Home | Varia | Goedaert | Bijwerk deel 1 | deel 2

Titel , gedichten , opdracht , drukker , kometen.



Vertaling van bijwerk in de Latijnse uitgave van

Johannes Goedaert



Metamorphosis et historia naturalis

Insectorum

Autore Joanne Goedartio.

Cum commentariis
D. Joannis de Mey Ecclesiastis Medioburgensis ac Doct. Med.
& duplici ejusdem appendice, una de hemerobiis,
altera de natura cometarum, & vanis ex iis divinationibus.

Midd. [1662]*)

Origineel:
Metamorphosis naturalis, ofte Historische beschryvinghe
vanden
Oirspronk, aerd, eygenschappen ende vreem-
de veranderinghen der wormen, rupsen, maeden,
vliegen, witjens, byen, motten ende dierghelijcke
dierkens meer; niet uyt eenighe boecken, maer
alleenelijck door eygen ervarentheyd uytgevon-
den, beschreven, ende na de konst afgeteyckent.

Midd. [1660]



*)  Ex. Artis-bibliotheek, met portret; Praefatio niet in goede volgorde; p. 23 ontbreekt. Ook beschikbaar: UvA, Leiden, Leiden (t/m p. 200, zonder kometen), Lyon (met portret), Lyon, Lyon, Madrid, Lausanne (met portret), Göttingen (t/m p. 206), Wenen, Wenen, Florence, Rome.



§ 2 VOORWOORD van de Schrijver tot de Lezer.

Ned.




[* 2v]
Op de Commentaren
van de heer  JOHANNES  de  MEY.

over de natuurlijke Gedaanteverwisseling
van insecten.

Nu heeft de wrede koude van de strenge wintertijd het ijzig hoofd teruggetrokken in de zachte grond, tot nu toe was het een afschuwelijke tijd met ijskoude stormen.

De heilzame lente streelt het wijde land met milde westenwinden, de lucht is warm en helder; het is weer een stralend gezicht, met de as van de hemel in andere stand.

Aglaia verheugt zich, en haar beide zusters, en met de bekende Nimfenschaar, de kleding opgeschort, vermaken zij zich met grappige spelletjes.

Het bewustzijn van de bewoner leeft op. De gloed van de ether vermoeit de grote levenslust, en het oude Stagira blaast de triomf van de wijsheid.

Ach, de verbannen Ovidius zelf is stomverbaasd, dat er groene rupsen kruipen door de tuinen, en dat hun vormen in nieuwe lichamen worden veranderd!

U bespreekt prachtig voor ons verborgen dingen, van het lot dat onwetende mensen zal overkomen; en dat kometen geen koninkrijken kunnen veranderen.


* 3
Het uitnemende licht van onze eeuw, Henricus, geeft u goedkeuring, hem heeft de over alle wegen van de wereld rondgaande roem meegevoerd op een stralende wagen.
[ "radiante vexit Gloria curru" (zoals Quirinus) in M. K. Sarbiewski, Lyrica, 1632, p. 200.]

Veilig neemt hij het diadeem van vroeger, het graf van de familie Veth erend met zijn naam*), bij het aanzienlijk geslacht zullen nu twee sterren schitteren.

Mooi zo, eerbiedwaardige Thibaut, leef als een Mecenas van dichters, een steunpilaar van vromen, u zullen later geboren nakomelingen onder de leiders betitelen als Vader des vaderlands.

Die van Nassau heeft de snelle bliksem van Caesar nagevolgd, moge het edele kind opgroeien volgens bataafse zeden, en in daden wedijveren met zijn grootvader.
[ "rapidum secutus Caesaris fulmen" (zoals Quirinus) in Statius, Silvae 4. 7. 49-50.]

Moge hij als overwinnaar rondsnellen met een gouden vierspan, als prins heersen, een herleefde Hector zijn, een Cato, de derde die van de sterrenhemel is neergedaald, met Achilles als tweede.

Lang leeft iedereen die de faam tot zijn erfgenaam benoemt met klinkend applaus, en de volgende tijd zal bepalen hoezeer hij zich verdienstelijk heeft gemaakt.


W. Quirinus R. °)    

*)  H. Thibaut (1604-1667) was in 1651 uit Middelburg gevlucht, maar werd in 1662 opnieuw burgemeester van deze stad, na het overlijden van Apollonius Veth als gevolg van een uitbarsting van woede, veroorzaakt door Thibaut. Zie F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, deel 2 (1893), p. 759 (Jacob Lansbergen: p. 35) en p. 851.
°)  W. Quirinus, W. Quirynssen, schrijver van twee lofdichten in Johan de Brune, Bankket-werk (Midd. 1660). Zie ook Nagtglas 2, p. 451.

[* 3v]
Epigram van dezelfde tot dezelfde op het aanhangsel
over de aard en aanwijzingen van Kometen.

De stralende gloed van de ether, met de aard van Kometen
  duidelijk gemaakt, tilt uw hoofd naar de sterren,
ach, dwalend verstand van de Wichelaar, geloof me, er flonkeren
  echt geen gesternten die toekomstig lot voorspellen!
Want mijn Astroloog, geleerd in de hemelse sferen,
  ziet kijkend naar een gesternte onbekende ware dingen.
W. Quirinus R.    


Anagram

HENRIC  THYBAUT

Eñ: hic, tibi, Thura,

Zie: hier, voor u, de Deur.





[* 3v] Ex. UvA (OTM: O 62-46) heeft i.p.v. Anagram:
 "In Antiqua Thybautiae Gentis insignia."

Op het Oude wapen van het geslacht
THYBAUT.

U ziet hier een adelaar, krachtige leeuwen en bovendien sterren,
  lelies zijn de oude tekens voor uw schilden;
Frankrijk*) heeft de helm met een keizerlijk diadeem omkranst,
  een keten is er voor hen die bevelen moeten bekronen.
O burgers, burgers, laat een niet eerder opgemerkte ster
  schitteren zoals de helderste hemellichten!
Niet goed heeft de scepter van de herleefde°) THIBAUT plebeïsche handen
  verdragen; begraaf ik die als Cosmus, verbannen uit het vaderland?
Philogamus Cosmopolita,
W. Q. R.          

*)  "Hendrick Thibaut ... was ridder van Saint Michel en vermeerderde zijn wapen met de Franse lelie als hartschild", volgens H. De La Fontaine Verwey, 'Gerard Thibault en zijn Academie de l'espée', in: Negenenzestigste jaarboek van het Genootschap Amstelodamum, 1977, p. 44, n. 1 (Gerard was oom van Hendrick).




[* 4]
Nobilissimo, Amplissimo,
Consultissimóque Domino,
Dño:  HENRICO  THIBAUTIO,
S. P. Q. Middelburgensi, & pristinae
dignitati reddito
,
F E L I C I T E R.

Roemrijke onder de mannen, grote Tiphys, van bovenaf weggestuurd van het roer van het vaderland, met het oog op de woeste zee van een golvende menigte, bij aanhoudende wind;

Die vervolgens in ere hersteld, en bij een deining met hogere top het hoofd uitstekend, helder schittert onder de lichten van het hof, zoals Julius aan de hemel is opgenomen tussen de sterren,

En gelauwerd; niet tot ondergang van de burgers, zoals Sylla, of de teruggekeerde mededinger van Sylla; maar met een helder schitterende vriendelijke houding van vrede en eendracht, zoals hetzij Demosthenes, teruggeroepen uit ballingschap, hetzij Tullius na zijn terugkeer.

Een hartstochtelijk vriend, en niet de laatste vereerder van uw deugden, heeft dit gedicht aan uw naam gewijd, en verklaart zich toegewijd aan u; en hij is het zo goede lot dankbaar; dat ervoor heeft gezorgd dat de ambtszetel van vroeger behouden blijft, en de plaats onder de snode ingewijden heeft teruggegeven,
om tenslotte het welvaren van de publieke zaak te doen herleven,
    de gunst van goede mensen, en van het vaderland, stemt ermee in,
    er is hoop op betere tijden, de vruchtbaarheid is nu herboren.


IRENAEUS PHILOPATRIS  
I. W. *)    

*)  Misschien Johannes Wilmerdonck (Wilmerdonx), rector van de Latijnse school in Middelburg, zie Nagtglas 2. p. 965.
Het Rijksmuseum heeft een portret van Hendrick Thibaut.
Er is een lofdicht op hem van Caspar Barlaeus, in Poemata, deel 2 (1646), p. 125.

[* 4v]
[Afbeelding wapen; mooier hier]

Symbolen van deugden, kentekenen van THIBAUT,
een keten omgeeft ze als koninklijke erkenning;
een diadeem bekroont de helm.

I. W.    



Opdracht

[* 5]
Nobilissimo, Amplissimo Viro,
D.  HENRICO  THIBAUT,
Equiti Aurato, Dño. de St. AEGTEKERCK,
BURCHGRAVESTEEN, THOLINS
BRUGGE, In veteri & novo VOSSEMAER,
Et DOMBURGO minori: SCHALDIS
OCCIDENTALIS QUAESTORI, Civitatis
Medioburgensis Consuli Antecessori; Flandrici
Consilii Assessori, Societatisq Indiae Orientalis
Praefecto, &c.

Van Epicurus worden door Laërtius allerlei uitspraken vermeld over wie echt wijs is, en onder andere wat ons het meest bevalt: dat een wijs iemand de waarheid aanhangt, en niet iets verzint*). Hiermee is het niet moeilijk de reden te vinden waarom maar weinigen tot echte en blijvende
*)  Uit: P. Gassendi, Animadversiones in decimum librum Diogenis Laertii, qui est de vita, moribus placitisque Epicuri (Lugd. 1649), T. 3, p. 1188, "Sapientem veritati haerere; neque (ne sapientiae ponat obicem) quidquam fingere".  Ook in Opera (Lugd. 1658) T. 5, p. 94.
In de vertaling uit het Grieks (1649, p. 78, 1658, p. 43): "Ipsum nihil, quod sapiat fabulam, ultro fingere (sed rebus veris potius haerere)".
Diogenes Laërtius (transl. C. D. Yonge), The lives and opinions of eminent philosophers (London 1853), Book X, p. 424-479, met op p. 466: "about the wise man".
NB: Gassendi's vertaling van Laërtius is aangepast aan teksten van Epicurus, zie 1649, p. 2.

[* 5v]
wijsheid kunnen komen, ook in onze tijd. Want over het algemeen heeft men geen tijd zich toe te leggen op onderzoek van de natuur der dingen; of het volstaat te luisteren naar hen die zich erop hebben toegelegd*). Zodat het noodzakelijk is dat degenen die de voetsporen van dwalers volgen daarvan worden afgebracht, en dat hun denken wordt bevrijd van onwetendheid door allerlei foute meningen, en schrikbeelden. En daarom beweert Plato in 'De staat' 5 en 6°), dat wie Filosoof wil worden een hevige afkeer heeft van onwaarheid; verder, dat voor hem alle beroeringen zijn gekalmeerd, en dat zijn begeerte
*)  Deze zin staat in Gassendi, Animadversiones (1649), p. 1190: "Vulgo aut non vacat ...".
°)  Plato, 'The Republic', Book V, Book VINed. p. 298, 316.

[* 6]
gehoorzaamt aan de rede; want als die niet is bedwongen, en als het ware door het aanbrengen van een teugel in de baan van de rede is geleid, dan vervormt ze dikwijls een groot deel van het gemoed, en leidt ze af van beschouwing en kennis van de waarheid.
  Dit is de reden Waarde heer, dat ik besloten heb diegenen na te volgen, aan wie de naakte en klaarblijkelijke waarheid ter harte is gegaan; en dat ik u met dit oogmerk niet fabels van de ouden, of onzekere gissingen en overleveringen heb aangeboden, maar dingen die door eigen ondervinding, en met aanhoudende en dagelijkse nauwgezetheid zijn bevestigd. Over kometen,

[* 6v]
hun aard en de uit de lucht gegrepen waarzeggerij op grond ervan, heb ik slechts datgene voorgelegd, wat naar ik oordeelde overeenstemt met de waarheid en een correcte redenering. En ik heb mijn best gedaan dit onbeschroomd, kort en duidelijk uiteen te zetten; wat ik namelijk volstrekt niet kan goedvinden is het verlies van die tijd, die verspild wordt aan waarzeggen, en die aan het streven naar verdere vooruitgang zou kunnen en moeten worden besteed.
  En ik heb me niet laten afschrikken van mijn voornemen door voorbeelden die overal te vinden zijn van hen die, meegesleurd hetzij door vrees, hetzij door verwaandheid of een ander niet zo prijzenswaardig gevoel, veeleer

[* 7]
dan door liefde voor de waarheid, niet zo ver hebben durven gaan, of ook niet hebben gewild (zoals Simplicius spreekt over oude Filosofen) dat de wijsheid zou neerdalen tot bij de schoenmakers, dat wil zeggen bekend zou worden bij het volk, opdat ze niet door bekendheid ontheiligd zou worden.
Maar om verder te gaan, dat*) de wijsheid niet aan het menselijk geslacht in zijn geheel lijkt te moeten worden onthouden, aangezien ze van die aard is dat, als ze enige kwaliteit heeft, werkelijk bekend zou worden, dat ze wel moet opwekken en tot zedelijkheid verleiden, zo niet allen, dan toch tenminste het grootste deel van ook de gewone mensen. Waarom toch, vraag ik, is het nodig geweest, dat het volk ervan
*)  Joh. de Mey gebruikt hier een gedeelte dat begint met "Addo" (ik voeg toe) uit Gassendi, Animadversiones (1649), p. 1190. Letterlijk overgenomen: vanaf p. [*6v] "jacturam" (verlies) t/m "impendi" (besteed) en vanaf p. [*7] "sutores" (schoenmakers) t/m "annituntur?" [G: "connituntur?"] (toeleggen?) hieronder; Gassendi is wat uitvoeriger bij Simplicius, en vermeldt wel de bron (Proleg. in Categ.).
De Mey citeerde vaker zonder bronvermelding, zie het stuk over kometen.

[* 7v]
afgehouden zou worden, diegenen aan het kruis te nagelen, die zich het meest hartstochtelijk op de wijsheid en de waarheid toeleggen? En daar ik er in het geheel niet aan twijfel dat u, voortreffelijke heer, onder hen te rekenen bent, heb ik deze kleine dienst van mij aan u opgedragen, erop vertrouwend dat u de waarheid, en degenen die aan de waarheid zijn toegewijd, van harte en altijd zult blijven liefhebben.

  Middelburg in Zeeland
  27 januari 1662.

Nobilitati ac amplitudini
tuae addictissimus

JOANNES de MEY.


[* 8]

De Drukker aan de Lezer.

Deze historische bevindingen zijn door de schrijver in het Nederlands uitgegeven, waarbij niet zozeer rekening gehouden is met elegant taalgebruik, als wel met de waarheid. Opdat niet zou lijken dat er iets in veranderd is, heb ik ervoor gezorgd dat ze woord voor woord in de Latijnse taal worden uitgedrukt.




 1  Algemene opmerkingen van JOHANNES GOEDAERT
over de aard en de Vormverandering van insecten.

Ned.



10-22 Aantekeningen van de heer JOHANNES DE MEY
bij de Historie van ondervindingen met Insecten,
Cap. 1:  Over insecten in het algemeen.

28-38 Cap. 2:  Over bijen en hun ontstaan.

42-49 Cap. 3:  Over wormen in het algemeen.

52-54 Cap. 4:  Waarnemingen met een microscoop over de aard van insecten.

65-69 Cap. 5:  Over rupsen in het algemeen.

76-82 Cap. 6:  Over vlinders in het algemeen.

84-88 Cap. 7:  Over vliegen.

114-119 Cap. 8:  Over de zijderups.

124-127 Cap. 9:  Over luizen bij planten en dieren.

144-147 Cap. 10:  Over het lange vasten van insecten.

150-155 Cap. 11:  Over vijandschap tussen dieren.

171-175 Cap. 12:  Over de veenmol en krekels.

182-186 Cap. 13:  Over kevers en de zijwaartse vlucht van insecten.

188-191 Cap. 14:  Over Amerikaanse insecten.



193 Aanhangsel
Van de heer Johannes de Mey,
met uitleg van de verbazingwekkende historie
van de Eendagsvlieg of Hemerobius.

Ned.




201 Tweede aanhangsel
Over de aard van kometen,
en de ongegronde voorspellingen daaruit.





Home | Varia | Goedaert | Vertaling van bijwerk | deel 2