Home | Varia | Goedaert

Goedaert , deel 2 , deel 3 , andere uitgaven , literatuur



Goedaert, portret titelprent

Johannes Goedaert




In het Nederlands: Metamorphosis naturalis, ofte Historische beschryvinghe vanden Oirspronk, aerd, eygenschappen ende vreemde veranderinghen der wormen, rupsen, maeden, vliegen, witjens, byen, motten ende dierghelijcke dierkens meer; niet uyt eenighe boecken, maer alleenelijck door eygen ervarentheyd uytgevonden, beschreven, ende na de konst afgeteyckent. Door Johannem Goedaerdt.
Tot Middelburgh, By Jacques Fierens, Boeck-verkooper, inde Globe. [1660]*).

In het Latijn: Metamorphosis et historia naturalis Insectorum ..., Midd. [1662]°).
Vertaling van de titel:
Gedaanteverwisseling en historische beschrijving van insecten, door Johannes Goedaert. Met commentaren van de heer Johannes de Mey, predikant te Middelburg en doctor in de medicijnen, en twee aanhangsels van dezelfde, het ene over Eendagsvliegen, het andere over de aard van Kometen, en de ongegronde voorspellingen daaruit.

Johannes de Mey
Johannes de Mey heeft dus niet alleen het eerste (en derde) deel van Goedaerts werk vertaald, maar er ook iets aan toegevoegd, en zelfs iets dat niets met het onderwerp te maken heeft. Het aanhangsel over de eendagsvlieg#) staat al in de Nederlandse uitgave; het andere, over kometen, is eerder vertaald (2012).
Het 'voorwerk' is nu ook vertaald: het Voorwoord van Goedaert, enkele gedichten van anderen (W. Quirinus en I. W.), de opdracht van Joh. de Mey aan Hendrick Thibaut (een wijs iemand hangt de waarheid aan, waarzeggen is tijdverspilling), en een berichtje van de drukker (woord voor woord in de Latijnse taal).

*)  2e ex.; dbnl.  De uitgaven van Goedaert hebben geen jaartal; de eerste wordt nog vaak gedateerd op ca. 1662, hoewel bekend is dat Chr. Huygens het werkje al eind 1660 in bezit had. Het tweede en derde deel werden aangekondigd in de Oprechte Haerlemse Courant: 9 aug. 1667 en 2 maart 1669.
Zie Oeuvres Complètes de Christiaan Huygens XXII, p. 535 (Parijs, 9 nov. 1660): "Het boek over vliegen van Goedaert aan M. Boreel gezonden."  Het wordt daar ook genoemd op p. 544 (zondag 2 jan. 1661): "Naar de prediking bij Boreel. Na het middagmaal Thevenot bezocht, en hem het boek over insecten gegeven."
Ambassadeur Willem Boreel stuurde in 1668 vanuit Parijs een brief met een grote vlinder aan Goedaert (die toen juist was overleden), zie deel 3, p. 54 — in 1690 vond Sedileau de rups van deze vlinder, zie Ac. Royale des Sciences, Memoires de mathematique et de physique, 1692, p. 134 (met Goedaerts afbeelding).

Verder in Oeuvres Complètes:
IV, 214, 31 aug. 1662, Christiaan aan broer Lodewijk (die in Parijs is): "het boek van de Zeeuw, dat ik nu niet heb."
IV, 228, 14 sept. 1662, Christiaan aan Lodewijk: "Ik bedank je voor het verhaal van je rups, dat verdient te worden toegevoegd aan het boek van die Metamorfosen, als het er niet al in staat, vanwege de omgording [Fr.: ceinture] en de schoonheid van zijn vleugels."
IV, 479, Parijs, 28 dec. 1663, aan Lodewijk (die weer thuis is): " dat Sorbiere zei, toen hij hier aankwam, onderweg het Insectenboek te zijn kwijtgeraakt, hij had zich vermaakt met het lezen erin, terwijl hij op weg was en in de herbergen. ... een ander kopen."
V, 11, Parijs, 11 jan. 1664, aan Lodewijk: "Insectenboek ... ik zal meneer Thevenot laten weten dat je hem troost door hem jouw exemplaar te beloven."
V, 18, Parijs, 18 jan. 1664, aan Lodewijk: "Thevenot ... Over het Insectenboek: ik zie duidelijk dat het hem niet kan schelen, omdat hij er een in het Nederlands heeft, dat Vossius hem heeft gestuurd, zodat het niet nodig zal zijn dat je afstand doet van het jouwe."

In de Bibliotheca Thevenotiana (Par. 1694) staan bij de 'Libri Belgici et Batavici' twee delen vermeld op p. 181, "cum fig. pictis" (met ingekleurde figuren). En in de Huygens-veilingcatalogi: 1688, p. 47: 293 (2 vol.); 1695, p. 45: 216 (Ned., 3 vol.); 1701, p. 61: 1114 (Ned., 3 vol.).
Dat er al in 1660 een Goedaert-uitgave was wordt bevestigd door een vondst van Kees Beaart: een vermelding in de jaarrekeningen van Jacques Fierens aan de Rekenkamer van Zeeland, bij 17 mei 1660. Zie de afbeelding in P.J. Verkruijsse, Johan de Brune de Oude (1588-1658), 1990, p. 89.

°)  2e ex. met fig. in kleur, blz verwisseld, zonder App. 1;  3e ex. met App. 2 incompl.;  4e ex. zonder Dedicatio. (Meer digitale exemplaren: zie hier.)
De eerste Latijnse Goedaert-uitgave heeft een Dedicatio van Joh. de Mey met datum 27 jan. 1662. Zuidervaart stelt 1665, maar zie de opmerking van Chr. Huygens hierboven (18 jan. 1664) "omdat hij er een in het Nederlands heeft", het ging dus om de Latijnse versie.


#)  Over de haft of eendagsvlieg ('mayfly' in het Engels) zie: Frans P.M. Francissen, 'Vroege Nederlandse bijdragen tot de kennis van Ephemeropetra of eendagsvliegen', in Gewina 7 (1984) 113-128.

-  Opmerking: in de Nederlandse uitgave staat na de Opdracht een Bijvoegsel, "Om dit bladt niet ledigh te laten", met een Latijns gedicht over de zijderups (in de Latijnse uitgave op p. 80). Het zijn fragmenten uit 'De bombyce' van Marco Girolamo Vida, te vinden in diens Opera (Antw. 1585), p. 348, r. 264- en r. 296-.
Dezelfde fragmenten in het Duits: Johann Daniel Denso, Physikalische Briefe (Stettin 1760), p. 61 (Goedaert genoemd vanaf p. 59).
Engels: Samuel Pullein, The Silkworm: a Poem ... (Dublin 1750), p. 217.
Frans (in proza): J. B. Levée, Les vers à soie: poëme de Jérôme Vida (Par. 1809), p. 64.
De in het Bijvoegsel genoemde Aldrovandi citeert Vida in De animalibus insectis (Bon. 1602), p. 262.


Deel 2

In het Nederlands (2e ex.): dezelfde lange titel, maar na 'vliegen' worden nu ook 'sprinck-hanen' genoemd; de uitgave (eveneens bij Jacques Fierens) is hoogstwaarschijnlijk van 1667 en bevat een register van de delen 1 en 2.

In het Latijn: Metamorphoseos et historiae naturalis pars secunda, de Insectis ..., 1667 (volgens de opdrachtbrief).
Vertaling van de titel:
Gedaanteverwisseling en historische beschrijving van insecten, tweede deel, door Johannes Goedaert, in het Latijn uitgegeven, met commentaren en in de tekst ingevoegde noten toegelicht, en verrijkt met een Vermeerdering van noten of Aanhangsel, Over de oorsprong, het nut en het gebruik van insecten, door Paulus Veezaerdt, predikant op het Zeeuwse eiland Wolphaartsdijk.
Te Middelburg, bij Jacques Fierens, en Johannes Meertens Boekverkopers, in de Gist-straat.

  • Vertaling van bijwerk, deel 2: Opdracht aan belangrijke heren in en rond Wolphaartsdijk, Voorwoord, gedicht op het portret, Aanhangsel. (Er is geen register.)
Evenals Johannes de Mey heeft Paulus Veezaerdt*) niet alleen vertaald, maar ook het een en ander toegevoegd: de opdrachtbrief heeft 25 bladzijden, het voorwoord 4, het aanhangsel 49. Dit laatste stuk toont wel zijn grote belezenheid in theologie en filosofie, maar komt aan het eigenlijke onderwerp niet toe; het was dan ook nog maar een begin, en er was zoveel te vinden, o.a. in een niet genoemde disputatie van Cornelis Bruynvisch bij Gisbertus Voetius (goed voor 7 blz, zie p. 241: 'Of de wereld een ziel heeft, of alleen de hemel').
Een ander stuk waarin zo ongeremd wordt afgeweken van de weg naar het doel is te vinden in de Nederlandse uitgave°).

*)  In de Nederlandse uitgave komt niet de naam Paulus Veezaerdt voor, maar deze schrijft in de Latijnse uitgave, in zijn 'Voorwoord van de vertaler':
... toen mij vriendelijk werd gevraagd door de schrijver, de drukker en anderen, of ik het geraamte of concept van deze Historiën, kaal en ongekleed aan mij overhandigd, met zowel een Nederlands als een Latijns kleed wilde bekleden, heb ik dit gedaan ...
... en ik heb eraan toegevoegd een paar moralisaties, ter lering, en nu en dan gelijke en afwijkende zaken, zoals de dialectici ze noemen, ter illustratie en vermaak, vooral in het Nederlandse werkje, en enige glans en versiering van de woorden, zowel in het Nederlands als in het Latijn.
Veezaerdt heeft dus een inbreng gehad in de Nederlandse uitgave, ook volgens P. de la Rue, Geletterd Zeeland (1742, 2e druk), p. 571: "Uit het zelfde Voorberigt blykt mede, dat hy den blooten Opstel des Autheurs, zoowel in het Duitsch als 't Latyn, met ruimere uitbreidinge bekleed had". Zie ook de volgende noot.

°)  Bij Ondervinding 41 rijst een vraag, als het gaat over rupsen die "vreezagtig" zijn, "zoo haast zy iets voelen, of gewaar worden, zoo weten zy haar te houwden, als of zy dood waren" (p. 171):
Maar waar uit ont-staat dit dog in deze Rupzen ... dat zy de dood zoo vreezen; en het leven zoo lief hebben?
De lezer wordt op de hoogte gebracht van het
voor-nemen een weinig ter zijden van het spoor af te wijkken, en dit stuk met oorlof van de Vrienden Lezeren, wat breeder te verhandelen, by deze gelegentheid; niet na de verdienste van de zaak', want ik agte ze zoo weerdig, datmen der wel een Boukjen op zijn zelven van schrijven mogt, en zoo rijp, en rijk van stoffe dat men der ligtelijk een heel Bouk op zouwde konnen maken, maar alleen tot een nut vermaak, en stigtinge der Lezeren.
Dit zal Goedaert toch niet geschreven hebben? De uitweiding zelf (57 blz) al helemaal niet, ook gezien de verwijzing op p. 188 naar "Philips van Komines ... in zijn 9. ende 10. bouk van Johannes Sleidanus, uit het Fransch in't Latyn vertaalt"; dit moet haast wel van Veezaerdt zijn.
(Vijf bladzijden, p. 183-188, over Lodewijk XI, zijn geneesheer Cocterius, en kluizenaar Robert, zie ed. Amst. 1640, p. 461; zie ook Ph. de Commines, Historien, behelsende de daaden van Lodewik de XI. ..., Leeuw. 1665, 6e boek, p. 376.)
Is het misschien een preek die Veezaerdt had geschreven, en in een kerkdienst voorgedragen, naar aanleiding van zijn vertaalbezigheid? 'Leeraren' (dominees) worden genoemd op p. 223; op p. 226 worden de lezers weer aangesproken: "Maar ik hebbe, Vrienden Lezeren, veel-ligt uw' Aan-dagt wat te lang' mis-bruikt".
Het is opvallend dat hiervan in de Latijnse uitgave nauwelijks meer dan 1 blz staat (Exp. 41, p. 148), afgesloten met: "maar dit is aan Jan en alleman bekend" ("sed nota sunt haec omnibus, tam lippis, quam tonsoribus", naar een uitdrukking van Horatius, in Sermones I. 7, r. 3; letterlijk: aan ooglijders en barbiers, dus zoals bij ons: wat bij de kapper wordt besproken).

Deel 3

In het Nederlands: dezelfde lange titel, maar nu worden behalve sprinkhanen ook muggen erbij genoemd. De uitgever Fierens geeft de datum 1 januari 1669 in een bericht aan de lezer, waarin hij meedeelt dat Goedaert is overleden en zijn werk niet heeft kunnen afmaken. Fierens geeft de "Bevindingen, welcke ick onder sijne Schriften hebbe konnen vinden", en heeft Johannes de Mey verzocht erbij te voegen "op-merckinghen over alle de Bevindinghen, door Joannem Goedaert uyt-gegeven" en "Aenteyckingen over 't gene van de ghemelde kleene Dierkens, in de Heylighe Schriften aen-ghewesen wordt".

In het Latijn: Metamorphoseos et historiae naturalis Insectorum pars tertia ..., [1669].
Vertaling van de titel:
Gedaanteverwisseling en historische beschrijving van insecten, derde en laatste deel, door Johannes Goedaert, vermeerderd met waarnemingen en een aanhangsel van de heer Johannes de Mey, predikant te Middelburg en doctor in de medicijnen.
Te Middelburg, bij Jacques Fierens, boekverkoper, in de Gist-straat.

Het Voorwoord is behalve de laatste zin geheel afkomstig uit Jan Jonston, Historiae naturalis de insectis (Amst. 1657); de naam Jonston wordt wel terloops genoemd.


Andere uitgaven

Engels, ed. Martin Lister: Of insects, 1682. Verder van Lister: De insectis, in methodum redactus, 1685  (2e ex., 3e ex., 4e ex.)
Frans: Metamorphoses naturelles, Amst. 1700, dl. 2, 3  (2e ex.; nog eens dl. 1-3 bij e-rara, Den Haag 1700/Amst. 1700; en bij Gallica, Midd. s.d./Amst. 1700.)


Andere bronnen

Aristoteles, 'The history of animals' (transl. D'Arcy W. Thompson).
——, 'On the parts of animals' (transl. William Ogle).
Plinius, The Natural History, Book XI, transl. J. Bostock & H. T. Riley, Lond. 1855.
Ulisse Aldrovandi, De animalibus insectis, Bon. 1602.
Dirk Outgaertsz. Cluyt (Theod. Clutius), Van de byen, Leiden 1597.
Cluyt, hemerobius of haft Outgert Cluyt, Opuscula duo singularia, II, 'De Hemerobio sive Insecto ephemero', Amst. 1634.
Eendagsvlieg of haft, vergelijk Goedaert deel 1, By-voeghsel van Joh. de Mey.
Thomas Muffet, Insectorum sive minimorum animalium theatrum, London 1634 (txt).
——, The theater of insects, vol. 2 van: Edward Topsell, The history of four-footed beasts and serpents, Lond. 1658.
Jan Jonston, Beschrijving van de natuur der gekerfde of kronkel-dieren, vert. M. Grausius, Amst. 1660.
Jan Swammerdam, Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de Bloedeloose Dierkens, Utr. 1669.
——, Ephemeri vita of afbeeldingh van 's menschen leven, Amst. 1675.
Steven Blankaart, Schou-burg der rupsen, wormen, ma'den, en vliegende dierkens daar uit voortkomende, Amst. 1688.


Literatuur

H. J. Zuidervaart, 'Het natuurbeeld van Johannes de Mey (1617-1678) ...' in Archief van het koninklijk Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen (2001), 1-40.
Eric Jorink, 'Johannes Goedaert en Johannes de Mey', in Het 'Boeck der Natuere' (2006), p. 210-219.
Hartmut Greven & Silke Stoll, 'Ein Band von GOEDAERTs niederländischer Ausgabe der Metamorphosis naturalis ...', in Entomologie heute, 24 (2012) 217-263.
Kees Beaart (ed.), Johannes Goedaert. Fijnschilder en Entomoloog, Nehalennia 2016.
Zie ook bij 'Zeeuwse ankers'.



Home | Varia | Johannes Goedaert, Latijnse uitgave, bijwerk