Stevin | Varia | Woordenlijst

Overzicht , Inleiding , tekenen , meten , straten , hutten , berekenen , tientallig


Stevins Legermeting

(Fragmenten)

Castrametatio, dat is Legermeting verscheen in 1617 1, en staat in deel IV van 'Principal Works' (^). Hier enkele stukjes i. v. m. de Meetdaet.


p. 3   H. 1 Vande bepaling of beschrijving der Leghermeting.
15 H. 2 Vande Lijsten, inhoudende tghene in een teghenwoor-
dich Legher moet ghelogeert worden.
32 H. 3 Vande teyckening of meting des Leghers.
42 H. 4   Van tghene, myns ghevoelens, oorboor en noodich zou-
de zijn totte gheduerighe form eens Leghers,
die altijt de zelve mocht blijven.



Inleiding

Hoofdstuk 1 beschrijft de 'logering' van het leger, eerst in het algemeen zoals de Romeinen het deden volgens de beschrijving van Polybius (c. 202 - 120 v. C.).
Maar dat moest nu anders, zoals op blz 5 staat:

Het is te weten dat syn Vorstelicke Ghenade int begin voor elc Soldaet ontrent zoo veel plaets veroordende als de Romeynen deden, latende yghelic, na tghemeen ghebruyc des teghenwoordighen tijts in syn regiment haer hutten bouwen zoo sy't verstonden, zonder aen zeker reghel verbonden te wesen.
Maer Colonellen en Capiteynen deden haer klachten, onmoghelick te zijn haer volc op zoo kleen begrijp te legghen, ghelijct ooc bleec metter daet
Dus werd voor elk vendel (100 man) een indeling gemaakt:
welcke zulcx was, dat sylieden met minder plaets danse te voren hadden, zeyden ruymte ghenoech te hebben en bequamelic ghelogeert te zijn
Dan volgen, met duidelijke tekeningen, de 'logijsten' van een vendel voetvolk, een regiment voetvolk (1000), dan van de ruiters, en daarna pas van zijn Vorstelijke Ghenade prins Maurits, e. a. Op blz 9 staat een tekening van het kwartier van zijn V. G. met diens 'Tenten' omringd door andere. Er bestaat een andere tekening met namen er bij, en daar is de tent van Stevin te vinden!  2

Hoofdstuk 2 geeft lijsten van het leger dat in 1610 Gulik belegerde  3 : lijsten van mensen (meer dan 12000 soldaten en 2500 ruiters), paarden (490 trekpaarden voor de artillerie), wapens (blz 19, 23), munitie, gereedschap en ander materiaal. Verder: 942 wagens (elk met 3 paarden) en 217 schepen.

Hoofdstuk 3 handelt over het eigenlijke werk van Stevin als Legermeter  4 : het kamp tekenen op papier, uitmeten, en aftekenen op het land.

3.1.  Tekening van de kwartieren op papier, schuiven met kaartjes.
3.2.  Stokken in de grond steken, verbod om die uit te trekken. Roede als veldmaat.
3.3.  Meting van de rijen der hutten en straten.
3.4.  Verdeling der hutten in de rijen.
3.5.  Alarmplaats (aan de randen), gracht, berekening wie wat graaft.
3.6.  Onderhoud.

Hoofdstuk 4 heeft drie leden: een verklaring waarom afgeweken is van de Romeinse manier, een voorstel voor een indelingsvorm in het algemeen, en de verdeling van het krijgsvolk daarbij. Het derde lid geeft eerst de verdeling bij de Hebreeën, Grieken, Romeinen, en Tartaren. Uit wat dan volgt, voordelen bij gebruik van het tientallig stelsel, zijn hier enkele stukjes gekozen.
Stevin verwijst nog weer eens naar zijn 'boecxken' De Thiende uit 1585. En nog steeds blijkt hij (nu bijna zeventig jaar) graag met woorden te spelen, zoals op blz 49:

Aengaende eenighe mochten willen staende houden, dat Moyses d'eerste niet en was diese int werc stelde, en dat Raguel, die hem den raet gaf, zulcx vande veelwetende Egyptenaers mocht gheleert hebben, daer en wil ic gheen harnas om aentrecken
De spelling verschilt duidelijk van die in de Wisconstige Gedachtenissen (1605/8), bijvoorbeeld: werc, ic, zulcx (werck, ick, sulcx), en elders: zal komen (sal commen).

Manuscripten uit het Legermuseum zijn te zien bij 'Het Geheugen van Nederland'.



[ 33 ]
I   L I D T,

Vande teyckening der vierhoeckighe quartieren des Leghers op pampier,
om dat inde teyckening op't landt na te komen.

AEnghesien in dit Leger byden anderen te voegen zijn veel verscheyden quartieren, te weten elf vande 11 hoopen Voetvolc, en noch 11 vande regimenten Ruyterie, zoomen zien mach inde Ie en 2e Lijste des 2 Hooftstucx [blz 16], met noch d'ander quartieren daer by behoorende: zoo zoudet moeyelic werc vallen die metter haest in goede oorden op pampier te teyckenen, herteyckenen, en by den anderen te voeghen, zooder niet eenigen bequamen reghel toe veroordent en waer, voornamelic alst haestelic gheschien moet, ghelijct dicwils ghebeurt, dat na de bezichtiging der plaets de logiering terstont moet ghedaen zijn:
De reghel hier toe ghevonden is dusdanich: Men teyckent elc der voorschreven quartieren op een bezonder vierhoecxken van kaertspel blaren, welcke zoo ghesneden worden datse hebben de ghemeene langde van 300 voeten, en breede ghelijc de Lijste uytwijst.
rechthoekje met: 708 / Francois Chastillon Als by voorbeelt van het regiment vanden Heer van Chastillon, hebbende 300 voeten langde, en 708 breede, men snijt een vierhoecxken van die langde en breede, volghens zeker kleene voetmaet, twelc daer op gheschreven wort metten naem des Colonels als hier nevens: En alzoo met d'ander. Deze pampierkens der quartieren aldus altemael ghesneen en toebereyt zijnde, men leghtse en herleghtse tot datmen die ziet na syn begheeren:
En om dat met noch meerder bequaemheyt te doen, zoo teyckent men op een pampier zeker evenwijdige linien, tusschen welcke begrepen zijn de gemeene langden van 300 voeten, mette straten van 50 voeten, ghelijc de volghende form aenwijst, om daer op de bovenschreven quartieren oordentelic te legghen.

[ 34 ]
[ Tekening hierna ]

    Dit aldus bereyt zijnde, ic zal nu komen totte teyckening op pampier, nemende tot voorbeelt de teyckening dieder ghedaen wiert om het Legher voor Gulich, alwaer de plaets int velt bezichticht wesende, syn Vorstelicke Ghenade nam besluyt vande Ruyterie, mette waghens, ooc mette Enghelschen, en Schotten, onder den Generael Cecil, buyten dit Legher te logieren, zulcx dat de pampiere vierhoecxkens van die quartieren daer uyt gelaten zijnde, zoo wiert de rest op't boveschreven

[ 35 ]
ghereghelt pampier in oorden gheleyt, en aen syn Vorstelicke Ghenade vertoont, welcke die wat verlegghende na syn goetduncken, sy laghen voor besluyt in oorden als hier onder.
[ ... ]
rechthoekjes met namen, stippellijnen

[ 36 ]

[ ... ]
2   L I D T.

Vande meting der vierhoeckighe quartieren des Krijchsvolcx op't velt,
tvvelc ghedaen vvort door den Leghermeter met syn hulpers.

DEur de voorgaende grontteyckening op pampier bekent zijnde hoedanich de teyckening op't landt zal moeten wesen, zoo begintmen eerst de teyckening der vierhoecken vande regimenten of quartieren des Voetvolcx, tot welcken eynde ter plaets op't velt meghebrocht worden ontrent de 150 quartierbaken, of zoo veel alsmender ziet van doen te zijn, wesende gheschilderde stocken byde 9 voeten lang, elc met een vaenken daer boven aen, om die te stellen op de hoecken der quartieren:
En wort by Trommelslach afgheroepen en op lijfstraffe verboden die uyt te trecken, want doenmen over eenighe jaren dat niet en dede, het was onmoghelic de teyckening der quartieren te blijven, om dat elc tottet maken der hutten alsdan hout van doen hebbende, zoo wierden ander ongheteyckende stocken uytghetrocken. Ooc mede wort yghelic verboden tot die plaets te komen, ter wijle men de quartieren teyckent, uytghenomen de ghene dieder bescheyden zijn, want doen eertijts zulcx onverboden was, men konde gheen behoorlicke teyckening doen, om tbelet van menschen, waghens, peerden, stroo en hout, datter meghebrocht wort om te hutten.

    Merct noch datmen noodich bevonden heeft int Legher een alghemeene mate te ghebruycken, te weten een roe ghedeelt in haer voeten en duymen, diemen de veldtmaet noemt, uyt oorzaec dat d'Aennemers van wercken, Ingenieurs, Controlleurs van Fortificatien, Timmerlien, en ander uyt verscheyden Steden en Landen komende, elc een maet mebrocht, die in haer Stadt ghebruyct wiert, van malkander veel verschillende, daer verscheyden ongheschictheden uyt volchden.

    Noch wort den Leghermeter ghevolcht van al de Quartiermeesters der regimenten, op dat een vierhoec gheteyckent zijnde, aen elc die dadelic ghewesen worde.

    Dit zoo zijnde, de vier baken van elc regiment worden op't landt ghestelt, na den eysch vande voorschreven teyckening op pampier, begrijpende vierzijdeghe rechthoecken lanc van voren tot achter 200 voeten, om het Krijchsvolc, dat ghedaen wort door't behulp des Meterskruys, en meting der langden na ghemeene Landtmeters wijse, twelc aende Ingenieurs ghenoech bekent zijnde, en behoeft hier geen naerder onderrichting: alleenlic mochtmen wat vermaen doen van lichticheyt, te weten datmen vande vier zijden der vierhoecken maer een en behoeft te meten, of twee daer een zijde des Leghers beghint, want de rest gheschiet bequamelicker deur driebaecking en tbehulp des Meterskruys, zoo henlien kennelic is.

[ 37 ]
    Merct noch dat elcke vier baken eens regiments gheteyckent worden met ghetalen diemen op de baecstocken snijdt, met ghetal-letters van I V en X, die met rechte snekens haest ghekerft zijn, te weten de vier baken van het regiment datmen eerst afsteect elc met I, van het tweede elc met II, en zoo voorts met d'ander: Twelc ghedaen wort om verscheyden swaricheden te voorkomen, eensdeels deur dien de Quartiermeesters zelf om de groote menichte der baecken zomwijlen in twijffeling en met malkander in gheschil gheraken, van hun eyghen quartieren. Ten anderen, dat den Leghermeter (die op elc quartier des pampiers zulcke ghetalen teyckent als de quartierbaecken hebben) na een quartier ghevraecht zijnde, dat stracx weet aen te wijsen, zonder ter plaets te moeten komen.

    Zoo haest een regiment alzoo gheteyckent is, men toonet aen syn Quartiermeester om dat te bewaren.

    Maer al de quartierbaecken van't Krijchsvolc deses voorgenomen Leghers ghestelt zijnde, sy komen te staen in zulcken oorden als de volghende form uytwijst, alwaermen byder ooghe zien mach, hoe noodich de voorschreven teyckening der ghetalen op de baecstocken is, om elc quartier zekerlic te kennen.

stippen met cijfers 1 t/m 8

3   L I D T.

Vande meting der plaetsen dieder noodich zijn tot rijen der hutten en straten
daer tusschen, tvvelc ghedaen vvort by elc Quartiermeester
in syn regiment.

DEs Leghermeters meting ghedaen zijnde als voren, zoo volghen der Quartiermeesters metinghen elc in syn regiment, twelc als ghezeyt is int Kortbegrijp deses Hooftstucx, by den Leghermeter onmoghelic is oordentelic ghedaen te worden, op zoo korten tijt als hier vereyscht is.

[ 38 ]
    Den Quartiermeester dan zal by hem hebben een grontteyckening syns regiments, als die van't 3 Lidt des I Hooftstucx [blz 7], om daer op alle noodighe langden te vinden zoo hy die niet ghenoech int hooft en hadde, ooc een veltmaet lanc ten minsten 8 voeten, en zeker toukens om die te ghebruycken zoo gezeyt zal worden.

    Wesende hier me aldus voorzien ter plaets syns quartiers, twelc ic neem te wesen tusschen de vier baeckens A B C D, beteyckenende den vierhoec van der Krijchslien logijsten, zoo verdeelt hy langs een ghespannen touken de langde AB van 8 tot 8 voeten ghelijc syn grontteyckening uytwijst, stekende tot elcke plaets een stocxken of tacxken zoo aengewesen wort mette tippelingen tusschen A en B staende: Dergelijcke verdeeling doet hy ooc aen't achterste eynde als van D tot C.

lijnen AD, EF ..., dicht aaneen, en stippellijnen loodrecht daarop
    Dit zoo verre ghedaen zijnde, zoo rester nu te doen de verdeeling der hutten van't Krijchsvolc door de Serganten daer int 4 Lidt af ghezeyt zal worden. Maer daerentusschen gaen de Quartiermeesters voort mette teyckening van der Capiteynen logijsten voor het Krijchsvolc, en vande Soetelaers hutten achter het Krijchsvolc, ghelijc de voorschreven teyckening des 3 Lidts int I Hooftstuc uytwijst.


4   L I D T.

Vande verdeeling der hutten inde rijen, by elc Sergant in syn vendel.

DEr Quartiermeesters metinghen ghedaen zijnde als voren, zoo volghen der Serganten verdeelinghen vande hutten elc in syn vendel, twelc als ghezeyt is int Kortbegrijp deses Hooftstucx by den Quartiermeester onmoghelic is oordentelic ghedaen te worden, op zoo korten tijt als hier vereyscht is.

    Den Sergant behoort bekent te zijn (daer den Quartiermeester ooc de hant aen moet houden) hoe veel hutten dat syn vendel behoeft, twelc hy weten kan deur voorgaende logiering, of zoo't d'eerste mael waer deur ondervraging der Soldaten, wie alleen of met malkander logieren willen; Alwaer te ghedencken staet datmen elc Soldaet of cameraetschap zoo veel breede gheeft als sy begheeren, maer inde langde, dats van voren tot achter, en moghen haer hutten niet langher noch korter zijn dan 8 voeten: En wort hier deur metter daet ghemeenelic bevonden, dat 100 Soldaten aen twee rijen hutten genoech hebben, alzoo sy niet gheern meerder hutten en maken dan sy behoeven:

[ 39 ]
Doch zoo't in eenighe vendels anders viel (ghelijct deur veel Soldaten die wijfs en kinders hebben ghebeuren mocht) men mach de ghene die te veel plaets eysschen minder gheven, of zoo't den noot vereyscht henlien een rije hutten meer veroordenen.
Nu dan tghetal der hutten datmen alzoo bevint zalmen in tween deelen, brenghende op elcke zijde ontrent evenveel hutten, en die op zulcken verheyt van malkander veroordenen, dat de ledighe plaetsen daer tusschen vallende bykans even wijt zijn, welverstaende dat op elc uyterste eynde der rijen altijt een hutte moet komen, op dat de form van elc vendel en ooc des heelen regiments altijt een vierzijdich rechthoec zij, en op dat de straten daer langs henen streckende, evenwijt en recht loopen. Het wort ooc verstaen dat de twee voorste hutten van elc vendel zijn voor den Lieutenant en Vendrich, te weten des Lieutenants op de rechter zijde, d'ander op de slincker, en de twee achterste hutten voor de twee Serganten, op dat ghelijcse int reysen of voorttreden de laetste des vendels zijn, hier int logieren ooc de laetste hutten hebben.
[ ... ]

    De meting aldus volbrocht wesende, zoo wort aen tvolc des Leghers datmen verboden hadde daer by te zijn, aenghezeyt elc te moghen komen zien na syn plaets.


5   L I D T.

Vande teyckening der alarmplaets, kielspitting des grachts, en berekening
hoe veel yder regiment graven moet.

DEse teyckening vande alarmplaets mette kielspitting wort ghedaen deur een Ingenieur met syn Conducteurs, by hem noch hebbende 50 of 60 Pioniers, die de kielspitten steken langs ghespannen lonten,

[ 40 ]
te weten twee rechte linien 6 voeten van malkander voor breede des grachts, daer af de binnenste is 206 voeten vande logijsten der Capiteynen, zulcx dat de 200 voeten blijven voor breede der alarmplaets, en 6 voeten voor de dicte des borstweers. Merct noch dat hoewel hier voren het volc des Leghers aenghezeyt is elc na syn plaets te moghen komen, zoo en doet dat gheen bezonder verhindernisse tot dese teyckening, aenghezien het niet en zijn dan twee rechte linien die verre ghenoech van't Krijchsvolc komen.

    De voorschreven kielspitten alzoo ghesteken zijnde, daer rest rekening te maken hoe veel voeten grachts elc regiment zal uytgraven, twelc in de Hoochmoghende Heeren Staten Leghers door't Voetvolc by ghemeenen reghel moet ghedaen worden, zonder daer voor yet te betalen. Tot desen eynde zien ic inde voorgaende teyckening op pampier des I Lidts deses Hooftstucx, (twelc noch klaerder staet in de form des 11 Lidts van't I Hooftstuc [blz 15]) hoe lanc die kielspitten vallen, en wort bevonden de twee langste zijden elcke van 2000 voeten, en de twee kortste elcke van 1750, tzamen 7500 voeten, waer toe zijn 8560 Soldaten, te weten in elc regiment als hier onder, twelc ghetrocken is uyt de 2e Lijste des 2 Hooftstucx:

Chastillon 1660    
Bethune 1660
Vriesen 760
Veer 1320
Graef Ian Ernst   1310
Vier Garden 800
Graef Ernst 1050


Somme   8560 Soldaten hebben te graven 7500 voet.


    Hier me zegh ic na de manier der reghel van Compaignie:
8560 Soldaten, moeten graven 7500 voeten, wat 1660 Soldaten van Chastillon? komt 1454 voet, die ic stel nevens Chastillon, en doende dierghelijcke met d'ander regimenten, zoo staet de form der berekening, en komt voor clc als hier onder:
Chastillon 1660   Soldaten hebben te graven   1454
Bethune 1660 1454
Vriesen 760 666
Veer 1320 1157
Graef Ian Ernst   1310 1148
Vier Garden 800 701
Graef Ernst 1050 920


8560 Soldaten hebben te graven 7500 voet.


[ ... ]
    [ Ms: 'Berekeningen hoeveel voet benodigd is ...'.]
[ 41 ]
6   L I D T.

Inhoudende vermaen, om tghene vvel gheteyckent en ghebout is,
in goede form te onderhouden.

TOt hier toe vande teyckening des Leghers ghezeyt zijnde, zoo rester noch wat aen te roeren van tghene de Quartiermeesters elc in hun quartier daer benevens hebben gade te slaen, om tghene wel gheteyckent en ghebout is, in goede oorden te onderhouden.

    Ten eersten, dat gheen Soldaten, hun vrouwen, kinderen, of ymandt van harent weghen, binnen de regimenten byde Soldaten en zullen moghen tappen, goet verkoopen, of zoetelen, want voor zulcke de Soetelaers hutten achter de regimenten veroordent zijn.

    Ten tweeden, dat de Quartiermeesters op de alarmplaetsen en straten elc voor, achter, of nevens syn quartier gheen koocputten, dobbeltafels, noch ander putten en laten graven, om dattet by doncker zorghelic is over zulcke weghen te gaen, in perijckel van menschen en peerden, hals en beenen te breken, voornamelic ten tijde van alarmen die inde duyster nacht komen, twelcmen te meer met reden verbiet, om dat achter alle hutten der Soetelaers, plaets veroordent is om koocputten te maken buyten zulcke weghen.

    Ten derden, dat de Quartiermeesters op de voorschreven alarmplaetsen en weghen elc voor, achter, of nevens syn regiment, niet toe en laten eenich ghebou van hutten, stelling van tenten of kramen, verkooping van goeden op waghens of karren, of anderzins voortstaende, maer bevelen die na de marct te gaen.

    Ten vierden, aenghezien de Vleeschslachters hier toeghelaten wort te logieren inde hutten achter de regimenten, en dat van't inghewant der gheslaghen beesten een groote vuylicheyt en stanc komt, ziecten veroorzakende, daer af in eenige onse voorgaende Leghers, ghelijc ooc in ander, ghebrec gheweest heeft, zoo wort daer teghen nu voorzien met in d'aerde diepe putten te graven, daermen op leght stercke houten, en daer op tacken met blaren, of stroo, soort ladder, 2 treden doch gade slaende dat int midden blijve een gaetken daermen een cassiijnken of raemken op leght, van form als hier nevens, met een vierkant deurken daer in van ontrent 16 of 18 duym, daer na leghtmen hier op de aerde die uyt de put ghekomen is, doch zoo dattet voorschreven deurken vrijelic mach open en toe gaen voor de ghene die het inghewant daer in te worpen hebben, waer uyt dan gheen stanc en komt, ghelijc metter daet bevonden is, tottet welc ooc naerder reden kan vervoecht worden, te weten dat der menschen doode stinckende lichamen begraven inde kerchoven ja in besloten kercken, gheen stanc en gheven.
Merct noch dat, al worden dese putten in straten of weghen ghegraven, zoo zijnse zonder perijckel van menschen of beesten des nachts daer in te vallen, ghemerct sy boven ghestopt zijn. Zulcken put of putten zal elc Quartiermeester den Vleeschslachters doen maken die in hun quartier willen logieren: Sy worden ooc bequamelic ghebruyct by de keuckens van groote Heeren Hoven, die anderzins ghemeenelic met stanc ghequollen zijn.

    Ten vijfden zal den Quartiermeester door de Pioniers een greppe doen graven van twee voeten breet, twee voeten diep, ten eynde der tien voeten die achter de

[ 42 ]
Soetelaers hutten tot open plaets ghegheven zijn, en dat om henlien daer binnen te doen blijven, want anders gheraken de koocputten die d'een voorder van syn hutte stelt als d'ander, op de groote ghemeene straet te komen, mettet onghemac daer voren af ghezeyt is, ooc veroorzakende kromme ongheschicte straten: Al twelcmen voorkomt mette boveschreven greppe.

    Ten zesten is te weten, datter eenighe hun voor Kooplien of Soetelaers uytgheven, en gheen en zijn, welcke int beghin alsmen de plaetsen uytdeelt de beste bespreken; maer alzoo die daer na blijven ledich staende, en gheen goet daer in en komt, en dat sy daghelicx zegghen alle ure dat te verwachten, zoo houden sy dat zoo langhe sleypen tot dat sy die plaetsen aen ander Kooplien daer na kommende, ten diersten verkoopen.
Om dit ongheval te voorkomen, zoo deeltmen de plaetsen uyt, op zulcke voorwaerde, dat by aldien een ander komt diese begheert, en syn goet byder hant heeft, datse den zelven zal ghegheven worden, en tghebou van hutting dat sy tot decmantel moghen begost hebben, zal verbeurt zijn, zonder van hun arbeyt yet te moghen eysschen, noch ooc vande stoffe, want als syse op't landt ghehaelt hebben, zoo en behoortse henlien niet toe: Aengaende hun ydel tenten of kramen die sy mebrenghen en hun eyghen zijn, die moghen sy wech nemen.


    [ Ms: 'De Soetelmarckt met haar afdelingen', en 'Soetelaers plaetse soo die inderdaet gemaeckt was'.]



Uit Hoofdstuk 4, over het gebruik van het tientallig stelsel 5:


[ 48 ]

[ ... ]
    Aldus verklaert wesende dat de Hebreeusche [Krijchsvolcx] verdeeling bestaet in volkomen gheduerighe tienighe voortganc met tien beghinnende, ghelijc de Tartarische, zoo valter voorder te aenmercken dat de Hebreen eerst gheweest zijnde, en dat hun oorden langhe daer na vande Tarters ghevolcht wiert, billich te wesen, die daer't hier na te pas zal komen de Hebreeusche verdeeling te hieten.
[ 49 ]
Aengaende eenighe mochten willen staende houden, dat Moyses d'eerste niet en was diese int werc stelde, en dat Raguel, die hem den raet gaf, zulcx vande veelwetende Egyptenaers mocht gheleert hebben, daer en wil ic gheen harnas om aentrecken, maer ter wijle sy d'eerste is diemen by schrift vint, en dat 'tgebruyc mebrengt die de Hebreeusche te noemen, ic zal daer by blijven, en voorder zegghen datse my bevalt boven de Griecsche, Romeynsche, en alle ander verdeelinghen; ja zoo dat ic acht inder natuer gheen beter te bestaen: want hoewelmen al 'tghene menschen handen konstelic maken, niet zeggen en mach onverbeterlic te zijn, om datmen't niet bewijsen en kan, zoo ist hier me anders ghestelt, ghenoechzaem daer me toegaende ghelijc met wiskonstighe voorstellen {Propositionibus mathematicis.}, daer af een zoo waerachtich besluyt is, datter gheen waerachtigher af en kan ghenomen worden.
Om dan te komen tot verklaring der redenen waerom ic acht gheen beter verdeeling te konnen zijn dan dese, zoo is eerstelic te weten, dat nadiense bestaet in een gheduerighe tienighe voortganc, van wiens weerdicheyt en oorboor in 'smenschen handel ic, na myn vermoghen, een bezonder Boecxken gheschreven heb, zoo en ist niet noodich zulcx hier weerom te verhalen, te meer datter veel zijn die de tienige voortganc niet alleen met woorden en schriften loven, maer ooc inder daet ghebruycken. [...]

    Ten eersten, dat elc Beveelder hoe groot een Legher is, maer eygentlic en heeft zorghe te draghen over tien mannen onder hem onghemiddelt staende {Immediate.}, gade slaende dat elc van dien syn ampt bediene na'tbehooren, 'twelc om de kleene en bequame menichte hem moghelic is te doen, en daer me kan't overal wel gheregiert zijn: [...]

[ 50 ]
    Ten tweedden, in Legherwercken als graving, tachouwing, making van rijs, Schanskorven en Horden, kanmen door dese oorden metter haest veel doen, om dat zich niemant en versteect dan met perijckel, deur dien over elcke 10 een Tienleyder opzicht heeft diese int wercken gheduerlic gade slaet, ooc om dat over elcke dier tien Tienleyders een Hondertleyder beveelt, die acht neemt of sy opzicht hebben na tbehooren, van welcke Hondertleyders over elcke tien ooc noch een Duysentleyder Opziender is, en zoo voorts.

    Ten derden, zoo en behoeft dese manier van verdeeling gheen moeyelicke verklaring, noch en is niet beswaerlic om onthouden [...]
[...] ymant ghebrekende, zoo kan den Hondertleyder eenich Monsterheer of ymant dieder last af heeft, vraghen aen den Tienleyder in diens rije tghebrec valt, waer dien man ghebleven is, als wesende sijn werc daer op te letten, en ghevraecht zijnde, bescheyt te gheven, daer af men ooc noch naerder ondersouc kan doen door den Krijchsman die achter hem ghinc, ghehouden zijnde het bescheyt te zegghen dat hyder af weet, waer me bekent wort de ghedaente des misdaets, om die te straffen na de verdienst, en te voorkomen de swaricheden dieder zonder oorden vallen, als tbedroch der zolttrecking zonder daer voor dienst te doen, int reysen van't vendel wijcken, en de Boeren berooven, op den tocht na zorghelicke aenslaghen zich te versteken, en dierghelijcke, twelcmen om de groote menichte der overtreders (dieder deur ghebrec van oorden nootzakelic vallen) onghestraft moet laten, of zomwijlen door grooten noot al te bitterlic straffen, zonder inzicht van oorzaken te moghen plaets gheven.

    Ten vierden kan deur de tienighe verdeeling een groote bequaemheyt vallen in de Legherlogiering, tot welckx verklaring dient gheweten datmen inde wimpels en vendels moet stellen de ghetalen haers oordens met groote letters, als het eerste wimpel met I, het tweedde met 2, het derde met 3, en zoo voorts tottet tiende [...]

[ 51 ]
[ ... ]

    Ten vijfden kan deur dese tienighe verdeeling een bequaemheyt vallen int teyckenen des gheweers vande Krijchslien, als Pijcken, Musquetten, en Wapenen, zulcx datmen onder veel duysent stucken met een opzicht weet aen wien elc toekomt, als by voorbeelt een Pijcke gheteyckent met dese vier getalen 8. 2. 7. 3 int hout ghebrant, of int yser ghestempelt, men zeght datse toekomt den achtsten Soldaet, inde tweedde rije, van't zevende vendel, des derden wimpels, en alzoo met d'ander wapenen: [...]   0. als beghin, dat is tgheweer vanden Voetvolc Overst:
[...]
Hier me kanmen voorkomen tgheschil dat om tgheweers wille tusschen de Krijchslien valt: Ooc eenige van dien ghestolen zijnde, den dief en derfse niet verkoopen noch vertoonen, want men zoude terstont den man wijsen diese toekomt, of zoo die inghebrande of ghestempelde letteren uytghekreghen waren, dat gheeft vermoeden deur den vertoonder te moghen ghedaen wesen, en oorzaec van daer op onderzoec te doen. De Romeynsche Soldaten teyckenden wel hun wapenen elc met syn merc, maer dit heeft al een ander bequaemheyt.

    Ten zesten kan dese tienighe verdeeling dienen om nieuwe aenkomende onbedreven Soldaten op zeer korten tijt den krijchshandel te leeren, als wel schieten, gebruyc der Pijcken en des hantgheweers, de keeringhen {Revolutiones.}, het schermutsen, de zaken vande Wacht, en al tghene Soldaten behooren te weten [...]

[ 52 ]
    Ten zevenden kan deur dese tienighe verdeeling een groote bequaemheyt vallen int stuc der waghens, [...] als by voorbeelt, een vaenken met dese vier ghetalen 2. 7. 3. 2 beteyckent de tweedde waghen onder den zevenden Tienleyder vande derde Hondertleyder des tweedden Duysentleyders. Elcke eerste vaen van tien mach om zichtbaerlic uyt te steken grooter zijn als d'ander neghen: [...]
De bequaemheden en voordeelen hier uyt volghende zijn dusdanich: Voor al nadien de plaets van elcke waghen bekent is, sy kan mette persoonen en goederen daer op zijnde, zoo int reysen als stilligghen lichtelic ghevonden worden, zonder daer na te moeten vraghen, mits bekent wesende haer ghetalen, twelc is streckende tot groot gherief, niet alleen voor Amptlien int beleyt der krijchs zaken, maer ooc voor yghelic int bezonder.
[...]
    Boven dien ist hier deur moghelic de waghens int stilligghen ghelijckelic te doen arbeyden, elc syn keer verwachtende, daer anderzins eenighe verschoont worden, hun versteken, of wel uyt het Legher trecken, en elders ghelt verdienen, en komt op d'ander Voerlien de swaricheyt aen, die hun Peerden doot arbeyden, en noch ghesleghen worden als Ezels, zulcx datter met veel waghens min uytgerecht wort dan anders met weynich, streckende tot groote kost des Landts, en dicwils oorzaec zijnde, datter om de groote menichte der waghen-peerden gheen fourrage voor de Ruyters en blijft, en dattet Legher met achterdeel moet opbreken.
[...]
    Aldus worden ooc voorkomen veel gheschillen dieder vallen met d'een waghen d'ander niet te willen wijcken, want begheerende elc eerst int quartier te wesen,
[ 53 ]
sy rennen om 'tzeerst, worpen malkander omme, brekende waghens mette goederen, en quetsende de menschen dieder op zitten. [...]
Men kan ooc om der ghetalen wille weten watter op elcke waghen gheladen is, stellende inde Lijste der lading nevens het goet alleenlic de ghetalen des waghens daer't op light.
[ ... ]

    Ten achtsten kan deur dese tienighe verdeeling int stuc van Schepen zulcke bequaemheyt vallen, als vande vvaghens ghezeyt is, [...]
de Schepen van yder Tienleyder elc des daechs een vlagghe voerende met haer ghetalen, als ghezeyt is vande vvaghens, en des nachts lanteerens, diens licht de form van groote letters vertoonde, ghelijc ic zulcke ghezien heb [...]

    Ten neghenden kan deur tienighe verdeeling der Pioniers en Maetroosen of Gheschuttreckers ooc zoo goeden oorden ghehouden vvorden, datmen met min volcx meer vvercx zoude zoen, als anders met veel, hebbende boven dien elc beter vernoeging dan met onoorden, daermen breeder af zoude moghen schrijven, maer vvant zulcx ghenoech kan verstaen vvorden deur tghene op dierghelijcke van't Krijchsvolc ghezeyt is, zoo zal ic't daer by laten blijven.

[ ... ]




    Noten

  1. Castrametatio, dat is legermeting, Rotterdam 1617.
    In 1618 verscheen de Franse vertaling: La Castrametation (2e ex.); en in 1631 een Duitse: Castrametatio Auraica-Nassovica.   «

  2. Tekening van blz 9:
    rechthoeken en vierkantjes, A t/m G, getallen
    Tenten van prins Maurits (A), omringd door die van zijn hofhouding en van andere personen.
    als des Hofmeesters, Secretarie, Edel lieden, Zael, Ghemeenzael, Keucken, Gardemenger, Bottelrije, Gardelinge, de rest voor ander persoonen
    Stevins tent is aan de rechterkant, van onder af het vijfde van de zes vierkantjes.

    Middendeel andersom, met namen:

    rechthoeken en vierkantjes, met namen
    Detail van de tekening uit het Koninklijk Huisarchief in Principal Works IV, Fig. 4 (naast blz 259): 'Quartier de son Ex;ce, estant en Campagne' (zie ook 'Kwartier van Zijne excellentie ten velde'). Hieronder een andere weergave ervan, in spiegelbeeld:

    kwartier van zijne excellentie
    D. Solemne, La charge du mareschal des logis, 1632.
      «

  3. Over belegerde vestingen: Sterctenbouwing.   «

  4. Stevin werd in 1604 benoemd tot "Quartiermeester vant Legher". Hij was toen al tien jaar "affteeckenaer der Quartieren in 't Legher", maar hij had dit werk steeds "om niet" gedaan (Dijksterhuis 1943, blz 10). Nu kreeg hij ƒ 400 per jaar, volgens Resolutiën der Staten-Generaal, 8 en 24 dec. 1603. Op 6 maart 1604 werd het ƒ 50 per maand van 32 dagen.
    Ms: de naam Stevin als eerste van drie 'Quartiermrs Generael'.   «

  5. Vgl. Isaac Beeckman, Journal II, 423 (tien-hoop, honderd-hoop, etc.).   «




Simon Stevin | Varia | Legermeting (top) | Meetdaet