Sweelinckconcert - 3Jan Pieter Karmanorgel | ||
zat. 24 november 2012, 20 uPauluskerkBreukelen Straatweg 37 toegang vrij, collecte bij de uitgang |
Dispositie en c.v. JPK |
P R O G R A M M A A. Werken van Jan Pieterszoon Sweelinck (1561/2 - 1621) componist op de grens van Renaissance en Barok | ||
1. | Es ist gewisslich an der Zeit [Lvdk 279] variatie 1 a 2, melodie in de sopraan variatie 2 a 2, melodie in de bas | Sweelinck? |
2. | Hexachord Fantasia a 4 in F over: Ut [= Do], Re Mi, Fa, Sol, La | SwWV 263 |
3. | Psalm 140 O mijn God, wil mij nu bevrijden variatie 1 a 2, melodie in de sopraan variatie 2 a 2, melodie in de sopraan variatie 3 a 3, melodie in de sopraan variatie 4 a 3, melodie in de tenor variatie 5 a 3, melodie in de tenor | SwWV 314 |
4. | Ricercare a 4 in a | SwWV 279 |
B. Andere Nederlanders | ||
5. | Psalm 6 Wil mij niet straffen, Here (1659) vers 1 a 3, melodie in de sopraan vers 3 a 3, melodie in de bas, pedaliter vers 5 a 4, melodie inde sopraan, pedaliter | Anthoni van Noordt (1619 - 1675) |
6. | Ricercare in e Hommage aan Sweelinck (1950) 4 delen: Andante - (Dolce) - Giocoso - Maestoso | Albert de Klerk (1917 - 1998) |
7. | Premier Choral (1913) | Hendrik Andriessen (1892 - 1981) |
Sweelinck [de 'Orpheus van Amsterdam', zie hieronder bij 30 juni] verbond in zijn werken voor klavier (orgel, klavecimbel of clavichord) de variatiekunst en de virtuoze stijl van de Engelse virginalisten, zoals Peter Philips en John Bull, met de Spaanse orgelstijl en de stijl van Italiaanse meesters als Andrea Gabrieli en Claudio Merulo. Hierdoor ontwikkelde hij een geheel eigen manier van componeren met als kenmerken hechte constructie, helderheid en distinctie. Als organist van de Oude Kerk was Sweelinck in dienst - als stadtmusicyn - van het gemeentebestuur van Amsterdam. Dit betekende dat hij alleen voor en na kerkdiensten het orgel van de Oude Kerk diende te bespelen, maar niet tijdens. Buiten kerkdiensten verzorgde hij in het monumentale gebouw doordeweekse orgelbespelingen, die in de loop van de tijd uitliepen op concerten met meerdere musici in ensemblevorm. Deze burger-concertpraktijk in de Oude Kerk - waardoor de eerste 'burgerconcertzaal' van Noord-Europa tot stand kwam - heeft grote gevolgen gehad voor de ontwikkeling van de klassieke muziek. Het ontstaan van de vermaarde Abendmusiken in de Marienkirche in Lübeck - waaraan de naam van Buxtehude is verbonden - is direct op de concertpraktijk van orgelvirtuoos en ensembleleider Sweelinck (en zijn opvolgers) in de Oude Kerk van Amsterdam terug te voeren. (Buxtehude was leerling van Scheidemann, een belangrijke Hamburgse leerling van Sweelinck; Bach is weer sterk beïnvloed door Buxtehude en Reincken, een andere Scheidemannleerling.) In onze tijd zijn vooral de klavierwerken van Sweelinck bekend. Toch is tijdens Sweelincks leven geen van deze werken uitgegeven, slechts enkele handschriften zijn bewaard gebleven. In Sweelincks tijd waren juist vooral zijn vocale werken bekend, uitgegeven en over heel Europa verspreid. Wat de aan Sweelinck toegeschreven klavierwerken betreft, is de authenticiteit dan ook niet altijd duidelijk. Sweelincks instrumentale of klavierwerken kun je in 2 categorieën onderverdelen: - variatiereeksen: 13 koraalvariatiewerken (over melodieën uit het gregoriaans, het Geneefse Psalter en de Lutherse kerkliedtraditie), 5 variatiewerken over wereldlijke liederen en 7 variatiereeksen over dansmelodieën; - overige werken: 15 toccata's, 14 monothematische fantasieën en 6 echofantasieën. Sweelincks orgels Sweelinck speelde en componeerde in een tijd waarin algemeen de middentoonstemming in gebruik was met in de gangbare toonsoorten vrijwel reine (zwevingvrije) tertsen. In Sweelincks tijd stonden in de Oude Kerk tenminste twee orgels. Het grote kerkorgel was tussen 1539 en 1545 gebouwd door Hans van Keulen, Hendrik en Hermann Niehoff en Jasper Janszoon. Het tweemanualig koororgel was in de jaren 1544 en 1545 door Hendrik Niehoff en Jaspar Janszoon gebouwd. A. In dit gedeelte 2 'geestelijke' variatiewerken: Es ist gewisslich an der Zeit, voor de laatste zondag van het kerkelijk jaar (lutherse traditie in de 16e eeuw), en de geneefse psalm 140. En 2 beroemde 'fantasieën': de Hexachordfantasie en het Ricercare. B. Anthoni van Noordt was dé Nederlandse organist-componist uit midden 17e eeuw. Bij sommige 'verzen' schreef hij expliciet een pedaalpartij voor ('pedaliter'). Toen Sweelinck als organist van de Oude Kerk in Amsterdam werd aangesteld was hij, en de stad, r.-k.; de alteratie vond plaats in 1578. Met het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 kon weer een r.-k. orgelcultuur tot bloei komen. Twee belangrijke personen hierin zijn Hendrik Andriessen en zijn leerling Albert de Klerk. |
KORAALFANTASIEËNvan Advent tot HervormingsdagJan Pieter Karmanorgel | ||
zat. 27 oktober 2012, 20 uPauluskerkBreukelen Straatweg 37 toegang vrij, collecte bij de uitgang |
P R O G R A M M A | ||
1. | Noord-Duitse koraalfantasie over het Adventslied "Nun komm der Heiden Heiland" | Nicolaus Bruhns (ca. 1665-1697) |
2. | Noord-Duitse koraalfantasie over het Kerstlied "Gelobet seist du, Jesu Christ" | Dieterich Buxtehude (1637-1707), BuxWV 188 |
3. | Koraalbewerking over de 3 verzen van het Passielied "O Lamm Gottes, unschuldig" | Johann Sebastian Bach (1685-1750), BWV 656 |
4. | Koraalbewerking over de 3 verzen van het Paaslied "Christ ist erstanden" | Johann Sebastian Bach BWV 627 |
5. | Noord-Duitse koraalfantasie over het Pinksterlied "Komm, heiliger Geist, Herre Gott" | Franz Tunder (1614-1667) |
6. | Koraalfantasie "Ein feste Burg ist unser Gott" (4 verzen) | Max Reger (1873-1916), Opus 27 |
1, 2 & 5. De Noord-Duitse koraalfantasie is een van de voortbrengselen van de Noord-Duitse Orgelschool en kenmerkt zich door een uitvoerige behandeling van koraalmelodieën in een rijk scala van klankkleuren, muzikale figuren en vormen. Naast het zogenaamde vrije drie- of vijfdelige 'Praeludium/Toccata-pedaliter' was de Noord-Duitse koraalfantasie een van de meest gebezigde vormen van monumentaal orgelspel in de 17e eeuw. 3 & 4. Een variant hiervan zijn Bachs bewerkingen van alle coupletten van een bepaald lied. "O Lamm Gottes, unschuldig" is trinitarisch van opzet: melodie in sopraan (1e vers), middenstem (2e vers) resp. bas (3e vers): symbolisch voor Vader, Zoon en Geest. Ook het 3-delige "Christ ist erstanden" wordt gezien als trinitarisch van opbouw. De melodie bevindt zich hier telkens in de sopraan, conform het standaard model van Bachs Orgelbüchlein. 6. De koraalfantasie zou pas in de 19de eeuw een zekere hergeboorte beleven door vooral Max Reger, die in totaal 7 'Choralphantasien' schreef. De tekst van de verzen bepaalt hierin de muzikale uitdrukking. Het 1e vers van "Ein feste Burg" is forte, het 2e piano, het 3e begint en het 4e eindigt ff. |
HERFSTCONCERTdoorMarieke de Bruijn, viool & Jan Pieter Karman, orgel zaterdag 13 oktober 2012, 16.00 uurPieterskerk te BreukelenStraatweg 59 Werken van Bach, Handel en Vivaldi toegang vrij - collecte bij de uitgang P R O G R A M M A | ||
1. | Partita No.2 voor onbegeleide viool in d-klein, BWV 1004 (1720) allemanda corrente | Johann Sebastian Bach (1685-1750) |
2. | Orgelconcerto Op. 4 No.4 in F-Gr., HWV 292 (1735) allegro andante adagio allegro | Georg Friedrich Händel (1685-1759) |
3. | Italienisches Konzert in d-klein, BWV 971 (1735) (allegro) *) andante presto | Johann Sebastian Bach |
4. | Concerto del Signor Vivaldi (RV 275; ca. 1730) appropriato all' organo da J.G. Walther, in b-klein (allegro) andante allegro assai | Antonio Vivaldi (1678-1741) |
5. | Le Quattro Stagioni (De Vier Jaargetijden), Concerto Nr.3 in F-groot, "L'autunno" (de Herfst), Opus 8:3, RV 293 (1725) allegro adagio molto allegro | Antonio Vivaldi |
*) Dit allegro is niet gespeeld, maar na het presto volgde een Intermezzo: "Wachet auf, ruft uns die Stimme", BWV 140/645 (1731), van J. S. Bach. |
1. Bachs Sonates en Partita's voor solo viool (BWV 1001-1006), oorspronkelijk 'Sei Solo a Violino senza Basso accompagnato' genaamd, is een cyclus van 6 werken voor onbegeleide viool. Het werk bestaat uit 3 sonates en 3 partita's en behoort tot het repertoire van vele violisten. De cyclus werd gecompleteerd in 1720, toen Bach kapelmeester was aan het hof van Köthen. De partita's zijn verzamelingen van dansen. In de 2e Partita volgen op de Allemande en Courante: Sarabande, Gigue en de bekende Chaconne. 2. Händel schreef zijn 6 Orgelconcerto's Op. 4 als intermezzi tussen vocale delen van zijn oratoria. Handel geldt met deze werken als de 'uitvinder' van het orgelconcerto (voor orgel en orkest); de specifieke plaatsing binnen een oratorium diende als publiekstrekker. Het Orgelconcerto Op. 4 No. 4 schreef Handel voor het oratorium Athalia (HWV 52). 3. Bij het Italiaanse soloconcert staat tegenover de solist het strijkersensemble. Bach geeft in zijn Italienisches Konzert de beide manualen deze twee functies; Bach is overigens ook de 'uitvinder' van het klavecimbelconcerto. Maar vandaag hoort u een arrangement voor viool en orgel. 4. Walther, achterneef van J.S. Bach, heeft vele vioolconcerto's voor orgel bewerkt, waaronder enkele van de 'uitvinders' van het vioolconcerto, Torelli en Albinoni. Van Vivaldi heeft Walther één vioolconcerto bewerkt, het Concerto voor viool, strijkers en basso continuo in e-klein, RV 275. De rol van de soloviool wordt gespeeld door het register Octaaf 4' (+ 2' in het 3e deel). 5. Het sonnet dat hoort bij Vivaldi's "de Herfst": Met dansen en zingen vieren de wijnboeren Marieke de Bruijn begon op tienjarige leeftijd met vioolspelen. Zij studeerde aan het Sweelinck-conservatorium in Amsterdam en behaalde in 1995 cum laude haar diploma. Zij werkt als freelance musicus in het Koninklijk Concertgebouworkest en vele kamermuziekensembles, waaronder het Schönbergensemble. Haar eigen klassieke strijkkwartet heet "Het Vondelkwartet". Haar brede muzikale belangstelling bracht haar ook bij tango, jazz- en zigeuner-muziek en bij nog weer andere genres, zoals het kindermuziektheater. Zij speelt op een viool van de Beier Andreas Kempter (1706-'86) uit 1776, die in de traditie staat van de beroemde Oostenrijkse bouwer Jacob Stainer uit de 17e eeuw. Deze viool is een 'transitie-instrument' - geen barokviool meer, maar ook geen 'modern' (= vanaf eind 18e eeuw) instrument - en is voorzien van darmsnaren.
|
BachconcertJan Pieter Karmanorgel | ||
zat. 29 september 2012, 20 uPauluskerkBreukelen Straatweg 37 toegang vrij, collecte bij de uitgang |
P R O G R A M M A orgelwerken van Johann Sebastian Bach (1685-1750) | ||
1. | Toccata in d-moll (de 'dorische') | BWV 538-1 |
2. | Allein Gott in der Höh' sei Ehr' | BWV 663 |
3. | 'Suite' in d-moll, 5 delen (samengesteld uit transcripties) - Praeludium in d - Fuga (allegro) in d - Ach bleib' bei uns, Herr Jesu Christ - Air - Gavotte I & II | BWV 539-1 BWV 539-2 BWV 649 BWV 1068-2 BWV 1068-3 |
4. | Triosonate in G-dur, 3 delen - vivace - lento - allegro | BWV 530 |
5. | Fuga in d-moll ('dorische') | BWV 538-2 |
1. Bach schreef deze toccata en fuga (die dit concert zal besluiten) in de periode dat hij in dienst was van de lutherse hertog Willem Ernst van Saksen-Weimar, van 1708 tot 1717. Het overgrote deel van zijn orgelwerken is hier in Weimar ontstaan. In de toccata 'dialogiseren' de beide plena, dat van Hoofdwerk en Rugpositief, met elkaar. Het Hoofdwerk met zijn 'bredere' klank, het Rugpositief met zijn 'spitsere' geluid. Aan het ontbreken van de gebruikelijke vaste voortekening van d-klein (bes) dankt het werk wel de bijnaam 'dorisch'. 2. BWV 663 behoort tot de 'achttien' of Leipziger koralen (BWV 651-668). Deze zijn grotendeels eveneens in Weimar ontstaan (tussen 1708 en 1717) en door Bach in Leipzig in de periode van 1739 tot 1750 herzien. BWV 663 opent als een triosonate, totdat als 4e stem de koraalmelodie in de tenor verschijnt. Voor dit werk is een Sesquialter-registratie, naar de Franse barokregistratie 'tierce en taille', ideaal. 3. De Fuga is een door Bach voor orgel gemaakte transcriptie van de Fuga uit de 1e Sonate in g voor onbegeleide viool (BWV 1001; de 6 Sonates en Partita's voor solo viool rondde Bach af in 1720, in zijn periode in Köthen). Een kort, manualiter Praeludium leidt de Fuga in. Het trio Ach bleib' bei uns, BWV 649 behoort tot de 6 Schübler koralen (BWV 645-650; door Bach uitgegeven rond 1748), orgeltranscripties van delen uit cantates uit Bachs begintijd in Leipzig. De oorspronkelijke bezetting van het trio Ach bleib' bei uns is sopraan (het koraal), violoncello piccolo (een 5-snarige, iets kleinere cello) en continuo. Het is een deel uit de cantate Bleib bei uns, denn es will Abend werden, BWV 6, gecomponeerd voor 2e Paasdag 1725. De Air en Gavotte vormen het 2e en 3e deel van Bachs 3e orkestsuite, BWV 1068. Deze suite uit ca. 1730 is wellicht oorspronkelijk alleen voor strijkers geschreven. De blazers hebben in elk geval slechts een bescheiden rol; in het Air zwijgen zij zelfs geheel. 4. Bij de 6 triosonates (BWV 525-530), die waarschijnlijk dateren van rond 1727 - dus uit de eerste jaren van Bachs tijd in Leipzig (1723-'50) imiteren de beide bovenstemmen melodie-instrumenten. In het 1e deel van de 6e sonate zijn dit duidelijk strijkers; op orgel worden die meestal - en ook vanavond - geïmiteerd met de Prestanten van Hoofdwerk (8') en Rugpositief (4' - een octaaf lager gespeeld). 5. Deze fuga valt op door de knappe contrapuntiek (het schrijven van tegenstemmen bij in dit geval het fugathema). De registratie bestaat uit de gekoppelde (gecombineerde) plena van beide manualen. |
Sweelinckconcert - 2Jan Pieter Karmanorgel | ||
zat. 8 september 2012, 16 uPieterskerkBreukelen Straatweg 59 Dispositie toegang vrij, collecte bij de uitgang en zat. 25 augustus 2012, 20 uPauluskerkBreukelen Straatweg 37 |
P R O G R A M M A A. Werken van Jan Pieterszoon Sweelinck componist op de grens van Renaissance en Barok |
Allein Gott in der Höh' sei Ehr (SwWV 299) 4 variaties |
Echo-fantasia in d (SwWV 261) |
Onse Vader in Hemelrijck (Vater unser, SwWV 309) 5 variaties |
Fantasia super 'la-la-la-so-fa-mi-re' in g (SwWV 271) |
Est-ce Mars? (SwWV 321) 7 variaties |
Psalm 36 - Des boosdoeners wille zeer kwaad (SwWV 311) 3 var. |
B. Van Sweelinck tot Bach: Toccata (& fuga) in d-klein |
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562 - 1621) : SwWV 286 |
Heinrich Scheidemann (c. 1595 - 1663) : WV 36 |
Dieterich Buxtehude (1637 - 1707) : BuxWV 155 |
Johann Sebastian Bach (1685 - 1750) : BWV 565 |
Sweelinck verbond in zijn werken voor klavier (orgel, klavecimbel of clavichord) de variatiekunst en de virtuoze stijl van de Engelse virginalisten, zoals Peter Philips en John Bull, met de Spaanse orgelstijl en de stijl van Italiaanse meesters als Andrea Gabrieli en Claudio Merulo. Hierdoor ontwikkelde hij een geheel eigen manier van componeren met als kenmerken hechte constructie, helderheid en distinctie. Als organist van de Oude Kerk was Sweelinck in dienst - als stadtmusicyn - van het gemeentebestuur van Amsterdam. Dit betekende dat hij alleen voor en na kerkdiensten het orgel van de Oude Kerk diende te bespelen, maar niet tijdens. Buiten kerkdiensten verzorgde hij in het monumentale gebouw doordeweekse orgelbespelingen, die in de loop van de tijd uitliepen op concerten met meerdere musici in ensemblevorm. Deze burger-concertpraktijk in de Oude Kerk - waardoor de eerste 'burgerconcertzaal' van Noord-Europa tot stand kwam - heeft grote gevolgen gehad voor de ontwikkeling van de klassieke muziek. Het ontstaan van de vermaarde 'Abendmusiken' in de Marienkirche in Lübeck - waaraan de naam van Buxtehude is verbonden - is direct op de concertpraktijk van orgelvirtuoos en ensembleleider Sweelinck (en zijn opvolgers) in de Oude Kerk van Amsterdam terug te voeren. - Buxtehude was leerling van Scheidemann, een belangrijke Hamburgse leerling van Sweelinck; - Bach is weer sterk beïnvloed door Buxtehude en Reincken, een andere Scheidemannleerling. In onze tijd zijn vooral de klavierwerken van Sweelinck bekend. Toch is tijdens Sweelincks leven geen van deze werken uitgegeven, slechts enkele handschriften zijn bewaard gebleven. In Sweelincks tijd waren juist vooral zijn vocale werken bekend, uitgegeven en over heel Europa verspreid. Wat de aan Sweelinck toegeschreven klavierwerken betreft, is de authenticiteit dan ook niet altijd duidelijk. Sweelincks instrumentale of klavierwerken kun je in 2 categorieën onderverdelen: - variatiereeksen: 13 koraalvariatiewerken (over melodieën uit het gregoriaans, het Geneefse Psalter en de Lutherse kerkliedtraditie), 5 variatiewerken over wereldlijke liederen en 7 variatiereeksen over dansmelodieën; - overige werken: 15 toccata's, 14 monothematische fantasieën en 6 echofantasieën. In dit gedeelte 4 variatiewerken: 3 geestelijke bestemd voor het orgel (Allein Gott, Onse Vader en Psalm 36), één wereldlijke voor het klavecimbel (Est-ce Mars - alle 7 variaties met de melodie in de sopraan). Verder de Echo-fantasia in d met dynamische echo's, en een vroegbarokke fuga met temporele en (nog) niet-tonale modulatie, de Fantasia in g. Sweelincks Toccata in d kun je even goed op klavecimbel spelen; qua textuur (vele snelle passages/figuren/loopjes) is het geen typische orgelmuziek. Bij Scheidemanns Praeambulum is het pedaal (van het Noordduitse orgel) manifest aanwezig, diens leerling Buxtehude voegt aan zijn Toccata, met 2 fugatische tussendelen, barokke grilligheid toe; Bachs fameuze Toccata beperkt zich weer tot de 3-deling toccata-fuga-slottoccata. |
PieterskerkStraatweg 59Marktconcerten op het Bätz-orgelvrijdagmiddag 12.30 - 13.00 uur, toegang vrij / collecte | ||
20 juli: Diederik Bos 27 juli: Jan Pieter Karman 3 aug.: Willeke Smits | 10 aug.: Peter Verhoogt 17 aug.: Egbert Schoenmaker 24 aug.: Johan Erné |
Concertante orgelmuziekJan Pieter KarmanspeeltWerken van Bach, Handel, Mendelssohn en Boëlmann | ||
Pauluskerk Breukelen Straatweg 37 zaterdag 21 juli 201220.00 uurtoegang vrij, collecte bij de uitgang |
P R O G R A M M A |
Felix Mendelssohn Bartholdy: Sonata Op. 65 No. 2 in c Grave, Adagio, Allegro maestoso e vivace, Fugue: Allegro moderato |
George Fr. Handel: Orgelconcerto Op. 4 No. 4 in F, HWV 292 Allegro, Andante, Adagio, Allegro (orgelbewerking Samuel de Lange jr.) |
intermezzo - Cornelis J. Bute: 2 dansen uit Suite in ouden stijl in D |
Johann Seb. Bach: Concerto voor orgel in G, BWV 592 (Allegro), Grave, Presto |
Léon Boëllmann: Suite Gothique Op. 25 Introduction et choral, Menuet gothique, Prière à Notre Dame, Toccata |
Felix Mendelssohn (1809-1847) schreef zijn zes Orgel Sonata's in opdracht, uit 1844, van de Engelse uitgevers Coventry and Hollier. De publicatie volgde in 1845. Mendelssohn was een zeer bekwaam organist en gaf tijdens zijn bezoeken aan Engeland altijd een aantal goed ontvangen orgelconcerten. De opdracht behelsde oorspronkelijk een collectie voluntary's; Mendelssohn schreef er in totaal zeven. Naderhand breidde hij deze uit en hergroepeerde hen in de 6 Sonata's, Op. 65. Met 'sonata' bedoelde hij niet de klassieke sonatevorm, maar een verzameling of suite bestaande uit verschillende stukken. De laatste 2 delen van de 2e Sonate vormen eigenlijk een preludium en fuga ('Voluntary for full organ'). George Frideric Handel (Duits: Georg Friedrich Händel; 1685-1759). De 6 Orgelconcerto's Op. 4 zijn geschreven als intermezzi tussen vocale delen van Handels oratoria. Handel geldt met deze werken als de 'uitvinder' van het orgelconcerto; de specifieke plaatsing binnen een oratorium diende als publiekstrekker voor de oratoria. Het Orgelconcerto Op. 4 No. 4 schreef Handel in 1735. Voor het Andante geeft hij drie orgelregisters aan: Open Diapason, Stopped Diapason en Flute (= Prestant 8', Holpijp 8' en Fluit 4'), een indicatie dat het bij de orgelconcerto's van Op. 4 om kamermuziek gaat. Cornelis Johan Bute (1889-1979), blind vanaf zijn geboorte, was 60 jaar (1908-'68) organist op het Baderorgel van de Zutphense Walburgiskerk. Uit zijn Suite in ouden stijl uit 1944 twee van de zes dansen: Sarabande en Gavotte (I & II). Johann Sebastian Bach (1685-1750) maakte deze orgeltranscriptie in 1713 van het Vioolconcerto in G van de muzikaal zeer begaafde Johann Ernst, prins van Sachsen-Weimar (1696-1715). Bach maakte er ook een klavecimbelversie van (BWV 592a) Bach is de 'uitvinder' van het klavecimbelconcerto. Het concerto doet sterk denken aan het Concerto in G Op. 7 No. 8 van Antonio Vivaldi, wiens Op. 7 indertijd in Weimar onder de musici circuleerde. Léon Boëllmann (1862-1897) was een Frans componist en organist uit de Frans-Romantische Orgelschool. Hij studeerde aan de Ecole de Musique Classique et Religieuse te Parijs en was aldaar organist van de St Vincent-de-Paul, waar hij beschikte over een fraai romantisch orgel uit 1854, gebouwd door Aristide Cavaillé-Coll. Tot zijn bekendste werk behoort de Suite gothique, Op. 25 uit 1895, vooral vanwege de aansprekende Toccata waarmee dit vierdelige werk eindigt. Ook het verstilde Prière à Notre Dame is bij velen erg geliefd. In 1896 schreef hij een tweede, eveneens vierdelige suite voor orgel, de Deuxième Suite, Op. 27.
Volgend concert25 aug.: Jan Pieter Karman, 2e Sweelinck-concert |
Sweelinck - concertJan Pieter Karman | ||
Pauluskerk Breukelen Straatweg 37 zaterdag 30 juni 2012 20.00 uur |
P R O G R A M M A | ||
1. | Toccata in C | SwWV 283 |
2. | Christe qui lux es et dies variatie 1 a 3, melodie in de sopraan variatie 2 a 3, melodie in de tenor variatie 3 a 3, melodie in de sopraan | SwWV 301 |
3. | Psalm 116 Ick heb den Heer lief variatie 1 a 2, melodie in de sopraan variatie 2 a 3, melodie in de sopraan variatie 3 a 3, melodie in de sopraan (omspeeld) variatie 4 a 3, melodie in de sopraan (omspeeld) | SwWV 124 |
4. | Da pacem, Domine, in diebus nostris variatie 1 a 2, melodie in de sopraan variatie 2 a 3, melodie in de tenor variatie 3 a 4, melodie in de alt variatie 4 a 4, melodie in de bas | SwWV 302 |
5. | Echo-fantasia in a | SwWV 275 |
6. | Nun freut euch, lieben Christen g'mein variatie 1 a 2, melodie in de sopraan (omspeeld) variatie 2 a 3, melodie in de tenor variatie 3 a 4, melodie in de sopraan (omspeeld) | SwWV 307 |
7. | Mein junges Leben hat ein End' 6 variaties | SwWV 324 |
8. | Balleto del granduca 5 variaties | SwWV 319 |
9. | Fantasia chromatica in d | SwWV 258 |
|
Portret, 1606 door Gerrit Pietersz. Sweelinck "broeder van den uytnemensten Orgelist oft Orpheus van Amsterdam Ian Pietersz. gheheeten Geerit Pietersz." Carel van Mander, Schilder-Boeck, Amst. 1618, fol. 207 |
Jan Pietersz. Sweelinck (1562-1621) verbond in zijn werken voor klavier (orgel, klavecimbel of clavichord) de variatiekunst en de virtuoze stijl van de Engelse virginalisten, zoals Peter Philips en John Bull, met de Spaanse orgelstijl en de stijl van Italiaanse meesters als Andrea Gabrieli en ook Claudio Merulo. Hierdoor ontwikkelde hij een geheel eigen manier van componeren met als kenmerken hechte constructie, helderheid en distinctie. Als organist van de Oude Kerk was Sweelinck in dienst - als 'stadtmusicyn' - van het gemeentebestuur van Amsterdam. Dit betekende dat hij alleen voor en na kerkdiensten het orgel van de Oude Kerk diende te bespelen, maar niet tijdens. Buiten kerkdiensten verzorgde hij in het monumentale gebouw doordeweekse orgelbespelingen, die in de loop van de tijd uitliepen op concerten met meerdere musici in ensemblevorm. Deze burger-concertpraktijk in de Oude Kerk - waardoor de eerste 'burgerconcertzaal' van Noord Europa tot stand kwam - heeft grote gevolgen gehad voor de ontwikkeling van de klassieke muziek. Het ontstaan van de vermaarde 'Abendmusiken' in de Marienkirche in Lübeck - waaraan de naam van Buxtehude is verbonden - is direct op de concertpraktijk van orgelvirtuoos en ensembleleider Sweelinck (en zijn opvolgers) in de Oude Kerk van Amsterdam terug te voeren. (Buxtehude was leerling van Scheidemann, een belangrijke leerling van Sweelinck uit Hamburg; Bach is weer beïnvloed door Buxtehude en Reincken, een andere Scheidemannleerling.) In onze tijd zijn vooral de klavierwerken van Sweelinck bekend. Toch is tijdens Sweelincks leven geen van deze werken uitgegeven, slechts handschriften uit enkele bronnen zijn bewaard gebleven. In Sweelincks tijd waren juist vooral zijn vokale werken bekend, uitgegeven en over heel Europa verspreid. Wat de aan Sweelinck toegeschreven klavierwerken betreft, is dan ook niet altijd duidelijk of het om een authentiek werk gaat. In dit programma geldt deze kwestie voor het danslied Balleto (Ballo) del granduca: mogelijk zijn enkele of zelfs alle variaties van de Sweelinckleerling Samuel Scheidt. Sweelincks instrumentale werken kun je in 2 categorieën onderverdelen: - variatiereeksen: 13 koraalvariatiewerken (over melodieën uit het gregoriaans, het geneefse Psalter en de lutherse kerkliedtraditie), 5 variatiewerken over wereldlijke liederen en 7 variatiereeksen over dansmelodieën; - overige werken: 15 toccata's, 14 monothematische fantasieën en 6 echofantasieën. 1, 9 Sweelincks toccata's worden vaak op klavecimbel gespeeld, maar zijn op orgel ook goed uitvoerbaar. De fantasieën zijn eerder geschikt voor orgel, al leent de chromatische fantasie zich ook uitstekend voor klavecimbel. 2, 3, 4, 6 Sweelincks koraalvariaties zijn vooral voor orgel geschikt, dat bij uitstek de mogelijkheid biedt de melodie op een ander manuaal (of pedaal) te laten uitkomen. 5 Ook echofantasieën zijn meer geëigend voor het orgel, zeker waar het gaat om dynamische echo's (forte - piano); octaafecho's zijn niet typisch voor orgel. 7, 8 Sweelinks wereldlijke varatiewerken worden meestal op klavecimbel gespeeld. Op orgel kun je er ideaal individuele stemmen mee demonstreren. |
1. Bachs in Köthen gecomponeerde sonates en partita's voor viool solo (BWV 1001-1006) uit 1720 zijn technisch gecompliceerd omdat de viool naast solistisch tevens als 'meerstemmig' instrument fungeert. Bach schreef deze sonate in zijn Köthense periode (1717-'23) aan het muziekminnende, calvinistische hof aldaar. Het 2e deel, de fuga, heeft hij later voor luit bewerkt (BWV 1000) en voor orgel (BWV 539). 2. Francesco (Saverio) Geminiani was een in het Italiaanse Lucca geboren vioolvirtuoos, muziekleraar en componist. Hij studeerde viool, eerst bij Lonati in Milaan, en daarna bij Corelli. Hij studeerde compositie bij Alessandro Scarlatti. Geminiani werd gezien als een belangrijk vioolvirtuoos. Hij had een reputatie om tijdens een uitvoering te improviseren waarbij het orkest vaak de aansluiting miste. In 1714 vertrok hij naar Engeland waar hij gewaardeerd werd door het Engelse hof en de aristocratie als violist, orkestleider en muziekleraar. In 1733 verhuisde hij naar Dublin waar hij een aanstelling als dirigent niet kon aannemen vanwege zijn geloof; in plaats daarvan gaf hij een reeks van concerten waarbij hij de reputatie kreeg de grootste musicus van zijn tijd te zijn. De muziek van Germiniani is vrijer en emotioneler dan die van zijn illustere voorganger en leermeester Corelli. 3. Van het oorspronkelijke Concerto van Giuseppe Torelli (1658-1709) is slechts een kopie, in Dresden, bewaard gebleven. Van de 3 delen heeft Walther alleen het 1e en 2e deel voor orgel bewerkt. In dit programma worden zij voorafgegaan en afgesloten door het 1e en 4e deel van Walthers bewerking van Concerto VIII van Giulio Taglietti (ca. 1660-1718) uit 1710. Taglietti orienteerde zich als componist stilistisch op Torelli. 4. Dit concerto voor viool en strijkorkest heeft de 3-delige Vivaldivorm, snel-langzaam-snel. Beide hoekdelen hebben de ritornellovorm: ritornelli (refreinen) voor het orkest en episodes voor de soliste wisselen elkaar af. Het middendeel, geschreven in de parallelle toonsoort C-groot, is een prachtige cantilene met een ostinatobas (een vast harmonische patroon dat steeds wordt herhaald). Het 3e deel heeft het levendige ritme van een gigue. Marieke de Bruijn, geboren in Apeldoorn in 1967, begon op tienjarige leeftijd met vioolspelen. Zij studeerde aan het Sweelinck-conservatorium in Amsterdam en behaalde in 1995 cum laude haar diploma. Zij werkt als freelance musicus in het Koninklijk Concertgebouworkest en vele kamermuziekensembles, waaronder het Schönbergensemble. Haar eigen klassieke strijkkwartet heet "Het Vondelkwartet". Haar brede muzikale belangstelling bracht haar ook bij tango, jazz- en zigeuner-muziek en bij nog weer andere genres, zoals het kindermuziektheater. Zij speelt op een viool van de Beier Andreas Kempter (1706-'86) uit 1776, die in de traditie staat van de beroemde Oostenrijkse bouwer Jacob Stainer uit de 17e eeuw. Deze viool is een 'transitie-instrument' - geen barokviool meer, maar ook geen 'modern' (= vanaf eind 18e eeuw) instrument - en is voorzien van darmsnaren.
|
Pinkster - concertdoorJan Pieter Karman | ||
Pauluskerk Breukelen Straatweg 37 zaterdag 26 mei 201220.00 uurtoegang vrij, collecte bij de uitgang |
P R O G R A M M A | ||
4 Pinkstergezangen - Barok | ||
J.S. Bach, BWV 651 | Fantasia over "Komm heiliger Geist Herre Gott" | (240)* |
G. Böhm | "Nun bitten wir den heiligen Geist" | (241) |
G.-G. Nivers | 5 orgelverzen over "Veni sancte Spiritus" | (238) |
J.G. Walther | 3 orgelverzen over "Komm Gott Schöpfer heiliger Geist" | (239) |
J.S. Bach, BWV 668 | "Komm Gott Schöpfer heiliger Geist" | |
Vesperhymnen "Veni Creator Spiritus" en "O Lux beata Trinitas"- Barok | ||
S. Scheidt: | 3 orgelverzen over "Veni Creator Spiritus" | (237) |
4 orgelverzen over "O Lux beata Trinitas" | (253) | |
G.-G. Nivers: | 3 orgelverzen over "Veni Creator, Spiritus" | |
2 orgelverzen over "O Lux beata Trinitas" | ||
Trinitatishymne "O Lux beata Trinitas" - Barok | ||
M. Weckmann: | 4 orgelverzen |
Pinksterhymne "Veni Creator Spiritus" - Romantiek | ||
A. Guilmant: | 2 orgelverzen | |
M. Duruflé: | koraal met variaties | |
* Liedboek voor de kerken |
T O E L I C H T I N G |
Dit blokje van 4 pinkstergezangen begint en eindigt met een bewerking van Bach (1685-1750): het eerste resp. laatste orgelkoraal uit zijn 18 of Leipziger koralen. Van Böhm (1661-1733) een koraalbewerking in Noordduitse stijl. Met Nivers (1632-1714) komen we in Frankrijk: hij was met Lebègue de grondlegger van de Franse barokke orgelschool. Deze 5 korte orgelverzen zijn halve verzen: de wisselzang/-spel ging bij dit lied per halve strofe. De registraties zijn typerend voor deze school. Ook van Walther (1684-1748) orgelverzen: een fughetta over de 1e regel en 2 verzen met de melodie in de bas (het pedaal). Zowel Scheidt (1587-1654), leerling van Sweelinck (concert 30 juni), in Duitsland, als Nivers in Frankrijk schreven orgelverzen voor de alternatimpraktijk in de vespers. Het registratiegebruik bij de Noordduitse en Franse barokke orgelsscholen is heel verschillend. Matthias Weckmann (ca. 1616-1674) is een vertegenwoordiger van de Noordduitse orgelschool een generatie later dan Scheidt c.s. Deze orgelschool is met hem en Tunder op compositorisch en klanktechnisch topniveau, dat een generatie later door Buxtehude zou worden vervolmaakt. Weckmanns orgelverzen zullen gezien de grote lengte voor solistisch gebruik in de vespers zijn bedoeld. Guilmant (1837-1911) schreef conform de oude kerkmuzikale traditie 2 orgelverzen over "Veni Creator Spiritus". Het koraal en variaties van Duruflé (1902-1986) over deze pinksterhymne behoren tot de bekendste orgelwerken uit de 1e helft van de 20e eeuw. |
PaasconcertdoorJan Pieter Karman | ||
Pauluskerk Breukelen Straatweg 37 zaterdag 21 april 201220.00 uurtoegang vrij, collecte bij de uitgang |
P R O G R A M M A | ||
1. | Christ ist erstanden (3 verzen, BWV 627 - Weimar 1713) | Johann Sebastian Bach (1685-1750) |
1. Christ ist erstanden / von der Marter alle. / Des sollen wir alle froh sein, / Christ will unser Trost sein. / Kyrieleis. 2. Wär er nicht erstanden, / so wär die Welt vergangen. / Seit dass er erstanden ist, / so loben wir den Herrn Jesum Christ. / Kyrieleis. 3. Alleluja, alleluja, alleluja! / Des solln wir alle froh sein, / Christus will unser Trost sein. / Kyrieleis. (Weimarisches Gesangbuch 1713) | ||
2. | Tres Meditationes Sacrae (1992/'93) | Albert de Klerk (1917 - 1998) |
1e meditatie: Dic nobis, Maria ... Dic nobis, Maria, quid vidista in via? (Zeg ons, Maria, wat hebt gij onderweg gezien?) uit de Sequentia 'Victimae Paschali' | ||
3. | Offertoire 'O Filii et Filiae' (6 variaties - 1685) | Nicolas-Antoine Lebègue (1631-1702) |
1. 1. O filii et filiae, Rex caelestis, Rex gloriae morte surrexit hodie. Alleluia. (Hoort aan, gij die Gods kind'ren zijt: der heem'len hoogste majesteit verrees vandaag in heerlijkheid. Halleluja. - Liedboek gezang 207) | ||
4. | Tres Meditationes Sacrae | Albert de Klerk |
2e meditatie: Mane nobiscum ... Mane nobiscum, quoniam advesperascit, et inclinata est jam dies (Blijf bij ons, want het wordt avond en de dag loopt reeds ten einde) - uit het evangelie volgens Lucas 24, 29-31 | ||
5. | Offertoire 'O Filii et Filiae' (12 variaties - uitgave 1739) | Jean-François Dandrieu (1682-1738) |
6. | Tres Meditationes Sacrae | Albert de Klerk |
3e meditatie: Pax vobis (Vrede met jullie!) Beati, qui non viderunt, et crediderunt (Zalig, die niet zien en toch geloven) - uit het evangelie volgens Johannes 20, 24-29 | ||
7. | Offertoire 'O Filii et Filiae' (Opus 49 Nr. 2 - 1876) | Alexandre Guilmant (1837-1911) |
1. Christ ist erstanden dateert uit de 12e eeuw en is het oudste liturgische lied in de Duitse taal (volkstaal). In de 13e eeuw raakte het snel populair. Later werden er een 2e en 3e strofe aan toegevoegd. Tekst en melodie zijn gebaseerd op de paassequens Victimae Paschali. Luther neemt het enigszins gewijzigd op in het Wittenberger Gesangbuch van 1529. In Nederland kennen we een 5-strofige Urkse versie (Liedboek gezang 211) en een 10-strofige Twentse: Christus is opgestanden. Naderhand werkte Luther tekst en melodie uit tot Christ lag in Todesbanden (1533 - Liedboek gezang 203). 2, 4, 6. In deze 3 orgelmeditaties levert De Klerk een klankmonument van zijn liturgische orgelspel op het Adema-orgel van de St.-Josephkerk. De 1e meditatie begint met het ochtendgloren op paasmorgen, de 2e met het voortsjokken van de Emmaüsgangers, terwijl het begin van de 3e het 'Vrede met jullie!' in akkoorden proclameert. De bijbehorende verschijningsverhalen zijn resp. de vrouwen bij het graf (Marcus 16, 1-8), de Emmaüsgangers (Lucas 24, 13-24) en de leerlingen met Thomas (Johannes 20, 19-29). 3, 5, 7. O Filii et Filiae is een eenvoudig verhalend lied over de verschijningen van Jezus uit Johannes 20: de vrouwen resp. Simon en Johannes bij het graf, de leerlingen met i.h.b. Thomas. Het is geschreven door Jean Tisserand, O.F.M. ( 1494), en telde uiteindelijk 12 strofen (Liedboek gezang 207). In Frankrijk en omliggende landen was het al snel bijzonder populair, later ook in Engeland. |
P R O G R A M M A "O-Passiekoralen" | ||
1. | O wir armen Sünder | |
Matthias Weckmann (ca. 1616-1674) | 3 orgelverzen | |
Georg Philipp Telemann (1681-1767) | TWV 31 (1735): 13 | |
2. | O Haupt voll Blut und Wunden wijze: Herzlich tut mich verlangen (Brahms, Opus 122: 9 & 10) | |
Georg Philipp Telemann | TWV31: 22 (bicinium) | |
Johann Gottfried Walther (1684-1748) | 7 partita's | |
Max Reger (1873-1916) | Opus 135a (1914): 21 | |
Max Reger | Opus 67 (1902): 14 | |
Johannes Brahms (1833-1897) | Opus 122 (1896): 9 | |
Johannes Brahms | Opus 122: 10 | |
Johann Sebastian Bach (1685-1750) | BWV 727 (ca. 1739) | |
3. | O Mensch, bewein dein Sünde groß | |
Johann Sebastian Bach | BWV 622 (ca. 1714) | |
Johann Pachelbel (1653-1706) | koraaltrio | |
4. | O Lamm Gottes, unschuldig | |
Johann Pachelbel | fughetta & c.f.-koraal | |
Johann Sebastian Bach canon in de kwint tussen tenor en alt | BWV 618 (ca. 1714) | |
Johann Sebastian Bach 3 orgelverzen (doorgecomponeerd) | BWV 656 (Weimar, herzien in Leizig) | |
In dit programma komen de belangrijkste vormen van koraalbewerking aan bod. De orgelverzen van de alternatimpraktijk uit de 17e eeuw (Weckmann). De koraalpartita met een aantal variaties over het lied (Walther). Het 'gewone' koraalvoorspel: het 2-stemmige bicinium (Telemann), de speciale 3-stemmigheid van het koraaltrio (Pachelbel). Canontechniek (Bach, BWV 618) en de vorm van koraalfantasie waarbij alle strofen van een lied worden 'behandeld' (Bach, BWV 656) een vorm waaraan Reger rond 1900 met zijn grote koraalfantasieën een bijzondere invulling zou geven. |
P R O G R A M M A | ||
1. | Praeludium & fuga in G-groot BWV 557 | Johann Sebastian Bach (1685-1750) |
2. | Psalm 24 - De aard is onzes God voorwaar 3 verzen | Anthoni van Noordt (ca. 1619-1675) |
3. | Praeludium & fuga in a-klein BWV 559 | J. S. Bach |
4. | Psalm 116 - Ik heb den Heer lief 6 verzen | A. van Noordt |
5. | Orgelconcerto opus 4 nr. 6 in Bes-groot* HWV 294, 3 delen: Andante allegro - Larghetto - Allegro moderato | Georg Friedrich Händel (1685-1759) |
6. | Praeludium & fuga in g-klein BWV 558 | J. S. Bach |
7. | Psalm 36 - Des boosdoeners wille zeer kwaad** 3 variaties | Jan Pietersz. Sweelinck (1562-1621) |
8. | Praeludium & fuga in Bes-groot BWV 560 | J. S. Bach |
* opus 4: zes concerten voor orgel & orkest, orgelbewerking Samuel de Lange jr. ** dit is de bekendste psalmmelodie, later ook nog gebruikt voor psalm 68; de melodie is afkomstig van 'Es sind doch selig alle die / im rechten glauben wandlen hie' (de Duitse berijming van psalm 119), maar dankt zijn bekendheid vooral aan de tekst (uit ca. 1530) 'O Mensch, bewein dein Sünde groß' (door J.S. Bach o.a. gebruikt in de Matthäuspassion). | ||
Bach. De "8 Kleine Präludien und Fugen" (BWV 553-560) worden weliswaar traditioneel aan Bach toegeschreven, maar al lange tijd wordt geopperd dat ze door vader of zoon Krebs, beiden leerlingen van Bach, geschreven zouden zijn. Meer recent wordt gesteld dat als je ze gelet op hun textuur speelt op pedaalclavichord (i.p.v. op orgel) het toch goed authentieke Bachwerken zouden kunnen zijn. Deze praeludia en fuga's zijn eenvoudiger dan Bachs 'authentieke' werken, en zijn dus daartoe een goede inleiding voor orgelstudenten. Händel. De 6 orgelconcerto's opus 4 zijn geschreven als 'tussenspelen' tussen vocale onderdelen van Händels oratoria. Händel geldt met deze werken als de 'uitvinder' van het orgelconcerto; de specifieke plaatsing binnen een oratorium diende ervoor de oratoria aantrekkelijker te maken voor het luisterpubliek. Opus 4 no. 6 was oorspronkelijk geschreven voor harp, maar later omgewerkt voor orgel. Het werd in 1736 voor het eerst uitgevoerd (met de harp) als onderdeel van "Alexanders Feast" (HWV 35), gecomponeerd ter ere van Caecilia, de patroonheilige van de muziek, de instrumentenbouwers en de zangers. "Alexanders Feast" bevatte maar liefst 3 concerti: naast HWV 294 het orgelconcerto HWV 289 (Op. 4 nr. 1) en een concerto grosso (HWV 318). Opus 4 nummer 5 [1e concert, 28 jan.] was oorspronkelijk onderdeel van het oratorium "Deborah" (HWV 51). De première van dit oratorium (met orgelconcerto) was in 1735. Het concerto is een getrouwe bewerking door Händel van zijn fluitsonata Op. 1, No. 11 in F-groot uit 1732 (HWV 369), en ligt dicht bij de stijl van Corelli. Sweelinck en Van Noordt. In de tijd van deze twee Amsterdamse organisten was de psalmberijming van Datheen de gangbare. Deze uitgave uit 1566 was een vertaling van de Franse tekst van het Geneefse psalter (1562). Sweelincks psalmvariaties zullen geklonken hebben tijdens orgelbespelingen - niet tijdens kerkdiensten, dan zweeg het orgel - en werden gebruikt als lesmateriaal. Sweelinck was organist van het grote Niehoff-orgel in de Oude Kerk. Van Noordts "Tabulatuur-boeck van Psalmen en Fantasyen" (1660) bevat de enige bekende composities van zijn hand: tien psalmen met verzen en zes fantasieën. Deze werken behoren tot het beste wat er in de 17e eeuw in Nederland is gecomponeerd. De verzen zijn gerelateerd aan die van Datheens vertaling, wat onder meer blijkt uit het 2e vers (over 'Gods heilige berg') van Psalm 24. Van Noordts inspiratiebron was het nieuwe kleine orgel (1658) in de Oude Kerk. |
P R O G R A M M A | ||
1. | Praeludium & fuga in C-groot BWV 553 | Johann Sebastian Bach (1685-1750) |
2. | Psalm 116 - Ik heb den Heer lief 4 variaties | Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) |
3. | Praeludium & fuga in F-groot BWV 556 | J. S. Bach |
4. | Psalm 140 - O mijn God, wil mij nu bevrijden 5 variaties | J. Pzn. Sweelinck |
5. | Orgelconcerto opus 4 nr. 5 in F-groot* HWV 293 (1735) 4 delen: Larghetto - Allegro - Alla Siciliana - Presto | Georg Friedrich Händel (1685-1759) |
6. | Praeludium & fuga in e-klein BWV 555 | J. S. Bach |
7. | Psalm 119 - Gelukzalig is de mense die leeft (1659) 8 verzen | Anthoni van Noordt (1619-1675) |
8. | Praeludium & fuga in d-klein BWV 554 | J. S. Bach |
* opus 4: zes concerten voor orgel & orkest, orgelbewerking Samuel de Lange jr. |
P R O G R A M M A | ||
Kerstkoralen uit het Orgelbüchlein (1713/'14) | J. S. Bach | |
V | Puer natus in Bethlehem | BWV 603 |
VI | Gelobet sei'st du, Jesu Christ. a 2 Clav. e Pedale | BWV 604 |
VII | Der Tag, der ist so freudenreich. a 2 Clav. e Ped. | BWV 605 |
VIII | Vom Himmel hoch, da komm' ich her | BWV 606 |
Orgelconcerto opus 4 nr. 5 in F-groot* (1735), 4 delen: | G. F. Händel | |
Larghetto - Allegro - Alla Siciliana - Presto | HWV 293 | |
Kerstkoralen uit het Orgelbüchlein (1713/'14) | J. S. Bach | |
IX | Vom Himmel kam der Engel Schaar | BWV 607 |
X | In dulci jubilo. Canone all' Ottava. | BWV 608 |
XI | Lobt Gott, ihr Christen, allzugleich | BWV 609 |
Orgelconcerto opus 4 nr. 6 in Bes-groot* (1736), 3 delen: | G. F. Händel | |
Andante allegro - Larghetto - Allegro moderato | HWV 294 | |
Kerstkoralen uit het Orgelbüchlein (1713/'16) | J. S. Bach | |
XII | Jesu, meine Freude. Largo | BWV 610 |
XIII | Christum wir sollen loben schon. Canto fermo in Alto. Adagio. | BWV 611 |
XIV | Wir Christenleut' | BWV 612 |
Orgelconcerto opus 4 nr. 4 in F-groot* (1735), 4 delen: | G. F. Händel | |
Allegro - Andant - Adagio - Allegro | HWV 292 | |
Nieuwjaarskoralen uit het Orgelbüchlein | J. S. Bach | |
(1713/'16, BWV 613 ca. 1740) | ||
XV | Helft mir, Gottes Güte preisen | BWV 613 |
XVI | Das alte Jahr vergangen ist. a 2 Clav. e Pedale | BWV 614 |
XVII | In dir ist Freude | BWV 615 |
* opus 4: zes concerten voor orgel & orkest, orgelbewerking Samuel de Lange jr. |