1 jan. , 2 febr. , 1 maart , 5 april , 3 mei , 7 juni , 29 aug. , 26 sept. , 31 okt. , 28 nov. , 2009
De Koff orgel Jan Pieter Karman foto Wouter van Belle
J.P. Karman en orgel



2e halfjaar:

    29 augustus
    26 september
    31 oktober
    28 november
elke laatste vrijdag van de maand, 's avonds om 20.00 uur:  

    Het orgel als orkest
    Bach-concert — werken van J.S. Bach
    Fantasieën over "Ein feste Burg/Een vaste burcht"
    Adventsconcert, o.a. de grote koraalfantasie over
    "Nun komm' der Heiden Heiland" van Bruhns
nieuwjaarsconcert:   donderdag 1 januari '09, 's middags om 16.00 uur




vrijdag 28 november 2008, 20.00 uur

Adventsconcert
"Nun komm' der Heiden Heiland"


& het kinder-kerstliedje
"Vom Himmel hoch da komm' ich her"

Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij



P R O G R A M M A

1. Nun komm' der Heiden Heiland
    Orgelbüchlein - BWV 599
Johann Sebastian Bach, 1685 - 1750
2. Praeludium e-moll
    (de "grote")
Nicolaus Bruhns, 1665 - 1697
3. Nun komm' der Heiden Heiland
    a 2 clav. e pedale - BWV 659
Johann Sebastian Bach
4. Nun komm' der Heiden Heiland
    a due bassi e canto fermo - BWV 660
Johann Sebastian Bach
5. Nun komm' der Heiden Heiland
    in organo pleno, canto fermo in pedale - BWV 661    
Johann Sebastian Bach
6. Vom Himmel hoch da komm' ich her
    a 2 clav. e ped.
Georg Böhm, 1661 - 1733
7. Koraalfantasie over
    "Nun komm' der Heiden Heiland"
Nicolaus Bruhns
8. Vom Himmel hoch da komm' ich her Johann Sebastian Bach
    - Orgelbüchlein - BWV 606
    - Einige canonische Veränderungen - BWV 769
- Var. I a 2 clav. e ped.     in canone all' ottava
- Var. II a 2 clav. e ped. alio modo in canone alla quinta
- Var. III     a 2 clav. e ped. in canone alla settima
- Var. IV a 2 clav. e ped. in canone all' ottava per augmentationem
- Var. V a 2 clav. e ped. l'altra sorte del canone al rovescio: alla
1) sesta, 2) terza, 3) seconda, e 4) nona
    - Orgelbüchlein - BWV 606
9. Orgelpartita über "Nun komm' der Heiden Heiland"    
Op. 8:1 (1933)
    - Toccata
    - Choral mit Variationen
    - Toccata
Hugo Distler, 1908 - 1942




vrijdag 31 oktober 2008, 20.00 uur

Orgelbewerkingen over het Lutherlied
Ein feste Burg ist unser Gott


Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij



P R O G R A M M A

1. Phantasie - Ein feste Burg is unser Gott Jan Zwart (1877-1937)
2. Choralfantasie - Ein feste Burg ist unser Gott Michael Praetorius (1571-1621)
3. Choralbearbeitung - Ein feste Burg ist unser Gott Johann Sebastian Bach (1685-1750)
4. Fest-Ouvertüre - Ein feste Burg ist unser Gott Franz Liszt (1811-1886)
5. Choralvorspiel - Ein' feste Burg ist unser Gott Johann Pachelbel (1653-1706)
6. Choralpartiten - Ein feste Burg ist unser Gott Daniel Magnus Gronau (ca.1690-1747)
7. Choralphantasie
    (op. 27)
- Ein feste Burg ist unser Gott Max Reger (1873-1916)

Luther
Portret van Martin Luther, door Lucas Cranach d.Ä., 1529
bron: Wikipedia


Ein' feste Burg ist unser Gott

Ein' feste Burg ist unser Gott, ein gute Wehr und Waffen;
Er hilft uns frei aus aller Not, die uns jetzt hat betroffen.
Der alt' böse Feind, mit Ernst er's jetzt meint;
gross' Macht und viel List sein' grausam' Rüstung ist,
auf Erd' ist nicht sein gleichen.

Mit unsrer Macht is nichts getan, wir sind gar bald verloren;
es steit't für uns der rechte Mann, den Gott hat selbst erkoren.
Fragst du, wer der ist? Er heisst Jesu Christ,
der Herr Zebaoth, und ist kein andrer Gott.
Das Feld muss er behalten.

Und wenn die Welt voll Teufel wär' und wollt' uns gar verschlingen,
so fürchten wir uns nicht so sehr, es soll uns doch gelingen.
Der Fürst dieser Welt, wie sau'r er sich stellt,
tut er uns doch nicht; das macht, er ist gericht't:
Ein Wörtlein kann ihn fällen.

Das Wort sie sollen lassen stahn und kein'n Dank dazu haben;
Er ist bei uns wohl auf dem Plan mit seinem Geist und Gaben.
Nehmen sie den Leib, Gut, Ehr', Kind und Weib:
Lass fahren dahin, sie haben's kein'n Gewinn,
Das Reich muss uns doch bleiben.


Eine feste Burg
Geborduurd kleedje met het begin van de tekst
en een afbeelding van Martin Luther, Zuid-Duitsland 1883
bron: Wikipedia



T O E L I C H T I N G
 
31 Oktober 1517 is de dag dat monnik*) Maarten Luther 95 stellingen (discussiepunten) bevestigde aan de deur van de slotkerk van Wittenberg. Die daad werd het symbool van een beweging die de kerk zou hervormen — en ook tot de grote splitsing in de westerse Christelijke kerk zou leiden: de Rooms-Katholieke tak en de Protestantse takken.

Onverhoopt en ongedacht kreeg Maarten Luther het daardoor zwaar te verduren. Hulp en troost vond hij in de boeken van de bijbel, voor hem het ware woord van de enige God. Om alle mensen de mogelijkheid te geven, Gods woord te leren kennen, vertaalde hij de bijbel in de landstaal. Een van de bijbelboeken is het Boek der Psalmen. Sommige psalmen troffen Luther zo sterk, dat hij er berijmingen van maakte, en bijpassende melodieën — zodat ze gezongen konden worden: Maarten Luther hield van muziek en was een muzikaal man. Hij meende dat muziek de duivel verdreef en toorn, begeerte en hoogmoed liet verdwijnen.

Eén van die liederen, gebaseerd op Psalm 46, is zelf het lied van de hervorming geworden. In moeilijke tijden en omstandigheden werd het gezongen, thuis, op de scholen en in de kerken van de reformatie, in rechtzalen en gevangenissen. Het lied spreekt van het vertrouwen in God, die zal redden en die de oorlogen zal doen ophouden op de aarde.

Dit lied heeft door de eeuwen heen toondichters aangesproken. En zo reikt het programma van het eind van de 16e eeuw tot het begin van de twintigste, met werken van Praetorius, Pachelbel, Bach, Gronau, Liszt, Reger en Jan Zwart. De lutheraan Zwart schreef zijn fantasie voor het 4e eeuwfeest in 1917, de katholiek Reger schreef in 1898 een onovertroffen koraalfantasie (als 1e in een reeks van zeven) van het type waarin de tekst van alle strofen achtereenvolgens muzikaal wordt getoondicht. Michael Praetorius' fantasie staat nog dicht bij het vokale renaissance-motet, en Liszt transcribeerde Nicolaï's feest-ouverture voor koor, orgel en orkest t.g.v. een universiteitsjubileum in Koningsbergen. Bachs versie was bedoeld voor een orgelinwijding, Pachelbel en Gronau schreven voor 'gewoon' kerkelijk gebruik (oorspronkelijk staat het lied aangegeven voor Invokabit, de 1e lutherse passiezondag).
*)  Een citaat uit:  J. Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen, 3 (1998/2006), p. 272:
Op woensdag 2 juli 1505 maakt een onweersbui boven Thüringen geschiedenis. Op die dag is ene Martin (Maarten) Luther, zoon van een Saksische mijnwerker, onderweg van Mansfeld naar Erfurt, waar hij rechten studeert. Bij het dorp Stotternheim, nabij Erfurt, wordt hij door de bui overvallen en als vlak bij hem de bliksem inslaat, legt hij in zijn angst (toch al geëmotioneerd door de onverhoedse dood van een paar vrienden en de dreiging van een pest-epidemie) een gelofte af: 'Hilf du, S. Anna, ich will ein Mönch werden.'  Deze gelofte lost hij ondanks de woede van zijn vader en niettegenstaande zijn eigen tegenzin, nog dezelfde maand in. Op 17 juli 1505 staat hij, 21 jaar oud, aan de poort van het strenge klooster van de Augustijnen te Erfurt.
[Noot:  Luther-Chronik, Daten zu Leben und Werk, zsgest. v. Andrea van Dülmen (München 1983) 12, 13.]



Op vrijdagavond 28 november staat voor dit jaar het laatste concert op het De Koff-orgel geprogrammeerd. Op het programma dan werken van Bach (BWV 659-661), Bruhns en de in 1908 geboren Distler over het adventslied bij uitstek: "Nun komm der Heiden Heiland". Ook Bachs fameuze Canonische Veränderungen over het kinder-kerstliedje "Vom Himmel hoch da komm ich her" zullen dan klinken.




vrijdag 26 september 2008, 20.00 uur

werken van
Johann Sebastian Bach

(1685 - 1750)

Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij



P R O G R A M M A

1. Fantasia super: Komm, Heiliger Geist, Herre Gott
    In Organo pleno. Canto fermo in Pedale.
BWV 651
2. Kleines harmonisches Labyrinth in C, 3 delen:
    Introitus (binnenkomst)
    Centrum (midden)
    Exitus (uitgang)
BWV 591
3. Triosonate nr. 4 in e, 3 delen:
    Adagio-Vivace
    Andante
    Un poco allegro
BWV 528
4. Partite diverse sopra: O Gott, du frommer Gott
    (9 partita's – koraal en 8 variaties)
BWV 767
5. Pedalexercitium in g BWV 598
6. Komm, Heiliger Geist, Herre Gott
    (Alio modo.) a 2 Clav. e Pedale.
BWV 652
7. Toccata, adagio en fuga in C BWV 564


T O E L I C H T I N G
 
1. en 6.   Komm, heiliger Geist, Herre Gott — BWV 651 en 652 (Lb gez 240).

Dit zijn de eerste twee grote koraalbewerkingen uit Bachs '18 Choräle'. De Fantasia is van deze reeks koralen het feestelijke openingswerk voor een plenum van prestanten: een toccata-achtig stuk met de melodie in het pedaal, de bas. Pinksterliederen of liedstrofen over de Geest hebben bij Bach vaak de melodie in de bas. De Geest werkt hier 'beneden', op aarde, en in de muziek is 'beneden' de bas. De tweede bewerking gaat over hetzelfde pinksterlied, maar 'op een andere manier' (alio modo): ze heeft een rustig, meditatief karakter. Elke melodieregel (in de sopraan) wordt uitgebreid ingeleid door de andere stemmen met zgn. voorimitaties, conform de traditie van de Noordduitse orgelschool uit de 17e eeuw. In de laatste regel (tekst: twee maal Halleluja) krijgt ook deze bewerking een feestelijk karakter, o.a. door de toepassing van twee maal zo snelle notenwaarden.

2.   Kleines harmonisches Labyrinth — BWV 591.

Eerst een kort woord over de betekenis van het labyrint (doolhof). In Europa is het oudste en bekendste dat van Kreta. Hierin huisde de mythische Minotaurus, die leefde van mensenvlees (symbolisch voor het dodenrijk, waaruit niemand terugkeert). Theseus, de latere koning van Athene, wist het monster te verslaan en met de draad van Ariadne de uitgang te bereiken. De vroeg-christelijke kunst nam de symboliek over: nu is het Christus die de mensenhater Satan verslaat. In gothische kathedralen is vaak op de vloer zo'n labyrint aanwezig, en sinds de renaissance is het labyrint geliefd in de Westeuropese tuinarchitectuur, vooral in de 18e eeuw. In die laatste vorm zal Bach het zeker gekend hebben.

Door hun harmonische onbestemdheid golden werken als BWV 591 in de barok als raadselcomposities. Bij Bach is er duidelijk nog een diepere laag aanwezig, die nauw verbonden is met de tot begin 18e eeuw — en door Bach zijn hele leven — aangehangen muziektheorie. Deze was nog niet gebaseerd op het octaafsysteem uit de late barok met zijn 7 verschillende tonen in het octaaf (bijv.: c d e f g a b), maar op het hexachord-systeem van Guido van Arezzo (11e eeuw). Een hexachord is een reeks van 6 tonen (bijv.: c d e f g a), en gold zowel muziektheoretisch als theologisch als heel belangrijk omdat je het opgebouwd kunt denken uit de 2 belangrijkste drieklanken, de grote of perfecte (c e g) — die stond voor God en zijn majesteit — en de kleine of imperfecte (d f a) — symbolisch voor de mens en diens nederigheid. Cruciaal in de verbinding tussen beide akkoorden is de halve toonafstand e-f, ofwel mi-fa.

Wat gebeurt er nu in BWV 591, Bachs labyrint? Na een rustig begin wordt de Introitus getypeerd door het dalende interval fa-mi, symbolisch voor de menselijke moeite, pijn en smart. Hieraan wordt op een gegeven moment de tritonus (diabolus in musica: de duivel in de muziek) toegevoegd. Het Centrum heeft ook deze beide intervallen, maar wordt gedomineerd door het stijgende mi-fa. Door de combinatie van mi-fa en fa-mi wordt de dialoog tussen God (van grote naar kleine drieklank) en mens (andersom) en de werking van het Woord Gods (Christus) voorgesteld. De ontknoping biedt de Exitus: in dit gedeelte veel minder dissonanten en een goed te volgen harmonische gang naar de zgn. authentieke afsluiting met dominant resp. tonica — de uitweg is gevonden, Christus heeft de mens verlost.

De overige werken van het programma.

3.   Een Triosonate is in feite kamermuziek gespeeld op orgel: de beide melodie-instrumenten op de beide manualen, continuo (en bas) op het pedaal.

4.   Het lied "O Gott, du frommer Gott" gaat over de levenswandel van de gelovige te midden van de roeringen van het dagelijks bestaan. De 9 partita's zijn in feite een koraalzetting (partita I) met 8 variaties. Tussen deze 8 variaties en de 8 strofen van het lied bestaan duidelijke parallellen: de variaties geven de tekst-inhoud in muziek weer. Heel duidelijk is dit bijv. bij de ena laatste variatie (partita VIII): de tekst gaat over het levenseinde van de mens, de muziek beeldt dit uit met chromatische lijnen.

5.   Het Pedal-exercitium is meer dan een pedaaloefening. Het is zeker een grondige étude, want alle pedaaltoetsen worden gebruikt, maar door de gebruikte impliciete harmonieën is het ook heel boeiende muziek. In dit programma fungeert het tevens als een preludium voor "Komm, heiliger Geist, Herre Gott", BWV 652.

7.   De bekende Toccata BWV 564 ademt nog typisch de sfeer van de Noordduitse Stylus fantasticus met toccata-, fuga- en liedachtige gedeelten, pedaalsolo's, gedeelten met brede akkoorden en vooral de nodige verrassingseffecten...




vrijdag 29 augustus 2008, 20.00 uur

vakantieprogramma:

h e t   o r g e l   a l s   o r k e s t

Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij



P R O G R A M M A

1. Suite gothique (I), Op. 25, 4 delen:
    - Introduction-Choral
    - Menuet gothique
    - Prière à Notre Dame
    - Toccata

L. Boëllmann (1862-1897)
2. Concerto I in G, BWV 592,
naar een vioolconcert van A. Vivaldi, 3 delen:
    - (Allegro)
    - Grave
    - Presto

J.S. Bach (1685-1750)
3. "Ach wie nichtig, ach wie flüchtig", 8 partita's

G. Böhm (1661-1733)
1 - Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig,
de vakantiedagen.
Zo lang ernaar uitgekeken,
mijn oneindige drie weken.
Als een zucht zijn zij verstreken.

2 - Ach, hoe nietig, ach, hoe vluchtig,
de vakantiedagen.
Wij bekijken fraaie kerken
en bezichtigen de zerken
van hen die al niets meer merken.

3 - Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig,
de vakantiedagen.
Ons een weg lopen te banen
langs de schatten van Toscane.
Het is glorie. Maar vergane.

4 - Ach, hoe nietig, ach, hoe vluchtig,
de vakantiedagen.
Kom ik t'rug van de Azoren,
tot over allebei mijn oren.
Nooit zal zij iets laten horen.

5 - Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig,
de vakantiedagen.
Onder onheilszwang're luchten
waaruit donder is te duchten
vlucht ik van de Brug der Zuchten.

6 - Ach, hoe nietig, ach, hoe vluchtig,
de vakantiedagen.
Middernachtzon bij de Noren.
Spiegelend als nooit tevoren
ligt de Noordpool onbevroren.

7 - Ach, hoe vluchtig, ach, hoe nietig,
de vakantiedagen.
Ieren, Basken, Sla- en Serven
zag ik strijdend bij mijn zwerven.
Nu nog Napels zien. Dan sterven.

8 - Ach, hoe nietig, ach, hoe vluchtig,
de vakantiedagen.
Wij gedenken niet het vrije
van die dagen, noch het blije,
maar het o! voorgoed voorbije.

aug. 2008, Wim Vroon

4. Voluntary in C, Op. 5:1, 4 delen:
    - Adagio
    - Andante
    - Slow
    - Allegro

J. Stanley (1713-1786)
5. Sonata I in f, Op. 65:1 (1844/5), 4 delen:
    - allegro moderato e serioso, waarin het koraal
        "Was mein Gott will, das g'scheh allzeit"
    - adagio
    - andante   Recit
    - allegro assai vivace   Finale

F. Mendelssohn (1809-1847)


T O E L I C H T I N G
...het orgel als orkest...

    Orkesten met een min of meer vaste samenstelling van instrumenten bestaan pas sinds de 2e helft van de 17e eeuw. Wel kennen we in Europa al sinds de late middeleeuwen de gilden van stadspijpers (blazers) en -trompers (trompettisten) met een publieke functie (de trompers o.a. op de torens).

    In de 15e eeuw was het orgel in technisch opzicht al zo ontwikkeld en was de vernieuwingsdrang t.a.v. dit instrument zo groot dat in deze en in de 16e eeuw het hele toenmalige arsenaal aan blaasinstrumenten op orgel kon worden nagebootst. Een groot stadsorgel beschikte daartoe over een keur aan imitatie-stemmen (in Italie vaak aangeduid als de 'registers van het orkest'), naast de eigenlijke prestantstemmen (de vanouds typerende 'registers van het orgel'): allerlei soorten fluiten, trompetten, bazuinen, dulciaans, kromhoorns, zinken, schalmeien e.d. (Deze vorm van mechanisatie ging overigens wel ten koste van de broodwinning van de andere stadsmuzikanten.)

    In de 16e en 17e eeuw was het orgel dan ook een belangrijk instrument in de stedelijke samenleving: menige magistraat — kerk en staat trokken in die tijd nog samen op — liet een bezoeker van buiten trots hun grote orgel zien, met z'n klankschittering en veelheid van mogelijkheden: een juweel van en prestige-object voor de stad! (...de langste kerk, de hoogste toren, het grootste orgel...)

    In de 17e eeuw steeg ook de technische perfectie van andere instrumenten. In deze eeuw verdrong bij de strijkers de familie van het viooltype die van het violatype, en zien we de grondvorm van het zgn. strijkorkest ontstaan (met 1e en 2e violen, altviolen, celli en contrabassen). Voor zo'n orkest schreef Vivaldi zijn vioolconcerten. Via transcripties van o.a. Bach konden deze ook op orgel klinken — om de strijkers te imiteren gebruikte de organist helder geïntoneerde prestantregisters en combinaties daarvan.

    Een strijkorkest kon worden aangevuld met enkele blazers, vaak voor solo- doeleinden. Dat is terug te vinden in de voluntary van Stanley: in het 2e deel klinken 2 trompetten met echo's, en het 4e de hoge tonen van een dwarsfluit.

    In de orkesten uit de Barok was het klavecimbel het centrale instrument dat voor de harmonische samenhang zorgde. Het werd bespeeld door de dirigent(-klavecinist). Voor klavecimbel solo heeft Böhm zijn acht partita's (= 'deeltjes': variaties) "Ach wie nichtig..." geschreven. Zo'n reeks partita's klinkt ook uitstekend op orgel, en is ideaal om de veelheid van registratiemogelijkheden van dit instrument te laten horen. Onze taalkunstenaar Wim Vroon heeft bij dit lied een prachtig contrafact (='tegen-maaksel': de tekst van een wereldlijk lied wordt veranderd in of vervangen door een geestelijke tekst, of omgekeerd) gemaakt, gericht op de ijdel- en voorbijheid van de vakantie.

    Het symfonieorkest, dat zijn oorsprong heeft in de late 18e eeuw (de Klassieke tijd), is een groot strijkorkest met meervoudig bezette hout- en koperblazers, harpen en slagwerk. De klank van zo'n orkest gold als ideaal voor de orgelbouw uit de 19e eeuw. Met name het Franse symfonische orgeltype van Cavaillé-Coll heeft grote faam verworven. Voor dit type orgel schreef Boëllmann zijn 1e Suite. Ook de 1e Sonate van Mendelssohn is gedacht voor een orkestraal of symfonisch gedacht orgel. Typerend in het algemeen voor de orgels uit de 19e eeuw is het krachtige geluid, waarin trompet-registers (het 'koper' van het orkest) een grote rol spelen. In de voorgaande eeuwen was de belangrijkste rol die van de prestantstemmen met een heldere intonatie en de daaruit opgebouwde doorzichtige plena.




7 juni 2008, 20.00 uur

op weg naar de romantiek

...een eeuw Duitse muziek...


Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij


P R O G R A M M A

... Barok ...
1. Preludium en dubbelfuga in d J.L. Krebs (1713-1780)
2. Nun freut euch, lieben Christen, g'mein J.L. Krebs

... Galante stijl ...
3. Herzlich lieb hab ich dich, o Herr
    (1740)
J.L. Krebs
4. Trio in Es
    - (andante)
    - vivace
J.L. Krebs
... Empfindsamkeit ...
5. Fantasie en fuga in c,
    Wq 119:7 (rond 1756)
C.Ph.E. Bach (1711-1788)

... Klassieke tijd ...
6. Andantino in Bes (1794) Chr.G. Tag (1735-1811)
7. Fantasie in f, KV 594 (1790)
    - adagio
    - allegro
    - adagio
W.A. Mozart (1756-1791)
... Romantiek ...
8. Trio over "Jesu, meine Freude" E.Fr. Richter (1808-1879)
9. Sonata I in f, Op. 65: 1 (1844/5)
    - allegro moderato e serioso, waarin het
        koraal "Was mein Gott will, das g'scheh allzeit"

    - adagio
    - andante   Recit
    - allegro assai vivace   Finale
F. Mendelssohn (1809-1847)


T O E L I C H T I N G
 
In 100 jaar tijd kan er veel veranderen. Zo ook in de periode van 1715 tot 1815. Rond 1715 begon zich de Galante stijl te manifesteren. Deze keerde zich met zijn lichte melodiek tegen de nu als te zwaar ervaren contrapunctiek van de Barok. In de kerkmuziek bleven de strenge vormen van de Barok nog het langst voortduren; de lichtvoetige galante muziek had voor kerkelijk gebruik een te expliciet profaan karakter. Maar ook in deze 'ernstige' werken, zoals het 'Preludium en dubbelfuga in d' en het korte koraalvoorspel "Nun freut euch" (naar een van de modellen uit Bachs Orgelbüchlein), beide van Krebs, is duidelijk 18e eeuwse elegantie te bespeuren. Krebs' "Herzlich lieb" – dat zich qua melodie en tekst hier ook goed voor leent – en zijn vele trio's (voor 2 manualen en pedaal) hebben een onmiskenbaar galant karakter.

Rond 1740 ontstond een expressieve variant van de Galante stijl, de Empfindsamkeit. Waar de expressiviteit later nog verhevigde, sinds ca. 1760, spreekt men wel van Sturm und Drang. C.Ph.E. Bach is een duidelijke exponent van deze expresieve stijlfase. Als componist voor orgel is hij vooral bekend geworden door zijn 6 Sonates; de 'Fantasie en fuga in c' stamt uit diezelfde tijd (de Berlijnse periode, 1754-1758). Met deze expressieve stijlfase kwam de Barok ten einde en was de weg vrijgemaakt voor de Klassieke tijd.

De Klassieke tijd – 'klassiek' geheten gezien de balans tussen verstand en gevoel, vorm en inhoud – liep van ca. 1780 tot 1815. Het vriendelijke 'Andantino' van Tag heeft een rondovorm (schema ABACA), en doet sterk aan pianomuziek denken. Tag was leerling geweest bij Homilius, een oudleerling van J.S. Bach. Mozarts "Ein Stück für ein Orgelwerk in einer Uhr" is geschreven voor een klok waarvan het automatisch speelwerk uit een klein orgeltje bestond. De klok hoorde bij het Laudon-mausoleum in Wenen. Dat het om treurmuziek gaat is aan beide langzame hoekdelen (adagio) goed te horen.

Zou je de fugatische stijl van de Barok kunnen typeren als het primaat van het verstand, in de Romantiek ligt het primaat bij het subjectieve gevoel, bij de persoonlijke gevoelsuitdrukking van de componist. In de speciaal voor kerkelijk gebruik dienende koraalvoorspelen konden echter tot ver in de 19e eeuw barokke technieken en speelmanieren blijven doorklinken, zoals in Richters "Jesu, meine Freude". Richter was autodidact en bekwaamde zich later verder bij Mendelssohn. Hij was evenals Bach cantor van de Thomaskirche in Leipzig.

Mendelssohn was de schepper van de 'koraalsonate': in het 1e deel van Sonata I fungeert het koraal "Was mein Gott will" als een 2e thema. Het 2e deel is heel 'dolce', het 3e deel (Recit = verhaal) confronteert dynamische uitersten met elkaar (pp en ff), het 4e deel heeft het karakter van een bruisende toccata.



Slotkoncert Jan Pieter Karman


Zaterdag 7 juni gaf Jan Pieter Karman in de gereformeerde kerk in Breukelen, de Pauluskerk, het laatste koncert in een reeks van vijf, met ditmaal als thema 'Op weg naar de Romantiek - een eeuw duitse muziek'.

Er zijn niet zo veel dingen mooier dan op een stille voorzomeravond luisteren naar duitse orgelmuziek. Het licht draalt, in de kerk schemert het wat, zwaluwen scheren langs de vensters, de mensen zitten stil in hun banken. De muziek verschuift langzaam van Barok naar Romantiek, van Krebs naar Mendelssohn; het is niet echt vast te stellen waar barok galant wordt, waar galant empfindsam, empfindsam klassiek en klassiek romantisch, maar na een uur zijn we honderd jaar verder en in een andere klankwereld. Aksenten zijn verschoven, modes opgekomen, bakens verzet, betekenissen verlopen, smaken gaan verschillen, vormen veranderd, stijlen geëvolueerd, genres uitgestorven, grenzen verlegd. Verstandige Barok bracht gevoelige Romantiek voort. Om die wording, die genesis, voor deze gelegenheid wat bijbels te formuleren: J.L. Krebs gewon C.Ph.E. Bach, C.Ph.E. Bach gewon Chr.G. Tag, Chr.G. Tag gewon W.A. Mozart, W.A. Mozart gewon E.Fr.E. Richter en E.Fr.E. Richter gewon F. Mendelssohn.

Met het tweede halfjaar begint er een nieuwe reeks orgelkoncerten, nu op vrijdagavond. Het eerstvolgende is op vrijdag 29 augustus. Jan Pieter Karman speelt dan een vakantieprogramma.

Wim Vroon
Breukelen, 13 juni 2008




3 mei 2008, 20.00 uur

Barokmuziek uit Noord-, Midden- en Zuid-Duitsland


Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij


P R O G R A M M A

... Noord-Duitsland ...
1. Magnificat in de 8e toon - 4 orgelverzen
    - melodie in tenor (pedaal)
    - voor 2 klavieren, omspeelde melodie in sopraan
    - koraalmotet, melodie in bas
    - a 3, melodie in tenor (onderstem)
H. Scheidemann (1596-1663)
... Midden-/Zuid-Duitsland ...
2. Magnificat in de 8e toon
    - cyclus van 4 fuga's
    - slotfuga (3-delig)
J. Pachelbel (1653-1706)
... Zuid-Duitsland ...
3. Toccata tertia in a G. Muffat (1653-1704)
4. Ciacona in G G. Muffat
... Midden-Duitsland ...
5. Nun bitten wir den Heiligen Geist - 2 orgelverzen
    - fughetta (over de 1e koraalregel)
    - a 5, voor 2 klavieren en pedaal
J.G. Walther (1684-1748)
6. Concerto naar Taglietti - 4 delen
    adagio - allegro - adagio - allegro
J.G. Walther
... Noord-Duitsland ...
7. Vater unser im Himmelreich
    à 2 Claviers et Pedal
G. Böhm (1661-1733)
8. Freu dich sehr o meine Seele
    9 (van de 12) partita's
G. Böhm
9. Praeludium (en fuga) in C G. Böhm


T O E L I C H T I N G
 
    We beginnen onze muzikale rondreis door het barokke Duitsland in het noorden, in de Hamburgse Catharinakerk, waar Heinrich Scheidemann – een van de bekendste leerlingen van Sweelinck – organist was. De lutheranen hadden de voor-reformatorische liturgie grotendeels gehandhaafd, en ook de vespers (avondgebed) met als vast en centraal gedeelte de Lofzang van Maria: het Magnificat, waaraan toegevoegd het Gloria Patri, ofwel het Klein-Gloria. Van de 10 verzen uit Lukas 1 werden er naar Hamburgse gewoonte 4 op het orgel gespeeld (vers 3, 5, 7 en 9), het Gloria Patri (2 verzen) werd geheel gezongen.

    Johann Pachelbel is in Neurenberg opgegroeid en is daar sinds 1695 weer werkzaam. Daarvoor heeft hij een tijd in Midden-Duitsland en Oostenrijk gewerkt. Bij het Magnificat neemt in Midden- en Zuid-Duitsland het orgel de 6 even verzen voor zijn rekening. Pachelbels Magnificatfuga's zijn echter overgeleverd via de Hamburgse traditie van cycli van 4 verzen. De losse (slot)fuga is echter duidelijk een orgelvers van het Gloria Patri: het thema van de 1e fuga staat voor de Vader, dat van de 2e voor de Zoon, terwijl de 3e fuga deze beide thema's combineert en zo staat voor de Geest, die van de Vader en de Zoon uitgaat. Pachelbel integreert in zijn muziek Noord-Duitsland en Italië.

    Georg Muffat heeft zijn muzikale achtergrond in Frankrijk en vooral in Italië. Zijn 12 toccata's doen nog sterk aan Frescobaldi (zo ongeveer de Italiaanse Sweelinck) denken. Ze zijn opgebouwd uit een afwisseling van rustige en levendige gedeelten, met een vrij vrije benadering van het metrum. Zijn ciacona bestaat niet zozeer uit een aantal variaties boven een vast basthema van 4 maten, maar uit variaties op een melodisch-harmonisch gegeven.

    Van Johann Gottfried Walther, achterneef en vriend van J.S. Bach – een Bach-concert zal in het najaar plaatsvinden – de 2 orgelverzen op het pinksterlied "Nun bitten wir...". Ook de (nieuwe) gemeenteliederen werden bij de lutheranen alternatim (om en om) uitgevoerd, zodat je ook bij lange liederen niet noodgedwongen strofen hoefde weg te laten. Het 2e orgelvers is duidelijk geïnspireerd door de Fransman De Grigny, wiens "orgelboek" door zowel Bach als Walther werd gekopieerd. Het Concerto is een transcriptie voor orgel van een concerto grosso van Giulio Taglietti (1660-1718). Het concerto grosso was een geliefd genre voor strijkers – tutti en soli – uit de 2e helft van de 17e eeuw; ook Bach heeft een aantal van deze concerti voor orgel bewerkt.

    Georg Böhm, organist in Lüneburg, behoort tot de laatste generatie van de 17e eeuwse Noord-Duitse orgelschool, waarvan Sweelinck de belangrijkste grondlegger was. Hij is duidelijk beïnvloed door het verfranste hof in Celle, wat ondermeer blijkt uit het veelvuldig toepassen van kleine versieringen. "Freu dich sehr" geldt wel als het schoolvoorbeeld van de koraalpartita, waarbij op een veelheid van manieren op een koraal wordt gevarieerd. Meestal kan zo'n partita (reeks partita's) geheel manualiter worden uitgevoerd, maar "Freu dich sehr" heeft als laatste partita een koraaltrio, dus voor 2 manualen en pedaal. Het Preludium in C ademt nog duidelijk de sfeer van de stylus fantasticus.




5 april 2008, 20.00 uur

de Nederlanden en Engeland in de 16e en 17e eeuw

(... tot lering en vermaak ...)

Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij


P R O G R A M M A

... 1 - 5   Noordelijke Nederlanden ...
1. Psalm 116. "Ick heb den Heer lief" H. Speuy (ca. 1575-1625)
2. Psalm 116. Vier variaties J.Pz. Sweelinck (1561-1621)
3. Psalm 116. Zes verzen A. van Noordt (ca. 1619-1675)
4. Hexachord fantasia: ut(=do) re mi fa sol la J.Pz. Sweelinck
5. Fantasia nr. 2 in g A. van Noordt

... 6 - 8   Zuidelijke Nederlanden ...
6. Uit de intonaties en versetten in de 2e toon:
    - Volspel
    - Met den Cornet
    - Trompet bas
A. van den Kerckhoven
(ca. 1618-1701)
7. Fantasia pro duplici organo A.v/d Kerckhoven
8. Fantasia in de 8e toon P. Cornet (ca. 1562-1626)

... 9 - 12   Engeland ...
9. Gloria tibi Trinitas J. Bull (ca. 1563-1628)
10. Voluntary for double organ J. Lugge (ca. 1587-1647)
11. Voluntary on the old 100-th ? H. Purcell (1659-1695)
12. Voluntary for double organ H. Purcell


T O E L I C H T I N G
 
De Nederlandse orgelbouw uit de 16e eeuw was toonaangevend in Europa. Een bekende bouwer was H. Niehoff, die rond 1535 ook een orgel bouwde voor de Pieterskerk in Breukelen. Met de beeldenstorm van 1566 zal dit hetzelfde roemloze einde hebben gehad als andere dorpsorgels in ons land. De grote stadsorgels bleven meestal behouden. Deze waren eigendom van de stad, en vervulden ook een belangrijke functie in het publieke leven in de vorm van orgelconcerten. Na de reformatie werden deze concerten ook benut om de melodieën uit het Geneefse psalter meer bekendheid te geven.
Bij kerkdiensten werd het orgel niet meer gebruikt, of alleen bij orgelspel voor en na de dienst. Psalm 116 van Speuy, organist van de Grote kerk in Dordrecht, is zeer waarschijnlijk voor dit doel gebruikt. Dezelfde psalm van Sweelinck, organist van de Oude kerk in Amsterdam, zal eerder op een orgelconcert hebben geklonken. Zowel de 1e en 2e als de 3e en 4e variatie zijn aan elkaar geschreven. Alle variaties hebben de melodie in de sopraan, de laatste twee met omspelingen. Vanaf de jaren 20 van de 17e eeuw werd het orgel steeds meer ook in de diensten gebruikt, om de gemeentezang in goede banen te leiden. Dat proef je in de laatste twee verzen van Psalm 116 van Van Noordt, sinds 1664 organist van de Nieuwe kerk in Amsterdam: deze hebben sterk het karakter van gemeentezangbegeleiding.

    De zuidelijke Nederlanden bleven rooms-katholiek. Wel kun je aan de versetten (orgelverzen voor de alternatimpraktijk) van Van den Kerckhoven de invloed van de Contrareformatie bespeuren: ter vermijding van muzikale overdaad zijn ze kort van lengte. De Fantasia pro duplici organo van dezelfde componist is uniek in zijn oeuvre: het is een dialoog voor de plena van Hoofdwerk en Rugpositief. Zijn de orgels en orgelmuziek van de noordelijke Nederlanden vooral robuust, die van de zuidelijke hebben meer souplesse. Dat geldt ook voor de zangerige Fantasia van Pieter Cornet.

    Met de stichting van de Anglicaanse kerk in 1559 kreeg de Reformatie vaste voet in Engeland. Voor orgelbouwers en -spelers was het een minder vruchtbare tijd. De cantus firmusbewerking Gloria tibi Trinitas, een geliefde psalmantifoon uit de 1e vespers van zondag Trinitatis, zal niet meer in de liturgie hebben geklonken. Bull week evenals veel collegae uit naar het vasteland. Van 1613-'17 was hij collega van Cornet aan het Brusselse Hof.
Onder het bewind van Jacobus I, begin 17e eeuw, kende de Engelse orgelbouw een kleine opleving. Er werden nu ietwat grotere orgels gebouwd dan in de 16e eeuw, orgels met Hoofdwerk en Rugpositief. Daarvoor ontstond een nieuwe vorm: de Voluntary for double organ. Het Hoofdwerk wordt hierin gebruikt voor bassolo's. Tijdens de burgeroorlog in de jaren 40 werd door Puriteinse invloed bijna het gehele orgelbestand vernietigd. Vanaf 1660, het herstel van de monarchie, is er weer een opleving van orgelbouw en -muziek. Uniek is de Voluntary on the old 100-th, dat is de melodie van de Geneefse psalm 134. Purcells Voluntary for double organ is heel uitbundig, en bevat ook solo's voor de discant (sopraan).



ORGELKONCERT DOOR JAN PIETER KARMAN

Op zaterdag 5 april gaf Jan Pieter Karman een koncert op het orgel van de Pauluskerk in Breukelen. Op het programma stonden 16de- en 17de -eeuwse komponisten uit de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden en Engeland. Ondertitel: Reformatie en Contrareformatie. Aan de orde is de soms gewelddadige (beeldenstorm!) overgang van een katholieke naar een protestantse (orgel)kultuur, de scheiding daartussen (Noord/Zuid), de wederzijdse reakties daarop (Reformatie/Contrareformatie). Nieuwe orgeltypes ontstaan, nieuwe koncertpraktijken volgen, begeleide gemeentezang doet zijn intrede.

Zaterdagavond klonken eerst drie noord-nederlandse meesters (Speuy, Sweelinck en Van Noort), bij elkaar ruim tien variaties over Psalm 116. Eén psalm — zeer gevarieerd. Sommige variaties voeren ver van huis, zoals dat is met variaties, sommige zou je mee kunnen zingen ("God heb ik lief ..."), sommige zijn beschouwend, sommige onbestemd, sommige helder, sommige kordaat, sommige dwalend. Na tien keer hoor je met lede oren het einde aankomen: geen Psalm 116 meer.

De Hexachord Fantasia van Sweelinck speelt (met, op, om) de eerste zes treden van de toonschaal:
                                la
                           sol      sol
                       fa                fa
                   mi                        mi
               re                                re
           do                                        do.

Klimmen en dalen langs voor- en achtertrappen, breed of smal, donker of licht.

Uit de katholieke, Zuidelijke Nederlanden waren er werken van Cornet en Van den Kerckhoven. Laatstgenoemde reageert met ongereformeerde bondigheid op de noordelijke, protestantse dwaal-muziek. Ruim en fors opgezette en tegelijk fantasierijke Fantasia's, maar bijna kortaf tegenover alle overdaad.

Engeland kent intussen ook zijn godsdiensttwisten en politieke verscheurdheid. Ook daar veel verwoeste kerken en orgels en een opleving in de orgelbouw als de monarchie er hersteld wordt. Een nieuw genre orgelkomposities ontstaat, de voluntary for double organ, waarin hoofd- en rugwerk zelfstandiger opereren en ook eigen solo's kunnen hebben. Deze zaterdag waren er zulke voluntaries, van Lugge en Purcell. Van Bull speelde Jan Pieter Gloria tibi Trinitas, uit de vesper van zondag Trinitatis. Als een glasblazer blaast Bull van drie één, één glasachtig lichaam, één spiegel-, één vensterglas.

Het volgende koncert, op zaterdag 3 mei, is gewijd aan de duitse Barok.

Wim Vroon




Jan Pieter Karman speelt in de Pauluskerk te Breukelen:

03-05-2008, 20.00 uur — Duitse barok

07-06-2008, 20.00 uur — Duitse romantiek




1 maart 2008, 20.00 uur — Franse en Spaanse barok

Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij

P R O G R A M M A
 
1. Quatro Piezas de Clarines [trompetten] anoniem (XVII)
2. "Kyrie" uit Messe pour les paroisses (1690)
    - Plein chant en taille [tenor]
    - Fugue sur les jeux d' anches
    - Récit de Chromhorne [Dulciaan]
    - Dialogue sur le Chromhorne et la Trompette
    - Plein chant (en basse)
Fr. Couperin (1668-1733)
3. Canción para la Corneta con el Eco anoniem (XVII)
4. "Pange lingua" (1623)
    - 1e verset [melodie in de bas]
    - 2e verset [in de stijl van een motet]
    - 3e verset [melodie in sopraan, alt, tenor, sopr.]
J. Titelouze (1563-1633)
5. Falsas de sexto tono S.A. de Heredia (ca. 1570-1627)
6. "Veni creator" (1699), eerste 2 orgelverzen
    - Plein chant en taille à 5
    - Fugue à 5 [2 HW, 2 RP, 1 PED]
N. de Grigny (1672-1703)
7.     - Duo
    - Tierce [Nazard] en taille
A.P.Fr. Boëly (1785-1858)
8. Gaitilla de mano izquierda S. Duron (1660-1716)
9. Suite du second ton (1706) J.A. Guilain (16??-17??)
    - Prélude (Plein jeu)
    - Tierce en taille
    - Duo
    - Basse de Trompette
    - Trio de Flûtes
    - Dialogue (Grand jeu)
    (intonatie)
    [3. Quia respexit]
    [5. Et misericordia ejus]
    [7. Deposuit potentes]
    [9. Suscepit Israel]
    [11. Gloria Patri et Filio]


T O E L I C H T I N G
 
Dit concert is geheel gewijd aan de Franse en Spaanse barok. Ook deze zuidelijke, katholieke orgelculturen zijn zeer rijk geweest. Je kunt evenals bij de lutherse, noordelijke orgelmuziek een onderscheid maken tussen vrije en koraalgebonden werken. Vrije werken werden bijv. aan het begin en eind van de dienst (mis) gespeeld. Koraalgebonden werken waren in het katholieke zuiden alleen gebaseerd op het gregoriaans: de misgezangen, diverse hymnen en het Magnificat van de vespers. Gemeentezang (volkszang) was er niet, de taak van de organist bij de diverse gezangen bestond uit alternatimspel: de verzen of versregels van de gezangen werden om en om door koor en orgel uitgevoerd. Met name in Frankrijk leidde dit alternatimspel tot heel specifieke vormen van orgelspel (en registraties) en zelfs tot een bijbehorend orgeltype: het zgn. klassieke Franse orgel, van ca. 1650-1750.

4.7.   De voorloper van dit orgeltype heet wel het voorklassieke orgel (eind 16e eeuw - ca. 1650), de meer grondtonige en zeker ook luidere orgels erna (ca. 1750 - begin 19e eeuw) het postklassieke. De drie orgelverzen over de kruishymne "Pange lingua gloriosi" van Titelouze (tijdgenoot van Sweelinck) zijn een fraai voorbeeld van het voorklassieke orgel(spel). De twee werken van Boëly (een groot bewonderaar van Bach) als voorbeeld uit de tijd van het laatklassieke orgel. Voor het Duo (lijkt zo weggelopen uit de 2-stemmige Inventiones van Bach!) schrijft hij voor de linkerhand de Trompet voor, voor de rechterhand een cornet-registratie. Zijn Tierce en taille is typisch eigentijdse muziek, is zoetelijk maar blijft heel smaakvol.

2.6.9.   De meeste orgelwerken uit dit programma stammen uit de tijd rond 1700: de 5 (oneven) versregels uit het 9-delige kyrie uit de mis in de 1e toon (dorisch) van Couperin, 2 orgelverzen van De Grigny (werd weer door Bach erg bewonderd, o.a. om zijn 5-stemmige fuga's) over "Veni creator", en de orgelverzen (suite) van Guilain over het Magnificat in de 2e toon. Naast een veelheid van typisch Franse vormen en registraties hoort u ook de twee gedaantes van het "volle werk": het plechtige 'Plein jeu' (= prestantenplenum, ook bekend in Noord-Europa) en het zuidelijke, feestelijke 'Grand jeu' (= alle imitatieregisters, met de trompetten als centraal element). Een 'Plein chant' heeft een Plein jeu-registratie, het pedaal speelt met de Trompet de melodie.

1.3.5.8.   Een registratie als Grand jeu was ook in Spanje geliefd, daar waren soms trompetten horizontaal in het front geplaatst, wat een indrukwekkend effect in de kerk teweeg kon brengen! Het concert begint met een Entrada voor zulke trompetten (waarop 3 canciones met echo's volgen). Ook nog twee typisch Spaanse vrije werken: één met een solo voor de rechterhand (de Cornet met echo), en één met de solo voor de linkerhand (izquierda). De solo van het laatste stuk wordt eerst gekleurd door het register Sesquialter, daarna door de Scherp (beide van het Rugpositief). En nog een stuk vol dissonanten (tiento de falsas), een vorm die in Spanje erg geliefd was.




2 februari 2008, 20.00 uur — Franse romantiek

Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij

 
1. Entrée pontificale — M. Enrico Bossi (1861-1925)
2. Prelude, Fugue et variation, Op. 18 — Cesar Franck (1822-1890)
3. Symphonie I, Op. 14 — Louis Vierne (1870-1937)
    Prelude
    Fugue
    Pastorale
    Allegro vivace (Scherzo)
    Andante
    Finale




Concert Jan Pieter Karman

Op zaterdag 2 februari gaf Jan Pieter Karman een concert op het orgel van de Pauluskerk in Breukelen, het eerste in een serie van vijf in het eerste halfjaar van 2008. Het concert van 2 februari was gewijd aan de Franse Romantiek.

Het gebeurt maar zelden dat Maria Lichtmis en Karnavalszaterdag samenvallen, maar door de uitzonderlijk vroege Pasen was dat dit jaar toch het geval. Op deze avond in de Pauluskerk gingen de gedachten eerder naar het afsluiten van de Veertig Dagen na Kerstmis dan naar het begin van de Veertig Dagen voor Pasen.

De Entrée Pontificale van de Italiaan Bossi stelt het publiek dan meteen al voor de vraag wie er dan pontificaal binnentreedt op die plechtige, breed golvende klanken. De Paus is het niet, noch enig andere kerkvorst. Het is Maria zelf, die, gevat in het invallend licht, eindeloos intocht houdt, voor het eerst weer sinds de Kerstnacht.

Prélude, Fugue et Variation van César Franck verhalen vervolgens van de duiven die zij meebrengt ter heiliging en verzoening, na de geboorte van het Kind. Een paar tortelduiven of twee jonge duiven, maar nu een hele kerk vol.

Drie orgelwerken vanavond, drie. Wegens zijn lengte was de Eerste Symphonie van Vierne ook meteen het laatste programmaonderdeel. Zo'n kathedrale symfonie is niet na te vertellen, die is te overrompelend, te onderdompelend. Een paar steekwoorden bij elk van de zes delen.

Overrompelende mystiek in de Prélude, een mysterium tremendum ac fascinans, de Engel daalt. De Fugue: het water vlug, de wierook vluchtig, de duif los, de geest waait. In de Pastorale de goede herder, de andere vogels, een vlucht ganzen, de zegen. Allegro: licht- en schaduwval door het gebladerte. Het Andante gaat in kalme gang, staat hier en daar stil, kijkt peinzend links à rechts, het laatste licht sterft weg. De Final is de kathedraal finaal, ergens doet nóg een orgel mee, Maria danst de kerk uit, de lampen dansen, de kerk danst zelf. Purification.


Na het concert bood Wim Dannenberg, die voor de geluidsopnamen zorgt, Jan Pieter Karman de eerste CD van het Nieuwjaarsconcert 2008 aan, ook in deze kerk gegeven en opgenomen.
Het volgende concert is op zaterdagavond 1 maart.

Wim Vroon




1 januari 2008 — nieuwjaarsconcert — dinsdagmiddag om 16.00 uur

Jan Pieter Karman, Pauluskerk
Breukelen, Straatweg 37
Toegang vrij

 
1. "In dir ist Freude", BWV 615 — Johann Sebastian Bach   (1685-1750)
2. Ciacona in c, BuxWV 159 — Dieterich Buxtehude   (1637-1707)
3. Fantasia/Concerto in G, BWV 571 — Johann Sebastian Bach
    (Allegro)
    Adagio
    Allegro
4. Sonata II in c, Op. 65 No. 2 — Felix Mendelssohn   (1809-1847)
    Grave
    Adagio
    Allegro maestoso e vivace
    Fuga - Allegro moderato
5. "Veni Creator", Plein chant en taille, à 5 — Nicolas de Grigny   (1672-1703)
6. Noël "Vous qui désirez sans fin" — Jean-François Dandrieu   (1682-1738)
    Trio
    En Musette (3 variaties)
    En Duo
    En Grand jeu (2 variaties)
7. Suite Gothique, Op. 25 — Léon Boëllmann   (1862-1897)
    Introduction-Choral
    Menuet gothique
    Prière à Notre-Dame
    Toccata


T O E L I C H T I N G

1. Dit nieuwjaarsconcert opent weer met Bachs feestelijke bewerking over het nieuwjaarskoraal "In dir ist Freude". Feestelijk geregistreerd: de beide plena van Hoofdwerk en Rugpositief, het Pedaal met de Bazuin.

2. Uit de serie concerten uit het 1e halfjaar van 2007 deze imposante maar (te) weinig bekende ciacona van Buxtehude (2007 was Buxtehudejaar). Een ciacona bestaat uit een reeks variaties boven een basthema.

3. In het 1e deel is de afwisseling tussen concerto grosso (het grote orkest) en het concertino (het kleine orkest bestaande uit een of enkele solisten) goed te horen. Het zachte 2e deel wordt alleen gepeeld met de Holpijp. Het 3e deel is een ciacona; het basthema wordt gespeeld met het register Trompet, het plenum van het Rugpositief vormt het strijkorkest.

4. Deze Sonata is gespeeld tijdens de reeks concerten in het najaar van 2007 ("van Buxtehude tot Reger"). Eigenlijk gaat het om twee orgelstukken: een inleiding en arioso (het 1e en 2e deel, beide in c-klein), en een opgewekte preludium en fuga (het 3e en 4e deel, beide in C-groot).

5. Je zou goed kunnen zeggen: wat Bachs orgelmuziek is voor Duitsland, is die van De Grigny voor Frankrijk. "Plein chant" wil zeggen de gregoriaanse melodie (hier van de hymne "Veni Creator"), gespeeld op het Pedaal met de Trompet tegenover een manualiter plenumregistratie.

6. Een alleraardigste noël (kerstliedje). "Musette" doelt op een imitatie van de doedelzak, "Grand jeu" op die van koperblazers (trompetten).

7. Deze 4-delige suite geniet terecht een grote vermaardheid. Op de plechtige inleiding volgt een al even luchtig menuet. Weer heel anders van karakter is het zeer verstilde 3e deel, een gebed. De virtuose toccata, typisch voor de Franse orgelromantiek, voert naar een muzikaal en dynamisch hoogtepunt en wordt afgesloten met een stralend C-groot-akkoord voor het "volle orgel".



Nieuwjaarsconcert door Jan Pieter Karman

In de namiddag van dinsdag 1 januari gaf Jan Pieter Karman voor ongeveer vijftig toehoorders het inmiddels vertrouwde nieuwjaarsconcert op het orgel van de (gereformeerde) Pauluskerk in Breu-kelen. Binnen vuurwerk, buiten vuurwerk, op deze Nieuwjaarsdag.

Bij dit concert komen verschillende lijnen even samen: die van Oud en Nieuw, een lijn van traditie (dit jaar voor de derde maal), een programmalijn (terug- en vooruitblikken op een langlopende concert-serie, die in het Buxtehudejaar 2007 ontsprong en in 2008 doorgetrokken wordt), en een liturgische lijn (dit is de achtste Kerstdag). Zulke lijnen kaderen het luisteren in.

Ter opening klonk In dir ist Freude (J.S. Bach), vol en vreugdevol. Een vol Nieuw Jaar ligt gereed, en 1 januari is naar kerkelijke traditie de naamfeestdag van Christus, de Heer; het Kerstkind wordt geheiligd en God gewijd, het ontvangt zijn naam. Bach zal zich daarvan zeer bewust geweest zijn, alsook van de nabijheid van Epifanie, Driekoningen (6 januari), dat ook geldt als doopfeest des Heren.

De Ciacona in c van Buxtehude stond begin 2007 ook op het programma en sprak ons dus als het ware uit het verleden aan, maar hij sprak ook al van vervolgconcerten en blikte aldus ook vooruit, het komende jaar in. Dat is precies wat wij doen met Oud en Nieuw, omzien en vooruitkijken. Tussen achterom en vooruit zit een verrassende kleine fuga als een vuurwerkje in de schemering.

Ook van J.S. Bach was de Fantasia/Concerto in G. Het eerste deeltje is opnieuw een sprankelend vuurwerkje, de beide andere delen riepen beelden op van kerstversierselen, bescheiden glanzend dan wel druk schitterend.

Eind 2007 zat er in de concertreeks de Sonata II van Mendelssohn, muzikale nazaat van Buxtehude. Nu deze in de kersttijd nogmaals klonk, waren de associaties anders dan toen. De plechtige rondblik, als van Janus, die twee kanten op kijkt; zacht verlichte kerstramen, ook in het echt te zien in de Pauluskerk; intervallen die je nu hoort als flarden van kerstversjes; en het slotdeel dat zo aanzwelt omdat de komponist zijn vreugde niet beheersen kan.

Veni Creator, van De Grigny, roept ook muzikaal om het met kracht komen van de Schepper en Verlosser. Het is een pinksterhymne, ook zeer op zijn plaats in de buurt van de Kerstdagen.

Vervolgens zes variaties over de noël Vous qui désirez sans fin (Dandrieu). Een reeks ongedurig, rusteloos, popelend verlangende zettingen van dit oude lied. In het slotdeeltje wordt het verlangen vervuld. Met Kerstmis moet dat ook.

Tot slot speelde Jan Pieter Boëllmanns Suite Gothique. De inleiding onderstreept nog eens dat er een Nieuw Jaar begon, alsof het nooit genoeg onderstreept kan worden. Menuet Gothique, het tweede deel, spits en buigzaam, rankend en rijzend, als een gotisch raam. Deel drie, Prière à Notre Dame, is een ontroerend gebed, een katholiek gebed in een protestantse kerk, op deze dag van besnijdenis en reiniging en heiliging. Het slot, de Toccata, zet even een volledige gotische kathedraal neer, ook zo-maar in een protestantse kerk, waar het laatste licht op de eerste januari door hoge ramen valt.

Wim Vroon




Pauluskerk, De Koff-orgel (1953)

D I S P O S I T I E

HOOFDWERK (HW)
manuaal 2, C-f'''
RUGPOSITIEF (RP)
manuaal 1, C-f'''
PEDAAL
C-d'
 
Prestant 8' Prestant 4' Prestantbas  8'
Roerfluit 8' Holpijp 8' Subbas 16'
Salicionaal 8' (C-H in Ro 8')   Quintadena 8' (doorlopend)   Koraalbas  4'
Octaaf 4' Roerfluit 4' Bazuin 16'
Fluit 4' (f ° overbl.) Octaaf 2'
Gemsquint 3' Sesquialter 1½'   2 sterk
Mixtuur 2'   5 sterk Scherp 1'   3-4 sterk
Trompet 8' Dulciaan 8'

Speelhulpen:   3 Koppelingen (Ped-Hw, Ped-Rp, Rp-Hw), Tremulant (Rp).

Johan de Koff jr. heeft in dit orgel uit 1953 materiaal verwerkt van het vorige instrument, een ombouw door J. Proper in 1909 van het orgel uit het voormalige kerkgebouw. Van de 20 stemmen is ca. 1/3 deel uit 1953, 1/3 deel uit 1909 en 1/3 deel uit de 19e eeuw. De Sesquialter dateert uit 1983, en is een vervanging door de fa. Flentrop van de oorspronkelijke Quintfluit 1½'.
Het kerkgebouw uit 1909 is naar het ontwerp van architect Arie Griffioen.

Zie ook bij: Utrecht Orgelland.





Jan Pieter Karman heeft orgel en kerkmuziek gestudeerd in Arnhem bij o.a. Bert Matter en Wim Kloppenburg, haalde het diploma uitvoerend musicus aan het Sweelinckconservatorium in Amsterdam bij Hans van Nieuwkoop en de aantekening improvisatie in Den Haag bij Jos van der Kooij.

Voorts studeerde hij muziekwetenschap in Utrecht, welke studie hij afsloot met een orgelbouwkundige scriptie teneinde de reconstructie voor te bereiden van het Flaes-orgel in de Grote Kerk te Driebergen.

Hij werd finalist op zowel interpretatie- als improvisatieconcoursen (het NCRV-orgelconcours in de St.-Laurens te Rotterdam 1994, en de internationale improvisatieconcoursen van Knokke-Heist 1995 en Haarlem 1996). Als concerterend organist heeft hij grote voorliefde voor het romantische orgelrepertoire, zowel van Franse als Duitse origine.

Met anderen richt hij zich op een herstel van vespervieringen als een liturgisch-kerkmuzikale traditie met antifonale zangpraktijk. Als organist is hij verbonden aan de Breukelse Pieterskerk, waar hij het fraaie Bätz/Witte-orgel uit 1787/1867 bespeelt.




< | adcs | orgelconcerten 2008 (top) | >