Home | Stevin | < Driehouckhandel >

Werkstuk 7 , voorbeeld 1 , 2 , 3 , 4 , 5 , 6 , 7 , 8 , 9 , 10


[ 265 ]

T W E E D E   L I D T   V A N D E

C L O O T S C H E   D R I E H O V C K E N   M E T

een ghegheven bekende sijde van 90 tr. sonder bekende recht-
houck, wiens onbekende palen connen ghevonden wor-
den deur een menichvulding ghelijck die der
rechthouckighe driehoucken.


7   W E R C K S T V C K.       38   V O O R S T E L.

  W E S E N D E  bekent des clootschen driehoucx sijde van 90 tr. met noch twee palen: D'ander drie onbekende te vinden.

  De drie bekende palen connen vallen op dusdanighe seventhienderley wijse.

17 boldriehoeken

[ 266 ]

  Welcke thienderley manier van wercking ontfanghende, sullen daer af thien voorbeelden stellen.

Voorbeelt vanden I en 2 driehouck deser ghedaente.

2 boldriehoeken

M E R C K T.

  De boghen der ghegheven driehoucken sullen hier na gheteyckent sijn van linien, maer ander boghen die alleenlick tottet bereytsel der wercking dienen, sullen om tusschen d'ander beter onderscheyt te hebben van tippelinghen ghemaeckt worden.

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC ee[n] clootsche driehouck sijn, diens sijde AC doet 90 tr.  AB 68 tr. 37 (1) en[de] den houck ABC 68 tr. 27 (I).

  T B E G H E E R D E.  Wy moeten de derde sijde BC met d'ander twee houcken A, ACB vinden.

boldriehoek
T W E R C K.

Vinding der sijde  BC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn vanden houck ABC 27225.
Wat raecklijn des schilboochs van AB 3916?
Comt raecklijn 10661
Diens booch 46 tr. 50.
Ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor de begheerde BC 133 tr. 10.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet des schilboochs van AB 3646.
Wat raecklijn des houcx ABC 25322?
Comt raecklijn 9232.
Diens booch 42 tr. 43.
Ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor den begheerden houck A   137 tr. 17.
[ 267 ]
Vinding des houcx  ACB.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn der schilbooch van ABC 10752.
Wat snylijn des schilboochs van AB 10739?
Comt snylijn 11546.
Diens booch 30 tr.
Die ghetrocken van 90 tr.
Blijft voor den begheerden houck ACB       60 tr.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf opt aspunt A mettet vierendeelrondts AC den booch CD, ontmoetende de voortghetrocken AB in D.

T B E W Y S.

  Ghetrocken AB 68 tr. 37 (I), van AD 90 tr. blijft voor BD 21 tr. 23 (I). Daer na ghetrocken 68 tr. 27 (I) des houcx ABC, van 180 tr. blijft voor den houck CBD 111 tr. 33 (I), ende den houck D is recht. Sulcx dat wy hebben een rechthouckighe driehouck CBD met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des ghegheven driehoucx ABC, (want des rechthouckigen driehoucx CBD schoensche BC, is oock des driehoucx ABC begheerde sijde BC. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CBD sijde CD, is oock des driehoucx ABC begheerde grootheyt des houcx A. Ten derden des rechthouckighen driehoucx CBD houck BCD, is schilhouck van ACB) maer de ghetalen deser wercking, sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckigen driehoucx CBD als blijckt in des 36 voorstels 2 voorbeelt, daerom die ghevonden palen sijn de begheerde.


Voorbeelt vanden 3 en 4 driehouck deser ghedaente.

2 boldriehoeken
boldriehoek

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck wesen, diens sijde AC doet 90 tr.  AB 133 tr. 10 (I), en den houck B 68 tr. 27 (I).

  T B E G H E E R D E.  Wy moeten de derde sijde BC, met d'ander twee houcken A, ACB vinden.

[ 268 ]
T W E R C K.

Vinding der sijde  BC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn van B 27225.
Wat raecklijn des schilboochs van AB 9380?
Comt raecklijn 25537.
Diens booch voor de begheerde BC 68 tr. 37.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft schilboochs houckmaet van AB 6841.
Wat raecklijn des houcx B 25322?
Comt raecklijn 17322.
Diens booch voor den begheerden houck A   60 tr.

Vinding des houcx  ACB.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn des schilhoucx van B 10752.
Wat snylijn des schilboochs van AB 13711?
Comt snylijn 14742.
Diens booch 47 tr. 17.
Daer toe vergaert   90 tr.
Comt voor den begheerden houck ACB 137 tr. 17.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf op den aspunt A, mettet vierendeelrondts AC, de booch CD, ontmoetende AB in D.

T B E W Y S.

  Ghetrocken AD 90 tr. van AB 133 tr. 10 (I), blijft voor DB 43 tr. 10 (I), en den houck CBD is recht. Sulcx dat wy hebben een rechthouckighe driehouck CDB met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des ghegheven driehoucx ABC, (want des rechthouckighen driehoucx CDB schoensche, is oock des driehoucx ABC begheerde sijde BC. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CBD sijde CD, is oock de begheerde grootheyt des houcx A vanden driehouck ABC. Ten derden des rechthouckigen driehoucx CBD houck BCD, is schilhouck van ACB) maer de ghetalen deser wercking, sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckighen driehoucx CBD als blijckt in des 36 voorstels I voorbeelt, daerom die ghevonden ghetalen sijn de begheerde.

[ 269 ]
Voorbeelt vanden 5 driehouck deser ghedaente.

boldriehoek
boldriehoek

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck sijn, diens sijde AC doet 90 tr.  AB 68 tr. 37 (I), en den houck ACB 60 tr.

  T B E G H E E R D E.  Wy moeten de derde sijde BC, met d'ander twee houcken A, ABC vinden.

T W E R C K.

Vinding der sijde  BC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn des houcx ABC 20000.
Wat houckmaet des schilboochs van AB 3646?
Comt houckmaet 7292.
Diens booch voor de begheerde BC des eersten besluyts 46 tr. 49.
De selve ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor tweede besluyt 133 tr. 11.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft raecklijn des houcx C 17321.
Wat raecklijn des schilboochs van AB 3916?
Comt houckmaet 6782.
Diens booch voor den begheerden houck A des eersten besluyts 42 tr. 43.
De selve ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor tweede besluyt 137 tr. 17.

Vinding des houcx  ABC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn des scilboochs van AB 10739.
Wat houckmaet des houcx C 8660?
Comt houckmaet 9299.
Diens booch voor den begheerden houck ABC des eersten besluyts   68 tr. 26.
De selve ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor tweede besluyt 111 tr. 34.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf opt aspunt A mettet vierendeelrondts AC den booch CD, ontmoetende de voortghetrocken AB in D.

[ 270 ]
T B E W Y S.

  Van AD 90 tr. ghetrocken AB 68 tr. 37 (I), blijft voor BD 21 tr. 23 (I). Ende den houck ACB 60 tr. getrocken van ACD 90 tr. blijft voor den houck BCD 30 tr. Sulcx dat wy hebben een rechthouckige driehouck CBD met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des ghegheven driehoucx ABC, (want des rechthouckigen driehoucx CDB schoensche BC, is oock des driehoucx ABC begheerde sijde BC. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CDB sijde CD, is oock des driehoucx ABC begheerde grootheyt des houcx A. Ten derden des rechthouckighen driehoucx CDB houck CBD, is schilhouck van ABC) maer de getalen deser wercking, sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckigen driehoucx CBD als blijckt int 35 voorstel, daerom die ghevonden palen sijn de begheerde.


Voorbeelt vanden 6 driehouck deser ghedaente.

boldriehoek
boldriehoek

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck wesen, diens sijde AC doet 90 tr.  AB 133 tr. 10 (I), ende den houck ACB 137 tr. 16 (I).

  T B E G H E E R D E.  Wy moeten de derde sijde BC, met d'ander twee houcken A, B vinden.

T W E R C K.

Vinding der sijde  BC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn der halfrondtvervulling des houcx ACB 13614.
Wat houckmaet des schilboochs van AB 6841?
Comt houckmaet 9313.
Diens booch voor de begheerde AC des eersten besluyts 68 tr. 39.
De selve ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor tweede besluyt 111 tr. 21.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft raecklijn der halfrondtvervulling van ACB 9238.
Wat raecklijn des schilboochs van AB 9380?
Comt houckmaet 8665.
Diens booch voor den begheerden houck A des eersten besluyts 60 tr. 3.
De selve ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor tweede besluyt

[ 271 ]
Vinding des houcx  B.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn des schilboochs van AB 13711.
Wat houckmaet der halfrondtvervulling van C 6786?
Comt houckmaet 9304.
Diens booch voor den begheerden houck B des eersten besluyts   68 tr. 30.
De selve ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor tweede besluyt   111 tr. 30.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf op den aspunt A, mettet vierendeelrondts AC de booch CD, ontmoetende AB in D.

T B E W Y S.

  Ghetrocken AD 90 tr. van AB 133 tr. 10 (I), blijft voor DB 43 tr. 10 (I). S'ghelijcx den houck ACD 90 tr. ghetrocken van ACB 137 tr. 16 (I), blijft voor den houck DCB 47 tr. 16 (I), en den houck CDB is recht. Sulcx dat wy hebben een rechthouckige driehouck CDB met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des ghegheven driehoucx, (want des rechthouckigen driehoucx CDB sijde BC, is oock des driehoucx ABC begheerde sijde. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CDB sijde CD, is oock des driehoucx ABC begheerde grootheyt des houcx A. Ten derden des rechthouckighen driehoucx CDB houck B, is oock des driehoucx ABC begheerden houck) maer de ghetalen deser wercking, sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckighen driehoucx CBD als blijckt int 35 voorstel, daerom die ghevonden palen sijn de begheerde.


Voorbeelt vanden 7 en 8 driehouck deser ghedaente.

2 boldriehoeken
boldriehoek

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck sijn, diens sijde AC doet 90 tr.  CB 46 tr. 50 (I), ende den houck ACB 60 tr.

  T B E G H E E R D E.  Wy moeten de derde sijde AB, met d'ander twee houcken A, ABC vinden.

[ 272 ]
T W E R C K.

Vinding der sijde  AB.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet van CB 7294.
Wat houckmaet des schilhoucx van ACB 5000?
Comt houckmaet 3647.
Diens booch 21 tr. 23.
Ghetrocken van   90 tr.
Blijft voor de begheerde AB   68 tr. 37.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet van C 8660.
Wat raecklijn van CB 10661?
Comt raecklijn 9232.
Diens booch voor den begheerden houck A   42 tr. 43.

Vinding des houcx  ABC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn van BC 14617.
Wat raecklijn van ACB 17321?
Comt raecklijn 25318.
Diens booch 68 tr. 27.
Ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor den begheerden houck ABC 111 tr. 33.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf op den aspunt A, mettet vierendeelrondts AC de booch CD, ontmoetende de voortghetrocken AB in D.

T B E W Y S.

  Ghetrocken den houck ACB 60 tr. van ACD 90 tr. blijft voor den houck BCD 30 tr. en den houck D is recht, en de sijde CD [CB] 46 tr. 50 (I). Sulcx dat wy hebben een rechthouckighen driehouck CDB met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des driehoucx ABC, (want des rechthouckighen driehoucx CDB sijde BD, is schilbooch van AB. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CDB sijde CD, is oock des driehoucx ABC begeerde grootheyt des houcx A. Ten derden des rechthouckigen driehoucx CDB houck CBD, is schilhouck van ABC) maer de ghetalen deser wercking, sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckighen driehoucx CBD als blijckt in des 34 voorstels I voorbeelt, daerom die ghevonden ghetalen sijn de begheerde.

[ 273 ]

Voorbeelt vanden 9 en 10 driehouck deser ghedaente.

2 boldriehoeken
boldriehoek

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck wesen, diens sijde AC doet 90 tr.  BC 68 tr. 37 (I), ende den houck ACB 137 tr. 16 (I).

  T B E G H E E R D E.  Wy moeten de derde sijde AB, met d'ander twee houcken A, B vinden.

T W E R C K.

Vinding der sijde  AB.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet van BC 9312.
Wat schilhoucx houckmaet van ACB 7345?
Comt houckmaet 6839.
Diens booch 43 tr. 9.
Daer toe vergaert   90 tr.
Comt voor de begheerde sijde AB 133 tr. 9.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet van ACB 6786.
Wat raecklijn van CB 25539?
Comt raecklijn 17330.
Diens booch voor den begheerden houck A   60 tr. 1.

Vinding des houcx  B.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft snylijn van CB 27427.
Wat raecklijn vanden houck ACB 9239?
Comt raecklijn 25339.
Diens booch voor den begheerden houck B 68 tr. 26.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf op den aspunt A, mettet vierendeelrondts AC de booch CD, ontmoetende de voortghetrocken AB in D.

[ 274 ]
T B E W Y S.

  Ghetrocken den houck ACD 90 tr. van ACB 137 tr. 16 (I), blijft voor den houck BCD 47 tr. 16 (I), den houck CDB is recht, ende de sijde CB doet 68 tr. 37 (I). Sulcx dat wy hebben een rechthouckighe driehouck CDB met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des ghegheven driehoucx ABC, (want des rechthouckigen driehoucx CDB sijde DB, is schilbooch van AB. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CDB sijde CB [CD], is oock de begeerde grootheyt des houcx A vanden driehouck ABC. Ten derden des rechthouckigen driehoucx CDB houck B, is oock den begeerden houck B des driehoucx ABC) maer de ghetalen deser wercking sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckighen driehoucx CDB, als blijckt in des 34 voorstels I voorbeelt, daerom die ghevonden ghetalen sijn de begheerde.


Voorbeelt vanden 11 en 12 driehouck deser ghedaente.

2 boldriehoeken

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck wesen, diens sijde AC doet 90 tr.  den houck ABC 68 tr. 27 (I), en de[n] houck ACB 60 tr.

  T B E G H E E R D E.  Wy moete[n] den derde[n] houck A met d'ander twee sijden AB, BC vinden.

boldriehoek
T W E R C K.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet
10000.
Gheeft schilhoucx houckmaet des cleensten ghegheven houcx dats hier ACB 5000.
Wat snylijn van d'ander ghegheven houck ABC 27225?
Comt snylijn 13612.
Diens booch 42 tr. 44.
Ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor den begheerden houck A 137 tr. 16.
[ 275 ]
Vinding der sijde  AB.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet des grootsten ghegheven houcx dats hier ABC 9301.
Wat schilhoucx snylijn van d'ander ghegheven houck ACB 11547?
Comt snylijn 10739.
Diens booch 21 tr. 23.
Ghetrocken van   90 tr.
Blijft voor de begheerde AB   68 tr. 37.

Vinding der sijde  BC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft schilhoucx raecklijn van d'een ghegheven houck ick neem van ACB 5774.
Wat raecklijn van d'ander ghegheven houck ABC 25322?
Comt snylijn 14620.
Diens booch 46 tr. 51.
Ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor de begheerde sijde BC 133 tr. 9.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf op den aspunt A, mettet vierendeelrondts AC de booch CD, ontmoetende de voortghetrocken AB in D.

T B E W Y S.

  Ghetrocken den houck ACB 60 tr. van ACD 90 tr. blijft voor den houck BCD 30 tr. S'ghelijcx den houck ABC 68 tr. 27 (I), van 180 tr. blijft voor den houck CBD 111 tr. 33 (I), en den houck D is recht. Sulcx dat wy hebben een rechthouckighe driehouck CDB met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de begheerde des ghegheven driehoucx ABC, (want des rechthouckighen driehoucx CDB sijde CD, is oock de begheerde grootheyt des houcx A vanden driehouck ABC. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CDB sijde BD, is schilbooch van AB. Ten derden des rechthouckigen driehoucx CDB sijde BC, is oock de begheerde des driehoucx ABC) maer de ghetalen deser wercking, sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckigen driehoucx CDB als blijckt int 3 voorbeelt des 37 voorstels, daerom die ghetalen sijn de begheerde.

[ 276 ]

Voorbeelt op den 13 en 14 driehouck deser ghedaente.

2 boldriehoeken
boldriehoek

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck wesen, diens sijde AC doet 90 tr.  den houck B 68 tr. 27 (I), den houck ACB 137 tr. 16 (I).

  T B E G H E E R D E.  Wy moeten den derden houck A, met d'ander twee sijden AB, BC vinden.

T W E R C K.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft schilhoucx houckmaet des grootsten ghegheven houcx dats hier ACB 7345.
Wat snylijn van d'ander ghegheven houck B 27225?
Comt snylijn 19996.
Diens booch voor den begheerden houck A 60 tr.

Vinding der sijde  AB.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet des kleensten ghegheven houcx dat is hier B 9301.
Wat schilhoucx snylijn van d'ander ghegheven houck ACB 14737?
Comt snylijn 13706.
Diens booch 43 tr. 9.
Daer toe altijt   90 tr.
Comt voor de begheerde AB 133 tr. 9.

Vinding der sijde  BC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft raecklijn des kleensten ghegheven houcx B 25322.
Wat schilhoucx raecklijn van d'ander scheefhouck ACB 10894?
Comt snylijn 27408.
Diens booch voor de begheerde sijde BC 68 tr. 36.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf op den aspunt A, mettet vierendeelrondts AC de booch CD, ontmoetende de voortghetrocken AB in D.

[ 277 ]
T B E W Y S.

  Ghetrocken den houck ACD 90 tr. van ACB 137 tr. 16 (I), blijft voor den houck DCB 47 tr. 16 (I), en den houck CDB is recht, voort doet den houck B door t'ghegheven 68 tr. 27 (I). Sulcx dat wy hebben een rechthouckige driehouck CDB met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des ghegheven driehoucx ABC, (want des rechthouckigen driehoucx CDB sijde CD, is oock de begheerde grootheyt des houcx A vanden driehouck ABC. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CDB sijde DB, is schilbooch van AB. Ten derden des rechthouckighen driehoucx CDB sijde BC, is oock de begheerde sijde des driehoucx ABC) maer de ghetalen deser wercking sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckigen driehoucx CDB, als blijckt in des 37 voorstels I voorbeelt, daerom die gevonden ghetalen sijn de begheerde.


Voorbeelt vanden 15 en 16 driehouck deser ghedaente.

2 boldriehoeken
boldriehoek

    T G H E G H E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck wesen, diens sijde AC doet 90 tr.  AB 46 tr. 50 (I), BC 68 tr. 37 (I).

  T B E G H E E R D E.  Wy moeten de drie houcken A, ABC, BCA vinden.

T W E R C K.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet der rechthoucksijde AB 7294.
Wat snylijn van BC 27427?
Comt snylijn 20005.
Diens booch voor den begheerden houck A 60 tr. 1.

Vinding des houcx  ABC.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft raecklijn van BC 25539.
Wat raecklijn van AB 10661?
Comt snylijn 27227.
Diens booch 68 tr. 27.
Ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor den begheerden houck ABC 111 tr. 33.

[ 278 ]
Vinding des houcx  BCA.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft schilboochs snylijn van BC 10739.
Wat schilboochs houckmaet van AB 6841?
Comt houckmaet 7346.
Diens booch 47 tr. 17.
Ghetrocken altijt van 90 tr.
Blijft voor den begheerden houck BCA     42 tr. 43.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf op den aspunt A mettet vierendeelrondts AC den booch CD, ontmoetende de voortghetrocken AB in D.

T B E W Y S.

  Ghetrocken AB 46 tr. 50 (I), van AD 90 tr. blijft voor BD 43 tr. 10 (I), en den houck D is recht, voort doet CD [CB] 68 tr. 37 (I) deur t'ghegheven. Sulcx dat wy hebben een rechthouckighen driehouck CDB met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des ghegheven driehoucx ABC, (want des rechthouckigen driehoucx CDB sijde CD, is oock de begeerde grootheyt des houcx A vanden driehouck ABC. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CDB houck CBD, is halfrondtvervulling des begeerden houcx ABC vanden driehouck ABC. Ten derden des rechthouckigen driehoucx CDB houck BCD, is schilhouck der begheerde ACB des driehoucx ABC) maer de ghetalen deser wercking, sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckigen driehoucx CDB als blijckt in des 32 voorstels I voorbeelt, daerom die ghevonden ghetalen sijn de begheerde.


10  Voorbeelt vanden 17 driehouck deser ghedaente.

boldriehoek

  T G H E G E V E N.  Laet ABC een clootsche driehouck sijn, diens sijde AC doet 90 tr.  AB 133 tr. 10 (I), BC 11 tr. 23 (I).

  T B E G E E R D E.  Wy moeten de drie houcken vinden.

[ 279 ]
boldriehoek
T W E R C K.

Vinding des houcx  A.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft houckmaet van AB 7194.
[7294]
Wat snylijn van BC 27427?
Comt snylijn 20005.
Diens booch 60 tr. 1.
Ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor den begheerden houck A 119 tr. 59.

Vinding des houcx  B.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft raecklijn van CB 25539.
Wat raecklijn van AB 10661?
Comt snylijn 27227.
Diens booch 68 tr. 27.
Ghetrocken van 180 tr.
Blijft voor den begheerden houck B 111 tr. 33.

Vinding des houcx  BCA.

Rechthoucx houckmaet 10000.
Gheeft schilboochs snylijn van BC 10739.
Wat schilboochs houckmaet van AB 6841?
Comt houckmaet 7346.
Diens booch 47 tr. 17.
Daer toe altijt vergaert   90 tr.
Comt voor den begheerden houck BCA     137 tr. 17.

  T B E R E Y T S E L.  Ick beschrijf op den aspunt A, mettet vierendeelrondts AC de booch CD, ontmoetende AB in D.

T B E W Y S.

  Ghetrocken AD 90 tr. van AB 133 tr. 10 (I), blijft voor DB 43 tr. 10 (I), en den houck CDB is recht, en CB doet door t'ghegheven 111 tr. 23 (I). Sulcx dat wy hebben een rechthouckighen driehouck CDB met drie bekende palen, waer af ghevonden wesende de drie onbekende, soo sijn daer me bekent de drie begheerde des ghegheven driehoucx ABC, (want des rechthouckigen driehoucx CDB sijde CD, is oock de begheerde grootheyt des houcx A vanden driehouck ABC. Ten anderen des rechthouckighen driehoucx CDB houck B, is oock de begheerden houck des driehoucx ABC. Ten derden des rechthouckighen driehoucx CDB houck BCD, is schilhouck des begheerden houcx ACB vanden driehouck ABC) maer de ghetalen deser wercking, sijn de ghetalen dieder behouven int werck der vinding vande onbekende palen des rechthouckighen driehoucx CDB, als blijckt in des 32 voorstels 2 voorbeelt, daerom die ghevonden ghetalen sijn de begheerde.

  T B E S L V Y T .  Wesende dan bekent des clootschen driehoucx sijde van 90 tr. met noch twee palen, wy hebben d'ander drie onbekende ghevonden, na den eysch.




Home | Simon Stevin | Driehouckhandel | Clootsche driehoucken - 3.2 (top) | Vervolg