1 jan. , 28 febr. , 28 maart , 25 april , 23 mei , 27 juni , 25 juli , 29 aug. , 26 sept. , 31 okt. , 28 nov. . 2010

Orgelconcerten te Breukelen, 2009

J.P. Karman en orgel
Franssen-Proper-De Koff orgel
(Pauluskerk)
Jan Pieter Karman foto: Wouter van Belle  



O R G E L C O N C E R T E N   P A U L U S K E R K

(organist Jan Pieter Karman en gastorganisten)

elke vierde zaterdag van de maand vanaf februari, 's avonds om 20.00 uur
 
28 februari   Mendelssohn en Bach
28 maart   Mendelssohn en tijdgenoten (1)
25 april   Mendelssohn en tijdgenoten (2)
23 mei   organist Peter Verhoogt m.m.v. sopranen Patricia de Bruijn en Sanne Trip met Mendelssohn e.a.
27 juni   organist Johan Erné speelt muziek uit het Spanje van de 16e en 17e eeuw
25 juli   fantasieën uit Noord-Europa van circa 1600 tot circa 1900
(van Sweelinck tot Reger)
29 augustus   Franse barok: Clérambault, Magnificat-suite in de 1e toon; De Grigny, Hymne "A solis ortus" (4 orgelverzen)
en romantiek: Franck, Andantino; Vierne, Suite (5 delen uit '24 pièces en style libre')
26 september   werken van Mendelssohn

in de Dorpskerk te Maarssen:
31 oktober   Bach-concert (o.a. triosonate III en 'Ein feste Burg')

in de Pieterskerk te Breukelen:
28 november   concert m.m.v. Marieke de Bruijn, viool.
 


Viool en orgel : duo-concert in de Pieterskerk te Breukelen
(Persbericht)

Zaterdag 28 november a.s. om 20.00 uur krijgt het maandelijks orgelconcert door Jan Pieter Karman een extra uitstraling door de aanwezigheid van violiste Marieke de Bruijn.
Marieke de Bruijn, geboren in Apeldoorn in 1967, begon op tienjarige leeftijd met vioolspelen. Zij studeerde aan het Sweelinck conservatorium in Amsterdam en behaalde in 1995 cum laude haar diploma. Zij werkt zij als free-lance musicus in het Koninklijk Concertgebouworkest en vele kamermuziekensembles, waaronder het Schönbergensemble. Haar eigen klassieke strijkkwartet heet "Het Vondelkwartet". Haar brede muzikale belangstelling bracht haar ook bij tango, jazz- en zigeunermuziek - en bij nog weer andere genres, zoals het kindermuziektheater. En nu dus ook in een concert voor orgel en viool.

Op het programma staan grote namen in de muziek: die van Johann Sebastian Bach natuurlijk, zelf een begaafd violist. Van hem voor viool solo het Andante en Allegro uit Sonate II, en de sonate nr 1 voor viool en cembalo, waarbij het fraaie Bätzorgel het toetsinstrument is. Het orgel laat zich bijpassend solo horen in Bachs Preludium en fuga in d, BWV 539: de fuga draagt de naam "vioolfuga" : het is een bewerking door Bach zelf van de fuga uit Sonate I in g voor soloviool.
Orgel en viool klinken weer samen in een sonate voor viool en cembalo van die andere barok-reus, Handel, de operacomponist. In diens voetspoor laat het orgel John Stanley horen, een vierdelige Voluntary, met in de snelle delen instrumentale solo's voor de orgelregisters trompet en fluit. Naast Handel nog opera-componist uit die tijd: Christoph Willibald Glück: zijn ontroerende Melodie uit Orfeo en Euridice komt tot klinken.
Ook latere tijden hebben hun reuzen: van Fritz Kreisler, die leefde van 1875 tot 1962, staat het het speelse en virtuoze Präludium en allegro op het programma.

Het concert begint om 20.00 uur; de toegang is gratis, maar er is wel een collecte. Na afloop gelegenheid tot napraten, met een drankje of een sapje.




28 november 2009,  20.00 uur

Concert

door

Marieke de Bruijn, viool

&

Jan Pieter Karman, orgel


in de Pieterskerk te Breukelen

werken van Bach, Händel, Stanley, Glück en Kreisler

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

Johann Sebastian Bach (1685-1750)
1. Präludium en fuga nr. 1 in C (orgel)
BWV 553
2. Sonata II in a voor viool solo
Andante
Allegro
BWV 1003
3. Fantasia Concerto in G (orgel)
(Allegro)
Adagio
Allegro
BWV 571
4. Sonata I in b voor viool en cembalo
Andante
Allegro
BWV 1014
5. Präludium en fuga in d (orgel) BWV 539

Georg Friedrich Händel (1685-1759)
6. Sonata in d voor viool en basso continuo
Grave
Allegro
Adagio
Allegro
HWV 359a

John Stanley (1712-1786)
7. Voluntary in D (orgel)
Adagio
Andante (Trumpet)
Adagio
Allegro moderato (Flute)
Opus 6: 6
(uit 1752)

Christoph Willibald Glück (1714-1787)
8. Melodie uit Orfeo en Euridice uit 1762

John Stanley
9. Voluntary in G (orgel)
Largo
Vivace (fuga)
Opus 7: 9
(uit 1754)

Fritz Kreisler (1875-1962)
10.  Präludium en allegro (viool en orgel)



T O E L I C H T I N G

1.   Deze korte Präludium en fuga – de eerste van de "8 kleintjes" – is een zgn. opus dubium: het is twijfelachtig of Bach het geschreven heeft. Eerder denkt men aan vader of zoon Krebs, die beiden leerling van Bach geweest zijn.

2.   Bach heeft 6 sonates geschreven voor viool solo. Voor de speler vaak moeilijke muziek door dubbelgrepen en andere technische lastigheden: de viool fungeert in deze sonates naast solistisch ook nog eens als akkoord-instrument. Van de vierdelige 2e sonate hoort u de laatste 2 delen.

3.   Ook dit werk is een opus dubium. Het 1e allegro doet door de thematiek violistisch aan. Na een kort, verstild adagio volgt een wervelend allegro met als thema een langzame baslijn van 6 dalende tonen (een soort ciacona).

4.   Sommige bronnen geven als instrumenten aan: viool en basso continuo, d.i. klavecimbel en een strijker ter versterking van de bas. Bij wereldlijke muziek – zoals deze kamermuziek – is het klavecimbel het gebruikelijke akkoorden-instrument, bij geestelijke muziek is dat in de regel een (klein) orgel. In de uitvoering van vanavond fungeert het Bätzorgel als toetsinstrument in het derde en vierde deel van deze sonate.

5.   De fuga van deze dubbelvorm heet wel de 'vioolfuga'. Het is een bewerking door Bach zelf van de fuga uit Sonate I in g voor viool solo (BWV 1001). Bach heeft van deze fuga ook een versie voor luit gemaakt (BWV 1000).

6.   De sonate in d-klein heeft Händel gecomponeerd tussen 1724 en 1726, een periode waarin hij veel kamermuziek heeft geschreven. Dit hangt wellicht samen met zijn taken als muziekleraar van de prinsessen Anne en Caroline, dochters van de latere koning George II.

7.   Stanley schreef zijn vele instrumentale en vokale werken in het voetspoor van Händel. Dat komt in deze voluntary goed tot uiting: de door Händel geadopteerde Italiaanse concertostijl (concerto grosso) ligt aan de basis van dit vierdelige werk. De twee snelle delen zijn voor de 'solo-instrumenten' trompet en fluit (als imitatieregisters van het orgel).

8.   Glück heeft evenals Händel naam gemaakt als operacomponist. Met zijn legendarische opera Orfeo en Euridice brak hij met de heersende opera-conventies, en luidde daarmee een nieuwe fase in de operageschiedenis in.

9.   Deze voluntary voor 'full organ' heeft de traditionele dubbelvorm praeludium en fuga, met de eveneens daarvoor geijkte registratie 'vol orgel'.

10.   Kreisler was naast violist ook componist. Zijn vioolcomposities behoren ondertussen tot het standaardrepertoire voor viool.


Marieke de Bruijn, geboren in Apeldoorn in 1967, begon op tienjarige leeftijd met vioolspelen. Zij studeerde aan het Sweelinck conservatorium in Amsterdam en behaalde in 1995 cum laude haar diploma. Zij werkt als free-lance musicus in het Koninklijk Concertgebouworkest en vele kamermuziek-ensembles, waaronder het Schönbergensemble. Haar eigen klassieke strijkkwartet heet "Het Vondelkwartet". Haar brede muzikale belangstelling bracht haar ook bij tango, jazz- en zigeuner-muziek – en bij nog weer andere genres, zoals het kindermuziektheater.




31 oktober 2009

orgelconcert 20.00 uur

Jan Pieter Karman

B A C H  -  concert

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37


I. v. m. restauratie daarvan verplaatst naar:

—>     Dorpskerk Maarssen     <—
Kerkweg 19

Meere-orgel

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

Orgelwerken van Johann Sebastian Bach

(1685 - 1750)

1. Preludium en fuga in C BWV 547
2. Allein Gott in der Höh' sei Ehr'
    a 2 Clav. e Pedale
    Canto fermo in Tenore
BWV 663
3. Sonata III in d
    -  Andante
    -  Adagio e dolce
    -  Vivace
BWV 527
4. Ein' feste Burg ist unser Gott BWV 720
5. Concerto IV in C (1 deel)
    a 2 Clav. e Pedale
BWV 595
6. Pastorale in F (4 delen) BWV 590
7. Preludium en fuga in C BWV 545



T O E L I C H T I N G

De eerste drie werken van het programma stammen uit Bachs Leipziger periode (vanaf 1723), de laatste vier uit Weimar (1708-1717). [Tussendoor was hij werkzaam aan het calvinistische hof in Köthen (1717-'23), waar hij dus geen kerk- (en orgel)muziek hoefde te componeren, alleen wereldlijke (hof)muziek.]

1.  Het concert opent met Preludium en fuga in C-groot, BWV 547. Het preludium heeft enigszins een pastorale-karakter. Dit komt omdat het - heel opmerkelijk - in 9/8-maat geschreven is en het openingsmotief uit achtste noten bestaat. De fuga heeft een thema van slechts één maat en is daardoor tamelijk moeilijk te volgen. Opvallend is het majestueuze moment van de overigens zeer late pedaalinzet: in het pedaal het thema in de vergroting (dat is met dubbele notenwaarden), in de manuaalstemmen een stretto (thema-inzetten vlak na elkaar) inclusief de omkering van het thema.

2.  De koraalbewerking over "Allein Gott in der Höh' sei Ehr'" heeft de melodie in de tenor; het karakter van het werk wordt aangegeven door de muzikale term 'cantabile'. De melodie is rijk omspeeld, en klinkt voor de drie laatste tonen van de voorlaatste regel solistisch - terwijl bij die drie laatste noten van deze regel de aanduiding 'adagio' staat vermeld. Dit zou kunnen wijzen op de desbetreffende regel uit de derde strofe: "nimm an die Bitt von ... unsrer Not". Binnen een liturgische context kan dit werk uitstekend dienen als bezinnend orgelspel. [Het (gemeente)lied "Allein Gott" is gebaseerd op het Gloria uit de mis, wat een uitbreiding is van de engelenzang uit Lucas 2 ("Eer zij God in den hoge"). Deze liedberijming van Luther was onderdeel van diens zgn. liedmis en werd door de gehele gemeente gezongen - dus niet alleen door het koor. Van de vier strofen gaat de tweede over de Vader, de derde over de Zoon en de laatste over de Geest.]

3.  Kenmerkend voor de derde (trio)sonata is dat beide hoekdelen een letterlijke reprise hebben: het begingedeelte komt aan het einde van het deel weer terug. Het rustige middendeel bestaat uit twee gedeelten, die volgens de notatie allebei herhaald dienen te worden (de herhaling van het tweede gedeelte laat men meestal achterwege).

4.  Midden op het programma staat de koraalfantasie "Ein' feste Burg", traditioneel een geëigend werk voor Hervormingsdag, 31 oktober. Bach schreef het voor de inwijding in 1709 van het vernieuwde orgel te Mühlhausen. Uit een via zijn achterneef J.G. Walther overgeleverd handschrift kan men de registratie afleiden: op het Hoofdwerk de Fagot 16', op het Borstpositief de Sesquialter, op het Rugpositief een plenum en in het Pedaal de Bazuin 16' (al of niet aangevuld met de Subbas 32'). Het werk is typisch voor dit orgel geschreven, aanpassing zal al gauw nodig zijn waar het op een ander instrument wordt gespeeld, zeker als dat orgel niet over (tenminste) drie manualen beschikt.

5.  Van Bach zijn twee orgelconcerto's overgeleverd die bewerkingen zijn van concerto's geschreven door zijn broodheer uit Weimar, Johann Ernst von Sachsen-Weimar: Concerto I en IV (de overige drie zijn naar concerto's van Vivaldi). Concerto IV bevat slechts één deel: de bewerking van het begindeel van het oorspronkelijke concerto grosso. [Een concerto (grosso) is een muzikale dialoog tussen het gehele orkest en de solisten, op het orgel nagebootst door een dialoog tussen Hoofdwerk en Rugpositief.]

6.  De Pastorale (of Pastorella) gaat evenals "Allein Gott'" terug op Lucas 2: 8-20 (pericoop 'de herders'). In de vier delen staan de herders centraal. Het eerste deel heeft een 12/8-maat, doedelzakachtige motieven boven lang aangehouden bastonen en staat in de toonsoort F-groot - allemaal kenmerken van het barokgenre 'pastorale'. Dit deel beeldt de herders uit op het veld. Het eindigt in a-klein, een 'slaapverwekkende' toonsoort: volgens het volksverhaal vallen de herders op een gegeven moment in slaap. Het tweede deel staat in het energieke, opwekkende C-groot: aan de herders verschijnt een engel. Het derde deel bevat de zgn. heilsboodschap van de engel. De mare van de geboorte van het Kind wordt onderstreept door het gebruik van het symbolische getal drie (volgens de kerkelijke dogmatiek is Jezus een van de personen van de drie-eenheid): een driedelige maatsoort, drie voortekens ('mollen': c-klein) en de beweging gaat in triolen. Het aantal maten is 72, dus 3 maal 24 (24 december is kerstavond met de middernachtsmis of kerstnachtdienst). Het vierde deel is een snelle dans, een 'gigue': de herders snellen naar Bethlehem. [Na de barok kon de term 'pastorale' op elk muziekstuk slaan met een landelijke, herderachtige sfeer - dus losgemaakt van het lucaanse kerstverhaal.]

7.  Het concert besluit ook met een Preludium en fuga in C-groot, BWV 545. Het korte preludium is heel feestelijk en virtuoos, waarbij al snel de gehele manuaal- en pedaalomvang wordt benut. Ook de fuga is feestelijk, en tegelijk door het karakter van het thema (plecht)statig - een passende afsluiting dus van het concert.




Mendelssohn-concert op zaterdag 26 september

Werken zonder opusnummer

Felix Mendelssohn Bartholdy (1809-1847) heeft slechts 2 keer orgelwerken gepubliceerd: 3 preludes en fuga's op. 37 in 1837, en 6 sonata's op. 65 in 1845 (deze kwamen in concerten begin van dit Mendelssohn-jaar aan bod). Dat doet echter niets af aan de kwaliteit van zijn orgelwerken zonder opusnummer.

Dat deze niet door Mendelssohn voor publicatie werden vrijgegeven heeft als belangrijkste oorzaak dat hij geen op zichzelf staande werken uitgaf, maar ze altijd plaatste in het kader van een groepering of cyclus (zoals op. 37 en 65).

Het programma van 26 september is zeer gevarieerd, zowel in diversiteit van vormen en genres, als in dynamiek (van piano tot ff), als in registratie, als in datering van compositie (van 1823 tot 1845). U hoort het bekende Andante – thema met variaties, de sprankelende e-moll fuga en nog een tiental andere werken. Daarbij ook de 2e van de 2 stukken die oorspronkelijk waren bedoeld als openingsdelen voor resp. de 1e en 6e Sonata. Deze stukken heeft Mendelssohn uiteindelijk vervangen door werken waarin een luthers koraal was verwerkt dat direct verband houdt met het Onze Vader: Was mein Gott will (lb gz 403) en Vater unser (lb gz 48).

Aangezien op. 65 zijn laatste orgelwerken bevat, lijkt het erop dat Mendelssohn hiermee een muzikale geloofsbelijdenis heeft willen schrijven. Het gezin was weliswaar vanaf 1816 luthers (Felix was toen 7 jaar), maar de familiewortels waren Joods. In het Onze Vader komt die dubbelheid goed tot uitdrukking: dit gebed is naast het belangrijkste christelijke gebed tegelijk nauw verwant met het Kaddisj, een van de belangrijkste gebeden van de Joden.

Het programma bevat ook 2 voorbeelden van een adagio religioso, een genre waarin 19e eeuwse organisten graag hun religieuze gemoed tot uitdrukking brachten. (De 19e eeuw was de eeuw van het subjectieve gevoel, de Romantiek, en dat liet zich ook gelden op het gezamenlijke gebied tussen muziek en godsdienst.) Tevens bevat het programma een alternatieve 6e Sonata, met als openingsdeel het daarvoor oorspronkelijk bedoelde (zo net al aangegeven).

Het concert eindigt met muzikaal vuurwerk, het aanvankelijk geplande slotdeel van de 4e Sonata, gecomponeerd op 31 december 1844...
Alles bij elkaar: alle moeite van het komen waard dus!

Jan Pieter Karman




26 september 2009

orgelconcert 20.00 uur

Jan Pieter Karman

M e n d e l s s o h n

composities zonder opusnr

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

Passacaglia in c 10 - 5 - 1823
Andante in D 9 - 5 - '23
Fuga pro organo pleno in d 29 - 3 - '33
Andante con moto in g 11 - 7 - '33
 
Fughetta in D eind 1834
Fuga in e 13 - 7 - '39
Praeludium in c 9 - 7 - '41
Andante (trio) in F 21 - 7 - '44
Andante (thema met variaties) in D 23 - 7 - '44

Een alternatieve 6e Sonate in d:
-   Allegro in d 25 - 7 - '44
-   Finale in D (uit op. 65 nr. 6) 26 - 1 - '45

Allegro in Bes
31 - 12 - '44



T O E L I C H T I N G

Mendelssohns orgeloeuvre bestrijkt de jaren 1820 (hij was toen 11 jaar) tot 1845. Omdat hij zeer kritisch op zijn werk was, kwam het slechts 2 keer tot een uitgave: Drei Praeludien und fugen op. 37 in 1837, en Sechs Sonaten op. 65 in 1845. De werken die u vanavond hoort (afgezien van de Finale van Sonata VI) hebben dan ook geen opusnummer. Dat hoeft overigens niets ten nadele van de kwaliteit van de werken te zeggen!

 1.  Passacaglia. Voor de jeugdwerken van Mendelssohn stond duidelijk J.S. Bach model. Dat geldt zeker voor deze passacaglia, waarin je die van Bach kunt horen naklinken.
 2.  Andante. In dit werk kun je al iets van de latere Mendelssohn bespeuren. Het behoort tot het genre adagio (andante) religioso, geliefd bij componisten uit begin 19e eeuw en waarin ze hun religieuze gevoel plachten uit te drukken.
 3.  Deze fuga wordt beschouwd als het 1e rijpe orgelwerk van Mendelssohn. Later zou hij de fuga omwerken tot Fuga III uit op. 37.
 4.  Andante. Mendelssohn voorzag de fuga pro organo pleno niet van het bijbehorende praeludium, in plaats daarvan schreef hij na enige maanden dit korte karakterstuk (een soort albumblad, zie ook nr. 7).
 5.  Fughetta. Op 11 januari 1835 bewerkte Mendelssohn deze fuga voor twee spelers, met als registratie-aanduiding Prinzipale (Prestant).
 6.  De 1e van een reeks van 3 fuga's. Vreemd genoeg heeft Mendelssohn met dit magistrale werk verder niets gedaan.
 7.  Praeludium. Een zgn. albumblad, kort karakterstuk, te vergelijken met nr. 4.

Eind juli 1844 begon Mendelssohn een reeks afzonderlijk stukken te componeren, bedoeld voor publikatie (het latere opus 65). Op een gegeven moment besloot hij echter de stukken te groeperen in een zestal sonates.
Elke sonate diende uit 4 elementen te bestaan: een koraal, een fuga, een virtuoos element en een adagio religioso. Op het laatste na konden deze elementen ook in één deel gecombineerd worden.
 8.  Dit fraaie 'bachiaanse' trio was dus niet meer bruikbaar.
 9.  Hetzelfde geldt voor deze, overigens bekende, variatiereeks.

Uiteindelijk schreef hij voor de 1e en 6e Sonate een nieuw openingsdeel, waarin hij resp. de volgende lutherse koralen verwerkte: Was mein Gott will das gescheh allzeit (3e bede Onze Vader) en Vater unser im Himmelreich.
10.  Allegro. Dit had het alternatieve openingsdeel voor Sonata VI kunnen zijn...
11.  Finale. Het afsluitende deel van Sonata VI, een adagio religioso.
12.  Allegro. En waarschijnlijk was dit feestelijke werk in 1e instantie bedoeld als slotdeel van Sonata IV...




29 augustus 2009

orgelconcert 20.00 uur

Jan Pieter Karman

Franse barok & romantiek

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

 1.   Hymne "A solis ortus" (1699)
– 4 orgelverzen
-  (plein jeu)
-  fugue à 5
-  trio (à deux dessus)
-  point d'orgue sur les grands jeux

 
Nicolas de Grigny   (1672 - 1703)
 2.   (Magnificat)suite in de 1e toon (1710)
– prélude en 6 verzen
-  grand plein jeu
-  fugue
-  duo
-  trio (à deux dessus)
-  basse et dessus de trompette, en dialogue
-  récits de cromorne et de cornet, en dialogue
-  dialogue sur les grands jeux
Louis-Nicolas Clérambault
(1676 - 1749)

 3.   Andantino in g (1857)
 
César Franck   (1822 - 1890)
 4.   Suite: 5 delen uit '24 pièces en style libre'
(opus 31, 1913)
-  cortège (no. 2)
-  pastorale (no. 20)
-  scherzetto (no. 14)
-  arabesque (no. 15)
-  carillon (no. 21): sur la sonnerie du carillon de
la chapelle du chàteau de Longpont (Aisne)
Louis Vierne   (1870 - 1937)



T O E L I C H T I N G

Franse orgelcomponisten uit de barok waren gewoon een of meer 'orgelboeken' (livre d'orgue) te schrijven met daarin hun composities voor kerkelijk gebruik. Uiteraard schreven zij vele (orgel)missen, maar ook voor de vespers werd veel muziek gecomponeerd. Vast gezang van de vespers is het Magnificat (Lofzang van Maria), en de vespers beginnen met een hymne (afgestemd op de tijd van het jaar of een speciale feestdag). Wie graag goede muziek wilde horen ging in die tijd naar de vespers. In de loop van de 18e eeuw verdwenen deze diensten: 'serieuze' muziek werd steeds minder een zaak van (vooral) de kerk, want in die periode kwamen allerlei maatschappelijjke sectoren (als religie/politiek/recht/ economie/wetenschap/kunst) op eigen benen te staan, zonder nog vanzelfsprekende onderlinge verbanden. (Hetzelfde geldt voor de kwalitatief muzikaal hoogstaande lutherse vespervieringen in het Duitse taalgebied: ook deze verdwenen begin 18e eeuw t.g.v. het profane – en betaalde... – publieke concertleven.)

Is de Franse orgelmuziek uit de barok dus liturgische muziek, de orgelmuziek uit de romantiek is grotendeels – afgezien van een enkele orgelmis – hooguit indirect op de liturgie betrokken (bijv. een 'sortie' na afloop van de dienst). Wel werden er veel karakterstukken geschreven, en ook hele orgelsymfonieën.

1.   De Grigny geldt als het hoogtepunt van de Franse orgelbarok. Hij is organist geweest van de Notre-Dame te Reims, de beroemde kathedraal waar de Franse koningen werden gekroond. Hij schreef een orgelmis en enkele hymnes. Uniek voor De Grigny is zijn "fugue à 5": op elk van 2 manualen twee stemmen, in het pedaal de bas. In ieder hymne-"plein jeu" klinkt de hymne-melodie in het pedaal (Trompet 8'). Het feestelijke "grand jeu" is een muzikale doxologie.

2.   Van Clérambault zijn voor orgel slechts twee Magnificatsuites bewaard gebleven. Zij openen ook met een plechtig "plein jeu", dat (mede) als intonatie voor de antifoon van het koor (schola) dient. De 12 magnificatverzen (met Gloria patri) gaan om en om tussen koor en organist. Het 4e en 5e orgelvers ('en dialogue') vormen een 'dialoog' tussen beide genoemde partijen, en eindigen met een 'tegelijkspraak'. Bij de "dialogue sur les grands jeux" gebeurt de 'dialoog' tussen de 3 manualen. Clérambault was organist van de Saint-Sulpice in Parijs.

3.   Franck schreef dit charmante karakterstuk vlak voor zijn benoeming aan de Sainte-Clotilde in Parijs in 1858. Daar wijdde hij in 1859 het nieuwe Cavaillé-Coll-orgel in, dat hem de rest van zijn leven inspireerde om o.a. zijn 12 beroemde orgelwerken te schrijven (gebundeld in Six pièces, Trois pièces en Trois Chorals). Franck geldt als de componist van de Franse orgelromantiek.

4.   Vierne begon als leerling van Franck, en zou evenals deze als befaamd improvisator gelden. In 1892 werd hij assistent van Widor in de Saint-Sulpice, vanaf 1900 was hij organist van de kathedrale Notre-Dame in Parijs. De 24 Pièces en style libre stammen uit de middenperiode van zijn muzikale oeuvre. Hierin zijn vroeg-moderne invloeden te bespeuren, met name het gebruik van de hele toonstoonladder (bijv.: a-b-cis-dis-f-g-a). Deze specifieke toonladder gebruikt hij in het Scherzetto en Carillon voor speciale klankeffecten, in de Arabesque verdringt deze toonladder echter bijna de tonaliteit van het werk (G-groot).




25 juli 2009

orgelconcert 20.00 uur

Jan Pieter Karman

Fantasieën uit Noord-Europa

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

Noord-Europese orgelwerken van ca. 1600 tot 1900
Fantasieën van Sweelinck tot Reger

 1.   (Hexachord-) Fantasia over:
Ut (do)-re-mi-fa-sol-la
Jan Pieterszoon Sweelinck   (1562 - 1621)
 
 2. (Echo-) Fantasia in G Heinrich Scheidemann   (ca. 1596 - 1663)
 
 3. (Koraal-) Fantasia
"Was kann uns kommen an für Not"
Franz Tunder   (1614 - 1667)
voorafgegaan door een koraalzetting van de Sweelinck-leerling Samuel Scheidt (1587 - 1654) uit 1650 (Görlitzer Tabulaturbuch)
 
 4. Fantasia in g Johann Pachelbel   (1653 - 1706)
 
 5. Fantasia et fuga in c (de 'grote'),
BWV 537
Johann Sebastian Bach   (1685 - 1750)
 
 6. Phantasia über den choral
"Freu' dich sehr, o meine Seele"
(melodie: geneefse psalm 42) Opus 30
Max Reger   (1873 - 1916)



T O E L I C H T I N G

De term 'fantasie' heeft in de orgelmuziek diverse betekenissen. Enkele belangrijke daarvan zullen in dit concert tot klinken komen.

1.   De hexachordfantasie van Sweelinck is gebaseerd op het (hoofd)thema: do-re-mi-fa-so-la – la-so-fa-mi-re-do. Dus eerst 6 tonen stijgend, dan dalend. Deze specifieke toonreeks van 6 tonen is het bekende hexachord uit de modale muziek, dat o.a. blijkens de vele hexachordfantasieën van rond 1600 indertijd nog spring-levend en geliefd was. (De tonale periode, met zijn majeur- en mineur-toonladders laat men meestal rond 1600 beginnen.) Sweelincks fantasie is opgebouwd uit enkele secties met elk hun eigen neventhema, dat dan telkens wordt gecombineerd met het hexachordthema. De laatste sectie geeft een fraai staaltje contrapunctiek over het hoofdthema (o.a. canonisch). Eén bron (Fitzwilliam Virginal Book) geeft een datering van de fantasie, het jaartal 1612.

2.   In de tijd van Sweelinck en zijn leerlingen waren ook echofantasieën erg geliefd. Twee manieren van 'echo' komen voor: hetzelfde motief een octaaf lager gespeeld, of gespeeld op een ander manuaal met een zachtere registratie. Beide komen voor in deze fantasie van Scheidemann, organist in de Hamburgse Katharinakerk.

3.   Sweelinck, de 'Duitse organistenmaker', geldt als de belangrijkste grondlegger van de Noordduitse organistenschool uit de 17e eeuw. Tot de eerste generatie daarvan behoorde de Sweelinck-leerling Scheidemann, tot de tweede Tunder, organist van de Mariakerk in Lübeck. Een zeer belangrijke vorm uit deze 'school' is de koraal-fantasie. Regel (of een grotere melodische eenheid) na regel van de melodie krijgt hierin in evenzovele muzikale secties een inventieve behandeling, waarbij alle compositietechnieken gebruikt kunnen worden. Vaak is zo'n fantasie dan ook zeer geschikt om de vele klanken van een orgel te demonstreren. De liedtekst is een 16e eeuwse berijming van Psalm 23: "De Heer is mijn herder". (Bachs "Ein feste Burg" uit 1709 – zie het concert op 31 oktober – is een laat voorbeeld van deze vorm.)

4.   Pachelbel's fantasie heeft duidelijk Zuideuropese wortels, en wel in de Italiaanse 'elevatietoccata', muziek die gespeeld werd in de mis tijdens de opheffing van de hostie. Het karakter is dan ook meditatief, de registratie zacht en ingetogen.

5.   Ook Bachs 'grote' fantasie in c-mineur heeft een ingetogen karakter. Van de beide thema's heeft het tweede 'Seufzer'(= zucht)-figuren. Ook de direct aansluitende fuga is gebaseerd op 2 thema's, en ook hier heeft het tweede thema – een chromatisch (met halve toonsafstanden) stijgende reeks van 6 tonen – een 'zuchtend' karakter.

6.   De tweede bloeiperiode van 'de' koraalfantasie wordt gevormd door de 7 fantasieën die Reger van 1898 tot 1900 schreef over lutherse koralen. Hierin wordt echter niet regel per regel muzikaal uitgewerkt, maar strofe na strofe. Reger probeert daarbij de tekstinhoud zo goed mogelijk tot (laatromantisch-)muzikale uitdrukking te brengen.
Van "Freu dich sehr" toondicht hij op die manier 7 van de 8 strofen (de 3e laat hij weg). Een korte typering van de tekstinhoud en karakter van de 7 (orgel)strofen:
1. Verheug je in Christus, de Heer, want hij roept je uit dit aardse jammerdal.
2. Dag en nacht heb ik geroepen tot de Heer, mijn God, om hulp uit mijn nood.
3. Wereld en duivel, zonde en hel, ons eigen vlees en bloed, kwellen ons.
4. Met het morgenrood en het ontwaken komen ook weer de zorgen te voorschijn.
5. Daarom, Heer Christus, dé morgenster, wees mijn licht en weg, en sta mij bij.
6. Ook als mijn ogen breken, u bent mijn licht, woord, leven, weg en hemelpoort.
7. Verheug je in Christus, de Heer, met wie je in eeuwigheid zult triumferen!





27 juni 2009

orgelconcert 20.00 uur

Johan Erné

Bruna, De Cabezón en de anderen

Spanje in de 16e en 17e eeuw

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

 1. Tiento IX. Quinto tono Antonio de Cabezón   (1510 - 1566)
 2. Differencias sobre
"La Gallarda Milanesa"
Antonio de Cabezón
 3. Differencias sobre
"El Canto Llano del Caballero"
Antonio de Cabezón
 4. Tiento III. Primer tono Antonio de Cabezón
 5. Cançao a 4 Glosada António Carreira   (1525 - 1589)
 6. Pange Lingua
"La Reyna de los Pangelingua"
Sebastian Aguilera de Heredia
    (1561 - 1627)
 7.   Batalla de 6o tono Jusepe Ximénez   (1610 - 1672)  
 8.   Pange Lingua a 4   Pablo Bruna   (1611 - 1679)  
 9.   Tiento de falsas de 2o tono Pablo Bruna  
10.   Tiento de 2o tono por Ge Sol Re Ut
"Sobre la letanía della Virgen"
Pablo Bruna  
11. Pasacalles de primer tono Joan Cabanilles   (1644 - 1712)



T O E L I C H T I N G

Antonio de Cabezón  (1510-1566)
De Cabezón, die blind was, kreeg zijn muzikale opleiding in Palencia. Hij werkte in Madrid aan het hof als organist van Isabel van Portugal, de vrouw van Karel V. Na haar dood in 1539 trad hij in dienst van Philips II, bij wie hij groot aanzien genoot en met wie hij uitgebreid door Europa reisde. Zijn werken werden deels uitgegeven door zijn zoon Hernando in 1578. Uit deze uitgave komen de hier vanavond gespeelde stukken.
De Tiento van de 5e toon heeft het karakter van een batalla (zie verderop). De toonsoort is verbonden met Jupiter en is groots en triomferend. Maar altijd binnen de strenge grenzen van een cultuur die gedomineerd werd door de Inquisitie. De tiento is eigenlijk polyfone muziek die teruggaat op het Latijnse motet. In de tiento wisselen vocale en zuiver instrumentale virtuoze passages elkaar af. De plotselinge wisselingen van stemming en sfeer zijn weer aan het madrigaal ontleend.
De Gallarda Milanesa is een snelle dans in 3-delige maatsoort: echte hofmuziek dus. De titel verraadt dat een groot deel van het Spaanse koninkrijk van die tijd in Italië lag. Vervolgens klinkt het melancholieke 'Lied van de Ridder'. De tekst houdt verband met de middeleeuwse cantigas de amigo: de jonkvrouwe vraagt aan (vermoedelijk) haar moeder om haar ver weg dolende en knappe ridder de boodschap over te brengen niet langer te treuren, omdat zij hem eeuwig trouw zal blijven. Het stuk stond in die tijd compositietechnisch op eenzame hoogte van wat er op orgel of clavichord voor mogelijk werd gehouden.
De Tiento van de eerste toon ontleent twee van zijn thema's aan het 'Salve Regina', de Maria-antifoon waarmee de completen dagelijks werden en worden afgesloten in de periode tussen Trinitatis en Advent. Het stuk eindigt plechtig met een hymnisch ostinato-motief dat viermaal wordt herhaald en waarin sommigen het Luther-lied 'Von Himmel hoch' hebben herkend. Een ander element is de stempaar-techniek, wel bekend uit de missen en motetten van de Renaissance, die hier ook in de instrumentale muziek zijn intrede doet.

António Carreira  (1525-1589)
De Cançao (canzone) van de Portugees Carreira is een bewerking voor toetsen van een anoniem Frans chanson.

Sebastian Aguilera de Heredia  (1561-1627)  en  Jusepe Ximénez  (1610-1672)
Met Aguilera de Heredia, de stichter van de 'Aragonese orgelschool', komen we in de tweede helft van de 16e eeuw terecht. Aguilera is (evenals zijn leerling en opvolger Ximénez) organist geweest van La Seo, de kathedraal van Zaragoza – ver weg van de invloed van het Madrileense hof. Dat is goed hoorbaar in zijn werk: hij introduceert elementen uit de Spaanse folklore in de orgelmuziek. Er klinkt een bewerking van Pange Lingua, de hymne voor Sacramentsdag – de donderdag ná zondag Trinitatis. De hier gebruikte Gregoriaanse melodie staat bekend als de 'Cantus Hispaniae', de Spaanse Wijs, die klinkt in een driedelige maatsoort. Het wordt de 'Koningin van de Pange Lingua' genoemd omdat de melodie via imitaties ook in de andere stemmen te horen is.
Batalla is zowel de naam voor de beroemde Spaanse horizontale trompetregisters als het muzikale genre van 'de Veldslag'. Ximénez componeerde er twee, die razend populair waren. De opbouw is stereotiep: na de inleiding volgen het oprukken van de legers, de veldslag, vluchtpogingen en woest ingezette achtervolgingen, boerendansen, triomf-fanfares waarbij het goede vanzelf het kwade overwint en de slotclimax tot besluit.
Opvallend is dat de horizontale trompetten pas rond 1600 hun intrede doen in de Spaanse orgelbouw.

Pablo Bruna  (1611-1679)
Net als De Cabezón was Bruna blind. Hij werkte in Daroca, in de buurt van Zaragoza en werd, alweer net als De Cabezón, eerste organist van de Koninklijke Kapel in Madrid. De Tiento van de 'falsas' is eigenlijk de Spaanse variant van de Italiaanse 'Toccata di durezza e ligature': trage muziek vol voorhoudingen en dissonanten met een uitgesproken plaats in de liturgie: bedoeld om de 'opheffing van het lichaam des Heren' na de consecratie te begeleiden. Anders dan in Italië kende het Spaanse orgel geen zwevend register speciaal voor deze muziek.
De Tiento over de 'Litanie van de Maagd' is wat de titel suggereert: een litanie op een eenvoudig, meeslepend thema in driedelige maatsoort, met typisch Spaanse ritmen – opzwepend en brilliant.

Joan Cabanilles  (1644-1712)
Cabanilles was organist van de kathedraal van het Zuidspaanse Valencia. Op grond van zijn kwaliteiten als organist kreeg hij het priesterschap aangeboden. Hij wordt de 'Spaanse Bach' genoemd. Zijn Passacaglia van de eerste toon is meer gebaseerd op een ritmisch en harmonisch motief (I-IV-V) dan de melodisch gebaseerde passacaglia van de Duitse Bach. Harmonisch gewaagd zijn het voorkomen van 'blue notes': het gelijktijdig optreden van zowel de grote als de kleine terts van één akkoord. In dit stuk treffen we zo'n beetje alles aan wat de Spaanse orgelmuziek zo groots maakt: melancholieke melodielijnen, onverwachte dissonanten en voorhoudingen, volkse motieven en 'brilliance'. Soms heb ik het gevoel in dit stuk getuige te zijn van een heus Spaans klassiek stierengevecht.



Johan Erné

Johan Erné (*1956) studeerde theologie, muziekwetenschappen en sanskriet in Utrecht.
Hij studeerde en studeert – nog niet uitgeleerd – orgel bij Peter van Dijk, Stephan Taylor, Jan Raas, Matteo Imbruno en Anton Pauw.
Hij volgde een Masterclass Spaanse orgelmuziek bij José Luis Gonzáles Uriol.
Hij werkt als organist o.m. bij het PVV en de Bethelkerk in Utrecht. In Breukelen is hij werkzaam bij de Wijkgemeente Centrum. Ook verleent hij medewerking aan diensten van de Protestantse wijkgemeente Noord.




23 mei 2009

concert 20.00 uur

Peter Verhoogt

m. m. v.

Patricia de Bruijn   &   Sanne Trip

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

Anthoni van Noordt
(ca. 1620 - 1675)
uit 'Tabulatuur-boeck van
    Psalmen en Fantasyen':
—  Fantasia in d
—  Psalm 24 (3 verzen)
Constantijn Huygens
(1596 - 1687)
uit Pathodia sacra et profana:
—  Orsa bella e crudele
—  Laetatus sum
Georg Böhm
(1661 - 1733)
Preludium en Fuga in d
Felix Mendelssohn-Bartholdy
(1809 - 1847)
—  "Ich wollt, meine Lieb ergösse sich"
—  "Grüss"
Felix Mendelssohn-Bartholdy Andante Sostenuto, Op. 85 nr. 4
Henry Purcell
(1659 - 1695)
—  "Cease, o my sad soul"
—  "Hark! The ech'ing Air"
    (uit The Fairy Queen)
Bert Matter
(*1937)
Partita over:
    "Wees wellekom, Immanuël"
Felix Mendelssohn-Bartholdy Vokslied
Robert Schumann
(1810 - 1856)
"Ich denke dein"



T O E L I C H T I N G

Het vierde concert in de serie rond Mendelssohn is een concert met de liedkunst, vocaal en instrumentaal, als uitgangspunt. (Het aanvankelijk geplande 'Tsjechische' concert met o.a. psalmbewerkingen van Dvorak kan helaas niet doorgaan vanwege stemproblemen van de zangeres.)

Het concert wordt gegeven door de Utrechtse organist en pianist Peter Verhoogt en de sopranen Patricia de Bruijn en Sanne Trip. Met Peter Verhoogt aan de piano zullen de sopranen duetten van Mendelssohn ten gehore brengen, o.a. "Ich wollt, meine Lieb ergösse sich"; daarna vertolkt Peter van Mendelssohn een 'Lied zonder woorden' (Andante sostenuto, Op. 85 nr. 4).

Naast deze melodische werken van Mendelssohn zullen er twee liederen van de beroemde Nederlander Constantijn Huygens klinken, gezongen door Sanne Trip. Peter Verhoogt begeleidt haar daarbij aan het orgel. Patricia de Bruijn zingt, ook begeleid door Peter, twee liederen van de Engelse meester van het lied, Henry Purcell, o.a. "Hark! The ech'ing Air" uit 'The Fairy Queen'.

Op het orgel zal nog een andere beroemde Nederlander te beluisteren zijn: Anthoni van Noordt, van wie Peter Verhoogt twee werken uit het 'Tabulatuurboek van Psalmen en Fantasyen' speelt, en een even befaamde en geliefde Duitser: Georg Böhm.

U I T V O E R E N D E N

Patricia de Bruijn
Sopraan Patricia de Bruijn studeerde bij Eugenie Ditewig aan het Utrechts Conservatorium. Na haar afstuderen nam zij lessen bij Linda Rands. Zij gaf soloconcerten zowel met orgel als piano. Daarnaast heeft Patricia divers repertoire gezongen in vele koren, waaraan zij ook solistisch haar medewerking verleende. Sinds 10 jaar remplaceert zij in het Groot Omroepkoor.

Sanne Trip
Mezzo-sopraan Sanne Trip heeft eerst zangles gehad van Nelleke Nieuwboer; daarna heeft ze aan de Vrije Muziek Academie van de Hogeschool Helicon zanglessen gevolgd van Mariola Niedzielska en Christiaan Boele. Ze heeft in musicals, opera's en operettes gespeeld. Daarnaast zingt Sanne Trip graag liederen, zowel uit de barok als uit de romantiek.

Peter Verhoogt
Peter Verhoogt studeerde orgel aan het Arnhems Conservatorium bij Bert Matter en volgde verder lessen bij Peter van Dijk en Stephen Taylor. Hij is afgestudeerd in de Muziekwetenschap. In 1980 was hij winnaar van Domstad Orgelconcours. Hij geeft in het hele land soloconcerten en begeleidt talrijke koren rondom Utrecht. Als kerkmusicus verzorgt hij het orgelspel bij de T.V.-diensten van het Mediapastoraat KRO.




25 april 2009

orgelconcert 20.00 uur:

werken van

Felix Mendelssohn   &   Sam. Seb. Wesley

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37

toegang vrij - collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

orgelwerken van Mendelssohn en tijdgenoten
orgelmuziek uit de 19e eeuw


A.   Felix Mendelssohn-Bartholdy   (1809 - '47)
 
1. Sonata I in f-klein, 4 delen:
—  Allegro moderato e serioso
met het koraal "Was mein Gott will, das g'scheh' allzeit"
—  Adagio
—  Andante. Recit
—  Allegro assai vivace
Op. 65 nr. 1
2. Praeludium (I) en Fuga (I) in c-klein Op. 37 nr. 1
3. Sonata IV in Bes-groot, 4 delen:
—  Allegro con brio
—  Andante religioso
—  Allegretto
—  Allegro maestoso e vivace
Op. 65 nr. 4

B.   Samuel Sebastian Wesley   (1810 - '76)
 
4. Choral Song in C-groot, 2 delen:
—  (geen titel)
—  Fugue



T O E L I C H T I N G

A.  Het 1e gedeelte van het concert bestaat uit werken van de twee eeuwen geleden geboren Felix Mendelssohn-Bartholdy. Praeludium en Fuga in c-klein uit Opus 37 (drie praeludia en fuga's uit de periode 1833-'37) en de sonates in f-klein en Bes-groot uit Opus 65 (zes sonates uit 1839-'44) — beide opusnummers zijn de bekendste orgelwerken van Mendelssohn.

1.  Het 1e deel van Sonata I is geschreven als een variant van de zgn. hoofd- of sonatevorm, een vorm die gebaseerd is op twee thema's. Aan het 1e thema, dat fors is geregistreerd, gaan enkele inleidende maten vooraf. Het 2e thema, zacht geregistreerd, heeft een bijzondere gedaante: het is het koraal "Was mein Gott will, das g'scheh' allzeit", een berijming van een toelichting die Luther schreef bij de 3e bede van het "Onze Vader". De koraalregels worden afgewisseld door korte en langere gedeeltes waarin het 1e thema verschijnt.
Het tweede deel is een liefelijk tussendeel, het derde een dialoog (Recit) tussen enkele zachte instrumenten en het tutti van het 'orkest'. Het feestelijke laatste deel is weer geschreven in de hoofdvorm.

2.  Praeludium I heeft een melodieus karakter. Dit blijkt meteen al bij de aanvang, die als het ware een solostem voorstelt met akkoordenbegeleiding.
Fuga I is daarentegen heel instrumentaal en vitaal. Beide delen hebben een forte-registratie. De tussenspelen van de fuga zijn zonder pedaal en worden op een zachter manuaal gespeeld, een manier van doen die gebruikelijk zou worden in de 19e eeuw. Ook fuga's van o.a. Bach ging men zo uitvoeren: in plaats van het hele werk in één klank kwam de zgn. terrassendynamiek met tussenspelen op een zachter manuaal. [Overgangsdynamiek, waarbij de klank van een werk geleidelijk sterker (of zachter) wordt, heeft Mendelssohn als eerste toegepast in de fuga van de 3e Sonate, die vorige maand op het programma stond. Ook deze wijze van registreren zou in de loop van de 19e eeuw bepalend worden voor ook de uitvoering van barokmuziek.]

3.  Het 1e deel van Sonata IV heeft zoals gebruikelijk de hoofdvorm; het 1e thema heeft korte notenwaarden, het 2e valt op door het gepuncteerde ritme. De tussendelen zijn, typisch voor Mendelssohn, liefelijk van karakter, waarbij het cantabele Allegretto staat in 6/8e maat. Het slotdeel heeft weer de hoofdvorm.

B.  Samuel Sebastian Wesley is door zijn vader Samuel (1766-1837) vernoemd naar Johann Sebastian Bach, wiens muziek Samuel in het Engeland van zijn tijd propageerde. In 1837, zijn laatste levensjaar, ontmoette Samuel Wesley Felix Mendelssohn op een van diens vele Engelse concertreizen, bij welke vriendschappelijke ontmoeting beide heren enkele fuga's aan elkaar opdroegen. Zoon Samuel Sebastian was een even befaamd componist en organist als zijn vader en schreef evenals zijn vader veel religieuze en orgelwerken.

4.  Van Choral Song heeft het 1e deel de vorm van een liturgisch gezang: refreinen en coupletten wisselen elkaar af. De fuga is een dubbelfuga: het 1e thema is typisch instrumentaal, het 2e juist vokaal. De fuga begint in een kleine, kamermuzikale registratie, een 'kamerorkest', dat in het slotgedeelte aanzwelt tot een groot 'symfonie-orkest'.



28 maart 2009

orgelconcert 20.00 uur:

werken van Mendelssohn, Franck & Liszt

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37

toegang vrij - collecte bij de uitgang (bijdrage naar draagkracht)
drankje na afloop




P R O G R A M M A

orgelwerken gebaseerd op de koraal-vorm
orgelmuziek uit de 19e eeuw


A.   werken van F. Mendelssohn   (1809 - 1847)
 
1. Praeludium (III) en Fuga (III) in d Op. 37 nr. 3
2. Sonata III in A
over "Aus Tiefer Noth schrei ich zu dir"
—  Andante tranquillo
—  Con moto maestoso
Op. 65 nr. 3
3. Sonata V in D
—  Andante
—  Andante con moto
—  Allegro maestoso
Op. 65 nr. 5

B.   werken van C. Franck   (1822 - 1890)  en F. Liszt   (1811 - 1886)
 
4. Choral III in a (1890) C. Franck
5. Weinen, Klagen (1863)
met "Was Gott tut, das ist wohlgetan"
F. Liszt



T O E L I C H T I N G

A.  Het eerste gedeelte van het concert bestaat uit werken van de 200 jaar geleden geboren Mendelssohn. Voor dit, het vorige en het volgende concert staan Opus 37 (3 preludia en fuga's uit de periode 1833-'37) en Opus 65 (6 sonates uit 1839-'44) — de bekendste orgelwerken van Mendelssohn — op het programma.
1.  Het begin van Praeludium III doet sterk aan koraalbegeleiding uit de 19e eeuw denken: de regels van een koraalzetting worden telkens afgewisseld met 'ad libitum' uit te voeren tussenspelen. (Het gaat hier overigens niet om een bestaand kerkelijk koraal.) Na deze inleiding volgt een fugatisch beginnende tweede sectie, waarin met steeds snellere notenwaarden wordt gewerkt en die uitloopt op een statig en feestelijk slot. Het thema van deze 2e sectie is gebaseerd op het "koraal" van de inleiding. Ook het thema van Fuga III grijpt terug op dit "koraal".
2.  Het rustige Andante tranquillo is eigenlijk het 2e deel van Sonata III, maar fungeert in dit programma als schakel tussen Fuga III en het eigenlijke 1e deel van Sonata III, het Con moto maestoso. Dit heeft de ABA-vorm: het 'maestoso' begin komt aan het eind weer terug. Het B-gedeelte is een in luidheid en snelheid toenemende koraalfuga, waarbij het pedaal de koraalmelodie "Aus Tiefer Noth schrei ich zu dir" speelt. De tekst hiervan is een berijming door Luther van Psalm 130, een toepasselijke tekst in de voorbereidingstijd voor Pasen.
3.  Het 1e deel van Sonata V is een koraalzetting; ook hier gaat het om een eigengemaakt, niet om een bestaand (kerkelijk) koraal. Een zacht geregistreerd Andante con moto (in 6/8e maat, toonsoort b-klein) fungeert als middendeel. Het 3e deel heeft de zgn. sonatevorm: na de opening met het dynamische 1e thema volgt een vocaler 2e thema, waarna beide thema's het muzikale spel met elkaar aangaan.

B.  Het tweede gedeelte van het concert: werken van Franck en Liszt.
4.  Ook Choral III van Franck is gebaseerd op een eigengemaakt, niet-kerkelijk koraal. In het begingedeelte wisselen toccatafiguren en koraalregels elkaar af. Dan volgt een zangerig middengedeelte, waarna de koraalmelodie, gecombineerd met de toccatafiguren, terugkomt.
5.  Deze grote en grootse fantasie heeft Liszt gechreven na de dood van zijn dochter Blandine. Alle zgn. rouwfasen komen aan bod: de schok en het ongeloof, de smart, de ontkenning, de wanhoop, het protest, de aanvaarding en het hervinden van de levensmoed. Aan de basis van dit werk ligt Bachs kerkelijke cantate "Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen", uit 1714 (BWV 12). Het sluit af met het koraal "Was Gott tut, das ist wohlgetan", met een toename in toonhoogte en kracht in de laatste maten.




28 februari 2009

orgelconcert 20.00 uur:

werken van Bach & Mendelssohn

P a u l u s k e r k
Breukelen, Straatweg 37

toegang vrij - collecte bij de uitgang (bijdrage naar draagkracht)
drankje na afloop




P R O G R A M M A

A.   werken van J.S. Bach   (1685 - 1750)
 
1. Preludium en fuga in G BWV 541
2. "Vater unser im Himmelreich"
—  Canto fermo in canone. a 2 Clav. e Ped.
—  Alio modo. Manualiter.

BWV 682
BWV 683
3. Preludium en fuga in e (de "kleine" e-moll) BWV 533

B.   werken van F. Mendelssohn   (1809 - 1847)
 
4. Preludium en fuga in G Op. 37 nr. 2
5. Sonata VI over "Vater unser im Himmelreich"
—  Koraal en variaties
—  Fuga
—  Finale
Op. 65 nr. 6
6. Sonata II in c
—  Grave
—  Adagio
—  Allegro maestoso e vivace
—  Fuga
Op. 65 nr. 2



T O E L I C H T I N G

A.  De muziek van Bach was belangrijk studiemateriaal voor Mendelssohn en diens muzikale generatiegenoten. Typische 'strenge' vormen zoals de fuga werden weer door componisten geschreven vanuit de ontstane behoefte muziek de nodige diepgang te verlenen.
1.   Het preludium en fuga in G is een van Bachs feestelijkste werken binnen deze vorm. In het preludium hoort u het plenum van het Rugpositief (met de Scherp), in de fuga dat van het Hoofdwerk (met de Mixtuur), terwijl aan het eind van de fuga beide plena gecombineerd worden.
2.   De twee bewerkingen over het koraal "Vater unser im Himmelreich" stammen uit Bachs Clavierübung III. De grote koraalbewerking BWV 682 is vijfstemmig (m.a.w. de hele mens wordt erin betrokken). Bach heeft deze wellicht geregistreerd als een Franse Fugue à 5, met in de linkerhand een tongwerk (hier de Dulciaan 8'). De canonvorm kun je het beste interpreteren als de opdracht juist dit gebed, het Onze Vader, te bidden. Elke manuaalstem heeft óf een melodieregel, óf een veelheid aan noten in soms tegendraadse ritmes. Zo geeft Bach aan dat "we niet naar behoren weten te bidden" — om welke reden Jezus zijn leerlingen het 'Onze Vader' leerde.
De kleine bewerking BWV 683 wordt gespeeld met de Fluit 4' (HW). 3.   In de kleine e-moll, een vroeg werk, kun je Bachs eigen muzikale leerproces horen. Er zijn zowel invloeden te bespeuren van de Noordduitse Stylus Fantasticus, met Buxtehude als belangrijkste inspirator, als van de Zuidduitse componist Froberger, die op zijn beurt duidelijk is beïnvloed door de Italiaan Frescobaldi (een iets jongere tijdgenoot van Sweelinck).

B.  Het tweede deel van het concert bestaat uit werken van de 200 jaar geleden geboren Mendelssohn. In dit en beide volgende concerten zullen Opus 37 (3 preludia en fuga's) en Opus 65 (6 sonates) — de bekendste orgelwerken van Mendelssohn — worden uitgevoerd.
4.   Ook dit deel begint met een preludium en fuga in G, maar we zijn nu duidelijk in de Romantiek beland. Dit blijkt ook uit de registraties: staat in de Barok helderheid centraal, in de Romantiek is dat lieflijkheid in de kleine registraties, en kracht en volheid in de grotere.
5.   Het 1e deel van de 6e sonate, koraal met variaties, is in doorgecomponeerde vorm geschreven. Beide laatste variaties hebben het karakter van een levendige toccata. Het fugathema is gebaseerd op de 1e regel van de koraaalmelodie, een vriendelijke Finale ('dolce') besluit deze sonate. Dit laatste deel staat niet meer in d-moll, maar in D-dur.
6.   Het Grave van de 2e sonate vormt een plechtige inleiding op het zangerige Adagio. Het feestelijke 3e en 4e deel vormen tesamen in feite een preludium en fuga, en staan in de toonsoort C-dur.




Nieuwe orgelserie in de Pauluskerk

Voor de 1e helft van dit jaar staat er een serie van 5 orgelconcerten gepland op het De Koff-orgel in de Pauluskerk. Elke 4e zaterdag (!) van de maand, te beginnen in februari: 28-2, 28-3, 25-4, 23-5 en 27-6. De concerten beginnen om 20.00 uur, de toegang is vrij, na afloop is er een collecte en mogelijkheid tot napraten (met een drankje).

Zaterdag 28 februari 20.00 uur is dus het 1e concert. Centrale componist is dan de 200 jaar geleden geboren Mendelssohn. Hetzelfde geldt voor de concerten van 28 maart en 25 april. Elk concert hoort u 2 orgelsonates (van de in totaal 6, uit Op. 65), en een preludium en fuga (van de in totaal 3, Op. 37). Drie sonates zijn gebaseerd op een koraalmelodie, elke keer hoort u er één. (Minder bekende orgelwerken van Mendelssohn komen wellicht na de zomervakantie aan bod.)

De concerten van 23 mei en 27 juni worden verzorgd door gastorganisten. Peter Verhoogt, organist van de Aloysiuskerk in Utrecht, zal in mei een Tjechisch programma verzorgen met muziek door de eeuwen heen. Aan dit concert werkt de zangeres Hetty Gehring mee. Zij zal dan psalmbewerkingen van Dvorák zingen, die deze componeerde o.a. vanwege het overlijden van zijn vader teneinde zijn verdriet hieromtrent te kunnen verwerken.

Het concert in juni wordt gegeven door Johan Erné, een van de organisten van de Herv. wijkgemeente alhier. Hij heeft zich gespecialiseerd in Zuid-europese orgelmuziek (Italië, Spanje en Portugal) uit de 17e eeuw. Dat zal dan ook het thema zijn van het concert.

Maar eerst 28 februari. Op het programma staat dan o.a. de 6e Sonate van Mendelssohn. Deze is gebaseerd op het koraal "Vater unser im Himmelreich" (Liedboek gezang 48). Op het programma komt nog een 2e componist voor: J.S. Bach. Mendelssohn was immers een groot bewonderaar van Bach. Van Bach onder meer diens grote koraalbewerking over hetzelfde koraal, "Vater unser".

Graag tot ziens en horens op 28 februari!

Jan Pieter Karman    




1 januari 2009

orgelconcert 16.00 uur:

Nieuwjaarsconcert

18e eeuwse muziek

barok
galant
&
klassiek

P a u l u s k e r k

Breukelen, Straatweg 37


toegang vrij - collecte bij de uitgang




P R O G R A M M A

1. In dir ist Freude  (ca. 1716)
    Orgelbüchlein - BWV 615
Johann Sebastian Bach,   1685 - 1750
2. Sonata in d
    Allegro
    Andante
    Allegro: thema met 9 variaties
Carl Philipp Emanuel Bach,   1714 - 1788
3. Concerto for organ in F  (1739)
The Cuckoo and the Nightingale
    Largo
    Allegro
Georg Friedrich Händel,   1685 - 1759
4. Ah ma Voisine es tu fachée
(uitgave 1770): Noël met 6 variaties
Claude Balbastre,   1727 - 1799
5. Fantasie in f: Ein Stück für ein
Orgelwerk in einer Uhr   (1790) - KV 594
    Adagio
    Allegro
    Adagio
Wolfgang Amadeus Mozart,   1756 - 1791
6. Praeludium und Doppelfuga in d Johann Ludwig Krebs,   1713 - 1780



T O E L I C H T I N G

Veel muziek uit deze eeuw is heel toegankelijk geschreven (galante stijl, voorklassieke en klassieke tijd), zodat je vaak goed van 'licht klassiek' zou kunnen spreken. Dat geldt ook grotendeels voor het programma van dit concert.

1.   Het concert opent evenals voorgaande jaren met Bachs nieuwjaarskoraal "In dir ist Freude" (mel. Lb gz 477). Nu eens niet in de gebruikelijke plein jeu-(plenum-), maar in een feestelijke grand jeu-registratie (met trompetklanken). J.S. Bach bleef de muziekbeschouwing (met haar theologische aspecten) en compositietechnieken van de Barok trouw; hij was wars van de oppervlakkigheid van de begin 18e eeuw opgekomen wereldlijke Galante stijl.

2.   Van Bachs zoon C.Ph.E. de 3-delige Sonata V (nummering van J.K.Fr. Rellstab in diens uitgave van 1791). Hij wist de emotionaliteit — aanvankelijk weinig diepgaand — van de Galante stijl te intensiveren; men spreekt dan vaak van Empfindsamkeit. Het 3e deel van deze sonate is een thema met variaties, dus ideaal om vele klanken van het orgel te laten horen. Deze en de andere orgelsonates zijn geschreven voor prinses Amalia van Pruisen, voor haar in 1755 gebouwde huisorgel. De orgelsonates stammen uit de periode 1755-1759.

3.   Händels koekoek en nachtegaal is wel zijn bekendste orgelconcert (=soloconcert voor orgel met orkest). Je kunt gerust stellen dat Händel het genre soloconcert voor orgel op de muzikale kaart heeft gezet. Van de 4 delen hoort u een orgelbewerking van het 1e en 2e deel. In het 2e deel laat eerst de koekoek zich horen, daarna de nachtegaal — wat al snel uitloopt op een duet tussen beide vogels. Voor deze vogelgeluiden leent zich de Fluit 4' (HW) in zijn verschillende liggingen uitstekend!

4.   De 1e januari is niet alleen nieuwjaar, maar ook de afsluiting van de kerstweek (de naamgeving van Jezus). Van Balbastre een noël met de nodige variaties. Naast het grand jeu hoort u ook kleinere Franse registraties, de meeste eveneens met een tamelijk geprononceerd karakter. Balbastres noëls trokken zoveel publiek dat hij ze niet meer in de kerk mocht spelen. Daarna voerde hij ze uit in de Parijse salons, op klavecimbel of op fortepiano.

5.   Heel anders van karakter is Mozarts 3-delige Fantasie KV 594. De hoekdelen zijn ingetogen fluitstukjes (de eerste met de HW-Fluit 4', de laatste met de RP-Roerfluit 4' en tremulant), het middendeel is vrolijk en heeft een spitse registratie. Oorspronkelijk is het bedoeld als treurmuziek: Mozart schreef het voor de klok met orgelspeelwerk bij het mausoleum van Laudon in Wenen.

6.   Tot slot Krebs Preludium en dubbelfuga in d, waarin hij zijn leermeester J.S. Bach naar de kroon steekt. Is Krebs in zijn trio's en sommige koraalvoorspelen een galante componist, in zijn praeludia en fuga's is hij een late representant van de Barok. Wel zijn deze laatste werken vaak erg breedsprakig, een reden waarom ze weinig gespeeld worden. Daarom vanmiddag van zijn Praeludium und Doppelfuga in d een verkorte versie — die overigens nog altijd bijna een kwartier duurt! Met die aanpassing komt er een formidabel orgelwerk te voorschijn, dat een imposante en feestelijke afsluiting vormt van het programma.




DISPOSITIE

Pauluskerk, Franssen-Proper-De Koff-orgel   (1870/1909/1953)

HOOFDWERK (HW)
manuaal 2, C-f'''
RUGPOSITIEF (RP)
manuaal 1, C-f'''
PEDAAL (Ped)
C-d'
 
° Prestant 8' +/* Prestant 4' (orig. 8'-strijker) + Prestantbas  8'
° Salicionaal 8' (eng, C-H in Ro 8')  + Quintadena 8' (doorlopend) + Subbas 16'
° Roerfluit 8' (C-H hout, gedekt)+ Holpijp 8' (C-h* hout) * Koraalbas  4'
°/+ Octaaf 4' (C-H 1870) ° Roerfluit 4' (in 1870 op Hw) * Bazuin 16'
°/+  (Open) Fluit 4' (orig. 8'; f° overbl.) + Octaaf 2' (in 1909 op Hw)
°/* Gemsquint 3' (orig. Gemsh. 2') Sesquialter 1½'   II (rep. c°) ° 1870
+ 1909
* 1953
* Mixtuur 2'   IV-V (orig. V-VI) * Scherp 1'   III-IV
* Trompet 8' * Dulciaan 8'

Speelhulpen:   3 Koppelingen (Rp-Hw (!), Ped-Hw, Ped-Rp), Tremulant (Rp).

Johan de Koff jr. (zijn vader komt uit de school Bätz-Witte) heeft in dit orgel uit 1953 materiaal verwerkt van het vorige, een uitbreiding (met een 2e manuaal – in zwelkast – en vrij pedaal) in 1909 door J. Proper van een orgel van de Gebr. Franssen uit 1870. Dat orgel stond oorspronkelijk in de Rotterdamse St. Joseph-kerk; het werd in 1896 aangekocht voor de voormalige Gereformeerde kerk aan de Herenstraat. De Sesquialter (fa. Flentrop, 1982) vervangt de originele Quintfluit 1½' (1953).
Het kerkgebouw, ook uit 1909 en naar het ontwerp van architect Arie Griffioen, is rijksmonument.

Zie ook bij: Utrecht Orgelland.





Jan Pieter Karman heeft orgel en kerkmuziek gestudeerd in Arnhem en haalde het diploma uitvoerend musicus aan het Sweelinckconservatorium in Amsterdam bij Hans van Nieuwkoop. Voorts studeerde hij muziekwetenschap in Utrecht, welke studie hij afsloot met een orgelbouwkundige scriptie.
Hij werd finalist op zowel interpretatie- als improvisatieconcoursen (o.a. Haarlem 1996).

Als organist is hij verbonden aan de Pauluskerk en de eveneens Breukelse Pieterskerk, waar hij het fraaie Bätz/Witte-orgel uit 1787/1867 bespeelt.




< | adcs | orgelconcerten 2009 (top) | >