheden voordoen, en ik heb ze zelfs nog niet allemaal opgelost. Als de manier van ridder Petty bekend kan worden zal ik heel blij zijn te vernemen waarin ze verschillend is.

  Sinds mijn vorige brief 3) hebben we meer dan eens Experimenten gedaan met de brandspiegel. IJzeren staven die hij smelt, zodat hij ze in een halve minuut laat druipen, hebben een dikte van ongeveer 2 lijn [4 mm], en een breedte van 3 of 4. In ongeveer dezelfde tijd vallen goud en koper als druppels neer. Verglazing van een dakpan begint op het moment dat men die plaatst. Ik liet een brokje tuinaarde van hier ophangen en een deel ervan werd ook omgezet in glas, zwart en minder egaal dan van de dakpan. Het brandpunt is ongeveer 5 lijn, en zijn afstand tot de spiegel 3 voet.

  Van wat u mij bericht over de toepassing van de magneet op een uurwerk met veer, heb ik niets kunnen begrijpen, maar de heer Gornia 4) heeft me gezegd dat meneer Hooke beweerde de slingeringen gelijk te maken met behulp van de magneet, door ze alle in eenzelfde uitwijking te houden, wat me nog heel moeilijk lijkt, vooral op zee. Ik verzoek u mij te zeggen of hij het me goed verteld heeft.

  Laat mij alstublieft ook weten van welke breedte de buis is waarin


2)  Zie No. 1752.       3)  No. 1744.       4)  Zie No. 1751, n. 11.

[ 481 ]

meneer Boyle het ontluchte water opsluit, wat zeker een heel mooi experiment is.

  Uw pakket heb ik naar de heer Justel gestuurd, waarin misschien het boek van Malpighi zat, want ik weet het nog niet omdat ik nog geen tijd heb gehad hem daarna te gaan bezoeken.

  De redenering van de heer Neile 4) aangaande beweging is heel metafysisch en subtiel, maar ik zou het niet eens kunnen blijven met de meeste principes die hij naar voren brengt, zoals onder andere wat hij zegt bij nummer 4, dat lichamen die in rust zijn geen enkele weerstand bieden aan beweging van andere.
Want volgens mij kunnen rust en beweging slechts relatief worden beschouwd, en hetzelfde lichaam waarvan men zegt dat het in rust is ten opzichte van sommige, daarvan kan worden gezegd dat het beweegt ten opzichte van andere lichamen, en zelfs is er niet meer realiteit van beweging in het ene dan in het andere.

  Om te weten of het meedelen van beweging van lichamen gebeurt door de veer die de delen maken of door die van de lucht of andere materie die tussen beide wordt samengeperst, of door de hardheid alleen, dat is een kwestie die nog niet goed beslist is, maar in het bewijs van mijn regels is het niet van belang welke van de drie men veronderstelt. Ik weet niet of de heer Neile de moeite heeft genomen om te zien wat ik erover heb geschreven 5); waarover ik heel graag zijn oordeel zal willen krijgen.

  Ik heb de Refutatie 6) gezien die de heer Wallis heeft gemaakt van de nieuwe problemen van Hobbes die het niet verdienen dat hij er tijd aan besteedt, hoe weinig hij er ook voor heeft gebruikt.

  Ik ben van ganser harte

Monsieur
Vostre tres humble et affectionnè serviteur
Hugens de Zulichem.  
    A Monsieur
Monsieur de Grubendol
A
Londres.


4)  Zie No. 1747.     5)  Zie No. 1693, 1716 [J. des Sç.] en 1734 [Phil. Tr. Numb. 46].
6)  Zie No. 1751, n. 13.



[ 485 ]

No 1757.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

4 september 1669.

De brief is in Londen, Royal Society. Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Oldenburgs antwoord: No.
1761, 1768.

A Monsieur Oldenbourg.

4 Septembre 1669.  

    Monsieur

  Ik heb van u niets ontvangen sedert mijn laatste brief 1) waarvan ik wil hopen dat hij u is bezorgd. Ik sprak over de uitvinding van meneer Wren voor hyperbolische glazen; ik berichtte u enkele bijzonderheden die u wenste aangaande onze brandspiegel; en ik vroeg u inlichtingen aangaande het oogmerk van meneer Hooke bij het toepassen van de magneet op zijn uurwerk, of het is om de beweging te doen aanhouden of alleen om haar gelijkmatig te maken. Wij hebben


1)  Brief No. 1754.

[ 486 ]

in onze vergadering uw Tijdschrift 2) gezien en gelezen, dat u niet aan mij hebt gestuurd, naar ik denk omdat het niets meetkundigs bevat noch iets dat mij aangaat. Toch, aangezien u me het genoegen deed daarvan gedurende enige tijd verscheidene achtereen aan mij te sturen, verzoek ik u het te willen voortzetten, opdat de verzameling die ik ervan maak compleet is.
Ik stuur u hierbij Anagrammen 3) waarbij men mij een dienst zal bewijzen door ze te willen bewaren in de Registers van de Royal Society, die zo goed was dit middel goed te keuren dat ik had voorgesteld om twisten te vermijden, en aan ieder te geven wat hem verschuldigd is bij de uitvinding van nieuwe dingen. De overweging waar deze is zal overal vertrouwen wekken, als men deze soorten bewaargeving zal eisen, dat de zaak zonder bedrog of valse voorspiegeling is, en ik zou wensen dat de methode van deze consignatie bekend werd en in praktijk gebracht door allen die zich met de wiskunde bezig houden, opdat men nooit zou kunnen zeggen, als men ziet dat er iets nieuws wordt voorgesteld, dat men het ook had gevonden.

  Ik heb heel goed nieuws gekregen aangaande de proef met de lengtebepaling door middel van onze uurwerken op de Middellandse zee, gedaan op het schip van de heer de Beaufort, waarbij gevonden is dat de Lengteverschillen van Candia, van Canea, van Sicilië op een bepaalde kaap en van verscheidene eilanden in deze zee, met Toulon, geheel overeenkomstig zijn met 2 van de nauwkeurigste Hollandse kaarten. Die welke we naar Cayenne 4) sturen zijn nog niet vertrokken, maar alle voorbereidingen zijn gemaakt en ze zullen gaan met de eerste schepen die op deze reis zullen vertrekken.

  Ik ben

Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionnè serviteur
Hugens de Zulichem.  


2Numb. 50 van de Philosophical Transactions, August 16, 1669.       3)  Zie App. No. 1758.
4Richer vertrok in oktober 1671 uit Parijs, maar scheepte zich pas in voor Cayenne op 8 februari 1672 te La Rochelle, begeleid door de heer Meurisse.



[ 493 ]

No 1761.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

16 september 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1754, 1757. Huygens' antwoord: No. 1770.

A Londres le 6me Septembre 1669.  

    Monsieur

  Mijn eigen zaken hebben mij verplicht enkele weken buiten de stad te zijn, en zijn er de oorzaak van dat ik zo laat uw twee laatste brieven mocht ontvangen, van 10 augustus en 4 september. De heer Slusius prijst 1) evenals u de vernuftigheid en de nuttigheid van het bewijs 2) van meneer Wren en heeft de gelegenheid aangegrepen om, bij elke hyperbool die maar gegeven kan zijn, de hoeken van inclinatie en declinatie te vinden, die de figuur leveren die door omwenteling van deze hyperbool beschreven moet worden (om u zijn eigen woorden te geven). Misschien dat zijn hele brief een dezer dagen zal worden


1)  In een brief aan Oldenburg van 16 aug. 1669, gepubliceerd door C. Le Paige als No. 91 van zijn 'Correspondance de René-François de Sluse', in Bullettino ..., 17, Rome 1885 [p. 633].
2)  Zie No. 1752.

[ 494 ]

gedrukt 3). Daar de heer Wren niet in de stad is, moet tot zijn terugkeer worden uitgesteld wat u opmerkt, dat men met dit middel niet zal kunnen komen tot de nauwkeurigheid die vereist wordt bij de vervaardiging van hyperbolische glazen.Misschien dat u sedert uw brief van 10 augustus de kwaliteit hebt beproefd van uw bolvormige glas van 45 voet; waarvan we heel blij zullen zijn het succes te vernemen. Ons tweede, gemaakt door Cock 4), is van maar 50 voet bevonden, en we hebben geoordeeld dat het zo goed is, dat het aan de heer Hevelius is gezonden, die ons onmiddellijk aanspoorde een van de langste en beste te laten maken die onze vakmensen zouden kunnen vervaardigen, en die er een vrij aanzienlijke prijs voor heeft betaald.
De middellijn ervan is 6 duim en het verdraagt een opening van 3 duim. Wij beproefden het op de Maan, waar het ons nogal tevreden stelde; en daarna op Saturnus; het was de 2e augustus (oude stijl) maar het liet ons deze Planeet zien zoals die, welke u hebt aangegeven als de tweede in uw Systeem*). U hebt ongetwijfeld een Telescoop gezien en geprobeerd van het maaksel van Campani; weest u zo goed ons uw mening erover te zeggen.

  De heer Gornia heeft u goed ingelicht aangaande de uitvinding van meneer Hooke bij het toepassen van de Magneet op zijn Uurwerk, te weten dat het vooral is om de beweging uniform te maken. Ik dacht u hetzelfde erover te hebben gezegd; maar ik vind in een van uw brieven 5) dat ik er te onduidelijk over heb gesproken, waarvoor ik u vergiffenis vraag.

  De buizen waarin meneer Boyle het ontluchte water opsluit, zijn van verschillende breedte, van een duim, van 1½, of smaller of breder; men moet er alleen op letten ze dik en sterk genoeg te maken, opdat ze niet makkelijk breken, wanneer men het water erin krachtig schudt na de Lucht er te hebben uitgetrokken.

  Ik heb niet de gelegenheid gehad met de heer Neile 6) te spreken sinds mijn terugkomst in de stad, om hem te zeggen wat hem aangaat in uw brief van de maand augustus. Ik zal niet nalaten het te doen bij de eerste ontmoeting. Toch weet ik wel dat hij heeft gezien en overwogen wat u hebt geschreven en laten drukken over beweging, en dat hij het heel vernuftig vond. Hij heeft diep nagedacht over dit onderwerp met de heer Wallis die, naar mij toeschijnt, hem ertoe heeft gebracht de fout van zijn hypothese te erkennen, waarna hij er alleen op wijst dat niemand, voorzover hij weet, deugdelijk heeft geredeneerd over de fysische principes van Beweging.


3)  Dat is toen niet gebeurd.       4)  Zie brief No. 1742 [n. 7].
Saturnus, 2e figuur[ *)  De 2e figuur in Systema Saturnium (1659), p. 11 (rechts) is van 1655, dus 14 jaar geleden; in de figuur op p. 55: tussen Q en B. De situatie van 1669 is daar: tussen N en T, met de voorkant van de ring onder het midden.
Huygens geeft in zijn boek steeds een rechtopstaand beeld, zie p. 9: "schemata omnia ... supera inferis, dextra sinistris permutavimus, ut vera pateret dispositio", in alle tekeningen hebben we boven met onder verwisseld, en rechts met links, opdat de werkelijke stand blijkt; Oldenburg zegt: "liet zien".]

5)  No. 1754.       6)  Zie No. 1746, noot 3.

[ 495 ]

  Aangezien u het zo wilt, stuur ik u hierbij de Transactions van augustus en met een andere gewone post zal ik u die van juli doen toekomen, opdat het pakket niet te dik wordt; wat het zou zijn als ik ze u deze keer allebei zou sturen.

  Ik zal niet nalaten, als het God behaagt, uw Anagrammen 7) aan de Royal Society te presenteren, meteen zodra ze bijeen zal komen 8); wat naar ik meen zal gebeuren over 5 of 6 weken. Gewoonlijk onderbreekt ze haar Vergaderingen elk jaar in dit seizoen, wanneer de meesten van de hogere stand de stad uit gaan, gedurende de grote vakantie. Ik doe dezelfde wens als u, dat de methode van deze soort consignaties in praktijk werd gebracht door allen, die zich bezighouden met wiskundige of natuurkundige ontdekkingen. En als u het goedvindt, zoals verscheidenen van onze heren doen, zal ik er in het openbaar over spreken in de volgende Transactions 9), deze manier aanbevelend om nieuwe ontdekkingen zeker te stellen, uw Voorbeeld aanvoerend, en dat van meneer Boyle, die ook enige van zijn uitvindingen bij onze Society heeft gedeponeerd.

  Het is ons een grote vreugde te horen, dat u goed nieuws hebt gekregen over uw uurwerken op zee; maar de Proef die u laat doen op de reis die naar Cayenne zal gaan, zal overtuigender zijn.
Wat zegt u over de nieuwe manier van een Uurwerk, waarvan de beweging in het luchtledige wordt gemaakt om de ongelijkheid van de Lucht te verhelpen? Men heeft mij bericht dat men er een verhandeling over heeft gedrukt in Rome°), waarvandaan men me ook schrijft dat er hagelstenen zijn gevallen bij Siena, waarvan een enkele twee pond woog; wat ongelooflijk lijkt. Maar ongemerkt word ik te lang; daarom zal ik er niets aan toevoegen, behalve dat ik ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg.    
    P. S.
  U zou me een groot genoegen doen, mij uw Kritische opmerkingen over alle Transactions te sturen, als vriend.


    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
  dans la Bibliotheque du Roy à
36 β Paris.  


7)  Zie No. 1758.       8)  Deze zitting was op 21 okt. (o.st.) [Birch, p. 396].
9)  Deze aanbevelingen vindt men nergens in de Philosophical Transactions.
[ °)  Matteo Campani, L'orivolo giusto d'Antimo Tempera, Roma 1668.]



[ 504 ]

No 1767.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

17 oktober 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1757. Huygens' antwoord: No. 1770.

    Monsieur

  Aangezien u het zo wilt, ga ik door met u de Transactions te zenden, hoewel die van de laatste maand 1) misschien niets bevatten dat naar uw smaak is; de manier om Zout te maken iin Frankrijk zal u voldoende bekend zijn, en het verhaal van de brand van de berg Etna heeft niet heel opmerkelijke bijzonderheden; dit zijn de twee voornaamste koppen van dit Tijdschrift.

  Iedereen is nog buiten de stad; daarom heeft onze Society nog niet vergaderd 2); waardoor het komt, dat ik haar nog niet 3) gepresenteerd uw Anagrammen 4); wat ik echter zal doen in hun eerste vergadering. Ik heb u geschreven 5) op 6 september, toen antwoordend op enkele bijzonderheden in twee van uw brieven; vastbesloten om u overigens zo spoedig als ik kan tevreden te stellen, als het God behaagt.
Ondertussen heb ik gesproken met de heer Neile 6), na hem te hebben laten zien wat u schreef in uw brief van 10 augustus 7) aangaande zijn theorie van beweging 8). Hij is zeer uw dienaar en merkt wel uit die bijzondere redeneringen, die de heer Wallis hem heeft gestuurd, dat hij moet afzien van zijn bespiegelingen. Hij wenst echter dat een bekwaam iemand zou ondernemen de werkelijke aard en de ware principes van beweging te ontdekken, waaruit die regels voortkomen die u 9), de heer Wren 10), en doctor Wallis 11) zo geleerd naar voren hebben gebracht; eraan toevoegend dat alles wat tot dusver is gemaakt, ons alleen leert, dat de Natuur zich houdt aan die en die wetten en verhoudingen bij het bewegen van lichamen; maar dat er nog niets deugdelijks naar voren is gebracht aangaande de fysische oorzaak, die maakt dat een lichaam beweegt en van plaats verandert.

  Op wat u aanroert, dat rust en beweging volgens u slechts relatief kunnen worden beschouwd, zegt hij, dat gesteld dat er maar een enkel lichaam in de wereld is (wat niet onmogelijk is), dat lichaam absoluut beschouwd zou moeten worden, en of in rust of in beweging zou moeten zijn, zonder enige relatie.


1Numb. 51, Sept. 20.       2)  1e zitting: 21 okt. (o.st.).       3)  Voeg in: heb.
4)  Zie No. 1758.       5)  No. 1761.       6)  William Neile.       7)  No. 1754.
8)  Zie No. 1747.       9)  Zie No. 1693 en 1716.       10)  No. 1696.       11)  No. 1704.

[ 505 ]

Hij zal trachten uw regels over dit onderwerp meer in het bijzonder te beschouwen dan hij heeft gedaan, en misschien zal hij u er zijn gedachten over zeggen.

  Ik heb de heer du Bois de la Mothe 12) ontmoet, maar het is nog maar kort geleden. Ik bedank u ervoor dat u mij bekendheid gegeven hebt met iemand die, hoewel jong, heel rijk van geest is en zeer aangenaam in de conversatie. Ik zal trachten hem te laten blijken, hoeveel waarde ik hecht aan de eer van uw aanbeveling, en de verdiensten van de een en de ander.

  Het eerste deel 13) van de heer Wallis over Beweging en statica zal over een maand gedrukt zijn, als ik me niet sterk vergis, en het zal te koop aangeboden worden zonder dat men wacht op beëindiging van het overige. En ik geloof dat men over 15 dagen ook zal hebben gedrukt de Optische Lessen van de heer Barrow 14), professor in de Wiskunde te Cambridge; die nog tal van andere mooie dingen bij zich heeft, die hij bedacht heeft, en die we zullen trachten ook aan hem te onttrekken; hij heeft de reputatie zeer geleerd te zijn in alle onderdelen van de Wiskunde.

  Ik zal wel blij zijn zo spoedig mogelijk van u te vernemen, alstublieft, dat u deze brief hebt ontvangen van

Monsieur
    Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg.    

  A Londres le 7 Octobre 1669.


    A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
  dans la Bibliotheque du Roy
à
28 β Paris.  


12)  De Cahideuc, comte Dubois de la Motte, was vader van admiraal Emmanuel Auguste.
13)  Zie het werk van No. 1702, noot 8 [Mechanica: sive, de motu, Pars prima].
14)  Een werk waarvan de derde editie de titel draagt: Lectiones opticae & geometricae ..., Lond. 1674. De eerste editie is van 1669 [zie No. 1717, noot 20: Lectiones XVIII ... in quibus Opticorum phaenomenΩn genuinae rationes investigantur, ac exponuntur], de tweede van 1672 [1670: Lectiones geometricae].



[ 513 ]

No 1770.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

30 oktober 1669.

De brief is in Londen, Royal Society.
Antwoord op No.
1761, 1767. Oldenburgs antwoord: No. 1773 (PS), 1779.

A Paris ce 30 Octobre 1669.  

    Monsieur

  Ik heb te antwoorden op 2 van uw brieven, waarvan de eerste van 6 september mij werd gegeven toen ik nog buiten de stad was 1), de andere van 7 oktober hier, 8 dagen geleden. Ik bedank u heel nederig voor het Tijdschrift dat bij de laatste kwam en voor de goedheid die u hebt ze mij alle achtereenvolgens toe te sturen. Wat betreft de kritische opmerkingen die u wenst dat ik als vriend maak, ik weet wel dat ik nauwelijks aanleiding zal vinden ze te maken, aangezien alles wat u er inzet me altijd heel goed en heel oordeelkundig geschreven leek. En als er soms zaken in stonden die niet naar ieders smaak waren, waren ze het toch naar de mijne.
Men weet wel dat om elke maand een Tijdschrift te leveren, zo uitgebreid als het uwe, niet al het nieuws altijd even belangrijk kan zijn en dat zou teveel gevraagd zijn. Overigens moeten de zaken mijns inziens zo eenvoudig mogelijk gesteld worden, en ik zeg soms tegen de auteur 2) van het Franse Tijdschrift dat hij het ingewikkelder maakt dan nodig is.

  Wat u in uw voorlaatste Tijdschrift 3) hebt gezet over het vliegen van spinnen leek me zeer vreemd en nauwelijks te geloven. Want hoe kan het zijn dat. voor deze waarneming van uw man uit Cambridge 4), niemand ter wereld bij toeval hetzelfde heeft gezien, aangezien hij verzekert dat bijna alle soorten spinnen zich zo in de lucht verheffen. Ik zou wel willen weten wat uw heren van de Royal Society ervan geloven; wat betreft die van onze vergadering, ze hebben er evenveel moeite mee als ik.


1)  Huygens was enige tijd bij Perrault in Viry geweest [7 sept. nog in Parijs, 17 okt. terug]. Zie No. 1769.
2)  J. Gallois, redacteur van Journal des Scavans.       3Phil. Tr. Numb. 50, August 16, 1669.
4)  Martin Lister, zie Birch [p. 422], 10 feb. 1669/70. Zie No. 1779, n. 3. Waarneming gestuurd aan John Ray.

[ 514 ]

  Als uw glas van 50 voet Saturnus laat zien zoals ik in de 2e van de foute figuren*) heb gezet, concludeer ik eruit dat het nauwelijks goed moet zijn, en het zal evenmin heel duidelijk zijn op de maan. Ik heb mijn glazen van 45 voet, waarvan ik er twee heb die er enigszins goed uitzien, nog slechts overdag geprobeerd, omdat ik hier geen gelegenheid heb om een buis van die lengte op te stellen. Ze schijnen niet slecht met deze proef, maar om nu te zeggen dat het goed is voor de planeten, dat zou ik niet durven, en vooral door onvolkomenheden van de materie die ik duidelijk zie als ik de glazen bepaalde terugkaatsingen laat geven, want wat de vorm betreft geloof ik dat ze volmaakt geslepen zijn.

  Het enige grote glas van Campani dat ik geprobeerd heb is dat, meegenomen door de heer Cassini, dat van maar 15 voet is. Het is heel goed en goed bewerkt, maar bij middelmatige lengten is dat niet zeldzaam; we hebben er hier van 17 en 22 voet die nog een beetje beter werken.

  Die buizen waarin meneer Boyle het ontluchte water opsluit, met een breedte 5) van een duim of 1½, vindt men dat, bij schudden van het water, dit een heel verschillend effect geeft als het tegen het glas stoot, dan het anders zou doen als er lucht bij zou zijn? Want het lijkt erop dat deze breedte bijna even gemakkelijk doorgang zou geven aan lucht als aan vacuüm.

  Wat betreft de reden die de heer Neile 6) vraagt, waarom een lichaam beweging geeft aan een ander lichaam dat het treft, ik geloof niet dat men die kan vinden met meer bekende principes. En ik denk iets gedaan te hebben, door aan te tonen aan welke regels de natuur zich houdt bij het meedelen van beweging. Hoewel ik slechts laat zien dat het zo is. Wat betreft zijn veronderstelling van een enkel lichaam in de hele wereld, zeg ik dat men in dit lichaam noch beweging noch rust zou kunnen beschouwen, omdat er niets zou zijn om deze toe te herleiden. En als hij het niet met me eens wil zijn dat beweging en rust slechts relatief beschouwd kunnen worden, verzoek ik hem mij te zeggen en te definiëren wat de een of de ander is als ze absoluut en zonder relatie worden genomen.

  Ik zal wel blij zijn te vernemen dat mijn 7) Anagrammen afgeleverd zijn 8). Als u de manier ervan zou publiceren in uw Transactions 9), zoals u zegt, denk ik niet dat er iemand zou zijn die het niet zou goedkeuren, als zijnde een middel om aan ieder recht te doen.

  Het nieuws van mijn Uurwerken na de terugkeer uit Candia 10) is nog steeds heel


2e foute figuur [ *)  Zie figuur rechts. Waarschijnlijk bedoelde Oldenburg een andere, zie p. 494, extra noot, en No. 1820.]
5)  Zie No. 1751 en 1754.       6)  Ridder William Neile.
7)  Zie No. 1758.     8)  21 oct. (o.st.) [Birch, p. 397].
9)  Niet gebeurd.     10)  Zie No. 1757 en 1765.

[ 515 ]

goed en ik zal u hierna bijzonderheden ervan kunnen zeggen die bekendheid verdienen, maar tot dusver zijn er redenen die me ervan weerhouden.

  Ik groet u en ik ben van ganser harte

Monsieur
Vostre treshumble et tresaffectionnè serviteur
Hugens de Zulichem.  


[ 519 ]

No 1773.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

11 november 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
PS is antwoord op No.
1770. Huygens' antwoord: 22 jan. 1670 [No. 1793].

A londres le 1 Novembre 1669.  

    Monsieur

  Nu de Royal Society weer is begonnen met haar gewone Vergaderingen 1) heb ik het als mijn plicht gezien u te kennen te geven wat ik niet eerder kon doen, te weten dat


1)  Op 21 okt. (o.st.) [Birch, p. 396]. Oldenburg presenteerde er o.a. Huygens' anagrammen en diens brieven No. 1754 en 1757.

[ 520 ]

ik haar de Anagrammen 2) heb gepresenteerd van de 14 proposities, die u mij enkele weken geleden stuurde, om ze bij haar te deponeren. Zoals deze heren ze ontvingen met een betuigenis van een heel bijzondere welwillendheid ten aanzien van uw persoon en de voortbrengselen van uw verstand, zo droegen zij me ook op u namens hen te bedanken voor het respect dat u hun bij de gelegenheden blijft schenken; daarbij wensen zij dat u de onthulling van deze geheimen niet te lang uitstelt, opdat de weetgierige wereld er zo spoedig mogelijk van kan genieten, en u dan ook openlijker haar erkentelijkheid betuigen.

  Men heeft ons uit Italië bericht, dat pater Gottignies in Rome deze laatste twee jaren een donkere band heeft gezien 3) op het midden van Saturnus; met een Kijker van 30 palm, en dat de heer Auzout die dezelfde planeet aandachtig heeft bekeken, hem wel groot had gevonden om het komende jaar rond te worden. Ik twijfel er niet aan Monsieur, dat u hetzelfde nieuws hebt vernomen, en dat u en de heer Cassini ook waarnemingen hebben gedaan aan hetzelfde Hemellichaam, waarvan we wel blij zullen zijn te horen, of ze overeenkomstig zijn met die uit Italië of niet.

  Men heeft ons ook uit dezelfde stad geschreven dat de pater 4) een microscoop heeft gemaakt, die kan vergroten tot 350 keer in diameter, en dat die van Divini er niet bij in de buurt komen, noch in vergroting, noch in beeldveld. Als dit wordt gedaan met de bolvorm is het meer dan men hier heeft gedaan, of elders voorzover ik weet.

  Meneer Hooke werkt nog altijd aan het vervolmaken van de slingeruurwerken. Onlangs 5) bracht hij voor de Society een van die lange slingers 6), waarvan u hiervoor hebt horen spreken in een brief van de heer Du Hamel 7). De slinger is van 14 voet lengte en het gewicht dat beweegt en dat bewogen wordt is elk van 3 pond. Het uurwerk heeft vier raderen en de slinger maakt slechts heel kleine slingeringen, te weten van een graad of zoiets; en blijft gaan gedurende een tijd van 70 weken. Hij zal hem uitproberen om waarnemingen aan de hemel te doen, en aan het Gezelschap verslag doen over het resultaat.

  Het boek 8) van de heer Barrow aangaande de Optica is van de pers. Ik zal bij de eerste gelegenheid een Exemplaar ervan sturen aan de heer Justel, die het u zal lenen om het te beoordelen. Ik hoop dat dit u zal opwekken eindelijk uw Dioptrica te laten drukken die de geleerden met ongeduld van u verwachten.

  De heer Wren denkt 9) dat zijn nieuwe toestel om hyperbolische glazen te bewerken


2)  Zie No. 1758.       3)  Zie ook Birch, p 399, Oct. 28: brief van Justel.       4)  Gottignies.
5)  Oct. 28 [zie n. 3].       6)  Zie No. 1735, 1738, 1742, 1744, 1751.       7)  Zie No. 1738, PS.
8)  Zie No. 1767, n. 14.       9)  Zie No. 1754 en 1761, en Birch p. 399:]

Mr. Oldenburg mentioned, that Dr. Wren desired to borrow the model of that engine of his, in order to make a scheme and description thereof for the satisfaction of Monsr. Huygens, who, though he had much applauded that invention, and the demonstration of it, yet had made some objections against its practicableness; which objection seemed only grounded on the objector's misapprehending the contrivance of the engine; to remove which Dr. Wren was willing to send him a scheme of the model.  [<]

[ 521 ]

zodanig gemaakt is, dat het glas en het toestel elkaar perfectioneren; zonder dit zou hij in deze zaak niets naar voren hebben gebracht. Misschien dat ik hem ervan zal overtuigen mij de tekening ervan te geven om ze aan u te sturen, om er meer voldoening van te hebben. En na deze verkregen te hebben zal ik haar laten drukken in de Transactions, wat gedaan zal kunnen worden in de maand november 10).

  Ik heb pas gehoord dat hetgene dat in de Transactions van augustus (Nummer 50) is gepubliceerd aangaande weefsels, die in de herfst in de lucht zweven, en de oorzaken ervan (Spinnen), wordt beschouwd als een onmogelijk verhaal; maar ik kan verzekeren dat het betrouwbare en evenzeer ontwikkelde personen zijn, die hebben waargenomen en zeker gesteld wat in deze Transactions erover wordt gezegd en die zullen trachten het eens te bevestigen aan de geleerde wereld en aan

Monsieur
    Vostre tres humble serviteur
H. Oldenburg.    

  Toen ik op het punt stond deze brief te verzegelen, kwam men mij de uwe brengen van 30 oktober 11) nieuwe stijl waarvoor ik u nederig dankzeg. Ik heb niet genoeg tijd om op dit ogenblik te antwoorden op alle bijzonderheden erin bevat. Toch vind ik dat ik hierboven op twee punten heb geantwoord, die u in uw brief aanroert; te weten wat uw Anagrammen betreft, en het vliegen van spinnen. Wat de rest betreft zal ik een andere gelegenheid aangrijpen 12) om u er rekenschap van te geven, voorzover het mij mogelijk zal zijn.

  Ik ben geheel de uwe.


    A Monsieur
Monsieur Hugens de Zulichem
  dans la Bibliotheque du Roy
à
10 β Paris.  


10)  Inderdaad [Numb. 53].       11)  No. 1770.       12)  Zie No. 1779.



[ 532 ]

No 1779.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

21 november 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1770. Huygens' antwoord: 22 jan. 1670 [No. 1793].

A Londres le 11. Novembre 1669.  

    Monsieur

  Aangezien u zo goed bent mij uw goedkeuring te betuigen voor wat tot dusver in de Transactions is gezet, nadat ik u had verzocht 1) daarover als vriend uw Kritische opmerkingen te maken, zou ik niet ongelovig durven zijn bij wat u mij erop hebt geantwoord; waaruit ik meer moed schep om mijn mededelingen voort te zetten, en u er gedrukte exemplaren van te sturen.

  Aangaande het wantrouwen, dat u en uw heren bewaren aangaande het Vliegen van spinnen, zou ik niet anders kunnen zeggen dan dat er Onwaarschijnlijke Waarheden zijn, en verder dat wij degenen die het ons hebben meegedeeld als hun eigen waarneming, hebben aangespoord er in de toekomst zorgvuldig op te letten, en ons deelgenoot te maken van wat zij er voortaan van zullen waarnemen, hetzij ter bevestiging van de zaak, hetzij voor het tegengestelde 2). Toch zijn wij overtuigd van zowel de rechtschapenheid als de weetgierigheid van de Schrijvers 3) en we kunnen geenszins geloven dat zij zich


1)  Zie No. 1770.       2)  Zie Birch, Feb. 10, 1669/70 en Phil. Tr. Numb. 65, Nov. 14, 1670.
3)  Martin Lister ... zoöloog, in 1671 lid van de Royal Society ... In 1698 begeleidde hij de ambassadeur, de hertog van Portland, naar Parijs, en publiceerde A Journey to Paris in the Year 1698, London 1698 [en 1699].

[ 533 ]

gemakkelijk zullen laten misleiden, en veel minder dat ze geneigd zijn anderen te misleiden.

  Wat betreft ons Glas van 50 voet, we verwachten dagelijks wat de heer Hevelius heeft gevonden van de kwaliteit ervan. We hadden, toen we het probeerden, geen goede buis gereed, en het schip dat het naar de genoemde Hevelius moest brengen, voor wie men het had gemaakt 4), drong er bij ons op aan het in te pakken, zodat we het slechts een avond konden onderzoeken, en in een oude slechte Buis.

  Men schrijft uit Italië, dat men met succes een Kijker van 50 voet zonder Buis heeft gebruikt, voor de Maan. Hoewel dit vrij gemakkelijk in praktijk te brengen is op Objecten overdag, en ook op zo'n object als de Maan, zal men zeker een heel wat grotere moeilijkheid vinden om het te gebruiken voor de andere Planeten en de Sterren.

  Aangezien u twijfelt aan de kwaliteit van uw glazen van 45 voet, door onvolkomenheden van het materiaal, zal men trachten 5) u enige goede materie van hier te leveren, gezien het feit dat men dicht bij de stad glas maakt (te Lambeth) dat beter bevonden wordt dan dat van Venetië, zonder aderen, en heel geschikt voor telescopen.

  Onze heren bedanken u voor het goede nieuws waarvan u hen deelgenoot hebt gemaakt, aangaande uw uurwerken, die naar u zegt de reis naar Candia met succes hebben gemaakt, en waarvan u zich de bijzonderheden voorbehoudt waarvan u evenwel denkt dat ze het verdienen bekend te worden. Zij zullen wel blij zijn, wanneer u het van pas vindt, er de details van te vernemen, en ze beelden zich in dat u het meedelen niet te lang zult uitstellen.
Ik twijfel er niet aan dat u hebt vernomen, dat signor Campani naar Florence is gegaan om aan de Groothertog een uurwerk te laten zien dat in het Luchtledige is. U zult ons verplichten, als u er details van weet, ons te zeggen hoe het is gemaakt; of het met een slinger is, of anders, en op welke manier men het opwindt enz.  [<]

  De genoemde Campani beweert dat men het op zee zeer nuttig kan gebruiken; wat men hier nog niet gelooft. Bovendien bericht een vriend me uit Rouen, dat de Uitvinding van Lengtebepaling 6) met zekere en nauwkeurige kennis van de Maanbeweging, en door middel van een Instrument, gemaakt om 2 of 3 waarnemingen van de Zon en van de Maan tegelijkertijd te nemen, thans in Onderzoek is bij uw Academie.


4)  Zie No. 1761.       5)  Zitting van Nov. 4, 1669 [Birch, p. 400].
6)  Zie No. 1732. Resultaat van het onderzoek: Histoire de l'Academie Royale des Sciences (ed. 1733) T. I, p. 74.

[ 534 ]

Ik verzoek u, Monsieur, ons te zeggen hoe het daarmee staat; en in het bijzonder, of de Tabel van de uren, minuten en seconden, waarop gedurende heel deze maand november de maan, volgens deze Auteur, op de meridiaan van Parijs zou moeten komen, bevestigd wordt door de Waarnemingen?

  Meneer Boyle groet u heel nederig, en zegt dat het verschil in effect, wanneer het water tegen het glas stoot wanneer er Lucht bij is, en wanneer het dit doet zonder Lucht, wel aanzienlijk is; het geluid van het Water dat tegen het glas valt zonder Lucht is alsof het een stuk hout of steen was, heel verschillend van dat, gemaakt door het geschudde water tegen het glas waar Lucht bij is. Hij voegt eraan toe dat, hoewel in bredere buizen de Lucht er makkelijker langs gaat, en zo geen noemenswaardige weerstand geeft aan de vallende vloeistof, dat het in nauwere buizen echter wel zo is dat er meer weerstand is dan wanneer de Lucht eruit is gehaald. Hij heeft dit Experiment niet gedaan met heel brede Buizen, vanwege het veel grotere gevaar de glazen te breken.

  Ik heb vandaag aan twee mensen uit Genève, die van hier naar Parijs gingen, genaamd meneer Tronchin 7) en meneer Chouet 8), de Optica van de heer Barrow geleverd waarover ik u sprak 9) in mijn voorgaande brief. Ik hoop dat het boek van de heer Wallis de motu et mechanice ook spoedig zal verschijnen. In hetzelfde pakket waarin de Verhandeling van Barrow zit, heb ik enkele bladen gedaan van de heer Boyle over de Vraag, of er een absolute en volmaakte rust is in Rustende vaste lichamen, die hij heeft laten drukken als een Toevoegsel op zijn Essays over Vloeibaarheid en Vastheid 10), waarvan men een 2e Editie heeft gemaakt. Ik heb het pakket geadresseerd aan de heer Justel, die niet zal nalaten u deelgenoot te maken van die boeken. Dezelfde heer Boyle zal weldra zijn inleiding in de Historie van bijzondere


7)  Louis Tronchin ... 1629-1705 ... theoloog [D. H. Shantz, Between Sardis and Philadelphia (2008), p. 32: "a liberal thinker and a model of tolerance"].
8)  Jean Robert Chouet ... 1642-1731 ... filosoof die de leer van Descartes aannam.
9)  Zie No. 1773.
10Certain physiological essays and other tracts ... London 1669. Tentamina quaedam physiologica, Amst. 1667 [Lond. 1667].

[ 535 ]

Kwaliteiten 11) drukken; waarin een Appendix zal staan aangaande de Kosmische of Systematische Kwaliteiten, zoals hij ze noemt.

  Meneer Hooke heeft een heel makkelijke manier voorgesteld om een korte lijn te verdelen in zoveel delen als men wil door een dergelijke lijn te maken naar verhouding van een andere die langer is; hij denkt dat hij dit kan toepassen op Telescopen, om Waarnemingen aan de Hemel heel nauwkeurig te maken.

  Men houdt er zich mee bezig 12) op bevel van de Koning, die wil dat men op Aarde vindt wat de werkelijke maat is, die overeenkomt met een graad van de meridiaan. Men was het eens over de plaats waar het Experiment zal worden gedaan, en meneer Hooke maakt de toebereidselen voor de Instrumenten, die hij noodzakelijk oordeelt. Ik ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
Oldenburg.    

    A Monsieur
  Monsieur Hugens de Zulichem
dans la Bibliotheque du Roy à
  26 β Paris.


11Tracts ... about the cosmicall qualities of things ... An introduction to the history of particular qualities, Oxf. 1670 [1671].
12)  In de zitting van Oct. 21, 1669 [Birch, p. 398] werd een commissie benoemd: de bisschoppen van Salisbury (Seth Ward), en van Chester (John Wilkins), Sir Robert Moray, Sir Paul Neile, Dr. Wallis, Dr. Christopher Wren, Dr. Goddard en Mr. Hooke, ofwel drie of meer van hen.



[ 541 ]

No 1783.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

9 december 1669.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.

    Monsieur

  Omdat ik u niet lang geleden 1) een vrij lange brief heb geschreven, zal ik u thans niets anders zeggen, dan u te verzoeken het drukwerk 2) te aanvaarden, waarvan deze brief slechts de omslag is. U zult meneer Wren verplichten als u de beschrijving van zijn Hyperbolische toestel bekijkt, en hem uw mening erover zegt, door bemiddeling, als u het zo wilt, van

Monsieur
    Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur
H. Oldenburg.    

  A Londres le 29 Novembre 1669.


    A Monsieur
Monsieur Hugens de Zulichem,
  dans la Bibliotheque du Roy
à
26 β Paris.  


1)  No. 1779.       2Phil. Trans. Numb. 53, Nov. 15, 1669.




1670




Home | Christiaan Huygens | T. VI
< Briefwisseling met Henry Oldenburg, 1666-69 (top) | vervolg