In een experiment met een vast opgesteld doelwit worden geladen deeltjes, zoals elektronen of protonen, versneld door een elektrisch veld. Daarna botsen ze tegen een 'target', dat vast, vloeibaar, of gasvormig kan zijn. Met een detector worden van de resulterende deeltjes bepaald: de lading, de impuls, de massa, enz. |
Een voorbeeld van zo'n experiment is het experiment van Rutherford. Daarin leverde een radio-actieve bron alfa-deeltjes met veel energie, en die botsten op een vast opgesteld goudfolie. De detector was het scherm met zinksulfide rondom het folie. |