Alfa-, bèta- en gammastraling
Al in 1899 onderscheidde Ernest Rutherford bij de uraniumstraling "minstens twee" soorten: één die makkelijk wordt geabsorbeerd, voor het gemak de 'alfastraling' genoemd, en één met een meer doordringend karakter, de 'bètastraling'.
In 1908 kon hij melden (samen met Hans Geiger): "het alfadeeltje is na het verliezen van zijn lading een heliumatoom".
Nu kennen we drie soorten straling bij radioactiviteit; ze kunnen onderscheiden worden door een magnetisch veld:
-
Alfastraling bestaat uit positieve heliumkernen (2 protonen en 2 neutronen) met veel energie. Wordt gestopt door een blad papier.
-
Bètastraling bestaat uit elektronen met veel energie. Wordt gestopt door een plaatje aluminium.
-
Gammastraling is een stroom van fotonen met veel energie. Wordt grotendeels gestopt door een blok lood.
Alle drie de soorten kernstraling zijn gevaarlijk, want ioniserend: ze beschadigen chemische bindingen. De alfastraling van het gasvormige radon is gevaarlijk in de longen. De gammastraling is het moeilijkst af te schermen, en vormt het grootste probleem bij het werken met radioactieve stoffen (helaas besefte men dit pas jaren na de ontdekking ...).
|