2010 | 2011: 1 jan., 26 febr., 26 maart, 27 april, 28 mei, 25 juni, 29 juli, 26 aug., 30 sept. | 2012

B A C H   -   C O N C E R T

door

Jan Pieter Karman

vrijdag 30 september

20.00 uur

J.P. Karman en orgel
Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang


J.P. Karman aan het orgel
Dispositie  


P R O G R A M M A

orgelwerken van Johann Sebastian Bach   (1685 - 1750)
 
1. Praeludium & fuga in C-dur   —   BWV 547
 
2. Drie vijfstemmige koraalbewerkingen:
  1. Dies sind die heil'gen zehn Gebot'   —   BWV 678
    a 2 Clav. e Pedale. / Canto fermo in Canone.
        Dies sind die heilgen zehn Gebot,
        Die uns gab unser Herre Gott
        Durch Mosen, seinen Diener treu,
        Hoch auf dem Berg Sinai.
        Kyrioleis.
     
  2. Vater unser im Himmelreich   —   BWV 682
    a 2 Clav. e Pedale. / Canto fermo in Canone.   [^]
     
  3. Wir glauben all an einen Gott, Vater   —   BWV 740
    a 2 Clav. e Pedale doppio.   [^]
        Wir glauben all' an einen Gott, / Vater, Sohn und Heil'gen Geist,
        Der uns hilft in aller Not, / Den die Schar der Engel preist,
        Der durch seine große Kraft / Alles wirket, tut und schafft.
3. Triosonate V in C-dur   —   BWV 529
    -  allegro
    -  largo
    -  allegro
 
4. Pastorale in F-dur, 4 delen   —   BWV 590
 
5. Praeludium & fuga in a-moll   —   BWV 543
 


T O E L I C H T I N G

1 & 5.   Ter opening en afsluiting van het programma grote plenumwerken. Het preludium van de C-dur, wel naar de ontstaanstijd (vlak na 1723) bijgenaamd Leipzig (t.o.v. de C-dur Weimar), begint heel opmerkelijk met een 9/8-maat en heeft derhalve een lichtvoetig, levendig karakter. Ook de fuga is opmerkelijk: het lijkt lange tijd een 4-stemmige dus 'gewone' fuga te zijn, zij het manualiter, maar na een harmonische climax zet het pedaal in met de 5e (!) stem.
    De 'grote' a-moll stamt uit Bachs tijd in Weimar (1708-'17). Bij dit werk is juist de fuga met 6/8-maat levendig van karakter.

2.   BWV 678 en 682 komen uit Clavier-Übung III (1739). Beide hebben de melodie in canonvorm. Bij BWV 678 een canon in het octaaf in de linkerhand, met alt en sopraan in de rechter op het andere manuaal. BWV 682 is in eerste opbouw een trio, met de beide bovenstemmen in canonvorm. Aan dit trio is Vater unser 'toegevoegd', ook in canon!
    BWV 740 stamt nog uit Bachs tijd in Weimar en heeft bas & tenor pedaliter.

3.   De 6 triosonates dateren uit de eerste jaren van Bachs tijd in Leipzig (1723-'50). Eigenlijk is het kamermuziek gespeeld op orgel: 2 sopraanstemmen en de bas.

4.   1e deel (de 'eigenlijke' pastorale) : herders in het veld – doedelzak;  2e deel: idem – herdersfluit;  3e deel: verschijning van de engelen (3 vaste voortekens, 3-delige maat én triolen);  4e deel (gigue): herders snellen naar Bethlehem.
    Geschreven rond 1720.







ZOMERCONCERTEN 2011

"van concerto tot symfonie"

door

Jan Pieter Karman

vrijdag 26 augustus &
vrijdag 29 juli

20.00 uur

Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang




P R O G R A M M A   26 augustus

1. J.G. Walther
    (1684-1748)
Concerto naar Torelli in a   (1709)
    -  Allegro
    -  Adagio
    -  Allegro
2. J. Stanley
     (1713-1786)
Voluntary Op. 6-6 in D   (1752)
    -  Adagio
    -  Andante (Trumpet & Echo)
    -  Adagio
    -  Allegro moderato (Flute & Echo)
3. J. Fr. Dandrieu
    (1682-1738)
Magnificat-Suite in g   (1739)
    -  Plein jeu & Duo sur la Trompette
    -  Zingen
    -  Trio à deux dessus [sopraan]
    -  Zingen
    -  Diminution de Cornet
    -  Zingen
    -  Basse et Dessus de Voix humaine
    -  Zingen
    -  Dialogue sur les Grands jeux
3. Ch.-M. Widor
    (1844-1937)
3 delen uit Symphonie Op. 42-5 in fa  (1879)
    -  II. Allegro cantabile
    -  III. Adagio
    -  V. Tocccata



P R O G R A M M A   29 juli

1. J.G. Walther
    (1684-1748)
Concerto naar Torelli in Bes
    -  Largo
    -  Allegro
    -  Adagio
    -  Allegro
2. J. Stanley
    (1713-1786)
Voluntary Op. 6-5 in d
    -  Adagio
    -  Andante
    -  Moderato
3. J. Boyvin
    (1649-1706)
Magnificat-Suite in g
    -  Plein jeu
    -  Duo
    -  Trio à deux dessus [sopraan]
    -  Diminution de Cornet
    -  Basse et Desus de Voix humaine
    -  Dialogue sur les Grands jeux
3. Ch.-M. Widor
    (1844-1937)
4 delen uit Symphonie Op. 13-4 in fa
    -  Andante cantabile
    -  Scherzo
    -  Adagio
    -  Finale


T O E L I C H T I N G

Concerti grossi en Soloconcerti waren in de Barok geliefde muzikale vormen aan de wereldlijke en kerkelijke hoven. Bij een concerto grosso wordt het strijkorkest in tweeën gedeeld: enkel bezet zijn de partijen van het 'concertino', meervoudig bezet die van het 'concerto grosso'. Bij een soloconcerto is er één solist, aanvankelijk een strijker, later waren ook andere instrumenten mogelijk, zoals blazers.

Walther heeft enkele concerti grossi van de violist en componist G. Torelli (1658-1709) voor orgel bewerkt; in juli hoort u dat in Bes, in augustus dat in a.

Händel maakte de concerto-vorm populair in Engeland; in diens stijl schreef Stanley enkele concerto-achtige Voluntary's voor kerkelijk orgelgebruik. Uit Opus 6 hoort u die in d (juli) en D (augustus); beide hebben in het 2e deel de Trompet als solo.

Een andere meerdelige vorm is de Suite; de Franse orgelsuite uit de Barok is bestemd voor de liturgische alternatimpraktijk van het Magnificat. In juli suitedelen van Boyvin, in augustus van Dandrieu. U kunt dan ook uw eigen stem gebruiken!

Wat het concerto was in de Barok, was de symfonie in de Klassieke Tijd en de Romantiek. Widor schreef een reeks symfonieën voor orgel. Deze zomer hoort u delen uit zijn bekendste symfonieën, IV (juli) en V (augustus; o.a. de Toccata!).



Volgende concert: vrijdag 30 september 20 uur — Bach-concert






PINKSTERCONCERT

door

Jan Pieter Karman

zaterdag 25 juni 2011

20.00 uur

Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang




P R O G R A M M A

A.   Komm, heiliger Geist, Herre Gott

1. Johann Sebastian Bach
    (1685-1750)
Fantasia super 'Komm, heiliger Geist' - BWV 651.
    Canto fermo in Pedale
2. Heinrich Scheidemann
    (1596-1663)
koraalvoorspel (geornamenteerd)
3. Franz Tunder
    (1611-1663)
koraalfantasie
4. Dieterich Buxtehude
    (1637-1703)
'Komm, heiliger Geist' - BuxWV 199.
    koraalvoorspel (geornamenteerd)
5. J.S. Bach 'Komm, heiliger Geist' - alio modo, BWV 652.
    a 2 Clav. e Pedale (geornamenteerd koraalvoorspel)

B.   Veni Creator Spiritus / Komm, Gott Schöpfer

6. Jehan Titelouze
    (1562/3-1633)
'Veni Creator', 4 orgelverzen
    - à 4, melodie in de bas
    - à 4, melodie in de sopraan
    - à 3, canon, melodie in de middenstem
    - à 4
7. Nicolas de Grigny
    (1672-1703)
'Veni Creator', 5 orgelverzen
    - fugue à 5
    - duo
    - récit de cromorne
    - dialogue sur les grands jeux
8. J.S. Bach 'Komm, Gott Schöpfer, heiliger Geist' - BWV 667.
    in Organo pleno con Pedale obligato


1. Komm, Gott Schöpfer, heiliger Geist,
Besuch' das Herz der Menschen dein,
Mit Gnaden sie füll', wie du weißt,
Daß dein Geschöpf vorhin sein.
2. Denn du bist der Tröster genannt,
Des Allerhöchsten Gabe theuer,
Ein' geistlich' Salb' an uns gewandt,
Ein lebend Brunn, Lieb' und Feuer.


T O E L I C H T I N G

De twee bekendste pinksterliederen uit de reformatorisch-lutherse traditie zijn "Komm, Gott Schöpfer, heiliger Geist" (Liedboek, gezang 239) en "Komm, heiliger Geist, Herre Gott" (gez. 240). De eerste is een verduitsing van de Latijnse hymne "Veni Creator Spiritus" (zie gez. 237), waarvan Luther tevens de melodie vereenvoudigde voor de gemeentezang. De tekst van de tweede gaat terug op de tekst van de antifoon "Veni sancte spiritus", waaraan Luther nog een 2e en 3e strofe toevoegde.

Het programma opent met Bachs geestdriftige fantasie over "Komm, heiliger Geist, Herre Gott". Dan volgen bewerkingen van 3 generaties uit de Noordduitse orgelschool: Scheidemann (leerling van J.Pzn. Sweelinck), Tunder en diens opvolger Buxtehude. Tot slot over dit lied Bachs uitgebreide geornamenteerde bewerking.

Dan "Veni Creator Spiritus" / "Komm, Gott Schöpfer, heiliger Geist". Daarvoor gaan we naar de Franse orgelschool uit de 17e eeuw. Eerst de orgelverzen van Titelouze, tijdgenoot van Sweelinck. Vervolgens die van De Grigny, waarbij u ook kunt meezingen: gezongen en gespeelde verzen om beurten. Bach kopieerde in zijn jeugd het compositorisch indrukwekkende "orgelboek" van De Grigny, en zijn feestelijke bewerking over "Komm, Gott Schöpfer" zal het concert besluiten.







ORGELCONCERT

door

Jan Pieter Karman

zaterdag 28 mei 2011

20.00 uur

Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang




P R O G R A M M A

werken van Georg Böhm


1. Praeludium et Fuga in C
 
2. Gelobet seist du, Jesu Christ
    Koraalpartita: koraal en 5 variaties (manualiter)
[Lvdk 142]
3. Allein Gott in der Höh sei Ehr
    koraalvoorspel (organo pleno)
[Lvdk 254]
4. Christ lag in Todesbanden
    koraalvoorspel (geornamenteerd)
    koraalfantasie (koraalmotet)
[Lvdk 203]
5. Praeludium in a kleine terts
 
6. Nun bitten wir den heiligen Geist
    koraalvoorspel (geornamenteerd)
[Lvdk 241]
7. Herr Jesu Christ, dich zu uns wend
    6 orgelverzen
[Lvdk 327]
8. Vater unser im Himmelreich
    koraalvoorspel (koraalaria)
    2 orgelverzen
[Lvdk 48]
9. Praeludium in d kl. t.
 


T O E L I C H T I N G

Georg Böhm (1661 - 1733) was een componist, klavecinist, dirigent, muziekpedagoog en organist. Hij behoorde tot de 4e (en laatste) generatie van de 17e eeuwse Noordduitse orgelschool, gesticht door J.Pzn. Sweelinck.

De muziek van Georg Böhm is een voorbeeld van de Duitse hoogbarok, zowel van voor als na 1700. Böhms vader, organist in Hohenkirchen, was zijn eerste muziekleraar. Hij studeerde aan de universiteit van Jena. Aangenomen wordt dat hij bij Johann Adam Reincken, de beroemde organist van de Sankt Catharinenkirche in Hamburg, zijn muziekstudie heeft vervolgd.

Böhm was de 'meester-leraar' van de jonge Johann Sebastian Bach in diens Lüneburger gymnasiumperiode, aldus Carl Philipp Emanuel Bach, de 2e zoon van J.S. Bach. Deze opvatting is enkele jaren geleden bevestigd door het opduiken van een handgeschreven kopie van de grote koraalbewerking 'An Wasser Flüssen Babÿlons' van Johann Adam Reincken, die in 1700 door de 15-jarige Bach ten huize van Böhm was vervaardigd.

Böhm was aanvankelijk actief in het operahuis aan de Ganzenmarkt in Hamburg (vanaf 1693), hetgeen een zekere opera-achtige schrijfwijze in zijn eigen composities tot gevolg had, zoals aria-achtige kerkliedbewerkingen voor orgel ("Vater unser"!). Van 1698 tot aan zijn dood in 1733 was hij organist van de Sankt Johanneskirche in Lüneburg, de plaats waar als in geen andere Noord-Duitse stad de Franse muziekcultuur zo sterk van invloed was. In Böhms ornamentiek (versieringskunst) is dit goed merkbaar. Zowel de muziek als de artistieke persoonlijkheid van Böhm hebben de jonge J.S. Bach sterk beinvloed.

Composities
Böhm toont zich in zijn werken een zeer inventief componist. Zijn composities bestaan voornamelijk uit kerkmuziek. Deze kan men onderverdelen in vocale werken als cantates en motetten, en instrumentale werken: werken voor orgel (praeludia en koraalbewerkingen). Voor klavecimbel schreef Böhm ondermeer 11 suites (verzamelingen van dansen) en 5 koraalpartita's (variaties over een koraal). De laatste kun je natuurlijk ook op orgel spelen.

Böhms praeludia volgen de 5-delige toccatastructuur (zoals dat in d), of de 3-delige (die in C en in a): toccata-fuga-toccata(-fuga-toccata). Van Böhm is één koraalfantasie (daarin wordt regel voor regel uitgebreid uitgewerkt) overgeleverd: Christ lag in Todesbanden. Ook schreef Böhm bij menig koraal orgelverzen. Deze waren bedoeld voor de kerkelijk-liturgische alternatimpraktijk waarin de verzen van een gezang beurtelings werden gezongen en gespeeld op orgel.







ORGELCONCERT

door

Jan Pieter Karman

woensdag 27 april 2011

20.00 uur

Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang




P R O G R A M M A

Paasconcert


1. Albert de Klerk
    (1917-1998)
Ricercare in e (1950): andante - (dolce) - giocoso - maestoso
(Hommage aan Sweelinck)
 
2. Anthon van der Horst
    (1899-1965)
Variazioni sopra la Sinfonia della Cantata
"Christ lag in Todesbanden" di Giov. Seb. Bach
, Op. 64 (1953)
Sinfonia - versus 1: "Christ lag in Todesbanden"
Var. 1 - versus 2: "Den Tod niemand zwingen kunnt"
Var. 2 - versus 3: "Jesus Christus, Gottes Sohn, an unser Statt ist kommen"
Var. 3 - versus 4: "Es war ein wunderlicher Krieg"
Var. 4 - versus 5: "Hier ist das rechte Osterlamm"
Var. 5 - versus 6: "So feiern wir das hohe Fest"
Epilogo - versus 7: "Wir essen und leben wohl in rechten Osterfladen"
 
3. Albert de Klerk Tres Meditationes Sacrae (1992/'93)
1.   Dic nobis, Maria ...
Dic nobis Maria, quid vidista in via?
(Zeg ons Maria, wat hebt gij onderweg gezien?)
- uit de Sequentia "Victimae Paschali"
2.   Mane nobiscum ...
Mane nobiscum, quoniam advesperascit, et inclinata est jam dies
(Blijf bij ons, want het wordt avond en de dag loopt reeds ten einde)
- uit het evangelie volgens Lucas 24, 29-31
3.   Pax vobis  (Vrede met jullie)
Beati, qui non viderunt, et crediderunt
(Zalig, die niet zien en toch geloven)
- uit het evangelie volgens Johannes 20, 24-29

Tijdens het concert zullen de teksten worden geprojecteerd.


T O E L I C H T I N G

De Klerk studeerde aan het Amsterdamsch Conservatorium, waar hij les kreeg van Anthon van der Horst, Cornelis de Wolf en Hendrik Andriessen, alle drie tevens gerenommeerde organisten. De Klerk was organist op het Adema-orgel van de Sint Josephkerk in Haarlem en stadsorganist op het beroemde Müllerorgel van de 'oude' Bavo aldaar. Als componist schreef hij muziek voor orgel, orkest, beiaard en vocale muziek.

Van der Horst schreef meer dan honderd werken, vooral voor orgel - waaronder de Suite in modo coniuncto uit 1943 -, piano en koor, onder andere de grote werken Chorus I tot en met VIII, geschreven tussen 1932 en 1961. Van der Horst schreef ook liederen voor solozang en orkestwerken.
Vanaf 1931 tot kort voor zijn dood in 1965 gaf Van der Horst jaarlijkse uitvoeringen van Bachs Matthäus-Passion op Goede Vrijdag in de Grote kerk in Naarden. Van der Horst streefde er toen al naar zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke weergave te komen en stond daarmee lijnrecht tegenover de romantische uitvoeringen van Willem Mengelberg.

De cantate Christ lag in Todesbanden (BWV 4) van Johann Sebastian Bach is geschreven voor Eerste Paasdag, vermoedelijk van 1708 te Mühlhausen. De zeven strofen van het paaslied "Christ lag in Todesbanden" (1524), zowel tekst als melodie, zijn een verduitste bewerking van Maarten Luther naar de paassequens "Victimae Paschali Laudes" en de middeleeuwse hymne "Christ ist erstanden". De ten grondslag liggende bijbelteksten zijn 1 Korintiërs 5, 6-8 ('... Want ook ons Paaslam is geofferd: Christus, daarom, laten wij feestvieren ... met ongezuurde broden van zonneklaarheid en waarachtigheid') en Marcus 16, 1-8 ('... Een jongeman bij het graf zegt: "Niet zo verbaasd! - ge zoekt Jezus, de Nazarener die gekruisigd is! - hij is opgewekt, hij is hier niet" ...').

1.  Een van Sweelincks beroemdste klavierwerken is zijn Ricercare. Het heeft een centraal thema, dat temporeel wordt gevarieerd (vergroot en verkleind), en telkens met andere tegenthema's wordt gecombineerd. De Klerks Ricercare heeft eveneens een centraal melodisch gegeven, dat afhankelijk van de aard van de vier secties heel verschillend wordt ingevuld.

2.  Van der Horst verklankt in de Sinfonia (een orgeltranscriptie van Bachs instrumentale Sinfonia) en zijn 5 variaties daarop de eerste zes strofen van "Christ lag in Todesbanden". De Epilogo is gewijd aan de slotstrofe, waarbij de gehele melodie op het pedaal met de (Koraalbas) 4 voet wordt gespeeld tegenover de manualiter quintolenbeweging uit de 4e variatie. (Een mooie vertaling van het lied biedt gezang 203 van het Liedboek van de kerken.)

3.  In deze 3 orgelmeditaties, eigenlijk opgeschreven improvisaties, levert De Klerk een klankmonument van zijn liturgische orgelspel in de Haarlemse St.-Josephkerk. De 1e meditatie begint met het schilderen van de dageraad op paasmorgen, de 2e met het voortsjokken van de Emmaüsgangers, terwijl het begin van de 3e het 'Vrede met jullie!' in akkoorden proclameert.







ORGELCONCERT

door

Jan Pieter Karman

zaterdag 26 maart 2011

20.00 uur

Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang




P R O G R A M M A

Passieconcert


1. Jan Pieterszoon Sweelinck
    (1562-1621)
    - Fantasia in g over: la la la so fa mi re
    - Christe qui lux es et dies — 3 variaties
2. Samuel Scheidt
    (1587-1654)
uit Tabulatura Nova (1624):
    - Modus ludendi pleno Organo pedaliter
    - Hymnus: Christe qui lux es et dies — 7 orgelverzen
    - Echo (Fantasia) in a
3. Anthoni van Noordt
    (c 1619-1675)
uit Tabulatuur-boeck van Psalmen en Fantasyen (1659):
    - Psalm 22 — 3 verzen
    - Fantasia in C
4. Johannes Brahms
    (1833-1897)
uit Elf Choralvorspiele (1896), Opus posth, 122:
    - Herzliebster Jesu
    - O Welt, ich muss dich lassen (1e bewerking)
    - Herzlich tut mich verlangen (2e bewerking)
5. Johann Sebastian Bach
    (1685-1750)
uit Achtzehn Choräle von verschiedener Art (Leipziger Choräle):
    - O Lamm Gottes, unschuldig — 3 verzen (BWV 656)


T O E L I C H T I N G

1.  Dit concert begint met een doordeweekse orgelbespeling in de Oude kerk van Amsterdam. De organist is Jan Pieterszoon Sweelinck en hij bespeelt het hoofdorgel. Dit was tussen 1539 en 1545 gebouwd door Hans van Keulen [Suys], Hendrik en Hermann Niehoff en Jasper Janszoon. (In 1723 werd het afgebroken, waarna Christian Vater tussen 1724 en 1726 een nieuw hoofdorgel bouwde.)
In de calvinistische kerkdiensten mocht het orgel niet worden gebruikt. Dit betekende geen ontslag voor Sweelinck, want het orgel was van de stad en Sweelinck was als stadsorganist (en -klavecinist) in dienst van de stad. Wel mocht hij voor en na de diensten spelen (wellicht psalmvariaties).
Wat voor muziek klonk er tijdens zo'n concert? Uiteraard alleen niet-liturgische muziek, zoals toccata's en fantasieën (fuga's). Maar ook variaties op de geneefse psalmen en ('enige') gezangen met als pedagogisch doel de luisteraars met deze nieuwe kerkmelodieën bekend te maken. Ook speelde Sweelinck samen met andere stadsmusici, die onder het orgel werden opgesteld. Daarmee was de Oude kerk de eerste 'burgerconcertzaal' in Noord-Europa. Via Sweelincks leerlingen en andere kanalen zou deze praktijk zich uitbreiden over heel noordelijk Europa, met als bekendste voorbeeld de Abendmusicken in de Mariakirche van Lübeck.
Het thema van de Fantasia in g is goed over het hele werk te volgen. Eigenlijk is deze monothematische fantasie een vroege vorm van de 'klassieke' fuga (met die van Bach als hoogtepunt). In de lagere liggingen wordt het thema gespeeld met de Trompet 8', het enige 'lage' register van het pedaal van Nederlandse orgels.
De vesperhymne (avondlied) Christe qui lux es et dies was de enige oudkerkelijke hymne die in vertaling plaatskreeg in de 'enige gezangen', die het geneefse psalter completeerden.

2.  Bij de lutheranen was het orgel 'n heel ander lot beschoren: de Reformatie betekende daar juist een verdere bloei van het orgel. Het pedaal kreeg tevens de functie van een echt basklavier, met lage trompetregisters als Bazuin 16' en zelfs 32'.
Daarvan getuigt van de Sweelinck-leerling Scheidt het imposante Eine Manier dem gantzen vollen Werck mit dem Pedal zu spielen — op het pedaal wordt tweestemmig gespeeld! De orgelverzen van Christe qui lux es et dies zijn bedoeld voor de alternatimpraktijk met het koor in de lutherse zondagmiddagdienst (vesper). Als tijdsaanduiding staat erbij: Tempore Quadragesimali (= 40-dagentijd).
Van Scheidt tot slot een Echofantasie, een genre door Sweelinck in de markt gezet.

3.  Rond 1600 was de orgelbouw in Nederland tot stilstand gekomen, daar het orgel geen functie had in de diensten. In de loop van de 17e eeuw kwam daarin verandering, maar voor orgelbouwers was men nu vooral op Duitsland aangewezen.
Van Noordt liet zich bij zijn Tabulatuur-boeck inspireren door het in 1658 door Schonat opgeleverde kleine of koororgel van de Oude kerk in Amsterdam. Dat bezat op het pedaal naast een Trompet 8' (gebruikt in het 2e vers van Psalm 22) de voor Nederlandse begrippen 'nieuwe' basregisters Subbas 16' en Prestant 8' (het pedaal wordt in deze basfunctie gebruikt in het 3e vers). Met Psalm 22 zijn we beland op Palmzondag: dit klaaglied is de typische psalm voor deze zondag.
Ook de (zes) Fantasia's van Van Noordt zijn in feite vroegbarokke fuga's.

4.  Met Brahms komen we bij Goede Vrijdag. De verstilde melodie van het lijdenskoraal Herzliebster Jesu heeft gefungeerd als drager van vele andere lijdensliederen (bijv. Liedboek van de kerken, gezangen 177, 180 en 181). Brahms schreef zijn Elf Choralvorspiele toen hij het einde van zijn leven voelde naderen. Daarvan getuigen ook O Welt, ich muss dich lassen en Herzlich tut mich verlangen. De laatste melodie is ook gebruikt voor het lijdenslied O Haupt voll Blut und Wunden. Brahms oriënteerde zich bij zijn 11 koraalbewerkingen sterk op Bach: op diens Orgelbüchlein, maar zeker ook op de 18 Leipziger koralen.

5.  De Leipziger koralen zijn grotendeels in Weimar ontstaan ( 1708-'17). In de jaren 40 van de 18e eeuw heeft Bach ze herzien; hij was toen Thomascantor in Leipzig. Ook van O Lamm Gottes, unschuldig bestaat zo'n vroegere versie. De 3 verzen zijn aaneen gecomponeerd. Uiteraard is in deze bewerking de nodige muzikale symboliek aanwezig. Zo staat het in A-groot, een toonsoort met 3 kruizen (verwijzing naar Golgotha). Het 1e vers heeft de melodie 'hoog' in de sopraan (de 'hemelse' Vader), het 2e in de middelste stem (Jezus bemiddelaar tussen God en mensen) en het 3e in de bas (de Geest die ons ondersteunt).



Volgende concert: Paasconcert, woensdag (!) 27 april, 20.00 uur






ORGELCONCERT

door

Jan Pieter Karman

zaterdag 26 februari 2011

20.00 uur

Pauluskerk
Breukelen
Straatweg 37

toegang vrij,
collecte bij de uitgang


P R O G R A M M A

de dubbelvorm: preludium & fuga

BAROK

1. Johann Pachelbel   (1653-1706)     - Praeludium in d
    - Fuga in d
2. Dieterich Buxtehude
    (1637-1707)
    - Toccata (& Fuga) in F   BuxWV 157
3. Nicolas-Antoine Lebègue
    (1631-1702)
Missa IV   (1678)
    - Plein jeu, en basse de Trompette (1e Kyrie)
    - Fugue sur la Trompette (2e Kyrie)
4. Nicolas de Grigny   (1672-1703) Veni Creator Spiritus  (1699)
    - Plein jeu, en taille de Trompette, à 5
    - Fugue à 5
5. Johann Sebastian Bach
    (1685-1750)
    - Praeludium & Fuga in C ('Weimar')   BWV 545

ROMANTIEK

6. Louis Vierne   (1870-1937) Symphonie I   Op. 14   (1898-'99)
    - Prélude in d
    - Fugue in d
7. Felix Mendelssohn Bartholdy
    (1809-1847)
3 Präludien und Fugen   Op. 37   (1835-'37)
    - Präludium & Fuga II in G
8. Max Reger   (1873-1916) 12 Stücke für die Orgel   (1901)
    - Toccata in d   Op. 59: 5
    - Fuga in D   Op. 59: 6


T O E L I C H T I N G

Meer of minder synoniemen van Preludium zijn Toccata en (in Frankrijk:) Plein jeu.
Preludium betekent 'voorspel' (met aanvankelijk als functie het koor de juiste toon aan te reiken om te intoneren), Toccata betekent doorgaans 'bestemd voor toetsinstrument', en Plein jeu 'het prestantenplenum van het orgel', een registratie dus. Qua vorm is het preludium 'vrij', d.w.z. dat de componist niet aan een specifiek melodisch gegeven (thema) is gebonden.

Aanvankelijk waren preludia/toccata's korte stukken: enkele maten met akkoorden en enig snel passagewerk als intonatie voor de zangers of tijdens een liturgische handeling. In de vroege barok werden in de toccata's vaak korte fugato's ingelast, zoals bij de Duitse orgelschool van de 17e eeuw met als belangrijkste vertegenwoordiger Buxtehude. De vorm was dan meestal 3- of 5-delig: toccata-fugato-toccata(-fugato-toccata).

De 3-delige toccatavorm ontwikkelde zich later tot de 2-delige vorm preludium/ toccata & fuga. Het preludium heeft dan geen vastliggende vorm (meer), terwijl de fuga zich uit het fugato heeft ontwikkeld tot een zelfstandige vorm. Een fuga is een gebonden of strenge vorm: bij alle stemmen staat het fugathema centraal. Na de expositie, waarin alle stemmen achtereenvolgens inzetten met het thema, vinden tussenspelen en modulaties plaats waardoor het thema in een ander licht komt te staan, mede door gebruik van contrapuntische technieken zoals omkering, vergroting en stretto (= inzetten van stemmen snel na elkaar).

1.   De 2-delige vorm preludium/toccata & fuga kom je bij Pachelbel weinig tegen, en zeker niet als 'grote' vorm. Zijn Praeludium in d en Fuga in d laten zich echter uitstekend combineren. In het preludium hoor je niet alleen Zuidduitsland (en Italië) terug, maar ook Noordduitse invloeden, zoals in de pedaalsolo's aan het begin. Dalende chromatiek kenmerkt het fugathema.

2.   De vorm toccata-fugato-toccata is hier nog goed te herkennen; de laatste 'toccata' is door Buxtehude echter zozeer geïntegreerd met het slot van de fuga dat je hier gerust van de dubbelvorm toccata & fuga kunt spreken.

5.   Bach geldt als de grootmeester van het preludium & fuga. BWV 545 kreeg waarschijnlijk zijn definitieve redactie in Weimar (vandaar die bijnaam), dus in de periode 1708-'17. Een vrij vroeg Bach-werk dus; aan het eind van de fuga is dan ook nog enig toccata-achtig passagewerk te bespeuren. Bach is in zijn wijze van componeren schatplichtig aan o.a. Pachelbel, Buxtehude en De Grigny, van welke laatste hij het hele 'orgelboek' in 1713 kopieerde.

3 & 4.   Het traditionele Kyrie van de Mis is 9-delig (3x Kyrie, 3x Christe en 3x Kyrie). In geval van orgelverzen waren de 5 oneven Kyrieverzen voor het orgel. De eerste twee hebben altijd de vorm Plein jeu (prelude) & Fugue.
Als voorbeeld de bekende Missa IV, en wel het begin van de orgelmis van Lebègue. Ook de eerste twee verzen van de hymne Veni Creator van Lebègue's leerling De Grigny hebben deze vorm. De melodie wordt in het pedaal gespeeld met de trompet; bij het kyrie in de bas, bij de hymne in de tenor.

Veni Creator Kyrie

6, 7 & 8.   'Romantici' zoals Mendelssohn, Reger en Vierne schreven in Bachs voetspoor weer knappe fuga's. Ook de vorm preludium & fuga werd weer alle eer aangedaan, zij het nu in een (vroeg- resp. laat-)romantisch idioom.








NIEUWJAARSCONCERT

door

Jan Pieter Karman

zaterdag 1 januari 2011

16.00 uur

Pauluskerk, Breukelen

toegang vrij, collecte bij de uitgang



P R O G R A M M A

1. Entrée pontificale in C
    Op. 104: 1
Marco Enrico Bossi   (1861-1925)
2. In dir ist Freude
    BWV 615
Johann Sebastian Bach   (1685-1750)
3. Aria quarta
   
Johann Pachelbel   (1653-1706)
4. Vom Himmel hoch da komm ich her
   
Johann Pachelbel
5. Lobt Gott ihr Christen allzugleich
    Op. 67
Max Reger   (1873-1916)
6. A solis ortus / Crudelis Herodes
    - (Plein jeu)
    - Fugue à 5
    - Trio à 2 dessus
    - Point d' orgue sur les Grands jeux
Nicolas de Grigny   (1672-1703)
7. Allegro vivace - uit Symphonie I
    Op. 14
Louis Vierne   (1870-1937)
8. Wie schön leuchtet die Morgenstern
    Op. 67
Max Reger
9. Wie schön leuchtet die Morgenstern
   
Johann Pachelbel
10. Ciaconna in D
   
Johann Pachelbel
11. In dir ist Freude
    BWV 615
Johann Sebastian Bach
12. Final - uit Symphonie I
    Op. 14
Louis Vierne

T O E L I C H T I N G

In dir ist Freude in allem Leide,
o du süsser Jesu Christ!
Durch dich wir haben himmlische Gaben,
du der wahre Heiland bist;
hilfest von Schanden, rettest von Banden.
Wer dir vertrauet, hat wohl gebauet,
wird ewig bleiben. Halleluja.
Zu deiner Güte steht unser G'müte,
an dir wir kleben im Tod und Leben;
nichts kann uns scheiden. Halleluja.
  Het nieuwjaarskoraal In dir ist Freude, dat ook nog een 2e couplet heeft, heeft de melodie van het balletto "A lieta vita / Amor e'invita / Fa, la la la la la la" uit de in 1591 uitgegeven 5-stemmige balletti van de Italiaanse componist Giovanni Giacomo Gastoldi (c1554-1609). Balletti waren een populair vocaal genre in de tijd rond 1600.
De liedtekst van "In dir ist..." is van Johann Lindemann (1598).

1.   De Italiaanse componist Bossi trachtte met anderen een eigen Italiaanse instrumentale stijl te vestigen tegen de heersende operacultuur in. Dat zijn eerste muzikale liefde het orgel was is aan de plechtige Entrée goed te horen. De registratie is Ripieno (te vergelijken met Organum plenum / Plein jeu).

2.   Bachs Orgelbüchlein-koraal "In dir ist Freude" is eerder een fantasie dan een koraalbewerking: melodieregels, of fragmenten ervan dartelen door alle stemmen van deze compositie. De registratie is voor Organum Plenum.

3.   Deze 4e aria (van zes), met 6 variaties, komt uit de bundel Hexachordum Apollinis, in 1699 door Pachelbel uitgegeven voor klavecimbel of (een klein) orgel. Detaillistische, subtiele muziek voor een instrument met een bescheiden klank. Het Rugpositief van het De Koff-orgel is hiervoor zeer geschikt.

4 & 5, 8 & 9.   Nieuwjaar, de 8e kerstdag, valt tussen kerst en driekoningen (epifanie) [verschijning]. Op dit programma daarom ook bewerkingen van kerst- en epifanieliederen. "Vom Himmel..." en "Lobt Gott..." behoren tot het kerstrepertoire, "Wie schön..." is een belangrijk lied voor epifanie.

6.   De gregoriaanse hymne "A solis ortus" is een abecedarium: de letters van het (Latijnse) alfabet dienen als beginletters van de coupletten. In de praktijk is zo'n lied veel te lang; in de kloosters gebruikt men de eerste 7 coupletten als kersthymne (de letters a b c d e f g), en 4 coupletten als epifaniehymne (de letters h i l m); beide hymnes hebben een doxologie [lofprijzing] als slotcouplet.
De 4 orgelverzen van De Grigny komen uit zijn Premier Livre d'Orgue contenant une Messe et les Hymnes des principales fêtes de l'année (1699).
In het 1e orgelvers wordt de melodie gespeeld met de (pedaal)trompet, de 5-stemmige fuga is voor 2 manualen en pedaal, het trio voor 2 manualen.

7.   Viernes 6-delige 1e Symphonie (1898-1899) voor orgel heeft als 4e deel deze Scherzo-achtige compositie. Het heeft de aba-vorm, waarbij het b-gedeelte een fraaie canon bevat tussen bovenstem en pedaal.

10.   Dit manualiter werk van Pachelbel is eveneens bedoeld voor de bescheiden klank van klavecimbel of (klein) orgel. Deze ciacona – een ostinatovorm met vast basthema en bijbehorend akkoordenschema – heeft 12 variaties.

11.   Bachs "In dir ist Freude" nu gepeeld met een Grand jeu-registratie.

12.   Het imposante slotdeel van Symphonie I met een vol orgel-registratie.

Dispositie





< | HOME | orgelconcerten 2011 (top) | 2012