Home | Chr. Huygens | Oeuvres X

[ 433 ]

No 2798.

Christiaan Huygens aan B. de Volder.

24 maart 1693.


Aen de Hr. Professor De Volder den 24 Mart 1693.

    Mijnheer

  Ick send UE hier neffens weder het Journael van M. de Graef met mijne aenmerkingen ende gepointeert de Caert van Africa 1) nae dat ick volgens UE goede advisen 2) verbetert hebbe 't geen ik bij abuis anders gestelt hadde als mijn eygen raisonnement mede bracht. Waer voor UE nochmaels bedancke. Hier door, gelijck UE wel geremarqueert hadde wordt die vreemde gewaende kromte der Cours wegh genomen, en blijft evenwel de Lengde tusschen St. Jago en de Caep bij 't horologie afgemeten, de selfde, en met de Caert accorderende. Het is waer dat, in de herstelde plaetsen de berekende Cours nu seer Westelyck loopt van de gegiste Cours der Stierluyden, afwijckende tot 8 2/3 graden. en bij nae maer 2 graden van de Cust van Brasilien afblijvenden. Maer het is wel moghelijck dat de generalen vloedt van Oost nae Westen het schip aldus vervoert hebbe, konnende de Stierluyden 't selve nergens aen gewaer werden. ten waer men seyde dat se van 30 duytsche mijlen distantie de Brasiliaensche Cust souden konnen vernomen hebben, 't welck ick niet en geloof; behalven dat men oock niet seecker en weet hoe nae dat dese Cust in de Caert op haere waere Lengde leght.

  Ick hebbe, gelyck UE bekent is, de daghelyckse verachtering van 't horologie, van S. Jago af, genomen soo die bij de Graef gebruyckt is van 1'. 58". Aengaende nu 't geen UE seer wel aengemerckt heeft, dat in dese verachtering te definieren eenighe veranderlyckheydt geweest is, 't zij door schult van 't horologie, of bij faute in 't observeren, soo segh ick dat dit laetste verre het waerschynelijckste is want anders soude het horologie in de 24 uren tusschen den 31 Mart, ende 1 April, ontrent 1½ minuten te veel verachtert hebben, naer advenant van dat het de 5 voorgaende daghen gedaen hadde, welcke al te groote ongelyckheydt niet en is te presumeren,


1)  Het journaal en de kaart [ook genoemd in No. 2796] zijn niet gevonden, wel de 'Verklaeringh en aenmerckingen op het Journael van Jo. de Graef ... Ao. 1690, 1691 en 1692' van Huygens [XVIII, 642-651].
2)  Niet bekend.

[ 434 ]

aengesien de naegenoegh getroffen Lengde tusschen St. Jago ende Caep door middel van 't selve horologie. De oorsaeck van de veranderlijcke begrooting der verachtering kan geweest sijn dat in de laetste observatie van den 1 Apr. de minutwyser op 49 sal gestaen hebben als gemeent wierdt op 48 stondt, gelijck daer in licht konde gedwaelt werden, door de ongeoeffende observateurs. Waer door dan de verachtering van 't horologie in de 6 daghen geweest soude sijn van 10' 51 sec. en in een dagh, van 1' 48½ sec. 't welck met de voorighe observaties veel beter accordeert als de 1' 58½". Ick hebbe dit aldus eens willen supponeren, en daer op de gestipte Coers in de bijgaende Caerte geformeert welcke men siet dat wat verder afblijft van de Americaensche Cust, als de andere nae 't horologie getrocken. Maer even wel niet veel, soo dat ick voor vast houde, dat het schip, ontrent dese daghen van den 23 en 24en Apr. door de vloedt uijt den Oosten seer verre vervoert is geweest. Ick weet wel dat volgens dese gestipte Cours de Lengde tusschen St. Jago en de Caep ontrent 2½ gr. meerder soude komen als de 48 gr. die ick te vooren, met de caert accorderende, bevonden hebbe, en ick beken dat het horologie voor soo veel kan gemanqueert hebben, maer het kan oock de faut van de Caert sijn, daer men niet vast op gaen kan, soo langh men door onfeilbaer observatien, gelijck die aan de omloopers van Jupiter de voorsz. lengde niet perfect heeft gedetermineert 3). En het waer te wenschen dat de O. Indische Comp.ie tot redres der Caerten en bevorderingh der Lengdemetingh al sulcke observatien dede in 't werck stellen; waer toe soo goede gelegentheydt heeft.

  UE gelieve 't geen hier nevens gaet aen de Hr. van de Blocquerij toe te senden, als mede UE opinie aengaende dese Proeve want ick aen Sijn Ed. en aen de Heeren Bewinth.s geschreven hebbe dat ick UE hier toe versoecken soude 4). Daer is aen gelegen dat haer Ed. sien dat dit laetste Experiment niet te vergeefs aengestelt is, en beter uyt gevallen als sij op het raport van Mr. de Graef gelooft hadden 5). Waer nae oock haer Ed. soo ick geloof, niet onmoghelijck sullen oordeelen met de Lengde Metingh te reussieren; en te meer om dat ick haer Ed. verseeckert hebbe van iets beters als de horologien met Pendula daer toe geinventeert te hebben 6). Ick blijve

    Mijn Heer

UE. ootmoedige dienaer    


3)  Het lengteverschil tussen Santiago, Kaap-Verdische eilanden, en de Kaap is 42 graden.
4)  Zie brief No. 2796.     5)  Zie over dit ongunstige verslag brief No. 2773.
6)  Zie de noot na No. 2796

[ 435 ]

No 2799.

Christiaan Huygens aan B. de Volder.

24 maart 1693.   Aanhangsel bij No. 2798.

  in een briefje apart.

  UE. kan dezen brief of copije der zelve neven voorgemelte stucken overzenden*). waar door misschien UE. moeyte in geven van zijn advis zal konnen vermindert werden en oock blycken dat ick de correctie bij UE. gedaan, noodigh geacht en gevolght hebbe.


[ *)  Cf. 2802, 2803 hierna.]




No 2800.

B. de Volder aan Christiaan Huygens.

6 april 1693.

    Wel Edele Heer,

  Ick hebbe UEdts aangename van den 24ste maart nevens de bijagen wel ontfangen, maar door indispositie niet konnen examineren als heden, en gisteren. Nu de saack insiende, weet ick bijna niet wat conclusie te formeren. Want onseecker sijnde hoe groot de dagelyxse vertragingh van 't Horologie is geweest op St. Jago, en wel sodanigh onseecker, dat het een verschil van 2½ of oock wel meer graden op dese wijs soude komen te importeren, hoe kan men met eenige seeckerheijd van de rest concluderen? T'is wel waarschijnelyck, gelijck UEdt dit aanmerckt, dat in de observatie van den 1ste April een misslagh is begaan, en misschien is 't oock wel soodanigh een, als UEdt. bybrengt, maar dit schijnen mij ten minsten altijdt het laatste, alleen gissingen. T'is oock waar, dat de lengde van de Caap, die de caart aanwijst soo vast niet en is, dat men dese 2½ graden verschil, seeckerlyk tot een fout aan de Horologien soude konnen toeschrijven; maar aan de andere kant is 't oock waar, dat de caart soo wel kan missen met de Caap oostelijcker te leggen, als Westelijcker alst behoort. Twelck soo waar mocht sijn, en dat de Caap inderdaat minder ten oosten van St. Jago verscheelde, als de caart van Visser 1) medebrengt sou dit de fout der Horologien noch grooter maacken.


1)  Africae accurata Tabula ex officina Nic. Visscher. Deze maakt deel uit van een serie kaarten, zonder algemene titel gepubliceerd door Visscher en Van Waesberge te Amsterdam  [afb. ex officina Gerardi a Schagen].

[ 436 ]

Waarbij komt, dat de observatie van de Franse Jesuiten gaande naar Siam 2), die misschien de seeckerste is, die wij omtrent des Caaps lengde hebben, den Horologien gansch niet schijnt te favoriseren. Want die determineren de lengde van de Caap naar de meridiaan gaande door l'isle de fer op 40½ gr. dat is, naar de meridiaan van onse caarten gaande door Tenariffa, wat meer als 38 gr. waarmede de caarten van de Compagnie schijnen overeen te komen. So dat na dese observatien het Horologie een verschil van lengde tusschen St. Jago en de Caap soude hebben aangewesen, 'tgeen van het waare over de 5 gr. soude verschillen, ten minsten altydt incas dat St. Jago, te recht 7 gr. westelijcker gestelt wert als de meridiaan van Tenariffe.

  Uyt welck alles ick dan niet anders sie te concluderen, als dat dese proeve ten besten genomen de saacke laat genoechsaam in deselfde staat als voorheen, als hebbende de observateur door de daaghelyxse vertragingh vant Horologie niet accuraat genoech geobserveert te hebben, ons buijten postuur gestelt, om met eenige seeckerheijt vant qualyck of wel uijtvallen der Horologien, uijt dese proeve te konnen oordelen.

  Ick hebbe gemeent van mijn plicht te sijn, eer ick iets aan de H.ren van de Compagnie schreef, UEdt van dese mijne gedachten communicatie te geven. Waar op UEdts antwoort te gemoet siende, sal ick eyndigen met UEdt te verseeckeren, dat ick met alle respect blijve

    Wel Edele Heer

UEdts ootmoedige Dienaer    
B. De Volder.        

  Leyden, den 6 April 1693.

Hiernevens gaat de quitantie van mons.r van der Aa 3).

    Aan de WelEdele Heer
Mijn Heer Christiaan Huijgens Heer van Zelúm etc. etc.
      int Noortende in de Crabbe
        in den Haagh.


2)  Zie brief No. 2455, noot 10 [IX, 132: Tachard], en het stuk No. 2519 op p. 274.
3)  Zeer waarschijnlijk de boekhandelaar, genoemd in noot 3 van brief 2534 [IX, 313: Pieter van der Aa].



[ 442 ]

No 2802.

Christiaan Huygens aan B. de Volder.

19 april 1693.


De Prof. de Volder.

Haghe den 19. Apr. 1693.    

    Mijn Heer

  Uijt UE. schrijvens van den 6 deser hebbe met leetwesen verstaen UE Indispositie, en ben sedert het ontvangen desselfs mede vrij quaelyck daer aen geweest, hebbende eenighe daghen plat te bedde gelegen van een fluxie op de heup met veel pijn. Sonder 't welck niet soo langh soude geweest sijn sonder UE te antwoorden. UE heeft mij vriendschap gedaen, van sijn dubia voor te stellen aengaende de conclusie in sijn advis aen de Hr. Bewinthebberen te nemen. En ick hadde oock bij mij selfs al gedacht nae 't afsenden van mijn brief dat UE in eenighe twijffelingh daer ontrent soude wesen, om dat ick scheen te willen sustineren dat door dese laetste proef meerder geavanceert was in 't bewijs mijner Lenghtevindingh als UE misschien konde konnen toe staen. Daer om hebbe ick nu mijn pretensie naerder geexpliceert en soo mij dunckt niet te hoogh gestelt, in den brief hier ingesloten 1) dewelcke UE in plaets van de voorgaende 2) sal konnen aen de H. Bew. oversenden, nevens UE advis en de verdere stucken op dat haer Ed. sien mogen dat ick UE censure en aenmerckingen geensins tegen en spreecke. Ick bidde UE dat sulx hoe eer hoe liever moghe geschieden, dewijl het nu al langh is dat ick aen de H. Bew. 't selve hebbe doen verwachten. Ick blijve naer excuse van al de moeyte die UE. geve

    Mijn Heer

UE. ootmoedige dr.    


1)  Zie het aanhangsel, No. 2803.     2)  Zie No. 2798 [<].

[ 443 ]

No 2803.

Christiaan Huygens aan B. de Volder.

[19] april 1693.   Aanhangsel bij No. 2802.


De Prof. de Volder.

Haghe den ... Apr. 1693.    

    Mijn Heer

  Ick bedanck UE. nochmaels van UE gedaene Correctie in mijn Rekening, en UE vorderene aenmerckingen die in dat tegenwoordigh Examen der genomene Proeve van Lengdemetingh seer considerabel sijn 1).

  Evenwel soo blijft dit seecker dat volgens de Observatien van M. de Graaf (sijn misrekeningen verbetert sijnde 2), en mijne Instructie simpelijck naegekomen) de Lengde tusschen S. Jago en de Caep de B. Esp.e van seer nae 48 gr. door het horologie is afgemeten, en dat dit met de Caerten van Visscher en Blaeuw 3) seer wel overeenkomt. Mijn abuijs in 't pointeren van eenighe Lenghdens van 't schip en beletten niet, gelijck UE weet, dat die conclusie waer zij, alhoewel dit abuijs bij mij geredresseert sijnde in de nevens gaende Caert, de cours nu veel naeder aen de Cust van Brasilien komt te vallen dan ick gemeent hadde. Dit tot hier toe kan UE. soo ick geloof aen de Heeren Bewinthebberen verseeckeren waer te sijn.

  Dat men nu hier uijt soude konnen besluyten de perfectie deser Lengde metingh genoegsaem gedemonstreert te sijn, of naerder als door de voorgaende proef van Ao. 1687 4) wil ick niet pretenderen want niet alleen UE remarque ontrent de veranderlycke daghelycksche verachtering van t horologie van S. Jago waergenomen, en laet sulx niet toe, maer oock de onsekerheijdt der stellinge van Lengden in de Caerten soude sulk besluyt twijffelachtigh maecken al hadde het horologie noch soo wel gegaen. en sal altydt soo doen behalven als men gelegentheijdt heeft om de Lengde van 2 selfde plaetsen, op de heen en weerreys te meten, of dat het Lengde-verschil door seeckere observatie aen de omloopers van Jupiter geobserveert zij.

  Het is mij genoegh dat men sien sal uyt UE en mijne aenmerckingen dat, (selfs niet tegenstaende de voorsz. onsekerheden) het horologie veel beter effect gedaen heeft op de reys van S. Jago naer de Caep als het volgens de verkeerde rekening van de Graef scheen gedaen te hebben: En dat het voorts onschuldigh is aan de groote buytenspoorigheijdt die hij op de weerreys bevonden heeft.


1)  Vergelijk brief No. 2798 [<].     2)  Zie brief No. 2786.
3)  De kaart 'Africae nova descriptio auct. Guil. Blaeuw' [afb.] van de beroemde Atlas van Blaeuw.
4)  Zie over de resultaten van deze proef van 1687 het stuk No. 2519.

[ 444 ]

welcke twee pointen aen de Heeren Bewinth.en geconfirmeert sijnde, haer Ed. min quaede opinie sullen doen hebben als het raport van gemelte de Graef 5) haer gegeven hadde aengaende het meten der Lengde door dusdanigh middel, voornaementlijck als men iets veel beters als de Pendulen aen haer Ed. sal voordraegen 6).
  Ick blijve nae hartelijcke groetenis
5)  Zie over dit rapport No. 2773.     6)  Zie No. 2796, eind.


[...]




Home | Christiaan Huygens | X | B. de Volder (top)