P. Baert 1) aan Christiaan Huygens.5 februari 1676.In dunkerque den 5 februari 1676. Mijnheer Huygens van Zuylichem.WelEdele Heer weet dat mij de groote genegentheyt van uE. persoon te aenschouwen en spreeken meer als negen jaeren heeft bijgewoont, te weeten sedert den jaere 1665 als wanneer ick tot Amsterdam ginck woonen, 1) Een onbekende ingenieur, misschien van de familie van Petrus Baerdt, geneesheer te Leeuwarden, die verscheidene werken publiceerde, o.a. het volgende van Adriaan Metius [vertaald uit het Latijn]: Maet-constigh Liniael, ... Alsmede de Sterckten-Bouwinghe, Franeker 1626. Uit de brief blijkt dat P. Baert in Amsterdam woonde van 1665 tot 1674, en dat hij door Colbert in Duinkerken benoemd is om hydrografie te onderwijzen. [In 1684 was hij in Toulon (zie het begin van No. 2704 [>]), en van hem is dus ongetwijfeld het volgende werk.] [ P. Baert, Traité de la pendule à cycloïde: Dans lequel il est prouvé demonstrativement tout ce que le R.P. Pardies avoit supposé sans demonstration à la fin de sa Statique. Avec un discours du Mouvement des Bombes, Marseille 1684. P. Baert, Professeur du Roy pour l'Hydrographie au Port de Toulon, zegt in zijn opdracht aan Louis Girardin de Vauvré: "... je suis un Estranger que Monseigneur Colbert a eu la bonté d'establir en France ...". En in zijn Avant-Propos: "... parlé du Livre de Monsieur hugens de sa Pendule, mais comme on m'a dit qu'il est en Latin je n'ay eu aucune curiosité de le voir ... Si je n'ai pas suivi la même voye de Monsieur Hugens pour le demontrer, je ne le peux sçavoir, puisque je n'ai jamais vû son Livre ..."] [ Mrs. Baërt & du Bocage, Professeurs en Hidrographie, le premier à Dunquerque, & le second au Havre de Grace, ... 'Sur le flux et le reflux', in Histoire de l'Académie royale des sciences, 1732 (1710) 4-10.] |
[ 4 ]
alwaer ick in veel heerlijcke vergaderingen, als ook int bysonder, van dhr. Johannes Hudde, Benedictus de Spinosa ende dr. Voldere 2) professeur der hoogeschole in philos. tot leyden; menigmael loffelyck hebbe ooren spreken, van uE overtreffelijckheyt in de konsten der philosophie en mathematique: maer beledt sijnde eensdeels door de verre distantie tot Paris, anderdeels door de vrees van uE te importuneren, ben ik soolange opgehouden geweest (en als noch blijve) te meer alsoo ik verplicht ben ten dienste van monseigneur Colbert tot dunkerque de schole van hydrographie te bekleeden. Alsoo dat ick genootsaeckt ben, mijne uytnemende genegentheyt te versadigen door dit letterken. mits welck ick my op het nederste buyge met de aldergrootste ootmoedicheyt voor uwe voeten ter intentie van uE te salueren naer merite van alle uE Edele qualiteyten: en hier naer uE te bidden mij te ontvangen in uwe Armen van uE gratie, ten eynde ik bij uE mocht erkent worden als eener uwer minste vrienden om werdich te genieten met gelegentheyt eennige nieuwicheyden die onder uE hoogescholen tot Paris commen te passeren; tsij in hydrographische astronomische algebraische saken. sonder uE prejuditie en beledt, dit sal mij verbinden gelyck ick gebonden ben door de overvloedige genegenheyt te sijn met alle respect.
Mijn heer ik en hebbe hier geen gelegentheyt van hier iets bij te vougen. rakende onse konsten want ick wel weet dat questien uE niet nieu en sijn: en dat ick 2) Burchard de Volder [1643 - 1709] studeerde te Utrecht (in 1660 magister artium) en te Leiden (1670 doctor in de filosofie). Van 1675 to 1705 was hij hoogleraar in de physica, en vanaf 1682 ook in de wiskunde, te Leiden. Volgens de laatste wil van Chr. Huygens publiceerde hij met Berhard Fullenius [>] Opera postuma, 1703. |
[ 5 ]
my versekert houde van uE alweetentheyt in de wiskonsten. maer dat mij onlancx in den sin gevallen is om te konnen bepalen de menichte der transpositien die vierentwintich gegeven dingen konnen hebben, als daer sijn die 24 letteren des a. b. c. ofte meer. dat is hoe veel woorden dat men soude konnen formeren met den abc. nemende in elck wordt geen twee gelijke letteren. mitsgaders de meenichte van de worden bestaende uyt 1. 3. 4 &a letteren. Dit ingesien hebbende ben gecommen tot myn intentie en ik soude uE. de particulieriteyt mede gesonden hebben ten waer dat ick niet en weet of by uE. ofte bij ander tot paris daer op oyt is gedacht indien Jae ik soude dien weg geern weeten en soo niet soo haest ik van uE sal verstaen 3) sal uE. mynen weg toesenden. ik weet dat uE. dit alles wel soudet connen vinden duysentmael beeter als ik gedaen hebbe maer ick weet dat uwe wijsheyt niet onaengenaem en is een anders sin ook te verstaen.
3) Een antwoord van Chr. Huygens is niet bekend.
|
[ X, 167 ]
P. Baert aan Christiaan Huygens.28 oktober 1691.tot dunkerque den 28en Octob. 1691. a) Mijn Heer
Bij geval is mij ter handt gekommen seeker tractat de la lumiere &c. door U. E. gecomposeert ende gedemonstreert volgens de principen der ondulatien. Ik sag over seven jaeren tot toulon een gedruct tractat gecomposeert door eenen Jesuit, die het seyde te weesen de overblyfsels van pardies schriften schriften maer iemant heeft mij dit boecxken ontvonden, syn titel was b) la propagation de la lumiere &c. 2). voor soo veel als mij noch daervan indachtich is, mij dunckt dat het niet veel bijsonders en was, Ik hebbe om de grootachtinge van uwen naem, daer alle Liefhebbers aen schuldich syn, het uwe met opmerkinge twee mael doorleesen, a) Respondu le 22 nov. 91 [Christiaan Huygens]. 2) Op de brief van Baert noteerde Huygens een correctie voor zijn Traité de la lumière: pag. 39, lin. 5. pour extérieure lisez intérieure [cf. T. 19, p. 488, noot 1]. b) of het niet en was l'Optique du P. Ango. die Pardies overblijfsel bedurven heeft 4). [C. H.] 4) Zie No. 2628, p. 522-3 [van T. 9]. c) hier was de grootste swarigheyd in de refractie volgens des Cartes [C. H.] d) geern als het niet te veel schrijvens van nooden heeft. veel beter dat hij eens bij occasie van vrede overquam [C. H.] |
[ X, 168 ]
Ik hebbe gesien over eennige maenden in de hollantsche gazetten datter tot amsterdam persoonnen syn die opentlyk leeren tvinden van oost en west e) 3). Int cas van navigatie uE soude my eennen bysonderen dienst doen van my te seggen of sy daer toe gebruyken uEs geinventerde pendulen, ofte of sy iets anders f) meynnen. gelieft mynne stouticheyt ten besten te duyden en niet te misachten dat ik waerlyk ben
Mijn Heer Soo uE my gelieft te antworden met een simpel regeltien Ik sal het houden inde aldergrootste dankbaerheyt. en mynne adresse is a M. Baert hydrographe du Roy a Dunkerque. Ik wenste wel te weeten offer in 3 a 4 Jaeren erwaerts niets en is geschreven vande mathesis dat raer is anders als uE. boexken g).
A Monsieur e) dit sijn onbeschaemde en onwetende en men heeft de proef onder handen, die noodsaeckelijck slecht uyt sal vallen [C. H.] 3) Het gaat om de 'uitvinding' van Lieuwe Willemsz. Graaf [<]. Zie noot 1 bij No. 2536 [T. 9, p. 315] en bij No. 2538 [T. 9, p. 317]. [Er werd een proef op zee gedaan, zie hier onder.] [ Arjen Dijkstra, 'Het vinden van oost en west in het Friesland van de zeventiende eeuw. De polemiek tussen Lieuwe Willemsz. Graaf (1652-1704) en Bernhardus Fullenius Jr. (1640-1707).' Masters thesis (^).] f) sij pretenderen de maensloop daertoe te gebruijcken 't geen bij veel ander verstandiger als sij menighmael te vergeefs ondernomen is geweest [C. H.] g) het boek van Newton maer is duyster. de Acta Lipsiensia, te Parijs [C. H.].
|
[ X, 203 ]
Christiaan Huygens aan P. Baert.22 november 1691.Haghe den 22 Nov. 1691. MijnheerVE schrijvens van den 28 Oct. is mij wel behandight, waer uyt met genoeghen verstaen hebbe dat VE de moeijte genomen heeft van mijn Tractaet de la Lumiere te doorleesen, ende het selve, oock heeft konnen begrijpen; want mij duckt dat het al veel gedaen is van in soo diepe verborgentheijdt iets verstaenlijcks voortgebracht te hebben. De swaericheijdt die VE in 't eerst vondt, hoe de undulatien, van Langsamer voortgangh, weder tot rasscher konden komen, is de selve die in de Explicatie der Refractie van des Cartes te vooren komt, en niet kan gesolveert werden door sijne stellingen; daer dit in de mijne seer natuurlijck geschiedt door de eijgenschap van de Veer ofte ressort, gelyck VE bekent is. Aengaende de difficulteijten die VE souden moghen resteren ontrent de redenen der swaerte, sal ik geerne eenighe verklaeringh geven, voor soo veel mij moghelijck sal sijn, en de tijdt gelegentheydt sal toelaeten. De gepretendeerde vinders van Oost en West daar VE van in onze gazette gelesen heeft, sijn onbeschaemde en onwetende menschen die selver wel weeten dat sij niets goedts hebben te voorschijn te brenghen. Sij willen de Maens loop daer toe gebruycken, 't geen over langh, en bij veele verstandighe lieden, te vergeefs ondernomen is geweest, gelijck ick geloove dat VE niet onbekent is. Sij hebben evenwel door importuniteijt soo veel te weegh gebracht dat de Heeren Bewindhebbers der O. Indische Compagnie geordonneert hebben op verscheijde van haere schepen een proeve te nemen van dese Lenghde vindingh, welcke sonder twijffel seer slecht uyt sal vallen. Ick hoop nu alle dagh raport te hooren van een tweede proeve met mijn Horlogien gedaen; hebbende d'eerste al vrij wel gesuccedeert, gelijck VE kan sien uyt het geene ick in het Discours de la Pesanteur en desselfs additie geschreven hebbe [>]. Hier mede eyndigende blijve Mijnheer
UE. dienstwilligen dienaar |
[ X, 204 ]
Ick en weet niet eenigh tractaet gesien te hebben met den Titel van La Propagation de la Lumiere maer alleen de Optique van de P. Ango. Jesuit, welcke seght uyt de overblijfsels van P. Pardies een gedeelte genomen te hebben, doch soude beter gedaen hebben van het schrift van P. Pardies uijt te geven soo het lagh.
A Monsieur |