2009 | 2010: 1 jan. , 27 maart , 24 april , 29 mei , 26 juni , 11 sept. , 25 sept. , 30 okt. , 10 dec. | 2011

NIEUWJAARSCONCERT

door

Jan Pieter Karman

zaterdag 1 januari 2011

16.00 uur

J.P. Karman en orgel
Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang


J.P. Karman aan het orgel


P R O G R A M M A

1. Entrée pontificale in C
    Op. 104: 1
Marco Enrico Bossi   (1861-1925)
2. In dir ist Freude
    BWV 615
Johann Sebastian Bach   (1685-1750)
3. Aria quarta
   
Johann Pachelbel   (1653-1706)
4. Vom Himmel hoch da komm ich her
   
Johann Pachelbel
5. Lobt Gott ihr Christen allzugleich
    Op. 67
Max Reger   (1873-1916)
6. A solis ortus / Crudelis Herodes
    - (Plein jeu)
    - Fugue à 5
    - Trio à 2 dessus
    - Point d' orgue sur les Grands jeux
Nicolas de Grigny   (1672-1703)
7. Allegro vivace - uit Symphonie I
    Op. 14
Louis Vierne   (1870-1937)
8. Wie schön leuchtet die Morgenstern
    Op. 67
Max Reger
9. Wie schön leuchtet die Morgenstern
   
Johann Pachelbel
10. Ciaconna in D
   
Johann Pachelbel
11. In dir ist Freude
    BWV 615
Johann Sebastian Bach
12. Final - uit Symphonie I
    Op. 14
Louis Vierne

T O E L I C H T I N G

In dir ist Freude in allem Leide,
o du süßer Jesu Christ!
Durch dich wir haben himmlische Gaben,
du der wahre Heiland bist;
hilfest von Schanden, rettest von Banden.
Wer dir vertrauet, hat wohl gebauet,
wird ewig bleiben. Halleluja.
Zu deiner Güte steht unser G'müte,
an dir wir kleben im Tod und Leben;
nichts kann uns scheiden. Halleluja.
  Het nieuwjaarskoraal In dir ist Freude, dat ook nog een 2e couplet heeft, heeft de melodie van het balletto "A lieta vita / Amor e'invita / Fa, la la la la la la" uit de in 1591 uitgegeven 5-stemmige balletti van de Italiaanse componist Giovanni Giacomo Gastoldi (c1554-1609). Balletti waren een populair vocaal genre in de tijd rond 1600.
De liedtekst van "In dir ist..." is van Johann Lindemann (1598).

1.   De Italiaanse componist Bossi trachtte met anderen een eigen Italiaanse instrumentale stijl te vestigen tegen de heersende operacultuur in. Dat zijn eerste muzikale liefde het orgel was is aan de plechtige Entrée goed te horen. De registratie is Ripieno (te vergelijken met Organum plenum / Plein jeu).

2.   Bachs Orgelbüchlein-koraal "In dir ist Freude" is eerder een fantasie dan een koraalbewerking: melodieregels, of fragmenten ervan dartelen door alle stemmen van deze compositie. De registratie is voor Organum Plenum.

3.   Deze 4e aria (van zes), met 6 variaties, komt uit de bundel Hexachordum Apollinis, in 1699 door Pachelbel uitgegeven voor klavecimbel of (een klein) orgel. Detaillistische, subtiele muziek voor een instrument met een bescheiden klank. Het Rugpositief van het De Koff-orgel is hiervoor zeer geschikt.

4 & 5, 8 & 9.   Nieuwjaar, de 8e kerstdag, valt tussen kerst en driekoningen (epifanie) [verschijning]. Op dit programma daarom ook bewerkingen van kerst- en epifanieliederen. "Vom Himmel..." en "Lobt Gott..." behoren tot het kerstrepertoire, "Wie schön..." is een belangrijk lied voor epifanie.

6.   De gregoriaanse hymne "A solis ortus" is een abecedarium: de letters van het (Latijnse) alfabet dienen als beginletters van de coupletten. In de praktijk is zo'n lied veel te lang; in de kloosters gebruikt men de eerste 7 coupletten als kersthymne (de letters a b c d e f g), en 4 coupletten als epifaniehymne (de letters h i l m); beide hymnes hebben een doxologie [lofprijzing] als slotcouplet.
De 4 orgelverzen van De Grigny komen uit zijn Premier Livre d'Orgue contenant une Messe et les Hymnes des principales fêtes de l'année (1699).
In het 1e orgelvers wordt de melodie gespeeld met de (pedaal)trompet, de 5-stemmige fuga is voor 2 manualen en pedaal, het trio voor 2 manualen.

7.   Viernes 6-delige 1e Symphonie (1898-1899) voor orgel heeft als 4e deel deze Scherzo-achtige compositie. Het heeft de aba-vorm, waarbij het b-gedeelte een fraaie canon bevat tussen bovenstem en pedaal.

10.   Dit manualiter werk van Pachelbel is eveneens bedoeld voor de bescheiden klank van klavecimbel of (klein) orgel. Deze ciacona – een ostinatovorm met vast basthema en bijbehorend akkoordenschema – heeft 12 variaties.

11.   Bachs "In dir ist Freude" nu gepeeld met een Grand jeu-registratie.

12.   Het imposante slotdeel van Symphonie I met een vol orgel-registratie.

Dispositie







ADVENTSCONCERT

door

Jan Pieter Karman

vrijdag 10 december 2010

20.00 uur

Nun komm', der Heiden Heiland



Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang




P R O G R A M M A

Nun komm', der Heiden Heiland Johann Sebastian Bach
    BWV 599
Nun komm', der Heiden Heiland,
Der Jungfrauen Kind erkannt!
Dass sich wundre alle Welt,
Gott solch' Geburt ihm bestellt.

 
 
Komt tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht.
Licht dat in de nacht begint,
Kind van God, Maria 's kind.

 
1. Praeludium in g
    BuxWV 150
Dieterich Buxtehude   (1637-1707)
2. Nun komm', der Heiden Heiland
    3 Orgelverzen
Johann Gottfried Walther   (1684-1748)
3. Nun komm', der Heiden Heiland
    Koraalbewerking
Johann Pachelbel   (1653-1706)
4. Nun komm', der Heiden Heiland
    Koraalfantasie
Nicolaus Bruhns   (1665-1697)
5. Nun komm', der Heiden Heiland
    3 Variaties
Jan Pieterszoon Sweelinck ?   (1562-1621)
6. Nun komm', der Heiden Heiland
    3 Koraalbewerkingen:
BWV 659   -   a 2 Clav. e Pedale
BWV 660   -   Trio, a due Bassi e canto fermo
BWV 661   -   in Organo Pleno, Canto fermo in Pedale
Johann Sebastian Bach   (1685-1750)
7. 'Postludium' in g
    BuxWV 149
Dieterich Buxtehude


T O E L I C H T I N G

Nun komm', der Heiden Heiland is de vertaling, in 1524 gemaakt door Maarten Luther, van de vesperhymne "Veni redemptor gentium" (Kom, Heiland der volkeren), die in 397 geschreven was door Ambrosius van Milaan.
Luther vereenvoudigde de melodie; de 1e en 4e (laatste) regel werden nu geheel identiek, de 2e en 3e grotendeels elkaars spiegelbeeld (omkering). "Nun komm'" is geschreven voor de 1e Adventzondag, de 1e zondag van het kerkelijk jaar, en is daardoor het eerste lied in Lutherse gezangboeken.
Luthers berijming telde 8 strofen. In het Liedboek voor de kerken is het lied opgenomen als Kom tot ons, de wereld wacht (gezang 122, met 5 strofen).
Ter inleiding het korte orgelkoraal "Nun komm'" uit Bachs Orgelbüchlein.

1.   Buxtehude is de belangrijkste vertegenwoordiger van de Noordduitse Orgelschool; Bach is sterk door hem beïnvloed. Hij was de opvolger van Franz Tunder in Lübeck aan de Marienkirche. De Abendmusiken (publieke kerkconcerten) aldaar maakten hem tot ver buiten Lübeck beroemd.
Zijn preludia en toccata's zijn geschreven in de Stylus Phantasticus: vrije, 'fantastische' en contrapuntische (meestal fugatische) gedeelten wisselen elkaar af.
Dit preludium in g valt op door de tegendraadse ritmiek van de afsluitende fuga.

2.   Deze 3 orgelverzen behoren tot Walthers fraaiste koraalbewerkingen. Beide eerste orgelverzen zijn vrij kort met de melodie in de sopraan resp. bas. Het 3e vers heeft het karakter van een beknopte koraalfantasie.
Orgelverzen worden gespeeld in afwisseling met gezongen liedstrofen.

3.   Pachelbels "Nun komm'" heeft een vorm die de componist vaak gebruikt voor grotere koraalbewerkingen: een fughetta over de eerste regel leidt het eigenlijke orgelkoraal in, waarbij de melodie zich in het pedaal (de bas) bevindt.

4.   Bruhns, die vooral bekend is als 'voorbeeldcomponist' van de jonge Johann Sebastian Bach, geldt als belangrijk vertegenwoordiger van de Noordduitse Orgelschool. Hij studeerde o.a. bij Buxtehude. Bruhns stond bekend om zijn vioolimprovisaties waarbij hij op het pedaal van het orgel de baspartij speelde. Het is aan handgeschreven kopieën van de jonge Bach te danken dat nog enkele composities van Bruhns bewaard zijn gebleven.
De breed uitgesponnen bewerking van "Nun komm'" geldt als een van de beste voorbeelden van de Noordduitse koraalfantasie. Deze fantasie bestaat uit 4 secties (voor elke regel een), met elk een eigen registratie.

5.   Sweelinck, de grondlegger van de Noordduitse Orgelschool, is onder meer vermaard om zijn variatiekunst. De 3 variaties over "Nun komm'" zijn waarschijnlijk niet van zijn hand, maar wel in zijn stijl geschreven.

6.   BWV 659-661 komen uit de Leipziger koralen (BWV 651-668). BWV 659 heeft de rijk omspeelde melodie in de sopraan, BWV 660 eveneens – dit trio is uniek vanwege de dubbele bas, BWV 661 heeft de melodie in het pedaal.

7.   Als 'postludium' tot slot het Preludium in g, BuxWV 149. Dat opent met een basso ostinato (vast basthema) en bevat ook een soort 'basse de trompette'.



Adventsconcert in de Pauluskerk te Breukelen

Vrijdag 10 december a.s. om 20.00 hoopt organist Jan Pieter Karman een adventsconcert te geven op het orgel van de Pauluskerk te Breukelen, Straatweg 37.

Veni redemptor gentium, "Kom, redder van de volkeren" inspireerde in de vierde eeuw Ambrosius van Milaan tot het componeren van een aangrijpende melodie; in de 16e eeuw heeft Maarten Luther die melodie bewerkt tot de vorm zoals we die nu kennen, o.a. uit het Liedboek voor de Kerken, waar de eerste regel luidt: Kom tot ons, de wereld wacht.

Steeds zal tijdens het concert deze hymne terugkeren, steeds in een andere gedaante, zoals hij getoonzet is door meesters van de toonkunst: Buxtehude, Walther, Pachelbel, Bruhns, Sweelinck, Bach. Hun talent geeft klank aan de diepe betekenis van het Kerstfeest; organist Jan Pieter Karman heeft de gave om die te laten horen.

Kom het ervaren. Het programmaboekje ligt klaar, de toegang is vrij (er is wel een collecte), na afloop is er gelegenheid nog wat na te praten.







zaterdag 30 oktober 2010

20.00 uur

ORGELCONCERT

door

Jan Pieter Karman

Werken van Joh. Seb. Bach


Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang




P R O G R A M M A

1. Toccata in d (de 'dorische') BWV 538
2. Twee 'grotere' koraalbewerkingen:
- Von Gott will ich nicht lassen BWV 658
- Vor deinen Thron tret' ich hiemit
    (Wenn wir in höchsten Nothen sein)
BWV 668
3. Aria in F (trio) BWV 587
4. Twee 'grotere' koraalbewerkingen:
- An Wasserflüssen Babylon BWV 653
- Wer nur den lieben Gott lässt walten BWV 647
5. Sonata II in c (trio)
    vivace, largo, allegro
BWV 526
6. Vier 'kleinere' koraalbewerkingen uit het Orgelbüchlein:
- Ich ruf' zu dir, Herr Jesu Christ BWV 639
- In dich hab' ich gehoffet, Herr BWV 640
- Wenn wir in höchsten Nothen sein BWV 641
- Wer nur den lieben Gott lässt walten BWV 642
7. Fuga in d ('dorische') BWV 538


T O E L I C H T I N G
Dispositie

1.   Bach schreef deze toccata en fuga (die dit concert zal besluiten) in de periode dat hij in dienst was van de lutherse hertog Willem Ernst von Saksen-Weimar, van 1708 tot 1717. Het overgrote deel van zijn orgelwerken is hier in Weimar ontstaan. In de tocata 'dialogiseren' de beide plena, dat van Hoofdwerk en Rugpositief, met elkaar. Het Hoofdwerk met zijn 'bredere' klank, het Rugpositief met zijn 'scherpere' geluid. Aan het ontbreken van de gebruikelijke voortekening van d-klein (de bes) dankt het werk de bijnaam 'dorisch'.

2.   BWV 658 behoort tot de 'achttien' of Leipziger koralen (BWV 651-668). Deze zijn grotendeels eveneens in Weimar ontstaan (tussen 1708 en 1717) en door Bach in Leipzig in de periode van 1739 tot 1750 herzien. In BWV 668 – waarvan BWV 641 uit het Orgelbüchlein aan de basis ligt – heeft Bach aan het eind van zijn leven wijzigingen aangebracht; de legende wil dat Bach het vlak voor zijn dood aan een schoonzoon heeft gedicteerd. Bachs Leipziger periode, als cantor van de Thomaskirche, duurde van 1723 tot zijn overlijden.

3.   Dit trio is een orgelbewerking door Bach van een deel uit de in 1726 uitgegeven bundel triosonates voor 2 violen en cello (met basso continuo) van Francois Couperin. Mogelijk is er een relatie tot het gegeven dat Bach, waarschijnlijk rond 1727, zijn eigen beroemde 6 triosonates voor orgel schreef — de 2e staat op dit programma.

4.   BWV 653 (de tekst is naar psalm 137) is evenals 658 origineel in Weimar ontstaan en in Leipzig herzien. De Franse registratie 'tierce en taille' is ideaal voor dit werk. BWV 647 behoort tot de 6 Schübler koralen (BWV 645-650; door Bach uitgegeven rond 1748), orgeltranscripties van delen uit cantates uit Bachs begintijd in Leipzig.

5.   Bij de 6 triosonates (BWV 525-530), die waarschijnlijk dateren rond 1727, imiteren de beide bovenstemmen orkestinstrumenten. In dit concert is voor de 3 delen voor de volgende registraties gekozen: resp. fluiten ('vol' van het Hw, 'spits' van het Rp), viool en hobo, en – een Franse registratie – koperblazers (cornet en trompet).

6.   Deze koraalvoorspelen behoren tot de rubriek 'christelijk leven en wandel', een rubriek uit de lutherse gezangboeken uit Bachs tijd. De tekst van BWV 640 is naar psalm 31. BWV 642 wordt gespeeld met een Frans 'grand jeu' (het "koperensemble" van het orgel).
De koralen uit het Orgelbüchlein (BWV 599-644), waaronder deze vier, zijn bijna alle in Weimar, tussen 1713 en 1716, gecomponeerd.

7.   Deze fuga valt op door de knappe contrapunctiek (het schrijven van tegenstemmen bij in dit geval het fugathema). De registratie bestaat uit de gekoppelde (gecombineerde) plena van beide manualen.






HERFSTAVOND - CONCERT

door

Marieke de Bruijn, viool

&

Jan Pieter Karman, orgel


zaterdag 25 september 2010,  20.00 uur

Pieterskerk te Breukelen
 
Straatweg 59

Werken van Buxtehude, Bach, Mendelssohn, Vivaldi e.a.

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

1. Toccata in d (1684)
    BuxWV 155
Dieterich Buxtehude
    (1637-1707)
2. Preludio uit Partita III in E voor viool solo
    BWV 1006
Johann Sebastian Bach
    (1685-1750)
3. Pastorale in C (1716)
    largo, allegro, largo
Domenico Zipoli
    (1688-1726)
4. Vioolconcerto Nr. 3 in F, "L'Autunno"
    ("De Herfst") Op. 8: 3 (RV 257)
    uit: Le Quattro Stagioni (De Vier Jaargetijden), 1725
    Allegro, Adagio, Allegro (La Caccia)
Antonio Vivaldi
    (1678-1741)
5. Lieder ohne Worte
    Andante expressivo, Op. 85: 1
    Allegretto, Op. 85: 5
    Andante con moto, Op. 30: 6
Felix Mendelssohn Bartholdy
    (1809-1847)
6. Étoile du soir (1927)
   
Louis Vierne
    (1870-1937)
7. Vioolconcerto in a
    BWV 1041
    allegro, andante, allegro assai
Johann Sebastian Bach


T O E L I C H T I N G

1.   Buxtehude's Toccata in d is een fraai voorbeeld van het genre preludium / toccata geschreven in de stylus fantasticus. In zo'n werk wisselen vrije en contrapuntische (meestal fugatische) gedeeltes elkaar af. Zulke werken werden (en worden!) gespeeld als opening van een lutherse kerkdienst: kwaliteitsmuziek geeft daar de muzikale toon aan. Wellicht heeft deze toccata Bach geïnspireerd tot diens beroemde Toccata en fuga in d, BWV 565...

2.   Bach's in Köthen gecomponeerde sonates en partita's voor viool solo (BWV 1001-1006) uit 1720 zijn erg lastig omdat de viool naast solistisch tevens als 'meerstemmig' instrument fungeert. De Preludio, het begindeel van de 3e Partita, is de inleiding tot een aantal muzikale dansen als Gavotte, Menuet en Gigue.

3.   Zipoli was land- en tijdgenoot van Vivaldi, en even als deze priester. Een pastorale is in feite liturgische programmamuziek voor kerst. In de largo hoekdelen wordt de doedelzak geimiteerd, in het korte allegro de herdersfluit. Op deze wijze wordt met muzikale middelen een landelijke sfeer geschapen.

4.   De vier vioolconcerti "Le Quattro Stagioni" ("De Vier Jaargetijden"), oorspronkelijk uitgegeven in Amsterdam, zijn Vivaldi's bekendste (viool-)concerti. Ze heten elk naar een seizoen en bevatten de nodige natuurnabootsingen (typisch voor het betreffende seizoen), en behoren daarmee tot de eerste werken uit de zgn. programmamuziek.
De woordelijke inhoud van de 3 delen van "de Herfst".
Deel 1.  De boeren vieren met zang en dans het zoete genot van de rijke oogst. En door Bacchus drank aangevuurd eindigt hun vreugde in een slaaproes.
Deel 2.  Iedereen is het zingen en dansen moe, de lucht is mild en aangenaam en het jaargetij nodigt ieder uit tot een zoete sluimer.
Deel 3.  Bij het ochtendgloren beginnen de jagers de jacht met hoorns, geweren en honden. Het wilde dier vlucht en zijn spoor wordt gevolgd. Opgejaagd en uitgeput door het lawaai van schoten en geblaf, en gewond, probeert het nog te vluchten, maar sterft aan zijn wonden.

5.   De vroegromanticus Mendelssohn heeft voor pianoforte een groot aantal Lieder ohne Worte geschreven. Vanavond een drietal in een bewerking voor viool en orgel.

6.   De 'avondster' van de laatromanticus Vierne, organist van de Parijse Notre Dame, is niet-liturgische orgelmuziek. Dit impressionistisch-programmatische werk veronderstelt wel de typische akoestiek van een groot kerkgebouw. Het komt uit de 3e bundel Pièces de fantaisie. Vierne schreef in totaal vier van deze bundels karakterstukken.

6.   Dit concerto voor viool en strijkorkest heeft de 3-delige Vivaldivorm, snel-langzaam-snel. Beide hoekdelen hebben de ritornellovorm: ritornelli voor het orkest en episodes voor de soliste wisselen elkaar af. Het middendeel, geschreven in de parallelle toonsoort C-groot, is een prachtige cantilene met een ostinatobas (een vast harmonische patroon dat steeds wordt herhaald). Het slotdeel heeft het levendige ritme van een gigue. Bach schreef dit concerto in zijn Köthense periode (1717-'23).


Marieke de Bruijn en haar Max Möller-viool (1914)

Marieke de Bruijn Marieke de Bruijn, geboren in Apeldoorn in 1967, begon op tienjarige leeftijd met vioolspelen. Zij studeerde aan het Sweelinck-conservatorium in Amsterdam en behaalde in 1995 cum laude haar diploma.
Zij werkt als freelance musicus in het Koninklijk Concertgebouworkest en vele kamermuziekensembles, waaronder het Schönbergensemble. Haar eigen klassieke strijkkwartet heet "Het Vondelkwartet".
Haar brede muzikale belangstelling bracht haar ook bij tango, jazz- en zigeuner-muziek – en bij nog weer andere genres, zoals het kindermuziektheater.

Zij speelt op een viool van Max Möller uit 1914. Het is een kopie van een Italiaanse Guarnerius. Max Möller vestigde zich te Amsterdam als zelfstandig vioolbouwer in 1913, en maakte aanvankelijk violen naar modellen van Guarnerius of Stradivarius.






Breukelen     MONUMENTENDAG     11 september

Jan Pieter Karman, orgel

12.00 uur:   Pieterskerk, Straatweg 59

13.00 uur:  Pauluskerk, Straatweg 37

Programma:

Toccata in d  (1684), BuxWV 155 Dieterich Buxtehude  (1637-1707)
Pastorale in C,  largo - allegro - largo (1716) Domenico Zipoli  (1688-1726)
Vater unser im Himmelreich Georg Böhm  (1661-1733)
Étoile du soir  (1927) Louis Vierne  (1870-1937)
Concerto in G,  allegro - adagio - allegro, BWV 571 Johann Sebastian Bach  (1685-1750)

Toelichting:

Aangezien beide instrumenten belangrijke klankkarakteristieken met elkaar delen hoort u op beide orgels hetzelfde programma. Op deze manier is ook een interessant onderling vergelijk mogelijk.

Het orgel in de Pieterskerk is in 1787 gebouwd door Gideon Thomas Bätz. Deze had een behoudend klankideaal, waardoor de klank van het orgel nog heel barok is, krachtig en helder, en niet elegant zoals eind 18e eeuw gebruikelijk. In 1867 breidde C.G.F. Witte het orgel uit met een 2e manuaal, met enige zachte romantische geluiden.

Het orgel in de Pauluskerk is in 1953 gebouwd door Johan de Koff jr. Dit was de periode van de zgn. neobarok, waarin men zich oriënteerde op de heldere klank van barokorgels. In 1e aanleg betreft het hier echter een vrij klein orgel met 1 manuaal gebouwd door de Gebr. Franssen in 1870. Uit die fase stammen nog de nodige zachte, romantische stemmen.

Het programma bestaat uiteraard voornamelijk uit orgelwerken uit de barok. Alleen het werk van Vierne stamt uit een andere tijd, de laat-romantiek, ter demonstratie van de zachte stemmen uit 1867 (Witte) / 1870 (Franssen) op de beide orgels.
De eerste drie werken zijn liturgische muziek: werken van het genre preludium/toccata speelde Buxtehude ter opening van de lutherse zondagmorgendienst, de pastorale is typische programmamuziek voor Kerst (doedelzak en herdersfluit scheppen een landelijke sfeer), de koraalbewerking Vater Unser past goed in de lutherse middagdienst, de vespers.
De 'avondster' van Vierne is niet-liturgische muziek. Dit impressionistisch-programmatische werk veronderstelt wel de typische ruime akoestiek van een groot kerkgebouw.
Concerto's vormden een geliefde vorm in de wereldlijke muziek uit de 1e helft van de 18e eeuw. Concerto's voor orgel werden dan ook eerder op een groot huisorgel aan een of ander hof gespeeld dan in een kerk.






ZOMERAVOND - CONCERT

door

Marieke de Bruijn, viool

&

Jan Pieter Karman, orgel


zaterdag 26 juni 2010,  20.00 uur

Pieterskerk te Breukelen
 
Straatweg 59

Werken van Bach, Buxtehude, Händel en Vivaldi

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

1. D. Buxtehude   (1637-1707) Praeludium (,fuga en ciacona) in C voor orgel
    BuxWV 137
2. J. S. Bach   (1685-1750) Chaconne (ciacona) in d voor solo viool
    BWV 1004
3. G. F. Händel   (1685-1759) Sonata in F voor viool en basso continuo   HWV 358
    Allegro, Adagio, Allegro
4. J. S. Bach  / J. F. Fasch Trio in c voor orgel   BWV 585
    Adagio, Allegro
5. J. S. Bach Sonata II in A voor viool en klavecimbel   BWV 1015
    Dolce, Allegro, Andante un poco, Presto
6. G. F. Händel Orgelconcerto Nr. 1 in F   Op. 12: 1
    'The Cuckoo and the Nightingale' (Koekoek en Nachtegaal)
    Largo, (Allegro)
7. A. Vivaldi   (1678-1741) Concerto Nr. 2 in g, "L'estate" (De Zomer)   Op. 8: 2
    uit: Le Quattro Stagioni (de Vier Jaargetijden)
    Allegro non molto, Adagio, Presto


T O E L I C H T I N G

1.   Buxtehudes preludium in C is een fraai voorbeeld van een werk geschreven in de stylus fantasticus. Het opent met een imposante pedaalsolo, waarmee Buxtehude aangaf dat in zijn persoon en in die tijd niet alleen het Noordduitse pedaal een volledig orgel op zichzelf was (voorzien van de laagste t/m de hoogste stemmen) maar dat ook de pedaaltechniek op grote hoogte was komen te staan.
In zo'n preludium wisselen vrije en gebonden (fugatische) gedeeltes elkaar af. Opmerkelijk in dit werk is dat Buxtehude gebruik maakt van de ciacona, een vorm die bestaat uit variaties boven/op een vast basthema en bijbehorend akkoordenschema.

2.   Bachs sonates en partita's voor viool solo (BWV 1001-1006) uit 1720 zijn erg lastig omdat de viool naast solistisch tevens als 'meerstemmig' instrument fungeert. De Chaconne (de Franse term voor 'Ciacona'), het slotdeel van de 2e Partita, behoort tot de bekendste van deze solowerken. Het basthema ervan (d-d-cis-d-bes-g-a-d) gaat, zoals bij veel ciacona's, terug op de stapsgewijs dalende kwart (d-c-bes-a). Ook de lamento-bas, waarbij de kwart chromatisch is opgevuld, past Bach soms toe. De Chaconne is driedelig, waarbij het middengedeelte in D-groot staat.

3.   Deze sonate is een vroeg werk van Händel en stamt uit circa 1707. Dit blijkt met name uit het 2e deel, want dat is kort (slechts 6 maten) én bevat merkwaardige harmonische wendingen, typisch voor die periode.

4.   Vanuit stilistische overwegingen is het niet zeker of dit trio wel van de hand van Bach is; waarschijnlijk is het een bewerking van een triosonate van Joh. Friedr. Fasch. Dit blijkt vooral uit de bas: die is slechts ondersteunend zonder mee te doe aan het melodische spel van de beide bovenstemmen (voor welke een registratie met fluitregisters is gekozen).

5.   Opvallend aan de 6 sonates voor viool en klavecimbel is dat viool en klavecimbel – vanavond dus het Bätz-orgel – als gelijkwaardige instrumenten worden behandeld. Ze zijn geschreven in de triovorm, waarbij het klavecimbel de onderste melodiestem en de bas voor zijn rekening neemt. De bas is hier een volwaardige partij, dus niet alleen ondersteunend voor de beide bovenstemmen. Bach schreef deze sonates in zijn Köthense periomde (1717-1723).

6.   Van dit vierdelige orgelconcerto, uitgegeven in 1740, hoort u de beide zeer bekende begindelen. Muzikale natuurimitaties verwierven in de 18e eeuw snel grote populariteit. De 'koekoek' en de 'nachtegaal' worden nagebootst met de 4-voets fluit van het 2e manuaal; het 1e speelt de rol van het strijkorkest.

7.   De vier vioolconcerti "Le Quattro Stagioni" ("De Vier Jaargetijden"), in 1725 uitgegeven in Amsterdam, zijn Vivaldi's bekendste (viool-)concerti. Ze heten elk naar een seizoen en bevatten de nodige natuurnabootsingen (typisch voor het betreffende seizoen), en behoren daarmee tot de eerste werken uit de zgn. programmamuziek. Het 1e deel van 'de Zomer' begint met een mens, dier en plant verzengende zon. Dan klinkt de koekoek, al snel gevolgd door tortelduif en goudvink. Er waait een zoete zuidenwind, maar plotseling steekt er een heftige noordenwind op, wat de boerenknecht doet weeklagen over de gevreesde fatale gevolgen. In het 2e deel wordt aan zijn moede leden alle rust ontnomen door donderslagen en bliksemschichten en het vijandige zoemen van vliegen en bromvliegen. Het laatste deel bewaarheidt het angstige gemoed van de knecht: de hemel dondert en bliksemt en de hagelstenen knikken de mais en slaan het koren plat.


Marieke de Bruijn en haar Max Möller-viool (1914)

Marieke de Bruijn, geboren in Apeldoorn in 1967, begon op tienjarige leeftijd met vioolspelen. Zij studeerde aan het Sweelinck-conservatorium in Amsterdam en behaalde in 1995 cum laude haar diploma.
Zij werkt als freelance musicus in het Koninklijk Concertgebouworkest en vele kamermuziekensembles, waaronder het Schönbergensemble. Haar eigen klassieke strijkkwartet heet "Het Vondelkwartet".
Haar brede muzikale belangstelling bracht haar ook bij tango, jazz- en zigeuner-muziek – en bij nog weer andere genres, zoals het kindermuziektheater.

Zij speelt op een viool van Max Möller uit 1914. Het is een kopie van een Italiaanse Guarnerius. Max Möller vestigde zich te Amsterdam als zelfstandig vioolbouwer in 1913, en maakte aanvankelijk violen naar modellen van Guarnerius of Stradivarius.






ORGELCONCERT

in de PINKSTERWEEK

door

Jan Pieter Karman

Pieterskerk te Breukelen

zaterdag 29 mei 2010,  20.00 uur

Werken van Böhm, Buxtehude en Bach

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

1. Georg Böhm   (1661-1733) Praeludium en fuga in C
2. Georg Böhm Koraalbewerkingen:
-  "Freu dich sehr, o meine Seele" (trio)   [mel. Ps. 42]
-  "Nun bitten wir den Heiligen Geist"   [241]
-  "Vater unser im Himmelreich"   [48]
3. D. Buxtehude   (1637-1707) Fuga in C, BuxWV 174
4. J. S. Bach   (1685-1750) Fantasia over "Komm, Heiliger Geist, Herre Gott", BWV 651   [240]
5. J. S. Bach Pinksterkoralen uit het Orgelbüchlein, BWV 631-634:
-  "Komm, Gott Schöpfer, Heiliger Geist"   [239]
-  "Herr Jesu Christ, dich zu uns wend"   [327]
-  "Liebster Jesu, wir sind hier"   [328]
6. J. S. Bach "Komm, Gott Schöpfer, Heiliger Geist", BWV 667   [239]
7. D. Buxtehude Canzonetta in a, BuxWV 225
8. Georg Böhm "Freu dich sehr, o meine Seele" (11 partita's)   [mel. Ps. 42]
9. Georg Böhm Praeludium, fuga en postludium in g

[...]: de nummers van de overeenkomstige gezangen in het Liedboek voor de kerken



T O E L I C H T I N G

Van Martin Luther (1483-1546) stammen drie pinksterliederen voor de gemeentezang. Alle drie zijn het bewerkingen van bestaande kerkelijke gezangen, die Luther vertaalde, waar nodig aanvulde en de melodie vereenvoudigde.

"Komm, Gott Schöpfer, Heiliger Geist" [Liedboek voor de kerken, gezang 239] gaat terug op de bekende hymne "Veni Creator Spiritus [237]. "Komm, Heiliger Geist, Herre Gott" [240] op de antifoon "Veni sancte spiritus". Luthers derde pinksterlied is ten slotte "Nun bitten wir den Heiligen Geist" [241].
Over deze drie liederen bestaat een grote hoeveelheid orgelliteratuur. Vanavond hoort u over beide eerste pinksterliederen koraalbewerkingen van Bach, en over "Nun bitten wir" een koraalvoorspel van Böhm. In het concert van vorige maand is er een muzikale familiegeschiedenis geportretteerd van Sweelinck tot Bach. Sweelinck was de grondlegger van de Noordduitse organistenschool. Scheidemann vertegenwoordigde in dat concert de 1e generatie, Weckmann de 2e en Buxtehude de 3e. Met Buxtehude bereikte deze school zijn hoogtepunt. Vanavond de 4e en laatste generatie met Georg Böhm.

Georg Böhm (1661-1733) geldt als grootmeester van de kleine vorm. U kunt dat horen in de 11 manualiter koraalpartita's over "Freu dich sehr", het barokke hoogtepunt van deze vorm. Zulke variaties werden overigens eerder thuis gespeeld, bijvoorbeeld op het klavecimbel, dan in de kerk. De 12e partita is een soort aanhangsel en expliciet voor orgel bedoeld: het is een trio uit te voeren op 2 manualen en pedaal. U hoort deze aan het begin van het programma.
"Nun bitten wir" houdt het midden tussen een koraalvoorspel met uitkomende stem en een mini-koraalfantasie, "Vater unser" vertegenwoordigt een geheel eigen stijl en behoort tot de mooiste orgelkoralen. In het praeludium in C is de stylus fantasticus nog duidelijk aanwezig; het praeludium in g is zonder twijfel Böhms meest markante 'vrije' orgelwerk.

Dieterich Buxtehude (1637-1707). Van hem in dit concert twee korte fugatische manualiter werken – ook uitstekend op klavecimbel te spelen.

Johann Sebastian Bach (1685-1750) heeft in zijn Orgelbüchlein drie pinksterkoralen uitgewerkt. Bij het sprankelende "Komm, Gott Schöpfer" komt de ondersteunende bas – symbolisch voor de Geest, de 3e persoon van de Triniteit – pas op elke 3e tel (achtste), bij "Herr Jesu Christ" waait een zachte bries door het hele stemmenweefsel en bij "Liebster Jesu" wekt de canon in de kwint – symbolisch voor de mens – op tot gehoorzaamheid aan het Woord (Geest en Woord worden bij de lutheranen altijd in een adem genoemd). Van dit laatste koraal hoort u Bachs beide ietwat verschillende versies: beide eerste regels eerst BWV 634, de herhaling BWV 633 ('distinctius'), en beide laatste regels insgelijks.
Van Bach verder de feestelijk-vurige grote fantasie over "Komm, Heiliger Geist", waarbij de koraalmelodie zich uiteraard in de bas (het pedaal) bevindt. En de uitbreiding van "Komm, Gott Schöpfer" (BWV 631) met een 2e aaneengesloten couplet met eveneens de melodie in het pedaal (BWV 667).






ORGELCONCERT

in de PAASTIJD

door

Jan Pieter Karman

Pieterskerk te Breukelen

zaterdag 24 april 2010,  20.00 uur

Werken van Bach, Scheidemann, Weckmann en Buxtehude

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

1. D. Buxtehude
    (1637-1707)
Ciacona in e - BuxWV 160
2. H. Scheidemann
    (1596-1663)
Christ lag in Todesbanden
    (3 orgelverzen)  [203]*)
3. H. Scheidemann (Echo-)Fantasia in G
4. J. S. Bach
    (1685-1750)
Paaskoralen Orgelbüchlein BWV 625-7
    - Christ lag in Todesbanden  [203]
    - Jesus Christus, unser Heiland  [204]
    - Christ ist erstanden (3 orgelverzen)  [211]
5. D. Buxtehude Passacaglia in d - BuxWV 161
6. J. S. Bach Paaskoralen Orgelbüchlein BWV 628-30
    - Erstanden ist der heil'ge Christ  [208]
    - Erschienen ist der herrliche Tag  [200]
    - Heut' triumphieret Gottes Sohn  [205]
7. N. Weckmann
    (1621-1674)
Fantasia in d
8. N. Weckmann Nun freut euch lieben Christen g'mein
    (3 orgelverzen)  [169]
9. D. Buxtehude Ciacona in c - BuxWB 159

*)  [...]: de nummers van de overeenkomstige gezangen in het Liedboek voor de kerken



T O E L I C H T I N G

De koraalbewerkingen van dit concert zijn alle over paasliederen of liederen geschikt voor de paastijd, die loopt van de 1e paasdag tot de 50e (= Pinksteren). De 'vrije', dat is niet koraalgebonden, orgelwerken van het programma zijn fantasieën van Scheidemann en Weckmann en de drie basso-ostinatowerken van Buxtehude. Deze laatste zijn variatiereeksen manualiter boven een gegeven basthema in het pedaal; de ciacona's levendig van karakter, de passacaglia statig.

In dit concert is een muzikale familiegeschiedenis present die loopt van Sweelinck tot Bach. Scheidemann had het vak geleerd bij Sweelinck en was op zijn beurt een van de leraren van Weckmann. Weckmann is mogelijk leraar geweest van Buxtehude, maar zeker heeft hij hem muzikaal sterk beïnvloed. Bach op zijn beurt is in muzikaal opzicht weer sterk door Buxtehude bepaald.

De meeste werken van dit programma vereisen een orgel met minstens 2 manualen en vrij pedaal, waarbij elk van deze drie 'klavieren' over een ruime bezetting aan stemmen beschikt. Het Bätz-Wiitte orgel voldoet hier niet aan: het 2e manuaal heeft slechts 3 zachte stemmen, het pedaal zelfs geen enkele. Wel kan door de vele bas-discant-delingen van het 1e manuaal een soort vrij pedaal (de bas) en relatief los daarvan een manuaal (de discant) gerealiseerd worden. Met uiteraard de nodige beperkingen en dus muzikale aanpassingen: het zo ontstane 'pedaal' mist de hoogste tonen, het 'manuaal' het laagste en hoogste octaaf.

Scheidemann. Zijn leermeester Sweelinck kun je goed herkennen in het 3e orgelvers van "Christ lag..." en in de echofantasie. De beide eerste orgelverzen zijn typisch noordduits in de zin dat hiervoor een vrij pedaal is vereist.

Weckmann. De eerste twee orgelverzen van "Nun freut..." liggen qua stijl nog dicht bij de de eerste twee van Scheidemann. Weckmann toont zich echter duidelijk een barokcomponist met de nodige inventiviteit, zo niet grilligheid in het 3e orgelvers en in de Fantasia. Deze laatste bestaat uit twee imitatorische gedeeltes met nauw verwante thematiek. Elk gedeelte wordt afgesloten in een barokke vrije stijl, de stylus fantasticus. Buxtehude zou een muzikale generatie later deze vorm van een aaneenschakeling van vrije en gebonden (imitatorische) gedeeltes vervolmaken in zijn vele preludia en toccata's.

Bach realiseert in zijn zes paaskoralen uit het Orgelbüchlein weer op onnavolgbare wijze een eenheid van koraaltekst en muzikale uitdrukking. De drie orgelverzen van "Christ ist erstanden" zijn geen orgelverzen in de eigenlijke liturgische betekenis, waarbij gezongen en gespeelde verzen om en om een heel lied tot klinken brengen. In "Christ ist erstanden" zijn echter alle drie verzen voor orgel getoonzet. Opvallend zijn de syncopes in beide eerste verzen (dit tegendraadse ritme markeert het tegendraadse van de Opwekking), terwijl het 3e ronduit feestelijk is. "Erschienen ist der herrliche Tag" is de enige canon uit deze zes paaskoralen, een ongecompliceerde canon in het octaaf.




CONCERT

door

Marieke de Bruijn, viool

&

Jan Pieter Karman, orgel

zaterdag 27 maart 2010,  20.00 uur

Pieterskerk te Breukelen


werken van Bach, Händel, Pachelbel, Taglietti en Vivaldi

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A


Johann Pachelbel (1653-1706)
1. Ciacona in f voor orgel

Johann Sebastian Bach (1685-1750)
2. Chaconne (ciacona) in d voor viool solo
(slotdeel van Partita nr. 2)
BWV 1004
3. De passiekoralen uit het 'Orgelbüchlein'
a. O Lamm Gottes unschuldig - canon 5
b. Christe, du Lamm Gottes - canon 5
c. Christus, der uns selig macht - canon 8
d. Da Jesus an dem Kreuze stund
e. O Mensch bewein deine Sünde groß
f. Wir danken dir, Herr Jesu Christ
g. Hilf Gott, dass mir's gelinge (- canon 5)
BWV 618 - 624

Georg Friedrich Händel (1685-1759)
4. Sonata in F voor viool en basso continuo
Adagio
Allegro
Largo
Allegro
HWV 370
Johann Gottfried Walther (1684-1748)
5. Concerto del Signor Taglietti
appropriato all' organo da J. G. Walther
in Bes
Grave, e Solo
Allegro
Adagio, à 2 Clav.
Allegro

Antonio Vivaldi (1678-1741)
6. Le Quattro Stagioni (De Vier Jaargetijden)
Concerto Nr. 1 in E,  "La primavera" ("de Lente")
Allegro
Largo, e pianissimo sempre
Allegro, danza pastorale
Opus 8: 1
(RV 269)

Johann Sebastian Bach (1685-1750)
7. Sonata II in A voor viool en klavecimbel
(eerste 2 delen:)
Dolce
Allegro
BWV 1015



T O E L I C H T I N G

1.   De ciacona in f-klein van Pachelbel behoort tot de bekendste en vooral mooiste ciacona's voor orgel. Het basthema is de veelgebruikte stapsgewijs dalende kwart (f-es-des-c). Wordt deze kwart chromatisch ingevuld (f-e-es-d-des-c), dan spreek je vanwege het schrijnende effect van een lamento-bas. Hoewel dit niet orgineel is, hoort u vanavond het thema soms in deze variant; we bevinden ons qua kerkelijk jaar immers in de passietijd (morgen is het palm-&passiezondag).

2.   Bachs sonates en partita's voor viool solo (BWV 1001-1006) uit 1720 zijn lastig voor de speler door dubbelgrepen en andere technische gecompliceerdheden: de viool fungeert in deze sonates naast solistisch tevens als 'meerstemmig' instrument.
De Chaconne (Franse term voor 'Ciacona') is misschien wel de bekendste van deze solowerken. Het basthema (d-d-cis-d-bes-g-a-d) gaat, zoals bij veel ciacona's, terug op de stapsgewijze dalende kwart (d-c-bes-a). De Chaconne is driedelig, waarbij het middengedeelte in D-groot staat; deze drieluik-opzet kun je als symbolisch beschouwen voor de Drie-eenheid.

3.   In de passiekoralen van Bachs Orgelbüchlein staat het affect 'bedroefdheid' centraal. Dit wordt bereikt door chromatiek, dissonanten, zgn. zuchtfiguren ("O Lamm Gottes...") en/of syncopes in het pedaal – waardoor er a.h.w. geen vaste grond onder de voeten is ("Da Jesus an dem Kreuze stund"). Twee keer bezigt Bach een canon in de kwint (= 5). Dit type canon drukt de gehoorzaamheid van 'het Lam' aan God uit, waarbij 5 staat voor de mens met z'n 5 zintuigen. Bij "Hilf Gott..." mislukt de 'canon' telkens en ook de beide andere stemmen weten zich geen raad: de tenor fladdert over de gehele manuaalomvang, de 'ondersteunende' bas springt van hot naar her. De canon in het octaaf (= 8) van "Christus, der uns..." lijkt de onontkoombaarheid van de gevangenneming te symboliseren.

4.   Vanuit stilistische overwegingen is het niet zeker of deze vioolsonate wel van de hand van Händel is; kortom deze sonate is een zgn. opus dubium.

5.   Walther, de achterneef van J.S. Bach, heeft vele concerti grossi en vioolconcerto's van Italiaanse meesters voor orgel bewerkt, waaronder enkele van Torelli en Vivaldi. De minder bekende componist Giulio Taglietti (ca. 1660-1718) was vioolleraar in Brescia en publiceerde van 1695 tot 1715 dertien bundels concerto's, sonata's, instrumentale aria's enz. Zijn concerto's hebben meer gemeen met het concerto grosso dan met het (latere) solo-type.

6.   De vier vioolconcerto's Le Quattro Stagioni (De Vier Jaargetijden) zijn Vivaldi's bekendste (viool-)concerto's. In totaal schreef hij ruim 500 concerti, waarvan bijna de helft voor de viool als soloinstrument. De cyclus van vier concerto's Le Quattro Stagioni werd in 1725 voor het eerst gepubliceerd als onderdeel van twaalf concerto's, getiteld Il Cimento dell'armonia e dell'inventione (De Krachtmeting van Harmonie en Inventie). De eerste vier concerto's werden elk vernoemd naar een seizoen en voorzien van de nodige natuurnabootsingen, en behoren daarmee tot de eerste werken uit de zgn. programmamuziek.

7.   Opmerkelijk aan de 6 sonates voor viool en klavecimbel (BWV 1014-1019) is dat viool en klavecimbel – en vanavond dus het Bätz/Witte-orgel – als gelijkwaardige instrumenten worden behandeld. Bach schreef deze sonates in zijn Köthense periode (1717-1723), aan het calvinistische hof aldaar.


Marieke de Bruijn en haar viool

Marieke de Bruijn, geboren in Apeldoorn in 1967, begon op tienjarige leeftijd met vioolspelen. Zij studeerde aan het Sweelinck-conservatorium in Amsterdam en behaalde in 1995 cum laude haar diploma.
Zij werkt als freelance musicus in het Koninklijk Concertgebouworkest en vele kamermuziekensembles, waaronder het Schönbergensemble. Haar eigen klassieke strijkkwartet heet "Het Vondelkwartet".
Haar brede muzikale belangstelling bracht haar ook bij tango, jazz- en zigeuner-muziek – en bij nog weer andere genres, zoals het kindermuziektheater.

Zij speelt op een viool van Max Möller uit 1914. Het is een kopie van een Italiaanse Guarnerius. Max Möller vestigde zich te Amsterdam als zelfstandig vioolbouwer in 1913, en maakte aanvankelijk violen naar modellen van Guarnerius of Stradivarius.





NIEUWJAARSCONCERT  2010

door

Marieke de Bruijn, viool

&

Jan Pieter Karman, orgel

vrijdag 1 januari,  16.00 uur

in de Pieterskerk te Breukelen


werken van Bach, Händel, Stanley en Vivaldi

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

Johann Sebastian Bach (1685-1750)
1. In dir ist Freude (uit het 'Orgelbüchlein')
BWV 615
2. Sonata I in g voor viool solo
Adagio
Presto
BWV 1001
3. Sonata I in b voor viool en klavecimbel
Adagio
Allegro
Andante
Allegro
BWV 1014

John Stanley (1712-1786)
4. Voluntary in C voor orgel
Adagio
Andante (Trumpet)
Slow
Allegro (Flute)
Opus 5: 1
(1748)

Georg Friedrich Händel (1685-1759)
5. Sonata in g voor viool en basso continuo
Larghette
Allegro
Adagio
Allegro
HWV 364

Johann Gottfried Walther (1684-1748)
6. Concerto del Signor Vivaldi
appropriato all' organo da J. G. Walther, in b
Allegro
Adagio
Allegro

Antonio Vivaldi (1678-1741)
7. Le Quattro Stagioni (De Vier Jaargetijden)
Concerto Nr. 4 in f,   "L'inverno" ("Winter")
Largo   (tevreden bij het haardvuur)
Allegro   (voorzichtig lopend op het ijs)
Opus 8: 4
(RV 297)



T O E L I C H T I N G

1.   Het is in de loop der tijd gebruikelijk geworden deze nieuwjaarsconcerten in Breukelen te beginnen met Bachs feestelijke fantasie over het nieuwjaarskoraal "In dir ist Freude". De registratie is prestantenplenum (16' t/m Mixtuur) – ter profilering van de bas aangevuld met Trompet 8' Bas, en deze in de Discant voortgezet met de tertsvulstemmen Cornet en Sexquialter.

2.   Bachs 6 sonates en partita's voor viool solo (BWV 1001-1006) zijn voor de speler lastige muziek door dubbelgrepen en andere technische gecompliceerdheden: de viool fungeert in deze sonates naast solistisch tevens als 'meerstemmig' instrument. Van de 1e sonate hoort u het 1e en 4e (slot-) deel.

3.   Sommige manuscripten geven als instrumenten voor deze 6 sonates (BWV 1014-1019) aan: viool en basso continuo, d.i. klavecimbel en een strijker (of blazer) ter versterking van de bas. Bij wereldlijke muziek – zoals deze kamermuziek – is het klavecimbel het gebruikelijke akkoorden-instrument, bij geestelijke muziek is dat een (klein) orgel. Vanavond fungeert het Bätz-orgel als toetsinstrument met het pedaal ervan als 'basinstrument'.

4.   Stanley schreef zijn vele instrumentale en vokale werken in het voetspoor van Händel. Dat komt in deze voluntary goed tot uitdrukking: de door Händel overgenomen Italiaanse concertostijl (concerto grosso, soloconcerto) ligt aan de basis van dit vierdelige werk. In de twee snelle delen soleren de imitatieregisters Trompet 8' en Fluit 4'.

5.   De vioolsonate in g heeft Händel gecomponeerd tussen 1724 en 1726, een periode waarin hij veel kamermuziek heeft geschreven. Waarschijnlijk heeft veel van deze muziek gediend als lesmateriaal voor de prinsessen Anne en Caroline, dochters van de latere koning George II.

6.   Walther, de achterneef van J.S. Bach, heeft vele vioolconcerto's voor orgel bewerkt. Onder deze transcripties diverse concerto's van de 'vaders' van het vioolconcerto Torelli en Albinoni. Van Vivaldi heeft Walther één vioolconcerto bewerkt, het Concerto voor viool, strijkers en basso continuo in (oorspronkelijk) e-klein, RV 275.

7.   De vier vioolconcerto's Le Quattro Stagioni (De Vier Jaargetijden) zijn wel Vivaldi's bekendste (viool)concerto's. In totaal schreef hij ruim 500 concerto's, waarvan bijna de helft voor de viool als soloinstrument.
De cyclus van vier concerto's Le Quattro Stagioni werd in 1725 voor het eerst gepubliceerd als onderdeel van twaalf concerto's, getiteld Il Cimento dell'armonia e dell'inventione (De Krachtmeting van Harmonie en Inventie). De eerste vier concerto's – alle driedelig – werden vernoemd naar een seizoen, wat ze tot één van de eerste werken uit de programmamuziek maakt. In de partituur staan op diverse plekken aanduidingen die deze programmatische opzet verduidelijken, zoals het rustig zitten bij het haardvuur, de regen, het voorzichtig lopen over ijs en toch uitglijden, etc. – U hoort vanmiddag de laatste twee delen uit het 4e concerto, "de Winter".

Marieke de Bruijn en haar viool

Marieke de Bruijn, geboren in Apeldoorn in 1967, begon op tienjarige leeftijd met vioolspelen. Zij studeerde aan het Sweelinck-conservatorium in Amsterdam en behaalde in 1995 cum laude haar diploma.
Zij werkt als freelance musicus in het Koninklijk Concertgebouworkest en vele kamermuziekensembles, waaronder het Schönbergensemble. Haar eigen klassieke strijkkwartet heet "Het Vondelkwartet".
Haar brede muzikale belangstelling bracht haar ook bij tango, jazz- en zigeuner-muziek – en bij nog weer andere genres, zoals het kindermuziektheater.

Zij speelt op een viool van Max Möller uit 1914. Het is een kopie van een Italiaanse Guarnerius. In 1913 vestigde Max Möller zich als zelfstandig vioolbouwer in Amsterdam, en maakte aanvankelijk violen naar een model van Guarnerius of Stradivarius. Deze viool is dus één van zijn eerste violen in zijn eigen atelier en heeft een typische Italiaanse klank. Later ontwikkelde hij violen en altviolen met een eigen karakter en uitstraling, vooral herkenbaar aan de lak. Na hem zijn er nog twee generaties Möller vioolbouwers geweest.





DISPOSITIE van het Bätz-orgel

Pieterskerk, Breukelen

HOOFDWERK, manuaal 1, C-f''' ONDERPOSITIEF, manuaal 2, C-f'''
Bourdon 16' (C-h hout) Holfluit 8' (C-A hout)
Prestant 8' Viola da Gamba 8' (C-H in Holfluit)
Holpyp 8' (C-H hout) Roerfluit 4' (vanaf e' conisch)
Quintadeen 8' Bas (C-h)
Octaaf 4' PEDAAL, C-d', aangehangen
(Ged.) Fluit 4' Bas/Disc.*
(Prest.) Quint 3' Bas/Disc.*     Tremulant (hele werk, inliggend)
Octaaf 2' Bas/Disc.*     Manuaalkoppeling
Mixtuur 2' 4-8st. Bas/Disc.     Ventiel (in balgenhuis)
Cornet 8' 5st. Discant (c'-f''')
Sexquialter 4' 4st. Discant (c'-f''')
Trompet 8' Bas/Disc.     *deling tussen c' en cis'

Het orgel is in 1787 gebouwd door Gideon Thomas Bätz. In 1867 breidde C.G.F. Witte – de voortzetter van de firma Bätz – het orgel uit met een 2e manuaal, met "eenige zachte geluiden, geschikt voor prae- en interludia". Tevens verhoogde hij de toonhoogte met een halve toon naar de toenmalige normaaltoon (435 Hz).
Het orgel heeft 1200 pijpen (1050 + 150).
    Aanvulling: 2012.





Jan Pieter Karman heeft orgel en kerkmuziek gestudeerd in Arnhem en haalde het diploma uitvoerend musicus in Amsterdam bij Hans van Nieuwkoop. Hij werd finalist op zowel interpretatie- als improvisatieconcoursen (o.a. Haarlem 1996).

Als organist is hij verbonden aan de Pauluskerk en de eveneens Breukelse Pieterskerk, waar hij het fraaie Bätz/Witte-orgel uit 1787/1867 bespeelt.




< | HOME | orgelconcerten 2010 (top) | >