Mantichora mach wel .i. wonder sijn | De mantichora is echt een monster |
als Plinius scrivet, ende Solijn. | zoals Plinius schrijft, en Solinus. |
Gheansict als die man, | Het aangezicht als van de mens, |
mar oghen ghelu hevet nochtan; | maar wel heeft hij gele ogen; |
roet van hare, ghelijc den lioen | rood van haar, als de leeuw |
esi ghemaect bi na in al sijn doen; | is ie gemaakt bijna in al zijn doen; |
so scaerp ghestaert dat wonder es. | met wonderbaarlijk scherpe staart. |
Soeten luud hevet, des sijd ghewes, | Een zoet geluid heeft hij, gewis, |
datte scijnt die warheit das | zodat het werkelijk schijnt |
al oftet conste al pipe gheblas. | alsof hij op een schalmei blaast. |
Vor des menscen vleesch allene | Boven mensenvlees alleen |
sone minnet groot no clene. | verkiest hij anders geen. |
So snel eist in sire vlucht | Zo snel is hij in zijn vaart |
alse de voghel in der lucht. | zoals een vogel in de lucht. |
Drie rekede staen hem int hovet | In drie rijen staan in zijn hoofd |
sine tande, des ghelovet. | zijn tanden, dat kun je geloven. |
KB, KA 16. |
Zie ook Medieval Bestiary.
Afbeelding uit Jonston (1660):
Op de achtergrond is een mantichora bezig met het verorberen van een mens.
Jonston noemt ook de 'Cercopithecus major' een 'Manticora' (Cercopithecus: meerkat).
Meer gegevens: All about manticores.