De Koff orgel | Jan Pieter Karman | foto Wouter van Belle |
2e halfjaar: 29 augustus 26 september 31 oktober 28 november | elke laatste vrijdag van de maand, 's avonds om 20.00 uur: Het orgel als orkest Bach-concert werken van J.S. Bach Fantasieën over "Ein feste Burg/Een vaste burcht" Adventsconcert, o.a. de grote koraalfantasie over "Nun komm' der Heiden Heiland" van Bruhns |
nieuwjaarsconcert: | donderdag 1 januari '09, 's middags om 16.00 uur |
P R O G R A M M A | |||
1. | Nun komm' der Heiden Heiland Orgelbüchlein - BWV 599 | Johann Sebastian Bach, 1685 - 1750 | |
2. | Praeludium e-moll (de "grote") | Nicolaus Bruhns, 1665 - 1697 | |
3. | Nun komm' der Heiden Heiland a 2 clav. e pedale - BWV 659 | Johann Sebastian Bach | |
4. | Nun komm' der Heiden Heiland a due bassi e canto fermo - BWV 660 | Johann Sebastian Bach | |
5. | Nun komm' der Heiden Heiland in organo pleno, canto fermo in pedale - BWV 661 | Johann Sebastian Bach | |
6. | Vom Himmel hoch da komm' ich her a 2 clav. e ped. | Georg Böhm, 1661 - 1733 | |
7. | Koraalfantasie over "Nun komm' der Heiden Heiland" | Nicolaus Bruhns | |
8. | Vom Himmel hoch da komm' ich her | Johann Sebastian Bach | |
- Orgelbüchlein - BWV 606 - Einige canonische Veränderungen - BWV 769 |
- Var. I | a 2 clav. e ped. | in canone all' ottava |
- Var. II | a 2 clav. e ped. | alio modo in canone alla quinta |
- Var. III | a 2 clav. e ped. | in canone alla settima |
- Var. IV | a 2 clav. e ped. | in canone all' ottava per augmentationem |
- Var. V | a 2 clav. e ped. | l'altra sorte del canone al rovescio: alla 1) sesta, 2) terza, 3) seconda, e 4) nona |
- Orgelbüchlein - BWV 606 | ||
9. | Orgelpartita über "Nun komm' der Heiden Heiland" Op. 8:1 (1933) - Toccata - Choral mit Variationen - Toccata | Hugo Distler, 1908 - 1942 |
P R O G R A M M A | |||
1. | Phantasie | - Ein feste Burg is unser Gott | Jan Zwart (1877-1937) |
2. | Choralfantasie | - Ein feste Burg ist unser Gott | Michael Praetorius (1571-1621) |
3. | Choralbearbeitung | - Ein feste Burg ist unser Gott | Johann Sebastian Bach (1685-1750) |
4. | Fest-Ouvertüre | - Ein feste Burg ist unser Gott | Franz Liszt (1811-1886) |
5. | Choralvorspiel | - Ein' feste Burg ist unser Gott | Johann Pachelbel (1653-1706) |
6. | Choralpartiten | - Ein feste Burg ist unser Gott | Daniel Magnus Gronau (ca.1690-1747) |
7. | Choralphantasie (op. 27) | - Ein feste Burg ist unser Gott | Max Reger (1873-1916) |
Portret van Martin Luther, door Lucas Cranach d.Ä., 1529 bron: Wikipedia Ein' feste Burg ist unser Gott | |||
Ein' feste Burg ist unser Gott, ein gute Wehr und Waffen; Er hilft uns frei aus aller Not, die uns jetzt hat betroffen. Der alt' böse Feind, mit Ernst er's jetzt meint; gross' Macht und viel List sein' grausam' Rüstung ist, auf Erd' ist nicht sein gleichen. Mit unsrer Macht is nichts getan, wir sind gar bald verloren; es steit't für uns der rechte Mann, den Gott hat selbst erkoren. Fragst du, wer der ist? Er heisst Jesu Christ, der Herr Zebaoth, und ist kein andrer Gott. Das Feld muss er behalten. Und wenn die Welt voll Teufel wär' und wollt' uns gar verschlingen, so fürchten wir uns nicht so sehr, es soll uns doch gelingen. Der Fürst dieser Welt, wie sau'r er sich stellt, tut er uns doch nicht; das macht, er ist gericht't: Ein Wörtlein kann ihn fällen. Das Wort sie sollen lassen stahn und kein'n Dank dazu haben; Er ist bei uns wohl auf dem Plan mit seinem Geist und Gaben. Nehmen sie den Leib, Gut, Ehr', Kind und Weib: Lass fahren dahin, sie haben's kein'n Gewinn, Das Reich muss uns doch bleiben. | |||
Geborduurd kleedje met het begin van de tekst en een afbeelding van Martin Luther, Zuid-Duitsland 1883 bron: Wikipedia |
T O E L I C H T I N G |
31 Oktober 1517 is de dag dat monnik*) Maarten Luther 95 stellingen (discussiepunten) bevestigde aan de deur van de slotkerk van Wittenberg. Die daad werd het symbool van een beweging die de kerk zou hervormen en ook tot de grote splitsing in de westerse Christelijke kerk zou leiden: de Rooms-Katholieke tak en de Protestantse takken. Onverhoopt en ongedacht kreeg Maarten Luther het daardoor zwaar te verduren. Hulp en troost vond hij in de boeken van de bijbel, voor hem het ware woord van de enige God. Om alle mensen de mogelijkheid te geven, Gods woord te leren kennen, vertaalde hij de bijbel in de landstaal. Een van de bijbelboeken is het Boek der Psalmen. Sommige psalmen troffen Luther zo sterk, dat hij er berijmingen van maakte, en bijpassende melodieën zodat ze gezongen konden worden: Maarten Luther hield van muziek en was een muzikaal man. Hij meende dat muziek de duivel verdreef en toorn, begeerte en hoogmoed liet verdwijnen. Eén van die liederen, gebaseerd op Psalm 46, is zelf het lied van de hervorming geworden. In moeilijke tijden en omstandigheden werd het gezongen, thuis, op de scholen en in de kerken van de reformatie, in rechtzalen en gevangenissen. Het lied spreekt van het vertrouwen in God, die zal redden en die de oorlogen zal doen ophouden op de aarde. Dit lied heeft door de eeuwen heen toondichters aangesproken. En zo reikt het programma van het eind van de 16e eeuw tot het begin van de twintigste, met werken van Praetorius, Pachelbel, Bach, Gronau, Liszt, Reger en Jan Zwart. De lutheraan Zwart schreef zijn fantasie voor het 4e eeuwfeest in 1917, de katholiek Reger schreef in 1898 een onovertroffen koraalfantasie (als 1e in een reeks van zeven) van het type waarin de tekst van alle strofen achtereenvolgens muzikaal wordt getoondicht. Michael Praetorius' fantasie staat nog dicht bij het vokale renaissance-motet, en Liszt transcribeerde Nicolaï's feest-ouverture voor koor, orgel en orkest t.g.v. een universiteitsjubileum in Koningsbergen. Bachs versie was bedoeld voor een orgelinwijding, Pachelbel en Gronau schreven voor 'gewoon' kerkelijk gebruik (oorspronkelijk staat het lied aangegeven voor Invokabit, de 1e lutherse passiezondag). *) Een citaat uit: J. Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen, 3 (1998/2006), p. 272: Op woensdag 2 juli 1505 maakt een onweersbui boven Thüringen geschiedenis. Op die dag is ene Martin (Maarten) Luther, zoon van een Saksische mijnwerker, onderweg van Mansfeld naar Erfurt, waar hij rechten studeert. Bij het dorp Stotternheim, nabij Erfurt, wordt hij door de bui overvallen en als vlak bij hem de bliksem inslaat, legt hij in zijn angst (toch al geëmotioneerd door de onverhoedse dood van een paar vrienden en de dreiging van een pest-epidemie) een gelofte af: 'Hilf du, S. Anna, ich will ein Mönch werden.' Deze gelofte lost hij ondanks de woede van zijn vader en niettegenstaande zijn eigen tegenzin, nog dezelfde maand in. Op 17 juli 1505 staat hij, 21 jaar oud, aan de poort van het strenge klooster van de Augustijnen te Erfurt. Op vrijdagavond 28 november staat voor dit jaar het laatste concert op het De Koff-orgel geprogrammeerd. Op het programma dan werken van Bach (BWV 659-661), Bruhns en de in 1908 geboren Distler over het adventslied bij uitstek: "Nun komm der Heiden Heiland". Ook Bachs fameuze Canonische Veränderungen over het kinder-kerstliedje "Vom Himmel hoch da komm ich her" zullen dan klinken. |
P R O G R A M M A | ||
1. | Fantasia super: Komm, Heiliger Geist, Herre Gott In Organo pleno. Canto fermo in Pedale. | BWV 651 |
2. | Kleines harmonisches Labyrinth in C, 3 delen: Introitus (binnenkomst) Centrum (midden) Exitus (uitgang) | BWV 591 |
3. | Triosonate nr. 4 in e, 3 delen: Adagio-Vivace Andante Un poco allegro | BWV 528 |
4. | Partite diverse sopra: O Gott, du frommer Gott (9 partita's koraal en 8 variaties) | BWV 767 |
5. | Pedalexercitium in g | BWV 598 |
6. | Komm, Heiliger Geist, Herre Gott (Alio modo.) a 2 Clav. e Pedale. | BWV 652 |
7. | Toccata, adagio en fuga in C | BWV 564 |
T O E L I C H T I N G |
1. en 6. Komm, heiliger Geist, Herre Gott BWV 651 en 652 (Lb gez 240). Dit zijn de eerste twee grote koraalbewerkingen uit Bachs '18 Choräle'. De Fantasia is van deze reeks koralen het feestelijke openingswerk voor een plenum van prestanten: een toccata-achtig stuk met de melodie in het pedaal, de bas. Pinksterliederen of liedstrofen over de Geest hebben bij Bach vaak de melodie in de bas. De Geest werkt hier 'beneden', op aarde, en in de muziek is 'beneden' de bas. De tweede bewerking gaat over hetzelfde pinksterlied, maar 'op een andere manier' (alio modo): ze heeft een rustig, meditatief karakter. Elke melodieregel (in de sopraan) wordt uitgebreid ingeleid door de andere stemmen met zgn. voorimitaties, conform de traditie van de Noordduitse orgelschool uit de 17e eeuw. In de laatste regel (tekst: twee maal Halleluja) krijgt ook deze bewerking een feestelijk karakter, o.a. door de toepassing van twee maal zo snelle notenwaarden. 2. Kleines harmonisches Labyrinth BWV 591. Eerst een kort woord over de betekenis van het labyrint (doolhof). In Europa is het oudste en bekendste dat van Kreta. Hierin huisde de mythische Minotaurus, die leefde van mensenvlees (symbolisch voor het dodenrijk, waaruit niemand terugkeert). Theseus, de latere koning van Athene, wist het monster te verslaan en met de draad van Ariadne de uitgang te bereiken. De vroeg-christelijke kunst nam de symboliek over: nu is het Christus die de mensenhater Satan verslaat. In gothische kathedralen is vaak op de vloer zo'n labyrint aanwezig, en sinds de renaissance is het labyrint geliefd in de Westeuropese tuinarchitectuur, vooral in de 18e eeuw. In die laatste vorm zal Bach het zeker gekend hebben. Door hun harmonische onbestemdheid golden werken als BWV 591 in de barok als raadselcomposities. Bij Bach is er duidelijk nog een diepere laag aanwezig, die nauw verbonden is met de tot begin 18e eeuw en door Bach zijn hele leven aangehangen muziektheorie. Deze was nog niet gebaseerd op het octaafsysteem uit de late barok met zijn 7 verschillende tonen in het octaaf (bijv.: c d e f g a b), maar op het hexachord-systeem van Guido van Arezzo (11e eeuw). Een hexachord is een reeks van 6 tonen (bijv.: c d e f g a), en gold zowel muziektheoretisch als theologisch als heel belangrijk omdat je het opgebouwd kunt denken uit de 2 belangrijkste drieklanken, de grote of perfecte (c e g) die stond voor God en zijn majesteit en de kleine of imperfecte (d f a) symbolisch voor de mens en diens nederigheid. Cruciaal in de verbinding tussen beide akkoorden is de halve toonafstand e-f, ofwel mi-fa. Wat gebeurt er nu in BWV 591, Bachs labyrint? Na een rustig begin wordt de Introitus getypeerd door het dalende interval fa-mi, symbolisch voor de menselijke moeite, pijn en smart. Hieraan wordt op een gegeven moment de tritonus (diabolus in musica: de duivel in de muziek) toegevoegd. Het Centrum heeft ook deze beide intervallen, maar wordt gedomineerd door het stijgende mi-fa. Door de combinatie van mi-fa en fa-mi wordt de dialoog tussen God (van grote naar kleine drieklank) en mens (andersom) en de werking van het Woord Gods (Christus) voorgesteld. De ontknoping biedt de Exitus: in dit gedeelte veel minder dissonanten en een goed te volgen harmonische gang naar de zgn. authentieke afsluiting met dominant resp. tonica de uitweg is gevonden, Christus heeft de mens verlost. De overige werken van het programma. 3. Een Triosonate is in feite kamermuziek gespeeld op orgel: de beide melodie-instrumenten op de beide manualen, continuo (en bas) op het pedaal. 4. Het lied "O Gott, du frommer Gott" gaat over de levenswandel van de gelovige te midden van de roeringen van het dagelijks bestaan. De 9 partita's zijn in feite een koraalzetting (partita I) met 8 variaties. Tussen deze 8 variaties en de 8 strofen van het lied bestaan duidelijke parallellen: de variaties geven de tekst-inhoud in muziek weer. Heel duidelijk is dit bijv. bij de ena laatste variatie (partita VIII): de tekst gaat over het levenseinde van de mens, de muziek beeldt dit uit met chromatische lijnen. 5. Het Pedal-exercitium is meer dan een pedaaloefening. Het is zeker een grondige étude, want alle pedaaltoetsen worden gebruikt, maar door de gebruikte impliciete harmonieën is het ook heel boeiende muziek. In dit programma fungeert het tevens als een preludium voor "Komm, heiliger Geist, Herre Gott", BWV 652. 7. De bekende Toccata BWV 564 ademt nog typisch de sfeer van de Noordduitse Stylus fantasticus met toccata-, fuga- en liedachtige gedeelten, pedaalsolo's, gedeelten met brede akkoorden en vooral de nodige verrassingseffecten... |
P R O G R A M M A | ||
1. | Suite gothique (I), Op. 25, 4 delen: - Introduction-Choral - Menuet gothique - Prière à Notre Dame - Toccata | L. Boëllmann (1862-1897) |
2. | Concerto I in G, BWV 592, naar een vioolconcert van A. Vivaldi, 3 delen: - (Allegro) - Grave - Presto | J.S. Bach (1685-1750) |
3. | "Ach wie nichtig, ach wie flüchtig", 8 partita's | G. Böhm (1661-1733) |
1 - Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig, de vakantiedagen. Zo lang ernaar uitgekeken, mijn oneindige drie weken. Als een zucht zijn zij verstreken. 2 - Ach, hoe nietig, ach, hoe vluchtig, de vakantiedagen. Wij bekijken fraaie kerken en bezichtigen de zerken van hen die al niets meer merken. 3 - Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig, de vakantiedagen. Ons een weg lopen te banen langs de schatten van Toscane. Het is glorie. Maar vergane. 4 - Ach, hoe nietig, ach, hoe vluchtig, de vakantiedagen. Kom ik t'rug van de Azoren, tot over allebei mijn oren. Nooit zal zij iets laten horen. |
5 - Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig, de vakantiedagen. Onder onheilszwang're luchten waaruit donder is te duchten vlucht ik van de Brug der Zuchten. 6 - Ach, hoe nietig, ach, hoe vluchtig, de vakantiedagen. Middernachtzon bij de Noren. Spiegelend als nooit tevoren ligt de Noordpool onbevroren. 7 - Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig, de vakantiedagen. Ieren, Basken, Sla- en Serven zag ik strijdend bij mijn zwerven. Nu nog Napels zien. Dan sterven. 8 - Ach, hoe nietig, ach, hoe vluchtig, de vakantiedagen. Wij gedenken niet het vrije van die dagen, noch het blije, maar het o! voorgoed voorbije. |
aug. 2008, Wim Vroon |
4. | Voluntary in C, Op. 5:1, 4 delen: - Adagio - Andante - Slow - Allegro | J. Stanley (1713-1786) |
5. | Sonata I in f, Op. 65:1 (1844/5), 4 delen: - allegro moderato e serioso, waarin het koraal "Was mein Gott will, das g'scheh allzeit" - adagio - andante Recit - allegro assai vivace Finale | F. Mendelssohn (1809-1847) |
...het orgel als orkest... Orkesten met een min of meer vaste samenstelling van instrumenten bestaan pas sinds de 2e helft van de 17e eeuw. Wel kennen we in Europa al sinds de late middeleeuwen de gilden van stadspijpers (blazers) en -trompers (trompettisten) met een publieke functie (de trompers o.a. op de torens). In de 15e eeuw was het orgel in technisch opzicht al zo ontwikkeld en was de vernieuwingsdrang t.a.v. dit instrument zo groot dat in deze en in de 16e eeuw het hele toenmalige arsenaal aan blaasinstrumenten op orgel kon worden nagebootst. Een groot stadsorgel beschikte daartoe over een keur aan imitatie-stemmen (in Italie vaak aangeduid als de 'registers van het orkest'), naast de eigenlijke prestantstemmen (de vanouds typerende 'registers van het orgel'): allerlei soorten fluiten, trompetten, bazuinen, dulciaans, kromhoorns, zinken, schalmeien e.d. (Deze vorm van mechanisatie ging overigens wel ten koste van de broodwinning van de andere stadsmuzikanten.) In de 16e en 17e eeuw was het orgel dan ook een belangrijk instrument in de stedelijke samenleving: menige magistraat kerk en staat trokken in die tijd nog samen op liet een bezoeker van buiten trots hun grote orgel zien, met z'n klankschittering en veelheid van mogelijkheden: een juweel van en prestige-object voor de stad! (...de langste kerk, de hoogste toren, het grootste orgel...) In de 17e eeuw steeg ook de technische perfectie van andere instrumenten. In deze eeuw verdrong bij de strijkers de familie van het viooltype die van het violatype, en zien we de grondvorm van het zgn. strijkorkest ontstaan (met 1e en 2e violen, altviolen, celli en contrabassen). Voor zo'n orkest schreef Vivaldi zijn vioolconcerten. Via transcripties van o.a. Bach konden deze ook op orgel klinken om de strijkers te imiteren gebruikte de organist helder geïntoneerde prestantregisters en combinaties daarvan. Een strijkorkest kon worden aangevuld met enkele blazers, vaak voor solo- doeleinden. Dat is terug te vinden in de voluntary van Stanley: in het 2e deel klinken 2 trompetten met echo's, en het 4e de hoge tonen van een dwarsfluit. In de orkesten uit de Barok was het klavecimbel het centrale instrument dat voor de harmonische samenhang zorgde. Het werd bespeeld door de dirigent(-klavecinist). Voor klavecimbel solo heeft Böhm zijn acht partita's (= 'deeltjes': variaties) "Ach wie nichtig..." geschreven. Zo'n reeks partita's klinkt ook uitstekend op orgel, en is ideaal om de veelheid van registratiemogelijkheden van dit instrument te laten horen. Onze taalkunstenaar Wim Vroon heeft bij dit lied een prachtig contrafact (='tegen-maaksel': de tekst van een wereldlijk lied wordt veranderd in of vervangen door een geestelijke tekst, of omgekeerd) gemaakt, gericht op de ijdel- en voorbijheid van de vakantie. Het symfonieorkest, dat zijn oorsprong heeft in de late 18e eeuw (de Klassieke tijd), is een groot strijkorkest met meervoudig bezette hout- en koperblazers, harpen en slagwerk. De klank van zo'n orkest gold als ideaal voor de orgelbouw uit de 19e eeuw. Met name het Franse symfonische orgeltype van Cavaillé-Coll heeft grote faam verworven. Voor dit type orgel schreef Boëllmann zijn 1e Suite. Ook de 1e Sonate van Mendelssohn is gedacht voor een orkestraal of symfonisch gedacht orgel. Typerend in het algemeen voor de orgels uit de 19e eeuw is het krachtige geluid, waarin trompet-registers (het 'koper' van het orkest) een grote rol spelen. In de voorgaande eeuwen was de belangrijkste rol die van de prestantstemmen met een heldere intonatie en de daaruit opgebouwde doorzichtige plena. |
P R O G R A M M A ... Barok ... | ||
1. | Preludium en dubbelfuga in d | J.L. Krebs (1713-1780) |
2. | Nun freut euch, lieben Christen, g'mein | J.L. Krebs |
... Galante stijl ... | ||
3. | Herzlich lieb hab ich dich, o Herr (1740) | J.L. Krebs |
4. | Trio in Es - (andante) - vivace | J.L. Krebs |
... Empfindsamkeit ... | ||
5. | Fantasie en fuga in c, Wq 119:7 (rond 1756) | C.Ph.E. Bach (1711-1788) |
... Klassieke tijd ... | ||
6. | Andantino in Bes (1794) | Chr.G. Tag (1735-1811) |
7. | Fantasie in f, KV 594 (1790) - adagio - allegro - adagio | W.A. Mozart (1756-1791) |
... Romantiek ... | ||
8. | Trio over "Jesu, meine Freude" | E.Fr. Richter (1808-1879) |
9. | Sonata I in f, Op. 65: 1 (1844/5) - allegro moderato e serioso, waarin het koraal "Was mein Gott will, das g'scheh allzeit" - adagio - andante Recit - allegro assai vivace Finale | F. Mendelssohn (1809-1847) |
T O E L I C H T I N G |
In 100 jaar tijd kan er veel veranderen. Zo ook in de periode van 1715 tot 1815. Rond 1715 begon zich de Galante stijl te manifesteren. Deze keerde zich met zijn lichte melodiek tegen de nu als te zwaar ervaren contrapunctiek van de Barok. In de kerkmuziek bleven de strenge vormen van de Barok nog het langst voortduren; de lichtvoetige galante muziek had voor kerkelijk gebruik een te expliciet profaan karakter. Maar ook in deze 'ernstige' werken, zoals het 'Preludium en dubbelfuga in d' en het korte koraalvoorspel "Nun freut euch" (naar een van de modellen uit Bachs Orgelbüchlein), beide van Krebs, is duidelijk 18e eeuwse elegantie te bespeuren. Krebs' "Herzlich lieb" dat zich qua melodie en tekst hier ook goed voor leent en zijn vele trio's (voor 2 manualen en pedaal) hebben een onmiskenbaar galant karakter. Rond 1740 ontstond een expressieve variant van de Galante stijl, de Empfindsamkeit. Waar de expressiviteit later nog verhevigde, sinds ca. 1760, spreekt men wel van Sturm und Drang. C.Ph.E. Bach is een duidelijke exponent van deze expresieve stijlfase. Als componist voor orgel is hij vooral bekend geworden door zijn 6 Sonates; de 'Fantasie en fuga in c' stamt uit diezelfde tijd (de Berlijnse periode, 1754-1758). Met deze expressieve stijlfase kwam de Barok ten einde en was de weg vrijgemaakt voor de Klassieke tijd. De Klassieke tijd 'klassiek' geheten gezien de balans tussen verstand en gevoel, vorm en inhoud liep van ca. 1780 tot 1815. Het vriendelijke 'Andantino' van Tag heeft een rondovorm (schema ABACA), en doet sterk aan pianomuziek denken. Tag was leerling geweest bij Homilius, een oudleerling van J.S. Bach. Mozarts "Ein Stück für ein Orgelwerk in einer Uhr" is geschreven voor een klok waarvan het automatisch speelwerk uit een klein orgeltje bestond. De klok hoorde bij het Laudon-mausoleum in Wenen. Dat het om treurmuziek gaat is aan beide langzame hoekdelen (adagio) goed te horen. Zou je de fugatische stijl van de Barok kunnen typeren als het primaat van het verstand, in de Romantiek ligt het primaat bij het subjectieve gevoel, bij de persoonlijke gevoelsuitdrukking van de componist. In de speciaal voor kerkelijk gebruik dienende koraalvoorspelen konden echter tot ver in de 19e eeuw barokke technieken en speelmanieren blijven doorklinken, zoals in Richters "Jesu, meine Freude". Richter was autodidact en bekwaamde zich later verder bij Mendelssohn. Hij was evenals Bach cantor van de Thomaskirche in Leipzig. Mendelssohn was de schepper van de 'koraalsonate': in het 1e deel van Sonata I fungeert het koraal "Was mein Gott will" als een 2e thema. Het 2e deel is heel 'dolce', het 3e deel (Recit = verhaal) confronteert dynamische uitersten met elkaar (pp en ff), het 4e deel heeft het karakter van een bruisende toccata. Slotkoncert Jan Pieter KarmanZaterdag 7 juni gaf Jan Pieter Karman in de gereformeerde kerk in Breukelen, de Pauluskerk, het laatste koncert in een reeks van vijf, met ditmaal als thema 'Op weg naar de Romantiek - een eeuw duitse muziek'. Er zijn niet zo veel dingen mooier dan op een stille voorzomeravond luisteren naar duitse orgelmuziek. Het licht draalt, in de kerk schemert het wat, zwaluwen scheren langs de vensters, de mensen zitten stil in hun banken. De muziek verschuift langzaam van Barok naar Romantiek, van Krebs naar Mendelssohn; het is niet echt vast te stellen waar barok galant wordt, waar galant empfindsam, empfindsam klassiek en klassiek romantisch, maar na een uur zijn we honderd jaar verder en in een andere klankwereld. Aksenten zijn verschoven, modes opgekomen, bakens verzet, betekenissen verlopen, smaken gaan verschillen, vormen veranderd, stijlen geëvolueerd, genres uitgestorven, grenzen verlegd. Verstandige Barok bracht gevoelige Romantiek voort. Om die wording, die genesis, voor deze gelegenheid wat bijbels te formuleren: J.L. Krebs gewon C.Ph.E. Bach, C.Ph.E. Bach gewon Chr.G. Tag, Chr.G. Tag gewon W.A. Mozart, W.A. Mozart gewon E.Fr.E. Richter en E.Fr.E. Richter gewon F. Mendelssohn. Met het tweede halfjaar begint er een nieuwe reeks orgelkoncerten, nu op vrijdagavond. Het eerstvolgende is op vrijdag 29 augustus. Jan Pieter Karman speelt dan een vakantieprogramma. Wim Vroon |
P R O G R A M M A ... Noord-Duitsland ... | ||
1. | Magnificat in de 8e toon - 4 orgelverzen - melodie in tenor (pedaal) - voor 2 klavieren, omspeelde melodie in sopraan - koraalmotet, melodie in bas - a 3, melodie in tenor (onderstem) | H. Scheidemann (1596-1663) |
... Midden-/Zuid-Duitsland ... | ||
2. | Magnificat in de 8e toon - cyclus van 4 fuga's - slotfuga (3-delig) | J. Pachelbel (1653-1706) |
... Zuid-Duitsland ... | ||
3. | Toccata tertia in a | G. Muffat (1653-1704) |
4. | Ciacona in G | G. Muffat |
... Midden-Duitsland ... | ||
5. | Nun bitten wir den Heiligen Geist - 2 orgelverzen - fughetta (over de 1e koraalregel) - a 5, voor 2 klavieren en pedaal | J.G. Walther (1684-1748) |
6. | Concerto naar Taglietti - 4 delen adagio - allegro - adagio - allegro | J.G. Walther |
... Noord-Duitsland ... | ||
7. | Vater unser im Himmelreich à 2 Claviers et Pedal | G. Böhm (1661-1733) |
8. | Freu dich sehr o meine Seele 9 (van de 12) partita's | G. Böhm |
9. | Praeludium (en fuga) in C | G. Böhm |
T O E L I C H T I N G |
We beginnen onze muzikale rondreis door het barokke Duitsland in het noorden, in de Hamburgse Catharinakerk, waar Heinrich Scheidemann een van de bekendste leerlingen van Sweelinck organist was. De lutheranen hadden de voor-reformatorische liturgie grotendeels gehandhaafd, en ook de vespers (avondgebed) met als vast en centraal gedeelte de Lofzang van Maria: het Magnificat, waaraan toegevoegd het Gloria Patri, ofwel het Klein-Gloria. Van de 10 verzen uit Lukas 1 werden er naar Hamburgse gewoonte 4 op het orgel gespeeld (vers 3, 5, 7 en 9), het Gloria Patri (2 verzen) werd geheel gezongen. Johann Pachelbel is in Neurenberg opgegroeid en is daar sinds 1695 weer werkzaam. Daarvoor heeft hij een tijd in Midden-Duitsland en Oostenrijk gewerkt. Bij het Magnificat neemt in Midden- en Zuid-Duitsland het orgel de 6 even verzen voor zijn rekening. Pachelbels Magnificatfuga's zijn echter overgeleverd via de Hamburgse traditie van cycli van 4 verzen. De losse (slot)fuga is echter duidelijk een orgelvers van het Gloria Patri: het thema van de 1e fuga staat voor de Vader, dat van de 2e voor de Zoon, terwijl de 3e fuga deze beide thema's combineert en zo staat voor de Geest, die van de Vader en de Zoon uitgaat. Pachelbel integreert in zijn muziek Noord-Duitsland en Italië. Georg Muffat heeft zijn muzikale achtergrond in Frankrijk en vooral in Italië. Zijn 12 toccata's doen nog sterk aan Frescobaldi (zo ongeveer de Italiaanse Sweelinck) denken. Ze zijn opgebouwd uit een afwisseling van rustige en levendige gedeelten, met een vrij vrije benadering van het metrum. Zijn ciacona bestaat niet zozeer uit een aantal variaties boven een vast basthema van 4 maten, maar uit variaties op een melodisch-harmonisch gegeven. Van Johann Gottfried Walther, achterneef en vriend van J.S. Bach een Bach-concert zal in het najaar plaatsvinden de 2 orgelverzen op het pinksterlied "Nun bitten wir...". Ook de (nieuwe) gemeenteliederen werden bij de lutheranen alternatim (om en om) uitgevoerd, zodat je ook bij lange liederen niet noodgedwongen strofen hoefde weg te laten. Het 2e orgelvers is duidelijk geïnspireerd door de Fransman De Grigny, wiens "orgelboek" door zowel Bach als Walther werd gekopieerd. Het Concerto is een transcriptie voor orgel van een concerto grosso van Giulio Taglietti (1660-1718). Het concerto grosso was een geliefd genre voor strijkers tutti en soli uit de 2e helft van de 17e eeuw; ook Bach heeft een aantal van deze concerti voor orgel bewerkt. Georg Böhm, organist in Lüneburg, behoort tot de laatste generatie van de 17e eeuwse Noord-Duitse orgelschool, waarvan Sweelinck de belangrijkste grondlegger was. Hij is duidelijk beïnvloed door het verfranste hof in Celle, wat ondermeer blijkt uit het veelvuldig toepassen van kleine versieringen. "Freu dich sehr" geldt wel als het schoolvoorbeeld van de koraalpartita, waarbij op een veelheid van manieren op een koraal wordt gevarieerd. Meestal kan zo'n partita (reeks partita's) geheel manualiter worden uitgevoerd, maar "Freu dich sehr" heeft als laatste partita een koraaltrio, dus voor 2 manualen en pedaal. Het Preludium in C ademt nog duidelijk de sfeer van de stylus fantasticus. |
Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij
P R O G R A M M A ... 1 - 5 Noordelijke Nederlanden ... | ||
1. | Psalm 116. "Ick heb den Heer lief" | H. Speuy (ca. 1575-1625) |
2. | Psalm 116. Vier variaties | J.Pz. Sweelinck (1561-1621) |
3. | Psalm 116. Zes verzen | A. van Noordt (ca. 1619-1675) |
4. | Hexachord fantasia: ut(=do) re mi fa sol la | J.Pz. Sweelinck |
5. | Fantasia nr. 2 in g | A. van Noordt |
... 6 - 8 Zuidelijke Nederlanden ... | ||
6. | Uit de intonaties en versetten in de 2e toon: - Volspel - Met den Cornet - Trompet bas | A. van den Kerckhoven (ca. 1618-1701) |
7. | Fantasia pro duplici organo | A.v/d Kerckhoven |
8. | Fantasia in de 8e toon | P. Cornet (ca. 1562-1626) |
... 9 - 12 Engeland ... | ||
9. | Gloria tibi Trinitas | J. Bull (ca. 1563-1628) |
10. | Voluntary for double organ | J. Lugge (ca. 1587-1647) |
11. | Voluntary on the old 100-th | ? H. Purcell (1659-1695) |
12. | Voluntary for double organ | H. Purcell |
T O E L I C H T I N G |
De Nederlandse orgelbouw uit de 16e eeuw was toonaangevend in Europa. Een bekende bouwer was H. Niehoff, die rond 1535 ook een orgel bouwde voor de Pieterskerk in Breukelen. Met de beeldenstorm van 1566 zal dit hetzelfde roemloze einde hebben gehad als andere dorpsorgels in ons land. De grote stadsorgels bleven meestal behouden. Deze waren eigendom van de stad, en vervulden ook een belangrijke functie in het publieke leven in de vorm van orgelconcerten. Na de reformatie werden deze concerten ook benut om de melodieën uit het Geneefse psalter meer bekendheid te geven. Bij kerkdiensten werd het orgel niet meer gebruikt, of alleen bij orgelspel voor en na de dienst. Psalm 116 van Speuy, organist van de Grote kerk in Dordrecht, is zeer waarschijnlijk voor dit doel gebruikt. Dezelfde psalm van Sweelinck, organist van de Oude kerk in Amsterdam, zal eerder op een orgelconcert hebben geklonken. Zowel de 1e en 2e als de 3e en 4e variatie zijn aan elkaar geschreven. Alle variaties hebben de melodie in de sopraan, de laatste twee met omspelingen. Vanaf de jaren 20 van de 17e eeuw werd het orgel steeds meer ook in de diensten gebruikt, om de gemeentezang in goede banen te leiden. Dat proef je in de laatste twee verzen van Psalm 116 van Van Noordt, sinds 1664 organist van de Nieuwe kerk in Amsterdam: deze hebben sterk het karakter van gemeentezangbegeleiding. De zuidelijke Nederlanden bleven rooms-katholiek. Wel kun je aan de versetten (orgelverzen voor de alternatimpraktijk) van Van den Kerckhoven de invloed van de Contrareformatie bespeuren: ter vermijding van muzikale overdaad zijn ze kort van lengte. De Fantasia pro duplici organo van dezelfde componist is uniek in zijn oeuvre: het is een dialoog voor de plena van Hoofdwerk en Rugpositief. Zijn de orgels en orgelmuziek van de noordelijke Nederlanden vooral robuust, die van de zuidelijke hebben meer souplesse. Dat geldt ook voor de zangerige Fantasia van Pieter Cornet.
Met de stichting van de Anglicaanse kerk in 1559 kreeg de Reformatie vaste voet in Engeland. Voor orgelbouwers en -spelers was het een minder vruchtbare tijd. De cantus firmusbewerking Gloria tibi Trinitas, een geliefde psalmantifoon uit de 1e vespers van zondag Trinitatis, zal niet meer in de liturgie hebben geklonken. Bull week evenals veel collegae uit naar het vasteland. Van 1613-'17 was hij collega van Cornet aan het Brusselse Hof. Op zaterdag 5 april gaf Jan Pieter Karman een koncert op het orgel van de Pauluskerk in Breukelen. Op het programma stonden 16de- en 17de -eeuwse komponisten uit de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden en Engeland. Ondertitel: Reformatie en Contrareformatie. Aan de orde is de soms gewelddadige (beeldenstorm!) overgang van een katholieke naar een protestantse (orgel)kultuur, de scheiding daartussen (Noord/Zuid), de wederzijdse reakties daarop (Reformatie/Contrareformatie). Nieuwe orgeltypes ontstaan, nieuwe koncertpraktijken volgen, begeleide gemeentezang doet zijn intrede. Zaterdagavond klonken eerst drie noord-nederlandse meesters (Speuy, Sweelinck en Van Noort), bij elkaar ruim tien variaties over Psalm 116. Eén psalm zeer gevarieerd. Sommige variaties voeren ver van huis, zoals dat is met variaties, sommige zou je mee kunnen zingen ("God heb ik lief ..."), sommige zijn beschouwend, sommige onbestemd, sommige helder, sommige kordaat, sommige dwalend. Na tien keer hoor je met lede oren het einde aankomen: geen Psalm 116 meer. De Hexachord Fantasia van Sweelinck speelt (met, op, om) de eerste zes treden van de toonschaal: la sol sol fa fa mi mi re re do do.Klimmen en dalen langs voor- en achtertrappen, breed of smal, donker of licht. Uit de katholieke, Zuidelijke Nederlanden waren er werken van Cornet en Van den Kerckhoven. Laatstgenoemde reageert met ongereformeerde bondigheid op de noordelijke, protestantse dwaal-muziek. Ruim en fors opgezette en tegelijk fantasierijke Fantasia's, maar bijna kortaf tegenover alle overdaad. Engeland kent intussen ook zijn godsdiensttwisten en politieke verscheurdheid. Ook daar veel verwoeste kerken en orgels en een opleving in de orgelbouw als de monarchie er hersteld wordt. Een nieuw genre orgelkomposities ontstaat, de voluntary for double organ, waarin hoofd- en rugwerk zelfstandiger opereren en ook eigen solo's kunnen hebben. Deze zaterdag waren er zulke voluntaries, van Lugge en Purcell. Van Bull speelde Jan Pieter Gloria tibi Trinitas, uit de vesper van zondag Trinitatis. Als een glasblazer blaast Bull van drie één, één glasachtig lichaam, één spiegel-, één vensterglas. Het volgende koncert, op zaterdag 3 mei, is gewijd aan de duitse Barok. Wim Vroon |
Jan Pieter Karman speelt in de Pauluskerk te Breukelen: 03-05-2008, 20.00 uur Duitse barok 07-06-2008, 20.00 uur Duitse romantiek |
Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij
P R O G R A M M A | |||
1. | Quatro Piezas de Clarines [trompetten] | anoniem (XVII) | |
2. | "Kyrie" uit Messe pour les paroisses (1690) - Plein chant en taille [tenor] - Fugue sur les jeux d' anches - Récit de Chromhorne [Dulciaan] - Dialogue sur le Chromhorne et la Trompette - Plein chant (en basse) | Fr. Couperin (1668-1733) | |
3. | Canción para la Corneta con el Eco | anoniem (XVII) | |
4. | "Pange lingua" (1623) - 1e verset [melodie in de bas] - 2e verset [in de stijl van een motet] - 3e verset [melodie in sopraan, alt, tenor, sopr.] | J. Titelouze (1563-1633) | |
5. | Falsas de sexto tono | S.A. de Heredia (ca. 1570-1627) | |
6. | "Veni creator" (1699), eerste 2 orgelverzen - Plein chant en taille à 5 - Fugue à 5 [2 HW, 2 RP, 1 PED] | N. de Grigny (1672-1703) | |
7. |
- Duo - Tierce [Nazard] en taille | A.P.Fr. Boëly (1785-1858) | |
8. | Gaitilla de mano izquierda | S. Duron (1660-1716) | |
9. | Suite du second ton (1706) | J.A. Guilain (16??-17??) | |
- Prélude (Plein jeu) - Tierce en taille - Duo - Basse de Trompette - Trio de Flûtes - Dialogue (Grand jeu) |
(intonatie) [3. Quia respexit] [5. Et misericordia ejus] [7. Deposuit potentes] [9. Suscepit Israel] [11. Gloria Patri et Filio] |
T O E L I C H T I N G |
Dit concert is geheel gewijd aan de Franse en Spaanse barok. Ook deze zuidelijke, katholieke orgelculturen zijn zeer rijk geweest. Je kunt evenals bij de lutherse, noordelijke orgelmuziek een onderscheid maken tussen vrije en koraalgebonden werken. Vrije werken werden bijv. aan het begin en eind van de dienst (mis) gespeeld. Koraalgebonden werken waren in het katholieke
zuiden alleen gebaseerd op het gregoriaans: de misgezangen, diverse hymnen en het Magnificat van de vespers. Gemeentezang (volkszang) was er niet, de taak van de organist bij de diverse gezangen bestond uit alternatimspel: de verzen of versregels van de gezangen werden om en om door koor en orgel uitgevoerd. Met name in Frankrijk leidde dit alternatimspel tot heel specifieke vormen van orgelspel (en registraties) en zelfs tot een bijbehorend orgeltype: het zgn. klassieke Franse orgel, van ca. 1650-1750. 4.7. De voorloper van dit orgeltype heet wel het voorklassieke orgel (eind 16e eeuw - ca. 1650), de meer grondtonige en zeker ook luidere orgels erna (ca. 1750 - begin 19e eeuw) het postklassieke. De drie orgelverzen over de kruishymne "Pange lingua gloriosi" van Titelouze (tijdgenoot van Sweelinck) zijn een fraai voorbeeld van het voorklassieke orgel(spel). De twee werken van Boëly (een groot bewonderaar van Bach) als voorbeeld uit de tijd van het laatklassieke orgel. Voor het Duo (lijkt zo weggelopen uit de 2-stemmige Inventiones van Bach!) schrijft hij voor de linkerhand de Trompet voor, voor de rechterhand een cornet-registratie. Zijn Tierce en taille is typisch eigentijdse muziek, is zoetelijk maar blijft heel smaakvol. 2.6.9. De meeste orgelwerken uit dit programma stammen uit de tijd rond 1700: de 5 (oneven) versregels uit het 9-delige kyrie uit de mis in de 1e toon (dorisch) van Couperin, 2 orgelverzen van De Grigny (werd weer door Bach erg bewonderd, o.a. om zijn 5-stemmige fuga's) over "Veni creator", en de orgelverzen (suite) van Guilain over het Magnificat in de 2e toon. Naast een veelheid van typisch Franse vormen en registraties hoort u ook de twee gedaantes van het "volle werk": het plechtige 'Plein jeu' (= prestantenplenum, ook bekend in Noord-Europa) en het zuidelijke, feestelijke 'Grand jeu' (= alle imitatieregisters, met de trompetten als centraal element). Een 'Plein chant' heeft een Plein jeu-registratie, het pedaal speelt met de Trompet de melodie. 1.3.5.8. Een registratie als Grand jeu was ook in Spanje geliefd, daar waren soms trompetten horizontaal in het front geplaatst, wat een indrukwekkend effect in de kerk teweeg kon brengen! Het concert begint met een Entrada voor zulke trompetten (waarop 3 canciones met echo's volgen). Ook nog twee typisch Spaanse vrije werken: één met een solo voor de rechterhand (de Cornet met echo), en één met de solo voor de linkerhand (izquierda). De solo van het laatste stuk wordt eerst gekleurd door het register Sesquialter, daarna door de Scherp (beide van het Rugpositief). En nog een stuk vol dissonanten (tiento de falsas), een vorm die in Spanje erg geliefd was. |
Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij
1. | Entrée pontificale M. Enrico Bossi (1861-1925) |
2. | Prelude, Fugue et variation, Op. 18 Cesar Franck (1822-1890) |
3. | Symphonie I, Op. 14 Louis Vierne (1870-1937)
Prelude Fugue Pastorale Allegro vivace (Scherzo) Andante Finale |
Op zaterdag 2 februari gaf Jan Pieter Karman een concert op het orgel van de Pauluskerk in Breukelen, het eerste in een serie van vijf in het eerste halfjaar van 2008. Het concert van 2 februari was gewijd aan de Franse Romantiek. Het gebeurt maar zelden dat Maria Lichtmis en Karnavalszaterdag samenvallen, maar door de uitzonderlijk vroege Pasen was dat dit jaar toch het geval. Op deze avond in de Pauluskerk gingen de gedachten eerder naar het afsluiten van de Veertig Dagen na Kerstmis dan naar het begin van de Veertig Dagen voor Pasen. De Entrée Pontificale van de Italiaan Bossi stelt het publiek dan meteen al voor de vraag wie er dan pontificaal binnentreedt op die plechtige, breed golvende klanken. De Paus is het niet, noch enig andere kerkvorst. Het is Maria zelf, die, gevat in het invallend licht, eindeloos intocht houdt, voor het eerst weer sinds de Kerstnacht. Prélude, Fugue et Variation van César Franck verhalen vervolgens van de duiven die zij meebrengt ter heiliging en verzoening, na de geboorte van het Kind. Een paar tortelduiven of twee jonge duiven, maar nu een hele kerk vol. Drie orgelwerken vanavond, drie. Wegens zijn lengte was de Eerste Symphonie van Vierne ook meteen het laatste programmaonderdeel. Zo'n kathedrale symfonie is niet na te vertellen, die is te overrompelend, te onderdompelend. Een paar steekwoorden bij elk van de zes delen. Overrompelende mystiek in de Prélude, een mysterium tremendum ac fascinans, de Engel daalt. De Fugue: het water vlug, de wierook vluchtig, de duif los, de geest waait. In de Pastorale de goede herder, de andere vogels, een vlucht ganzen, de zegen. Allegro: licht- en schaduwval door het gebladerte. Het Andante gaat in kalme gang, staat hier en daar stil, kijkt peinzend links à rechts, het laatste licht sterft weg. De Final is de kathedraal finaal, ergens doet nóg een orgel mee, Maria danst de kerk uit, de lampen dansen, de kerk danst zelf. Purification.
Wim Vroon |
Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij
1. | "In dir ist Freude", BWV 615 Johann Sebastian Bach (1685-1750) |
2. | Ciacona in c, BuxWV 159 Dieterich Buxtehude (1637-1707) |
3. | Fantasia/Concerto in G, BWV 571 Johann Sebastian Bach (Allegro) Adagio Allegro |
4. | Sonata II in c, Op. 65 No. 2 Felix Mendelssohn (1809-1847) Grave Adagio Allegro maestoso e vivace Fuga - Allegro moderato |
5. | "Veni Creator", Plein chant en taille, à 5 Nicolas de Grigny (1672-1703) |
6. | Noël "Vous qui désirez sans fin" Jean-François Dandrieu (1682-1738) Trio En Musette (3 variaties) En Duo En Grand jeu (2 variaties) |
7. | Suite Gothique, Op. 25 Léon Boëllmann (1862-1897) Introduction-Choral Menuet gothique Prière à Notre-Dame Toccata |
HOOFDWERK (HW) manuaal 2, C-f''' | RUGPOSITIEF (RP) manuaal 1, C-f''' | PEDAAL C-d' | |||
Prestant | 8' | Prestant | 4' | Prestantbas | 8' |
Roerfluit | 8' | Holpijp | 8' | Subbas | 16' |
Salicionaal | 8' (C-H in Ro 8') | Quintadena | 8' (doorlopend) | Koraalbas | 4' |
Octaaf | 4' | Roerfluit | 4' | Bazuin | 16' |
Fluit | 4' (f ° overbl.) | Octaaf | 2' | ||
Gemsquint | 3' | Sesquialter | 1½' 2 sterk | ||
Mixtuur | 2' 5 sterk | Scherp | 1' 3-4 sterk | ||
Trompet | 8' | Dulciaan | 8' | ||
Speelhulpen: 3 Koppelingen (Ped-Hw, Ped-Rp, Rp-Hw), Tremulant (Rp). |
Johan de Koff jr. heeft in dit orgel uit 1953 materiaal verwerkt van het vorige instrument, een ombouw door J. Proper in 1909 van het orgel uit het voormalige kerkgebouw. Van de 20 stemmen is ca. 1/3 deel uit 1953, 1/3 deel uit 1909 en 1/3 deel uit de 19e eeuw. De Sesquialter dateert uit 1983, en is een vervanging door de fa. Flentrop van de oorspronkelijke Quintfluit 1½'. Het kerkgebouw uit 1909 is naar het ontwerp van architect Arie Griffioen. Zie ook bij: Utrecht Orgelland.
Jan Pieter Karman heeft orgel en kerkmuziek gestudeerd in Arnhem bij o.a. Bert Matter en Wim Kloppenburg, haalde het diploma uitvoerend musicus aan het Sweelinckconservatorium in Amsterdam bij Hans van Nieuwkoop en de aantekening improvisatie in Den Haag bij Jos van der Kooij. Voorts studeerde hij muziekwetenschap in Utrecht, welke studie hij afsloot met een orgelbouwkundige scriptie teneinde de reconstructie voor te bereiden van het Flaes-orgel in de Grote Kerk te Driebergen. Hij werd finalist op zowel interpretatie- als improvisatieconcoursen (het NCRV-orgelconcours in de St.-Laurens te Rotterdam 1994, en de internationale improvisatieconcoursen van Knokke-Heist 1995 en Haarlem 1996). Als concerterend organist heeft hij grote voorliefde voor het romantische orgelrepertoire, zowel van Franse als Duitse origine. Met anderen richt hij zich op een herstel van vespervieringen als een liturgisch-kerkmuzikale traditie met antifonale zangpraktijk. Als organist is hij verbonden aan de Breukelse Pieterskerk, waar hij het fraaie Bätz/Witte-orgel uit 1787/1867 bespeelt. |