Jan Pieter Karman in de Pauluskerk
De Koff orgel Jan Pieter Karman foto Wouter van Belle

Tweede reeks orgelconcerten in de Pauluskerk

8 september 2007
6 oktober
3 november
1 december
2008

In de eerste helft van dit jaar heeft u vier orgelconcerten kunnen horen [>] waarbij de muzikale ontwikkeling van 'onze' Sweelinck tot Buxtehude werd gevolgd. In het 2e halfjaar van dit 'Buxtehudejaar' volgen we in weer vier concerten de lijn Buxtehude - Bach - Mendelssohn - Reger.
Hier gaat het overigens niet om leraar-leerlingverhoudingen. Bach (1685-1750) was wel een groot bewonderaar van Buxtehude (1637-1707), en in zijn jeugdwerken voor orgel is de Noordduitse stylus fantasticus ook duidelijk aan te wijzen. Mendelssohn (1809-'47) en Reger (1873-1916) waren beiden grote bewonderaars van Bach. Reger gebruikte weer nadrukkelijk barokke vormen en technieken, maar dan vaak wel in een laat-tonaal idioom.

De 4 concerten vinden weer plaats in de Pauluskerk (Straatweg 37, Breukelen), op zaterdagavonden, elk beginnend om 20.00 uur.
Het Nieuwjaarsconcert is trouwens in dezelfde kerk op dinsdag 1 januari om 16.00 uur. Toegang concerten vrij, collecte tegen de onkosten aan de uitgang, en een drankje na afloop.

Het 1e concert op 8 september is een Buxtehude-concert. Van Buxtehude is veel orgelliteratuur bewaard gebleven, daar zou nog menig concert mee te vullen zijn! De diverse genres vrije en koraalgebonden werken waarborgen een gevarieerde opbouw van het concert. 8 September is Monumentendag, en deze zet dit jaar 20e eeuwse monumenten in het zonnetje. Dan zitten we in de Pauluskerk dubbel goed: de kerk dateert uit 1909, het De Koff-orgel uit 1953 (met veel materiaal van het vorige uit 1909).

Het 2e concert op 6 oktober is een Bach-concert. Van Bach is ook een grote variëteit aan orgelmuziek bewaard gebleven. U zult enkele jeugdwerken horen (de verbinding met Buxtehude), een triosonate, wellicht de passacaglia, een 'groot' koraalvoorspel ..., kortom alles wat je op zo'n Bach-concert verwachten mag.

Op het 3e concert, 3 november, enkele sonates en andere werken van Mendelssohn. Een aantal van zijn sonates zijn gebaseerd op protestantse koralen, waarvan er twee ook in het Liedboek staan: "Aus tiefer Noth" (gez. 19 - Sonata III) en "Vater unser" (gez. 48 - Sonata VI). Mendelssohn wordt afgewisseld met koraalbewerkingen van Brahms (1833-1897) uit zijn Opus 122 (uit 1896, uitgegeven in 1902), waarin hij Bachs Orgelbüchlein als model heeft gebruikt.

Het 4e en laatste concert in deze reeks op 1 december. Reger deed o.a. de koraalfantasie weer herleven. Op het programma staan in elk geval de grote fantasie over "Ein feste Burg" en de al even befaamde Introductie en Passacaglia in d.

Ten slotte een opmerking over het orgel. Dankzij de aanwezigheid van diverse vulstemmen laat zich goed een barok plenum opbouwen, en dankzij de aanwezigheid van evenzovele tongwerken ook een 'romantisch' (19e eeuws) volle werk. Ook voor zachtere registraties biedt het orgel mogelijkheden voor zowel barok als 19e eeuw. Zeker met een goede keuze van literatuur en registraties is er ook wat de "19e eeuw" betreft veel op het De Koff-orgel mogelijk.

Jan Pieter Karman




Monumentendag 8 september 2007: Orgelconcert in de Pauluskerk

Op 8 september start de 2e serie van 4 orgelconcerten in de Pauluskerk te Breukelen (Straatweg 37). Liep de eerste serie van Sweelinck (rond 1600) tot Buxtehude, deze 2e serie zal lopen van Buxtehude tot Reger (rond 1900). Daarmee is een invulling gegeven van de hele zgn. tonale periode (ong.1600 - ong. 1900).

Op het concert van 8 september een dubbele gedenking: monumentendag 2007 is gewijd aan 20e eeuwse monumenten, en 2007 is Buxtehudejaar. Het kerkgebouw uit 1909 is naar het ontwerp van architect Arie Griffioen, het De Koff-orgel stamt uit 1953 (en z'n vorige gedaante van J. Proper eveneens uit 1909). Op het orgel dit concert alleen muziek van Dieterich Buxtehude (1637-1707).

De 4 concerten zijn weer op zaterdagavonden, en beginnen elk om 20.00 uur:
8 september D. Buxtehude (1637-1707)
6 oktober Joh. Seb. Bach (1685-1750)
3 november Mendelssohn e.a. (19e eeuw)
1 december Max Reger (1873-1916)
Toegang vrij, collecte bij uitgang, drankje na afloop.

Daarmee vallen deze concerten onder de laatste 3 maanden van het kerkelijk jaar, de zgn. (13) zondagen-van-de-herfst. Twee data zal iedereen wel kennen: 31 oktober, de gedenkdag van de kerkhervorming, en de (3) laatste zondag(en) van het kerkelijk jaar, de zgn. zondag(en)-van-de-voleinding.
Bij 31 oktober zal menigeen aan hét lutherlied denken: "Een vaste burcht" (Liedboek gez. 401: "Ein feste Burg ist unser Gott"). Dit lied zal ieder concert terugkomen: een bewerking van Buxtehude, resp. Bach, Liszt (een ouverture!) en Reger (diens fameuse koraalfantasie). Dan merk je gaandeweg hoe ook muzikaal de tijd bepaald niet heeft stilgestaan! (Het orgel zal ook elke keer anders klinken, in de zin van andere registraties.) Overige koraalbewerkingen in deze serie zijn ook geënt op de (specifieke) tijd van het jaar, bijv. "Wachet auf" (gez. 262) op 1 december.

Dan nu het Buxtehudeconcert op 8 september. Uiteraard hoort u vrije orgelwerken: werken in toccatastijl (met de hoekdelen voor het volle orgel), een manualiter canzona (met zachte registraties), en een energieke fuga. De overige koraalbewerkingen zijn typisch voor de tijd van het jaar (zeker als je afgaat op opgaves uit lutherse gezangboeken van begin 18e eeuw): "Von Gott will ich..." (melodie gez. 107/126), "Ich ruf zu dir..." (gez. 404) en "Nun lob, mein Seel..." (gez. 15).
Speciale aandacht verdient Buxtehudes Magnificat (= de 10 verzen van de Lofzang van Maria, Lukas 1: 46-55, waaraan toegevoegd de 2 verzen van het Klein Gloria). Niet zozeer omdat het misschien zijn meest indrukwekkende koraalbewerking is, maar omdat de 6 orgelverzen (de andere 6 werden in principe gezongen) zo goed bij de tekst zijn geschreven. Ik noem er een paar. Het 1e (orgel)vers is in 3-delige maat — de tekst: Mijn geest jubelt van vreugde in God, mijn Redder. Het 3e vers begint met een ferme toonladderachtige solo van boven (hemel) naar beneden (aarde) als een machtig armgebaar — de tekst: Hij toont de kracht van zijn arm... In het 5e vers is als enige de reciterende gregoriaanse koraalmelodie goed te herkennen — de tekst: zoals Hij tot onze vaderen sprak... (Canisiusvert., 1952). Het is wat overdreven, maar je zou met alleen de muziek in de hand haast de tekst (of een soortgelijke) kunnen reconstrueren!

Jan Pieter Karman




6 oktober 2007, 20.00 uur:

werken van Johann Sebastian Bach (1685 - 1750)

Pauluskerk, Breukelen
Straatweg 37
Toegang vrij


P R O G R A M M A
 
1 Praeludium en fuga in C BWV 531
2 Koraalfantasie:
"Ein feste Burg ist unser Gott"
BWV 720
3 Canzona in d BWV 588
4 Koraalbewerking:
"Wer nur den lieben Gott lässt walten"
BWV 647
5 Sonata I in Es, 3 delen
- (vivace)
- adagio
- allegro
BWV 525
6 uit het Orgelbüchlein:
- "Liebster Jesu, wir sind hier"
- "Vater unser im Himmelreich"
BWV 634
BWV 636
7 Passacaglia (en fuga) in c BWV 582


T O E L I C H T I N G

In het Praeludium en fuga in C is de Noordduitse Stylus Fantasticus uit de 17e eeuw, met Buxtehude als ongeëvenaard hoogtepunt, duidelijk te herkennen: imposante pedaalsoli, snelle passages, grote akkoorden. Het gaat dan ook om een vroeg werk van Bach. Wel kiest Bach voor een tweedelige vorm, en niet voor een afwisseling van diverse toccata- en fugatische gedeelten.

Koraalfantasieën, een belangrijke vorm uit de Noordduitse orgelschool, golden begin 18e eeuw al als verouderd. Bach heeft er maar een paar geschreven. "Ein feste Burg" was bestemd voor de inwijding in 1708 van het verbouwde en vergrote orgel in de Blasiuskirche in Mühlhausen. Het bood de gelegenheid enkele nieuwe mogelijkheden van het orgel te demonstreren.

Een andere belangrijke 17e eeuwse vorm is de canzona. Buxtehude heeft er zeer vele voor orgel gecomponeerd, van Bach is er maar een bekend. Maar dat is dan ook een juweel: het 1e deel is vocaal van karakter (canzona = letterlijk "lied"), het thema van het 2e deel is gebaseerd op hetzelfde thema, maar dan van een instrumentaal karakter voorzien.

Bach heeft vele uitgebreide koraalbewerkingen gecomponeerd. "Wer nur den lieben Gott lässt walten" heeft de gebruikelijke vierstemmigheid, de melodie wordt echter niet in de sopraan ("bovenin") gepresenteerd, maar in de tenor. (Tot ver in de 16e eeuw was dit het normale gebruik; "tenor" betekent ook letterlijk: de stem die de melodie vasthoudt.)

In de 18e eeuw waren allerlei vormen van trio's (eigenlijk kamermuziek voor 2 hoge instrumentale partijen en een bas, aangevuld met een akkoordinstrument) bij organisten heel populair. Een orgel leent zich er ook uitstekend voor: de beide manualen als de hoge partijen, het pedaal als de bas. De 6 triosonates van Bach gelden als het hoogtepunt. In het 1e deel van Sonata I hoort u strijkers: de Prestanten van Hoofdwerk en Rugpositief (die van het HW is snijdender van klank), in het 2e deel fluiten (de Holpijp van het RP tegenover de meer volle Fluit van het HW). In het 3e deel een combinatie van fluit- en prestantregisters (op beide manualen Roerfluit + Octaaf).

Bachs Orgelbüchlein bevat een kleine 50 korte koraalbewerkingen van vaak heel verschillende opzet. Je kunt ze zien als een leerschool om op vele manieren een korte bewerking te maken, en deze dan desgewenst samen te voegen in een koraalpartita (= koraal met variaties). De strekking van de tekst van "Liebster Jesu" is: niet alleen het woord horen maar het ook doen. Bach beeldt dit uit in een canon in de kwint (= 5): de canon staat voor gehoorzaamheid, het getal 5 voor de geadresseerde: de mens.

De passacaglia is ook een vorm die in de 18e eeuw in onbruik zou raken. Bach schreef er voor orgel slechts een, maar dat is ook een werkelijk monument. Hij schiep hiermee meteen een precedent: direct aan de passacaglia is een fuga vastgekoppeld, gebaseerd op hetzelfde thema.

JPK


Concert in de Pauluskerk

Op zaterdag 6 oktober gaf Jan Pieter Karman een concert op het orgel van de Pauluskerk in Breukelen. Dit concert, het tweede in een serie van vier - "Van Buxtehude tot Reger" - was geheel aan Johann Sebastian Bach gewijd.
Kan Bach het opnemen tegen botsautootjes? Breukelaars weten dat de eerste zaterdag van oktober de laatste dag van een korte kermis is. En kermis in Breukelen is vooral botsautootjes. Op zo'n laatste avond komt iedereen nog graag zijn laatste potje botsen, precies naast de Pauluskerk. Maar wat waar is, is waar: het botste nauwelijks met Bach. Kerk en kermis zijn trouwens altijd al buren geweest.
Als je bij het eerste programma-onderdeel, Praeludium en fuga in C, al aan botsautootjes moest denken was het omdat je je hart vasthield van plezierig huiverend afwachten of Bach met zijn Stylus Phantasticus toch nergens uit de bocht zou vliegen, en dat gebeurde dan niet. Daar had natuurlijk ook organist Jan Pieter Karman de hand in.
Vervolgens de koraalfantasie over "Ein feste Burg ist unser Gott", een lied van Luther. De vaste burcht die God is, zingt Luther, houdt het tegen elke aanval. En dat hoorde je in deze fantasie: voortdurend botste de bas op de burgwal van de hoge stemmen, maar die begaf het niet. De vijand rukt vast aan / met opgestoken vaan / ... / maar zal als kaf verdwijnen, zo herinnert een enkeling onder het publiek zich nog.
Hierna de Canzona in d. De programmatoelichting spreekt terecht van een juweel. De tweedelige kompositie doet inderdaad denken aan de beide delen van een medaillon: een glad en glanzend dekseltje dat nauwkeurig sluit op een rijker bewerkte bodem.
Bij de koraalbewerking van "Wer nur den lieben Gott lässt walten" moet ook het gezangboek even open. Dit gezang gaat over godsvertrouwen, vasthouden, vastgehouden worden. De melodie ligt dan ook in de tenor, de stem die vasthoudt. De tenor laat de andere stemmen rustig uitspreken en houdt dan toch weer kalm vast aan wat hij begonnen was. Houvast van den beginne, om zo te zeggen.
De Sonata 1 is van een decemberachtige intimiteit, een wonder van verstilling. Gebots van buiten kan niet deren, ook niet bij de twee deeltjes uit het Orgelbüchlein, "Liebster Jesu, wir sind hier" en "Vater unser im Himmelreich". Het eerste deeltje met de glans waar ook de tekst van spreekt (O Gij glans der heerlijkheid, licht uit licht), het tweede bijna abstrakt, zoals het Onze Vader de abstraktie van Het gebed is.
Tot slot klonk de Passacaglia in c. Een monument en een precedent, zoals het programmaboekje zegt. Er bestond geen botsing meer.
Het volgende concert is op zaterdag 3 november, ook weer om 20.00 uur in de Pauluskerk.

Wim Vroon




3 november 2007, 20.00 uur:

De Duitse orgelromantiek

Pauluskerk, Breukelen
Straatweg 37
Toegang vrij


P R O G R A M M A
 
1 Ouverture "Ein feste Burg ist unser Gott"
    orgeltranscriptie: Franz Liszt (1811-'86)
Otto Nicolai (1810-'49)
2 Fuga III over BACH in g, Op. 60 No. 3 R. Schumann (1810-'56)
3 uit Elf Choralvorspiele, Op. 122:
    No. 3: O Welt, ich muss dich lassen 2/2
    No. 11: O Welt, ich muss dich lassen C
Joh. Brahms (1833-'97)
4 Sonata II in c, Op. 65 No. 2,   4 delen:
    Grave
    Adagio
    Allegro maestoso e vivace
    Fuga - Allegro moderato
F. Mendelssohn (1809-'47)
5 uit Elf Choralvorspiele, Op. 122:
    No. 9: Herzlich tut mich verlangen C
    No. 10: Herzlich tut mich verlangen 6/4
Joh. Brahms
6 Fuga V over BACH in F, Op. 60 No. 5 R. Schumann
7 Sonata III in A, Op. 65 No. 3,   2 delen:
    Andante tranquillo
    Con moto maestoso
F. Mendelssohn


T O E L I C H T I N G

In de loop van de 18e eeuw raakten contrapuntische compositietechnieken, met als belangrijkste de fuga, in onmin. Het was de tijd van de directe aanspreekbaarheid van de muziek, en compositorische complexiteit diende dit doel niet. In de 19e eeuw kwam hier een reactie op. De grote componisten, met figuren als Mendelssohn en Schumann voorop, kregen weer behoefte aan muziek die ook compositietechnisch gezien weer de nodige diepgang vertoonde. Dus oriënteerden zij zich om het vak te leren op de oude meesters, met Bach voorop, want die gold als de muzikale encyclopedie van de contrapunctiek uit de voor-klassieke tijd.

1.   Het origineel van de Ouverture "Ein feste Burg" uit 1844 is geschreven voor groot orkest, koor en orgel ter gelegenheid ter gelegenheid van het jubileum van de universiteit van Koningsbergen. Het begint met een koraalzetting, waarna een merkwaardige fuga komt. Het thema hiervan is uiteraard gebaseerd op de koraalmelodie. In een kort intermezzo wordt het tweede thema geïntroduceerd, en even later in weer een kort intermezzo de koraalmelodie als 3e thema, waarna het geheel leidt tot een grootse climax.

2. en 6.   Het enige wat Robert Schumann voor orgel heeft geschreven zijn zijn "Sechs Fugen über den Namen BACH", een duidelijk huldebetoon aan Bach (lees voor de Duitse notennamen B-A-C-H onze notennamen Bes-A-C-B).

3. en 5.   Ook Brahms heeft weinig voor orgel geschreven. Enkele preludia en fuga's, maar het grootste aandeel in zijn orgelwerken vormen de "Elf Choralvorspiele". Hierbij heeft hij zich laten inspireren door de korte koraalbewerkingen uit Bachs Orgelbüchlein. Beide liederen, "O Welt..." en "Herzlich tut..." gaan over het menselijk levenseinde. Brahms componeerde zijn Opus 122 vlak voor zijn eigen overlijden.

4. en 7.   De zes orgelsonates vormen de hoofdmoot van Mendelssohns orgelcomposities. De 2e Sonate begint met een statige inleiding, waarna een arioso volgt die je goed kunt denken voor een viool met zachte orkestbegeleiding. Het 3e en 4e deel staan niet in c-klein maar in C-groot en vormen tezamen een feestelijk preludium en fuga.
De 3e Sonate bestaat uit het zoetklinkende Andante tranquillo (eigenlijk het 2e deel) en het feestelijke Con moto maestoso. Dit laatste heeft een A-B-A-vorm: een feestelijke inleiding en afsluiting, met een magnifieke fuga er tussenin, waarbij in het pedaal de melodie van het lied "Aus tiefer Noth" wordt gespeeld. Het is de eerste fuga typerend voor een nieuw genre van de romantische fuga: een voortdurende toename in tempo en in dynamiek.

JPK



1 december 2007, 20.00 uur:

Werken van Max Reger

Pauluskerk, Breukelen
Straatweg 37
Toegang vrij


P R O G R A M M A

 
1 Introductie en passacaglia in d (geen opusnummer)
2 Twee koraalbewerkingen over: "Aus tiefer Not schrei ich zu dir"
(uit op. 67 resp. op. 135a)
3 Toccata (in d) en fuga (in D), op. 59 nr. 5 & 6
4 Twee koraalbewerkingen over: "Es ist gewisslich an der Zeit"
(uit op. 67 resp 135a)
5 Scherzo in fis, op. 80 nr. 7
6 Twee koraalbewerkingen over: "Wachet auf, ruft uns die Stimme"
(uit op. 67 resp 135a)
7 Koraalfantasie over: "Ein feste Burg ist unser Gott", op. 27


T O E L I C H T I N G

De laat-romanticus Max Reger (1873 - 1916) was een groot bewonderaar van Joh. Seb. Bach. Typerend is de volgende uitspraak van hem: "Bach ist Anfang und Ende aller Musik, auf ihm ruht und fuszt jeder wahre Fortschritt." De katholiek Reger was getrouwd met een lutherse. Zo kwam hij in nauwe aanraking met de rijke lutherse liederenschat, waaraan hij zijn (kerk)muzikale hart zou verpanden.

1.   Deze introductie en passacaglia behoort tot Regers meest bekende orgelwerken. De introductie is vrij kort en geschreven voor het "volle orgel". De passacaglia (een reeks variaties boven een vast basthema) volgt het romantische stramien: begonnen wordt met een zachte registratie, elke variatie voegt iets aan dynamiek toe, totdat uiteindelijk wordt afgesloten met het "volle orgel".

2.   Opus 67 ("52 Choralvorspiele") geeft een verstilde 5-stemmige bewerking met de melodie in de bas (het pedaal). Opus 135a ("30 kleine Choralvorspiele") laat aan elke 4-stemmige koraalzetting (gespeeld met het register Salicionaal 8') de regel voorafgaan door een eenstemmige presentatie van de melodie (Roerfluit 4'). Als je het over "ware eenvoud" wilt hebben op het gebied van de koraalbewerkingen, dan ben je hier zeker dicht in de buurt!

3.   Een extraverte toccata, uitstekend voor orgel geschreven, wordt gevolgd door een al even magnifieke fuga in romantische stijl (lees: een voortdurende toename in tempo en dynamiek).

4.   Opus 67 biedt een koraalbewerking met de melodie in de tenor. Ook hier weer betoont Reger zich als een groot contrapunctist. Op. 135a is een eenvoudige koraalzetting in een zeer fraai romantisch idioom.

5.   Dit Scherzo biedt een afwisseling van meer luchtige gedeelten en verstilde akkoord-opeenvolgingen. Je zou van een ABAB-vorm kunnen spreken: luchtig-verstild-luchtig-verstild.

6.   De "Wachet auf" van opus 67 is een fortissimo-bewerking met afwisselend de melodie in het pedaal (de bas) en het manuaal (de sopraan). De koraalzetting van op. 135a is meer ingetogen, en al weer een goed voorbeeld van Regers romantische harmonisatiekunst.

7.   Zoals gebruikelijk bij Regers 7 koraalfantasieën (uit de periode 1898-1900) wordt elke strofe op de voet gevolgd en vertolkt. "Ein feste Burg" is verreweg de meest barokke van deze 7 fantasieën, en daardoor heel goed uit te voeren op het orgel van de Pauluskerk. Het lied bestaat uit 4 strofen.
De resolute 1e strofe wordt vertolkt door een koraaltrio (met de melodie in de middenstem) voor een forte-registratie. De introverte 2e strofe bestaat uit een 4-stemmige bewerking in zachte registratie met de melodie in de tenor (gespeeld op het pedaal).
De 3e strofe begint heel heftig (dubbel-pedaal met de melodie in de rechtervoet, waarboven op het manuaal veelstemmig akkoordgeweld) en symboliseert daarmee het woeden van het kwaad, maar "het goede" overwint (melodie in de sopraan), waarna een decrescendo volgt. De 4e en laatste strofe is een voortdurend crescendo, met een maestoso-afsluiting voor het "volle orgel" (met uiteraard weer dubbelpedaal en volgrepige akkoorden).

Registrant is collega-organist Johan Erné [<].




1 januari 2008 — nieuwjaarsconcert — dinsdagmiddag om 16.00 uur

Pauluskerk, Breukelen
Straatweg 37
Toegang vrij

 
1. "In dir ist Freude", BWV 615 — Johann Sebastian Bach   (1685-1750)
2. Ciacona in c, BuxWV 159 — Dieterich Buxtehude   (1637-1707)
3. Fantasia/Concerto in G, BWV 571 — Johann Sebastian Bach
4. Sonata II in c, Op. 65 No. 2 — Felix Mendelssohn   (1809-1847)
    Grave
    Adagio
    Allegro maestoso e vivace
    Fuga - Allegro moderato
5. "Veni Creator", Plein chant en taille, à 5 — Nicolas de Grigny   (1672-1703)
6. Noël "Vous qui désirez sans fin" — Jean-Fançois Dandrieu   (1682-1738)
    Trio
    En Musette (3 variaties)
    En Duo
    En Grand jeu (2 variaties)
7. Suite Gothique, Op. 25 — Léon Boëllmann   (1862-1897)
    Introduction-Choral
    Menuet gothique
    Prière à Notre-Dame
    Toccata




2 februari 2008, 20.00 uur

Pauluskerk, Breukelen
Straatweg 37
Toegang vrij

 
1. Suite Gothique, Op. 25, delen 1 en 2 — Leon Boellmann (1862-1897)
    Introduction-Choral
    Menuet gothique
2. Prelude, Fugue et variation, Op. 18 — Cesar Franck (1822-1890)
3. Symphonie I, Op. 14 — Louis Vierne (1870-1937)
    Prelude
    Fugue
    Pastorale
    Allegro vivace (Scherzo)
    Andante
    Finale




Pauluskerk, De Koff-orgel (1953)

D I S P O S I T I E

HOOFDWERK (HW)
manuaal 2, C-f'''
RUGPOSITIEF (RP)
manuaal 1, C-f'''
PEDAAL
C-d'
 
Prestant 8' Prestant 4' Prestantbas  8'
Roerfluit 8' Holpijp 8' Subbas 16'
Salicionaal 8' (C-H in Ro 8')   Quintadena 8' (doorlopend)   Koraalbas  4'
Octaaf 4' Roerfluit 4' Bazuin 16'
Fluit 4' (f ° overbl.) Octaaf 2'
Gemsquint 3' Sesquialter 1½'   2 sterk
Mixtuur 2'   5 sterk Scherp 1'   3-4 sterk
Trompet 8' Dulciaan 8'

Speelhulpen:   3 Koppelingen (Ped-Hw, Ped-Rp, Rp-Hw), Tremulant (Rp).

Johan de Koff jr. heeft in dit orgel uit 1953 materiaal verwerkt van het vorige instrument, een ombouw door J. Proper in 1909 van het orgel uit het voormalige kerkgebouw. Van de 20 stemmen is ca. 1/3 deel uit 1953, 1/3 deel uit 1909 en 1/3 deel uit de 19e eeuw. De Sesquialter dateert uit 1983, en is een vervanging door de fa. Flentrop van de oorspronkelijke Quintfluit 1½'.
Het kerkgebouw uit 1909 is naar het ontwerp van architect Arie Griffioen.

Zie ook bij: Utrecht Orgelland.



adcs | orgelconcerten 2007 (top) | >





(februari 2007)

Vier orgelconcerten te Breukelen om het Buxtehudejaar te vieren

Het getal 4 is een gevierd getal: de 4 windstreken, de '4 jaargetijden van Vivaldi' ... Ook: 4 muzikale generaties van Ne'erlands grootste componist Sweelinck (1562-1621) tot Buxtehude (1637-1707), aan wiens sterfjaar 300 jaar geleden o.a. dit jaar 2007 is gewijd.

In 4 orgelconcerten zal de muzikale loop van Sweelinck tot Buxtehude worden gevierd: 4 zaterdagavonden, elk beginnend om 20.00 uur, in de Geref. kerk [Straatweg 37]:

17 maart     werken van Sweelinck en van Buxtehude
21 april     Scheidemann, Scheidt, Schildt en Jacob Praetorius, leerlingen van Sweelinck, en van Buxtehude
26 mei     Tunder, Weckmann en Reincken, leerlingen van de leerlingen van Sweelinck, en van Buxtehude
30 juni     De Stichting Concerten Pieterskerk presenteert in het kader van het Buxtehudejaar een wandelconcert gewijd aan Buxtehudes werken voor orgel.

Toegang vrij, collecte tegen de onkosten aan de uitgang, en een drankje na afloop.


Sweelinck was organist van de Oude kerk in Amsterdam. Hij was een muzikaal dermate veelzeggend figuur dat vele organisten bij hem kwamen studeren. Dit waren geen Nederlandse organisten, want de Nederlandse calvinisten hadden weinig op met het instrument orgel. De Duitse luthersen des te meer, vandaar ook Sweelincks bijnaam: de Duitse organistenmaker ...
Op het 1e concert, op 17 maart, werken van Sweelinck en Buxtehude.
Het 2e concert op 21 april voert 4 belangrijke (Duits-lutherse) leerlingen van Sweelinck ten muzikale tonele: Praetorius, Scheidemann, Scheidt en Schildt, en sluit eveneens af met werken van Buxtehude.
Op 26 mei, het 3e concert, werken van het fameuze drietal Tunder-Weckmann-Reincken, de 3e generatie, en weer afgesloten met Buxtehude, de 4e en laatste generatie van de Noord-duitse orgelschool.
Het concert op 30 juni behoort tot de reeks die de Stichting Concerten Pieterskerk dit jaar organiseert. We beginnen dan in de Geref. kerk, en in de pauze wandelen we naar de Pieterskerk, alwaar het concert op passende wijze wederom met een drankje zal worden afgesloten. Dit concert zal geheel aan Buxtehude zijn gewijd.
Uiteraard raden wij u aan alle 4 concerten mee te maken: zo zult u ook kunnen merken dat de muzikale 'generatiekloven' tussen de opeenvolgende generaties steeds kleiner worden.

De inleidende concerten op 17 maart, 21 april, en 26 mei zijn niet zomaar in de Geref. kerk. In de late Middeleeuwen kon je in kerken 2 orgeltypen aantreffen: het grote orgel, dat alleen op volle klanksterkte kon spelen, en daarom alleen bij speciale plechtigheden werd gebruikt, en het veel kleinere positief, dat werd gebruikt bij de kerkelijke koorpraktijk. In de 15e eeuw werden beide orgeltypen gecombineerd: men plaatste achter de rug van de organist van het grote orgel een positief, vaak nu ook rugpositief geheten. De 16e eeuw voorzag deze 2 manuaalwerken tevens aan een keur van soloregisters (imitaties van orkestinstrumenten als fluiten, trompetten enz.), en in Duitsland werd de basfunctie van het grote orgel toegespeeld aan het pedaal. Volgens deze driedeling is ook het orgel in de Geref. kerk opgebouwd: een rugpositief, het grote orgel of werk (meestal hoofdwerk geheten: boven het hoofd van de organist), en het pedaal met o.a. de zwaarste basstemmen.

Jan Pieter Karman



17 maart 2007: programma eerste Buxtehude-concert
 
I   Sweelinck
1.     Toccata in a
2.     Psalm 140
3.     Echofantasie in d
4.     Mein junges Leben hat ein End
5.     Echofantasie in C
6.     Onse Vader in hemelrijck
7.     Fantasia in g

II   Buxtehude.
8.     Vater unser im Himmelreich [4 verzen]
9.     Toccata in F [BuxWV 157]

plaats: Pauluskerk [Gereformeerde kerk, Straatweg 37]
aanvang 20.00 uur.
Toegang vrij, collecte aan de uitgang

Orgelconcert in de Paulus- (Gereformeerde) kerk op 17 maart
Vier muzikale generaties lopen van Sweelinck (1562-1621) tot Buxtehude (1637-1707), aan wiens sterfjaar 300 jaar geleden o.a. dit jaar 2007 is gewijd. In 4 orgelconcerten zal de muzikale loop van Sweelinck tot Buxtehude worden gevierd: 4 zaterdagavonden, elk beginnend om 20.00 uur, in de Paulus kerk: 17 maart, 21 april, 26 mei en 30 juni. Toegang vrij, collecte tegen de onkosten aan de uitgang, en een drankje na afloop. Zie vorige Kerknieuws voor de totale opzet.

Op het 1e concert, op 17 maart, werken van Sweelinck en Buxtehude. Sweelincks orgelwerken moet je plaatsen tegen het (type) orgel dat hij bespeelde in de Oude kerk in Amsterdam. Dat was een toonaangevend instrument dat blijk gaf van het feit dat Nederland op het gebied van de orgelbouw tot ver in de 16e eeuw (tot de reformatie) een hoofdrol speelde in Noord-Europa.
Toetsinstrumenten werden toen gestemd in de middentoonstemming, wat voor composities betekent dat je gehouden bent aan een beperkt aantal toonsoorten. Dat geeft meteen een belangrijk verschil aan tussen Sweelinck en Buxtehude. De stemming van diens orgel lag dicht in de buurt van de latere gelijkzwevende stemming. Verder was een belangrijk verschil dat de Noordduitse orgels al vroeg over een zelfstandig en uitgebreid pedaal beschikten.
In het programma is dit goed te horen. Het begint met een toccata van Sweelinck en eindigt met eentje van Buxtehude. Er zijn duidelijke overeenkomsten, maar de verschillen kun je niet over het hoofd horen! Van Sweelinck ook drie Fantasieën. Het type 'grote' fantasie is een voorloper van de latere fuga. Maar Sweelinck moest andere middelen gebruiken dan modulaties om in een langer stuk toch spanning op te bouwen — u kunt op het concert horen hoe. Daarbij ook een bescheiden rol voor het 'Nederlandse' pedaal: dat kon met het register Trompet worden gebruikt om de bas- of soms de tenorlijn duidelijker te profileren. Verder twee echofantasieën van heel verschillend type — ook daarover meer op 17 maart!
Van Sweelinck ook drie variatiewerken: Psalm 140 (de wijs van de 10 Geboden), 'Mein junges Leben hat ein End', en 'Vater unser' (Onse Vader in Hemelrijck). Wat dit type werken betreft is het verschil met Buxtehude veel kleiner, zeker waar het pedaal niet gebruikt wordt. Daarom van Buxtehude ook 4 orgelverzen over 'Vater unser'. Alleen het derde orgelvers maakt gebruik van het pedaal, en heeft de melodie uitkomend op het Rugpositief, maar ook pas in dit orgelvers merk je dat je ondertussen toch in een andere wereld bent beland dan die van Sweelinck. Maar laat u zichzelf overtuigen!

Jan Pieter Karman



In de VAR:

Orgelconcert in de Pauluskerk, 17 maart

Zaterdagavond 17 maart gaf Jan Pieter Karman in de Pauluskerk, voorheen gereformeerde kerk, het eerste concert in een reeks van vier, gewijd aan Buxtehude en drie generaties orgelmeesters en -leerlingen vóór hem. Op dit eerste concert klonken werken van J.Pz. Sweelinck, 75 jaar eerder geboren dan Buxtehude, en van Buxtehude zelf. Binnen de opzet van de serie liggen deze twee komponisten het verst uiteen in de tijd, en dat is te horen. Sweelinck (1562-1621) herinnert ons in zijn wendingen nogal eens aan de late middeleeuwen, Buxtehude (1637-1707) klinkt echt moderner.
Jan Pieter Karman begon de Sweelinck-helft van het programma met de Toccata in a, snaterend en robuust, arabesk doorspeeld. Vervolgens speelde hij vijf variaties over Psalm 140. Van een naar vijf winnen die aan klankbody, terwijl de melodielijn zich meer en meer van boven- naar middenstem verlegt en zich tegelijkertijd steeds meer in zijn klankomgeving verbergt. Verband met de gang van de psalmtekst is zeker niet onmogelijk.
Van Sweelinck zijn geen oorspronkelijke orgelpartituren overgeleverd, we moeten het doen met meer of minder betrouwbare kopieën. Zo kan het gebeuren dat je niet weet of je met versies van één werk van doen hebt of met afzonderlijke komposities. Er klonken twee versies van een Echo-fantasie, waarin overeenkomsten en verschillen op het gehoor even goed aan verschillen tussen kopiïsten als aan overeenkomsten in komponeeridioom zouden zijn toe te schrijven. Verderop nòg een Echo-fantasie, zwaarder van textuur en vrijer van echo. Beide echo's kenmerkten zich door een goed geheugen voor langere frases om na te echoën.
Tussen beide fantasieën in zaten zes variaties over het lied 'Mein junges Leben hat ein End', de klacht van een jong iemand wiens levenseinde nadert. Een zacht schrijnend patina over deze, een tranenwaas over gene variatie, koortsigheid of verkoeling, hologigheid of berusting, maar aldoor hetzelfde lied, onontkoombaar, en dan — punt, uit. Punctum.
Van Sweelinck èn Buxtehude waren er variaties over Onse Vader / Vater Unser. Een zeer in het oor springend verschil is het pedaalgebruik. In Sweelincks dagen had zich in de orgelbouw nog geen vrij pedaal ontwikkeld, in die van Buxtehude al wel. In de beide werken van het Buxtehude-deel van het programma valt dan ook meteen het pedaalspel op, de vanzelfsprekendheid van de bas.
Jan Pieter Karman besloot met Buxtehudes Toccata en Fuga in F, magistraal, nog zwellend in het laatst akkoord.
Het tweede concert in deze serie is op zaterdag 21 april, ook weer om 20.00 uur in de Pauluskerk.

Wim Vroon




Orgelconcert in de Paulus- (Gereformeerde) kerk op 21 april

Vier muzikale generaties lopen van Sweelinck (1562-1621) tot Buxtehude (1637-1707), aan wiens sterfjaar 3 eeuwen geleden dit jaar 2007 is gewijd. In 4 orgelconcerten wordt de muzikale loop van Sweelinck tot Buxtehude gevolgd. Op het 1e concert kwam naast Buxtehude de 1e generatie aan bod: onze landgenoot J.Pz. Sweelinck. Belangrijke leerlingen van hem kunt u horen op het 2e concert op 21 april. Naast werken van deze 2e generatie ook enkele orgelstukken van Buxtehude, de 4e generatie. De concerten zijn op zaterdagavonden, beginnen elk om 20.00 uur, en vinden plaats op het Noordduits-achtige orgel in de Pauluskerk: 21 april, 26 mei (3e en 4e generatie) en 30 juni (alleen Buxtehude, eerst in de Paulus- dan in de Pieterskerk). Toegang vrij, collecte tegen de onkosten aan de uitgang, en een drankje na afloop.

Jacob Praetorius, H. Scheidemann, M. Schildt en S. Scheidt waren dankzij de studie bij Sweelinck uitstekende organisten-componisten. Bovendien was de 17e eeuw het hoogtepunt van de Noordduitse orgelbouw, dat de organist van een tot die tijd ongekende hoeveelheid speelmogelijkheden voorzag. En ten slotte was de lutherse liturgie kerkmuzikaal zeer rijk met een belangrijke rol voor het orgel. Deze 3 factoren lagen aan de basis van de grandeur van de 17e eeuwse Noordduitse orgelschool.
Deze grandeur blijkt meteen uit de opening van het concert met de 4 orgelverzen van Praetorius over de 23e Psalm ("Was kan uns kommen an für Not" — deze melodie is bekender van "Es ist gewisslich an der Zeit", Lb gez 279). Het 1e orgelvers is niet alleen 5-stemmig, maar heeft maar liefst 2 stemmen in het pedaal: de bas en de tenor (met daarin naar 16e eeuws gebruik de melodie). Dat zal voor de orgeltrappers uit die tijd hard werken zijn geweest! Ook het 3e orgelvers wijkt af: dat is al een kleine koraalfantasie (= een uitgebreide tot zeer uitgebreide koraalbewerking, waarbij de melodie in alle stemmen kan voorkomen, echo-effecten en canonische en imitatorische technieken worden gebruikt, toccata-achtige gedeelten voorkomen enz.). Het 2e en 4e vers zijn beperkter van lengte en opzet. Orgelverzen horen duidelijk bij de gemeentezangpraktijk die Luther weer had ingevoerd. Men zong de gemeenteliederen (psalmen en gezangen) altijd in hun geheel. Een groot aantal verzen — of de tijdsduur ... — speelde geen enkel probleem dankzij de afwisselende uitvoering van alle verzen door gemeente, koor en orgel.

Van Schildt een koraalfantasie (met echo's) over "Herzlich lieb hab ich dich, o Herr" (melodie Lb gez 268) en van Scheidt de 7 orgelverzen over de bekende avondhymne "Christe qui lux es & dies" (Lb gez 386). Het 1e hiervan is een koraalmotet, de 3e t/m 6e eenvoudige cantus firmus-bewerkingen met de melodie resp. in sopraan, alt, tenor en bas, en de 7e heeft de melodie in de bas en een tegenmelodie in canon in 2 van de 3 bovenstemmen — allemaal leuke dingen dus voor de muzikale mensen!

Tussen deze 3 koraalgebonden werken 2 vrije orgelwerken van Scheidemann: een Toccata en een Canzon/Fantasia (de laatste ook met echo's). En tot slot van dit blok van werken van de 2e generatie een majestueuze afsluiting met alweer dubbelpedaal: het 6-stemmige "Benedicamus" van Scheidt.

Het programma wordt afgesloten met een 2e blok van werken van Buxtehude. Eerst een van zijn kortste werken: de Canzonetta in C. Dan het koraalvoorspel over "Vater unser" (Lb gez 48), en als laatste werk het befaamde Preludium in C. Het laatste deel van dit zeer bekende en indrukwekkende preludium is een ciacona. De BuxWV-nummering is 167, 219 resp. 137.
Iedereen is weer van harte welkom! Mocht u het 1e concert hebben gemist ..., geen enkel punt, dan begint u 21 april gewoon een muzikale generatie later!

Jan Pieter Karman  




Jan Pieter Karman in de Pauluskerk, 21 april

Zaterdagavond 21 april gaf Jan Pieter Karman een concert op het orgel van de (gereformeerde) Pauluskerk, het tweede in een reeks van vier, ter gelegenheid van het Buxtehude-jaar: Dietrich Buxtehude stierf in 1707. De concertreeks volgt vier generaties orgelmeesters en -leerlingen, van Sweelinck (vorig concert) tot Buxtehude zelf (laatste concert). Zaterdag stond de eerste generatie leerlingen (van Sweelinck) op het programma: Praetorius, Scheidemann, Schildt en Scheidt. Het concert besloot met meesterleerling Buxtehude.
Sweelincks duitse leerlingen waren sterk gericht op de lutherse gemeentepraktijk. Veel van hun werk is gedacht vanuit religieuze (zang)teksten en theologische thematieken. Daarmee werden lutherse luisteraars door het horen bij die thema's bepaald. Sommige van die komposities zijn ook in nederlandse kerkelijke gezangboeken als liedmelodie bekend. Aan het publiek dus de uitnodiging om daar iets van thuis te brengen.
Eerst waren er vier orgelverzen van Praetorius, over Psalm 23, waarin melodievaste toehoorders een gezang over de komst van Christus konden volgen. Was kann uns kommen an für Not? Geen, zegt Praetorius met heldere, scherpe of fluisterende maar altijd besliste stemmen.
De Toccata van Scheidemann is een snaterend, snavelend klankgordijn waarin van alles ritselt, rilt en trilt. Zijn Canzon is een echofantasie met ruimtelijke effekten, nog bekend van voorbeelden uit het vorige concert.
Herzlich lieb hab ik dich, o Herr zingt in het nederlandse liedboek over de liefde voor Christus, beide in leven en in sterven. Schildt laat horen hoe dat in orgelstemmen kan zijn: als guirlandes die zich om elkaar en om de pijpen wikkelen, als opbloeiende bloemen, als echo's die niet moe worden elkaar te herhalen. En Scheidt zingt zevenvoudig Christe, qui es lux et dies, O Christus, die de zonne zijt, een avonlied. De melodie schuift in zevenen van sopraan naar bas. Dan breekt ineens een enkele fluittoon door het duistere basgefluister, als licht en dag door duisternis, als eerste licht of laatste licht. Van Scheidt ook nog Modus pleno Organo pedaliter Benedicamus, dat met zwaar pedaalspel al aan Buxtehude doet denken.
Vervolgens als kontrast een Canzonetta van Buxtehude, zo verfijnd dat het bijna weer Flötenuhrmusik is. Zijn Vater unser herkende het publiek opnieuw als gemeentelied: Onze Vader, trouwe Heer. Ook als muziek is het als een gebed: een heldere stem rijst kalm uit het omringend zuchten, en bidt rustig uit.
Jan Pieter Karman besloot met Buxtehudes Praeludium in C, waarin de grilligheid en het pedaalgebruik van diens stylus fantasticus volop hoorbaar en voelbaar zijn.
Het volgende concert, met werken van de volgende generatie leerlingen, is op zaterdag 26 mei, om 20.00 uur in de Pauluskerk. Het slotconcert, op 30 juni, begint in de Pauluskerk en eindigt in de Pieterskerk.

Wim Vroon




Pinksterconcert door Jan Pieter Karman

Pauluskerk, Straatweg 37, Breukelen
26 mei, 20.00 uur, toegang vrij, collecte

P R O G R A M M A

1. Joh. Seb. Bach (1685 - 1750)
Komm, Gott, Schöpfer, Heiliger Geist (BWV 667)

A — de generatie voor Buxtehude:
Tunder, Weckmann en Reincken

2. Franz Tunder (1614 - 1667)
Praeludium in g

3. Franz Tunder
koraalfantasie over 'Komm, Heiliger Geist, Herre Gott'

4. Matthias Weckmann (1621 - 1674)
Fantasia in d

5. Matthias Weckmann
vier orgelverzen over 'O lux beata trinitas'
        primus versus à 5, melodie in de tenor
        secundus versus à 4, melodie in de sopraan
        tertius versus à 4, melodie in de tenor
        ultimus versus à 5, melodie in de bas

6. Johann Adam Reincken (1623 - 1722)
Fuga in g

B — Dietrich Buxtehude (1637 - 1707)

7. Ciacona in c (BuxWV 159)

8. twee koraalvoorspelen naar 'Veni Sancte Spiritus':
        Komm, heiliger Geist, Herre Gott (BuxWV 199)
        Nun bitten wir den heiligen Geist (BuxWV 208)

9. Praeludium in g (BuxWV 150)


T O E L I C H T I N G


Deze avond wordt geopend met Bachs fenomenale bewerking over dé avondhymne voor Pinksteren (naar het middeleeuwse 'Veni Creator Spiritus'). De melodie verschijnt eerst in de sopraan met de bas (symbolisch voor de Geest) op de 3e tel (symbolisch voor de 3e persoon van de triniteit). Dan komt de melodie in de bas, nu versterkt met het pedaalregister Bazuin 16'.
Voorts op dit 3e concert in de serie "van Sweelinck tot Buxtehude" werken van de generatie voor Buxtehude (de 3e generatie) en van Buxtehude (de 4e generatie). Het tijdsbestek van deze beide generaties valt op door de populariteit van de vorm koraalfantasie. Zo'n fantasie duurde al gauw minstens 5 minuten, 10 of 15 minuten was de gebruikelijke lengte, en zelfs 20 tot 30 minuten kwam voor! Men had toen nog de tijd uitgebreid naar mooie muziek en een dito orgel te luisteren (er was nog geen commerciële tv ...). Tunders pinkster-koraalfantasie duurt overigens 'slechts' ca. 7 minuten. Ook van de 'vroege' Bach (dus de generatie na Buxtehude) zijn enkele koraalfantasieën overgeleverd, maar deze vorm was begin 18e eeuw al in zijn nadagen. Toen Tunder overleed nam Buxtehude zijn organistschap aan de Marienkirche in Lübeck over. Bij deze functie behoorden ook de befaamde Abendmusiken.
Weckmann volgde Jacob Praetorius op als organist van de Jacobikirche in Hamburg. Zijn werk wordt gekenmerkt door een grote inventiviteit. De fantasia bestaat uit 2 fugatische delen gevolgd door een toccata-achtig slotdeel. Het 1e orgelvers van 'O lux' is voor het 'volle' orgel en dubbelpedaal; de rechtervoet speelt de melodie. Ook in de andere 3 verzen speelt het pedaal de melodie. De Quintadeen (met tremulant) van het RP speelt de tegenstemmen van het 2e, de Dulciaan van het RP de bas van het 3e vers. Het laatste vers is weer voor het 'volle' orgel.
In de sprankelende fuga van Reincken, opvolger van Scheidemann aan de Hamburgse Catharinekirche, een demonstratie van eerst de Roerfluit 4' (RP), dan de Fluit 4' (HW), ten slotte beide fluiten.
Buxtehudes Ciacona in c biedt een aantal prachtige variaties boven een vast basthema. Zijn Praeludium in g bevat, het imitatorische deeltje uit de openingssectie niet meegerekend, 3 fugatische delen gebouwd op dezelfde thematiek waarbij het laatste deel tot een welhaast extatisch hoogtepunt leidt.

Jan Pieter Karman




Jan Pieter Karman in de Pauluskerk, 26 mei

Op zaterdag, de vooravond van Pinksteren, gaf Jan Pieter Karman het derde van vier koncerten die gewijd zijn aan de komponist Buxtehude en drie generaties voorgangers. Het koncert had als ondertitel 'Pinksterconcert' en er klonk dan ook veel pinkstermuziek. Pinksteren heet wel het Feest van de Geest. Het christendom gedenkt hoe het voor het eerst de geest kreeg, geïnspireerd raakte door Christus, en het verbeeldt die inspiratie graag in de tekenen vuur en wind. Zaterdagavond derhalve veel vurige orgeltaal en krachtige wind in de balgen.
Jan Pieter Karman opende, enigszins hors catégorie, met Buxtehudeleerling Bachs bevlogen bewerking van de pinksterhymne bij uitstek, Veni Creator Spiritus, Komm, Schöpfer, Heiliger Geist. Kort, maar eigenlijk meer dan voldoende om de Pinksterdagen mee in te gaan.
Een veel direkter voorganger dan een (schoon)vader kun je niet hebben. Van Buxtehudes schoonvader, Tunder, waren er het tamelijk uitbundige Praeludium in g en de koraalfantasie over Komm, Heiliger Geist, de pinksterantifoon. Die eindigt met een Paas-halleluja: Pinksteren is de vijftigste Paasdag. Het fijne spiraliseerwerk en de echoëffekten brachten als stijlkenmerken de voorgaande koncerten in herinnering.

Van Weckmann, leerling van Praetorius, was er vervolgens de grote Fantasia in d. Die fantasie mag je met de woorden van Karman zelf 'begeesterd' en zeer zeker fantasierijk noemen. Een stormachtig spel, hide and seek, voor orgelstemmen, tuimelend, buitelend. Zijn orgelverzen over O lux, beata Trinitas, de hymne van de zondag na Pinksteren, waren meer ingetogen, de middendelen fluisterend, dan wel schor van aandoening, maar het slotdeel stralend, in halve toonschreden opklimmend naar de finale.
Nog een voorganger was Reincken. Wij hoorden zijn geestige fuga voor twee fluitjes. Als beeld hoort daar eerder watervlugheid bij, agitatie van water. De laatste komponist op het programma was Buxtehude zelf. Twee koraalvoorspelen naar het Veni Sancte Spiritus en de Ciacona in c, krachtig en blinkend. Het Praeludium in g tenslotte preludeerde werkelijk even op de geweldige gedreven wind, die rukt aan muren, dak en bint (Tom Naastepad).
Het vierde en laatste koncert, op zaterdag 30 juni, is ondergebracht bij de Stichting Concerten Pieterskerk. Dit koncert begint om 20.00 uur in de (gereformeerde) Pauluskerk en gaat na de pauze verder in de Pieterskerk.

Wim Vroon    




2007 Buxtehudejaar

Programma 30 juni, 20 uur

A.   Pauluskerk
1. Passacaglia in d BuxWV 161
2. Koraalfantasie "Nun freut euch lieben Christen g'mein" BuxWV 210
3. Preludium in e BuxWV 142

B.   Pieterskerk.
4. Ciacone in e BuxWV 160
5. Koraal "Nun lob, mein Seel, den Herren", 3 verzen
-   1e orgelvers a 2, melodie in sopraan
-   2e orgelvers a 3, melodie in sopraan
-   3e orgelvers a 3, melodie in bas
BuxWV 213
6. Canzone in d BuxWV 168
7. Koraalvoorspel "Nun lob, mein Seel, den Herren" BuxWV 214
8. Preludium in a BuxWV 153

Jan Pieter Karman


T O E L I C H T I N G

De orgelwerken van Buxtehude kun je in twee hoofdcategorieën verdelen: de koraalgebonden en de vrij werken.
De koraalgebonden werken vallen in drieën uiteen:
-   de koraalvoorspelen;
-   de koraalfantasieën;
-   orgelverzen behorend bij een bepaald koraal.
Ook de vrije werken vallen in drieën uiteen:
-   de preludia en toccata's;
-   de ostinato-vormen passacaglia en ciacona;
-   de canzona's.
Van al deze (sub)categorieën hoort u in dit concert voorbeelden. Beide deelprogramma's beginnen met een ostinatovorm: passacaglia resp. ciacona. Van oorsprong zijn deze beide vormen dansen, als muzikale vormen betreft het een serie variaties boven een in principe telkens terugkerend vast pedaal- of basmotief.
De passacaglia heeft een rustig tempo, de ciacona is vrij snel.
De canzona's zijn manualiter werken, in de regel driedelig, en meestal met verschillende maatsoorten (een afwisseling van twee- en driedelig). De drie deeltjes zijn fugato's waarvan de thematiek vaak verwant is. In BuxWV 168 heeft het 2e fugato het thema van het 1e van een 4/4-maat ritmisch ingekort tot het paste in een 3/4-maat. Het 3e fugato, weer in 4/4-maat, keert het thema om: een sprong omlaag wordt een sprong omhoog enz.
Bij een koraalfantasie worden de regels breed uitgemeten: ze kunnen in alle stemmen verschijnen, in vergroting of verkleining, geheel of in korte motieven, met echo's enz. Koraalvoorspelen zijn doorgaans vierstemmig met de (omspeelde) melodie in de sopraan. De overige stemmen leiden vaak de koraalregels in met voorimitaties van de betreffende regel. Orgelverzen zijn meestal contrapunctische vormen waarbij tegen de letterlijke melodie (cantus firmus) een of enkele stemmen worden gezet; de melodie kan in alle stemmen voorkomen. De toccata's of preludia van Buxtehude hebben zoals gewoon bij toccata's een improvisatorisch karakter; naar het gebruik van de Noordduitse orgelschool last Buxtehude er een of meer fugato's in, met dikwijls weer verwante thematiek.





Jan Pieter Karman heeft orgel en kerkmuziek gestudeerd in Arnhem bij o.a. Bert Matter en Wim Kloppenburg, haalde het diploma uitvoerend musicus aan het Sweelinckconservatorium in Amsterdam bij Hans van Nieuwkoop en de aantekening improvisatie in Den Haag bij Jos van der Kooij.

Voorts studeerde hij muziekwetenschap in Utrecht, welke studie hij afsloot met een orgelbouwkundige scriptie teneinde de reconstructie voor te bereiden van het Flaes-orgel in de Grote Kerk te Driebergen.

Hij werd finalist op zowel interpretatie- als improvisatieconcoursen (het NCRV-orgelconcours in de St.-Laurens te Rotterdam 1994, en de internationale improvisatieconcoursen van Knokke-Heist 1995 en Haarlem 1996). Als concerterend organist heeft hij grote voorliefde voor het romantische orgelrepertoire, zowel van Franse als Duitse origine.

Met anderen richt hij zich op een herstel van vespervieringen als een liturgisch-kerkmuzikale traditie met antifonale zangpraktijk. Als organist is hij verbonden aan de Breukelse Pieterskerk, waar hij het fraaie Bätz/Witte-orgel uit 1787/1867 bespeelt.



< | adcs | orgelconcerten 2007 (top) | >