Chr. Huygens | Oeuvres I | Brontekst

[ 318 ]

No 214.

Christiaan Huygens aan de Staten Generaal.

4 maart 1655

    De uitvinding 1) van Johannes Placentinus 2) aangaande Oost en West, door ondergetekende gezien en onderzocht, blijkt te zijn opgesteld om met behulp van bepaalde waarnemingen aan de Maan op alle plaatsen de ware lengte te vinden;
1)   Zie het volgende stuk [>].
2)   Johannes Placentinus overleed in Francfort aan de Oder op 11 maart 1687 [1683]. In 1657 werd hij er professor in de wiskunde; hij heeft enkele werken nagelaten.  [1655-;  o.a. Geotomia (1657);  zie SBB.]

[ 319 ]

doch geenszins met een zo goede grondslag als die van anderen voor hem, die dit zelfde getracht hebben te weeg te brengen [^]. Hun uitvindingen, alhoewel ze van geen of weinig nut zijn geoordeeld (met als oorzaak de grote misrekeningen die konden ontstaan uit de kleinste fout bij het waarnemen of uit de onvolmaaktheid van de Ephemeride-tabellen), waren nochtans in theorie wel gegrond.   Maar deze vondst van Johannes Placentinus is er zo ver vandaan dat ze enig voordeel of nut zou brengen, dat ze zelfs tegen de eerste beginselen van de Astronomie zondigt, en niet anders is dan een grove drogredenering. Wat gemakkelijk aangetoond kan worden uit het voorbeeld dat hij volgens zijn methode voorstelt, dat als volgt is.

    Zijnde te Londen op 6 april van dit jaar 1655, om op te meten hoeveel deze stad in lengte verschilt van Frankfurt aan de Oder, neemt hij eerst waar op welk tijdstip de Maan zich te Londen in de meridiaan laat zien (dat is precies in het zuiden), en hij neemt als voorbeeld dat het is 's avonds om 10 uur en 21 minuten, wel te verstaan als het in Londen zo laat is. Verder ziet hij uit zijn berekende tabellen dat de Maan op dezelfde avond te Frankfurt in de meridiaan geweest is om 9 uur en 7 minuten (dat is: als het zo laat is te Frankfurt), en dan trekt hij deze 9 uur en 7 minuten af van de genoemde 10 uur en 21 minuten, en hij vindt het verschil: 1 uur en 14 minuten. Waaruit hij besluit dat de maan deze 1 uur en 14 minuten later aan de meridiaan van Londen verschijnt dan aan die van Frankfurt (wat zijn eerste en grootste misslag is), en dat hierom Londen 18 graden en 30 minuten westelijker ligt dan Frankfurt*), rekenende voor elk uur 15 graden; wat nog een andere is.

    Om de eerste aan te wijzen, het is duidelijk dat tussen de genoemde 9 uur en 7 minuten te Frankfurt, en 10 uur en 21 minuten, eveneens te Frankfurt, de tijd van 1 uur en 14 minuten ligt. Maar geenszins tussen de 9 uur en 7 minuten te Frankfurt, en 10 uur en 21 minuten te Londen. Want te Londen en te Frankfurt is het niet tegelijk 10 uur en 21 minuten, doordat deze plaatsen gesteld worden in lengte te verschillen.

    Wat hij ten tweede gemist heeft, door 15 graden lengteverschil te rekenen voor elk uur dat de maan later te Londen dan te Frankfurt aan de meridiaan verschijnt, blijkt hier uit. Omdat de maan geen 15 graden in een uur vordert zoals de zon, maar omtrent een halve graad minder, vanwege haar eigen loop in de Dierenriem.

Aldus gedaan op verzoek van hunne Hoogmogenden
door mij, hun onderdanige dienaar

Christiaan Huygens.    

    4 maart 1655.
[ *)   Het verschil is 14° 36'. ]

[ 320 ]

No 215.

Joh. Placentinus

Aanhangsel bij No. 214. a)

    Nieuwe en zorgvuldige navorsing van de Lengte van plaatsen, door Nederlanders, Fransen, Engelsen en Spanjaarden het meest gewenst, die een manier verschaft om de lengte te vinden van plaatsen, zowel te land als ter zee, op elk afzonderlijk tijdstip van dag of nacht, en om zo, bij gegeven breedte van de plaats en gevonden lengte ervan, de ligging van een schip te bepalen dat door storm heen en weer geslingerd wordt en ronddwaalt, enz.
    Opgedragen aan de Keurvorst van Brandenburg.
[ Novum et accuratum longitudinis locorum scrutinium, 1655.]

    Ten eerste, doe in die tijden (in de maanden april, mei, juni van het jaar 1655) op uw plaats een tijdwaarneming van de hoogste maanstand, hetzij overdag uit de zonshoogte afgeleid, hetzij 's nachts uit sterhoogten bepaald; welke waarneming niet onbekend is aan wie wiskunde beoefent, en ook voor zeelieden nauwelijks een geheim.

    2o.   Vergelijk deze op uw Meridiaan waargenomen tijd met de in de tabel aangegeven tijd, en let op het verschil van de Meridianen, van die plaats en die van Frankfurt, in uren en minuten.

    3o.   Zet het gevonden verschil van meridianen om in graden en minuten van de evenaar, volgens de tweede tabel, en u krijgt het verschil in lengte van Frankfurt en uw plaats.

    Tabel met tijden van hoogste stand van de maan, dat is op de meridiaan van Frankfurt, zoals ook van de staart van de Leeuw en van de Lier.

    De lengte daarvan is 39 graden en 0 minuten, met driehoeksmeting zorgvuldig berekend voor de maanden april, mei en juni van het jaar 1655.
a)   De onzin van Placentinus. (Chr. Huygens.)


No 216.

De Staten-Generaal aan Christiaan Huygens

8 maart 1655

Uittreksel uit het register der resoluties van de Hoogmogende heren
Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden.

Maandag 8 maart 1655.    

    Nadat in de vergadering zijn aangeboden en gelezen de overwegingen van Christiaan Huygens, zoon van de Heer van Zuylichem, op het voorstel van Johannes Placentinus, betreffende de longitude van Oost en West,

[ 321 ]

breder uiteengezet in een gedrukt exemplaar [^], hiervoor en ook heden ter vergadering getoond; is na overleg goed gevonden en verstaan dat het genoemde gedrukte exemplaar gezonden zal worden aan professor van Schooten te Leiden, om te doorzien en te onderzoeken, en hunne Hoogmogenden daarna te dienen met zijn overwegingen, bericht en advies. Ondertussen zullen de genoemde overwegingen van de genoemde Huygens in de geheime kas opgesloten en bewaard worden.

E. van Bootsma.        
Voorzitter.        
Accordeert met het genoemde register
N. Huijser.    



[ 322 ]

No. 217.   Christiaan Huygens aan A. Colvius   [maart 1655]:

... Ik verwacht op mijn beurt manuscripten m.b.t. lengtebepaling, en wat u verder uit de nalatenschap van Galilei bezit. ...


Het gaat om brieven van Diodati, Hugo de Groot, Hortensius, Reael, Pollotto en Constantijn [Opere 3, 1718, p. 123-191].

[ 323 ]

No. 218.   A. Colvius aan Christiaan Huygens,   23 maart 1655:

... Ik zend een verhandeling van Galilei, maar u zult me vergeven dat die niet netjes geschreven is, en bezaaid met veel fouten. Ik heb ook bijgevoegd een ander handschrift van dezelfde Galilei, dat u aan het eind van dit gebonden boek vindt. ...


[ 324 ]

No. 219.   Christiaan Huygens aan Fr. van Schooten   [25 maart 1655]:

... Verder heb ik uw 'Weerlegging', waarvan u me een kopie hebt gegeven, aandachtig doorgenomen, waarin u wel in menig opzicht de zeer ijdele droom van Placentinus in het absurde drijft.
Eén ding, dat u erbij zet over de nadelige invloed van parallax en lichtbreking, begrijp ik niet. Het schijnt immers dat noch de parallax, noch de breking kan bewerken dat de maan op de meridiaan verschijnt, als ze er niet in werkelijkheid staat; hoewel de eerste haar weliswaar lager laat zien, tilt de breking haar weer wat op. Maar van de meridiaan zal ze niet wijken, en daarom verklaart Herigone dat hij elk van deze beide nadelige invloeden met zijn methode heeft vermeden [^], omdat hij de waarnemingen op de Maan richt als ze op de meridiaan staat.
Als u tijd hebt beschrijft u dan alstublieft voor mij in enkele woorden uw mening hierover. Overigens verlang ik er nog meer naar het volgende te weten: welk antwoord van de Heren Staten u zult melden, of ze dank betuigd hebben, of u nog niet bekend is wat ze besloten hebben. Dit te vernemen interesseert mij zeker. ...



[ 325 ]

No. 220.   Fr. van Schooten aan Christiaan Huygens,   27 maart 1655:

... in dat geschrift van onlangs, ofewel de 'Weerlegging'. Waar op die plaats, waar ik over parallax en lichtbreking spreek, beter deze woorden zowel van de Zon als de Maan geschrapt kunnen worden, naar ik bevind; ik heb ze toen tijdens het afschrijven toegevoegd.
Omdat ik namelijk met u niet vat, op welke manier zowel de Parallax als de Breking kan bewerken dat de Maan op de Meridiaan verschijnt, als ze er niet in werkelijkheid staat, en omdat dan haar Parallax en Breking niet in overweging dienen te komen. Maar, omdat voor de nauwkeurigheid van dit tijdstip, wanneer de Maan op de Meridiaan staat — en voor deze manier (zoals ik daar aangegeven heb) is het zeer gewenst — de Zon dan zeker nooit op de Meridiaan staat, maar wellicht dichtbij de horizon, wanneer de Brekingen het grootst zijn, en die lijken niet zomaar aan de parallax ervan gelijk gesteld te kunnen worden: daarom is het zo dat voor dit precieze tijdstip van de hoogst maanstand ook rekening gehouden moet worden met zowel de Parallax als de Breking. Evenzo staat vast dat met de Breking rekening moet worden gehouden, als men er de voorkeur aan geeft dit tijdstip te verkrijgen uit de hoogte van een of andere vaste ster.
Overigens toen ik afgelopen woensdag [24 maart], bij het overhandigen van mijn geschrift aan de heer voorzitter de Heer Schuylenburg, hem vroeg of het nodig zou zijn dat ik in tegenwoordigheid van de heren Heren Staten mijn gedachten uiteen zou zetten, aangezien ik anders naar huis zou terugkeren, antwoordde hij te weten dat de Heren Staten op dat moment een brief uit Engeland verwachtten, en dat het daarom door meer werkzaamheden dan wellicht kon gebeuren dat ze geen tijd zouden hebben om mijn geschrift te lezen, en dat hij daarom bedacht had mij te vragen of ik in den Haag wilde overnachten.
En toen ik daarom op deze zelfde dag tot 's avonds half zeven in den Haag vertoefde, intussen enige vrienden bezoekend, en onder anderen de heer van Strevelshoek [Cornelis van Beveren], curator van onze universiteit, bood ik hem het andere exemplaar ervan aan. Maar hij vroeg me of ik gesproken had met de heer [Joan] Blaeu, schepen van Amsterdam, en zei dat hij wist dat ook aan hem die uitvinding voorgelegd was om te onderzoeken, en hij raadde me aan dezelfde heer Blaeu — die naar hij verzekerde op dat ogenblik in den Haag vertoefde — te bezoeken, en hem tegelijk dit geschrift mee te delen. Hij zei dat het passend zou zijn als wij met elkaar zouden samenkomen (daar ik hem bekend had gemaakt dat de zaak ook aan u was voorgelegd). Derhalve ging ik naar de heer Blaeu, die niet verheelde dat hij van deze zaken onkundig was, en toen ik hem mijn geschrift getoond had, heb ik het er achtergelaten. Want hij vroeg of hij het mocht doornemen.

[ 326 ]

De volgende dag in den Haag teruggekeerd heb ik, nadat de heren Staten de vergadering al verlaten hadden, van de heer Voorzitter begrepen dat zij dat geschrift van mij slechts voor een deel en niet geheel hadden gelezen; en bovendien dat die zaak ook aan anderen voorgelegd was om te onderzoeken. Waarop ik hem vroeg of hij het noodzakelijk achtte dat ik hun mijn gedachten mondeling uiteen zou zetten, en of hij vond dat ik nog langer in den Haag moest blijven, maar hij antwoordde dat het niet nodig was; tenzij ik verder nog iets verlangde van die Staten, daarmee naar het schijnt suggererend dat ik, als ik aanspraak maakte op iets ter beloning, het aan hen bekend zou willen maken. Vervolgens, nadat ik geantwoord had dat ik het geheel overliet aan de heren de Heren Staten, daar ik alleen maar mijn diensten had willen aanbieden, ben ik terstond naar Leiden gereisd. ...



[ 329 ]

No. 222.   Fr. van Schooten aan Christiaan Huygens,   29 mei 1655:

... Overigens voor wat betreft de Heren Staten, of ze namelijk iets hebben aangeboden ter erkenning van het recente onderzoek van elk van ons beiden, of ook maar iets vastgesteld om te doen, dat weet ik volstrekt niet. En daarom, wat u daaromtrent verneemt verzoek ik u met genoegen mee te delen; en wilt u alstublieft tegelijk mijn papieren, die ik over deze zaak bij u heb achtergelaten, overzenden, omdat hier ook de ene of de andere vriend verlangt ze te zien. ...


[ 330 ]

No. 223.   Christiaan Huygens aan Fr. van Schooten,   5 juni 1655:

... Wat de Heren Staten hebben vastgesteld ten aanzien van uw of mijn Onderzoek heb ik niet vernomen. Maar toch, omdat ze me er geen woord over hebben willen berichten en ook geen dank hebben willen betuigen, zal ik moeite doen om te weten te komen met welk besluit ze het zullen hebben afgehandeld. ...




[ In zijn brief aan Hodierna, No. 518 (24 sept. 1658), zegt Chr. Huygens goede hoop te hebben dat de kennis van de lengtegraad te bereiken is: tabellen van de Jupitermanen in combinatie met zijn slingeruurwerk.]





Home | Christiaan Huygens aan de Staten Generaal, 4 maart 1655 (top)