Aalkijker , stroming , bloemen , koffie , lucht . Intro , namen
om de bloedsomloop te bekijken in de staart van een aal die opgesteld is voor de microscoop, welke van buiten tegen de glazen buis wordt gehouden.
Aan deze buis is vastgemaakt het plaatje DCE, met het schroefje D.
Op het plaatje wordt het microscooplensje F gezet. En opdat dit op de juiste afstand van het zichtbare object wordt gebracht, probeert dit plaatje wel met zijn veer van de buis te wijken aan de bovenkant, maar met een rechthoekige gording LONM, waarvan de zijde GH gesloten wordt door een asje dat door de ringetjes ZZ steekt; met deze gording, zeg ik, waarin de schroef K gestoken is, kan het lensje F dichter naar de buis getrokken worden. Van de buis BB moeten de zijden die niet samenkomen enigszins ingesneden worden bij V, opdat het hele gat van het omhulsel PQRS open staat om licht door te laten. [ Originele tekening (HUG 6, 37r) afgebeeld in een brochure van Museum Boerhaave: 'Christiaan Huygens, 1629-1695', p. 45. Er staat geschreven: "anguilla minuscula" (nogal kleine aal). Vergelijk de aalkijker in Museum Boerhaave.] |
[ 721 ]
[ 722 ]
In het peperwater, bij verscheidene keren nemen, alleen een diertje A. Evenzo één zoals H, en enkele ronde G, maar onbeweeglijk, en enkele heel kleine. 4 aug. Een diertje zoals H waarbij het scheen dat er helemaal rondom kleine pootjes waren. Bij de kop was er iets dat aanhoudend bewoog en heen en weer sloeg. En ik merkte op dat naar deze kop alle kruimeltjes uit de omgeving aangetrokken werden, en dat ze daar aangekomen weer weggeduwd werden, zodat men er een soort voortdurende stroming zag [Fig. 108]. Er was een ander diertje, kleiner dan A, dat uiterst snel liep. Toen het grote droog was komen te staan deed ik er water bij, en het begon weer in actie te komen. De tweede keer verschenen er twee van die grote H's. Ik kon heel goed de stroming opmerken in de ene die minder liep; en zag dat naarmate de aangetrokken kruimels de mond naderden, ze sneller gingen. Vervolgens nam ik 2 of 3 keer niets. Daarna opnieuw 3 grote H's. Daarna 2 dergelijke grote. Na de maaltijd toonde ik deze diertjes aan de heer en mevrouw Timmerman en de dames Voet, &c. 5 aug. 2 dikke H's, en 3 kleine K's [Fig. 108] zoals gisteren, die heel snel gingen. Daarna 6 K's. Daarna twee keer niets. Daarna 1 K. Daarna 1 H en 5 K's. Ik voegde nog water toe bij de druppel die begon op te drogen. Toen zag ik er 2 H's en 6 K's. Ik merkte op dat het iets als een holte of belletje was, dat heen en weer sloeg bij de kop van de diertjes H, en dat heel snelle kloppingen maakte. Het profiel van de diertjes H was als Fig. L. 7 aug. Ik had de vorige dag vers regenwater toegevoegd bij het peperwater. Ik nam de eerste keer 10 H's en 25 of meer K's. De breedte van de H was gelijk aan die van een haar.
7 aug. In het gemberwater een diertje K, en enkele heel kleine E en F. De K draaide veel, met grote snelheid rondjes makend. |
[ 723 ]
8 aug. Veel heel kleine F's in allebei de soorten water. Ik morste veel van het peperwater. Toch kreeg ik 3 grote H's, die gegroeid leken te zijn. Veel K's. De grote gaan nooit vooruit zonder eerst met een sprong achteruit te gaan. Daarna had ik 12 H's, en veel K's en F's. De K's beginnen snel om zichzelf te draaien wanneer het water begint op te drogen. Daarna 8 H's; sommige waren een derde langer dan andere. |
[ 724 ]
14 aug. Een ronde, minder groot dan de H's, die nu eens op de ene sprong en dan weer op de andere van de H's, en eraan bleef vastgehecht. Een H van achteren uiteengescheurd die toch bleef lopen [Fig. 111]. |
[ dechirè mais courant (verscheurd maar lopend) courant comme les H (lopend als de H's). ]
15 aug. [Fig. 112] in het gemberwater, die ging als de H's, zonder echter achteruit te gaan zoals zij. Enkele K's. In het peperwater zoals tevoren. 16 aug. In het peperwater zoals tevoren. In het water waarin ik 5 dagen eerder gr. [gember] gedaan had, veel zeer kleine heel snelle, enkele K's ook heel snel. En 2 of 3 grote vormeloze [Fig. 113] die ronddraaien.
19 aug. In hetzelfde: kleine zoals de 16e; een grote H, een van de grootste. Waar kan hij anders vandaan gekomen zijn dan uit de lucht?
20 [aug.] In het gemberwater de kleine bijna allemaal verdwenen, een grote H.
23 [aug.] In het gemberwater 3 grote H's; verder 2 H's. Geen andere. |
[ 725 ]
[ 726 ]
Daarom is het waarschijnlijker dat ze uit de lucht komen, aangetrokken door de geur. Maar waarom gaan ze dan dood zodra de druppel opdroogt in de microscoop? De heer Hartsoeker zei dat het komt van heel kleine vliegjes in de lucht, die eitjes zouden maken in dat water, en dat daaruit deze kleine diertjes ontstaan. Maar men ziet er nooit zulke vliegjes, en men ziet ook niet dat die diertjes H van kleine in grote veranderen, behalve dat er hoogstens wel zijn die de helft zo lang zijn als de andere. Het kan zijn dat diertjes die eenmaal in water zijn gegaan, voortaan niet erzonder zouden kunnen leven; zoals kinderen wanneer ze eenmaal lucht hebben ingeademd, vervolgens niet erbuiten kunnen. |
29 [aug.]. Gemberwater: een grote met staart M [Fig. 117], zoals ik er voorheen waargenomen heb te Parijs [<]. Dit exemplaar had zijn staart nergens aan vastgemaakt. Het trok hem van tijd tot tijd terug, en dan was hij dicht bij het lichaam gedraaid en verwrongen; daarna strekte het hem opnieuw uit; hij was heel duidelijk. Er was helemaal geen aantrekking naar de mond toe, die zich evenwel scheen te sluiten en openen; er waren heel wat dingetjes in de ingewanden.
30 [aug.]. Gemberwater: een grote H, verder niets.
31 aug. Koffiewater: heel kleine zoals tevoren. |
[ 727 ]
Gemberwater: veel K's. enkele A's, veel kleine E's zoals op 22 juli. Peperwater: veel grote H's; weinig K's.
2 sept. Koffiewater: ik zag alleen nog heel kleine die bewogen. Er waren enkele kleine E's, waarvan enige trilden. Peperwater: enkele grote H's; nauwelijks K's; enkele E's. Een M met staart. Als hij zich terugtrok aan zijn staart die aan wat vuiltjes vastzat, werd hij rond. Daarna, als hij zich weer liet gaan, nam hij de nevenstaande figuur aan, en hij scheen duidelijk iets als een grote mond te openen, en ervoor was er soms een sterke stroming van kruimeltjes vuil. Er waren twee uitsteeksels Q, waarvan me toescheen dat hij ze zo snel bewoog dat ze aan het gezicht ontsnapten; en ik geloof dat hij door middel van deze beweging de materie voor zich deed stromen. Zijn ingewanden waren ongeveer zoals in de figuur, en blauwachtig.
3 sept. Gemberwater: veel A's, en veel K's. En een M. Boeketwater, in het flesje ervan waren de bloemen 3 of 4 dagen geleden eruit gehaald: verscheidene H's, verscheidene A's, verscheidene ronde P's [Fig. 119], die rollend gaan, zoals op 28 augustus. Enkele K's.
4 sept. Boeketwater: een aantal H's, maar niet zulke grote als in het peperwater; enkele A's, enkele K's. Een gotere ronde en platte Q [Fig. 120], die veel draaide en zich aftobde. De tweede keer geen H's; de 3e een H, veel ronde P's, enkele heel snelle K's. De 4e en 5e geen H, verscheidene ronde P's; en K's, heel snelle. |
[ 728 ]
De 4e keer een grote R [Fig. 121], bijna 3 keer zo lang als de grote H's. Ik had er nog nooit zo een gezien. Hij ging niet zeer snel, en trok zich bijna tot een ronde vorm terug om zich uit te strekken en vervolgens vooruit te gaan, en zwaaide met zijn staart zoals een grote vis. Zijn kop was nu eens zoals in R, dan weer opende hij hem zoals in S, en dan was er een sterke stroming van kruimels daarvoor, veroorzaakt door het heen en weer bewegen van zijn pootjes, naar het scheen. Bij de staart waren er twee kleine uitsteeksels, en één niet ver van de kop in T. Door er water bij te doen, om hem in leven te houden, vond ik meer dan 20 H's. Ik moest deze R groter afbeelden, zoals op 26 sept. 5 sept. Boeketwater: geen enkele H in 3 of 4 keer, veel K's, enkele A's. Een ongewone V [Fig. 122], langer dan de H's. Hij ging vrij snel; de kop bij V was een beetje plat, de rest van het lichaam rond en doorzichtig, zodat de vlekken helemaal rondom het lichaam tegelijkertijd gezien konden worden, en zich schijnbaar over elkaar heen bewogen. Toen het droog geworden was en afgeplat, zag ik een soort pootjes helemaal rondom, die niet te zien waren toen het nog leefde. Het schijnt dat het dus zulke pootjes of stekels moest hebben over het hele lichaam, aangezien dit rond was als een darm.
Bij opgedroogde K's zag ik ook iets als pootjes rondom. Misschien ziet men ze niet zolang ze in het water zijn, doordat ze niet een lichtbreking hebben die verschilt van die van water; ofwel omdat ze ze te snel bewegen. Bij de achterkant zag men 2 of 3 vrij grote bellen die opgesloten waren in het lichaam, naar het scheen. |
[ 729 ]
Peperwater, gisteren vers opgesteld: niets levends. Koffiewater: niets. Gemberwater: de 1e keer niets levends. Er verschenen vier dode M's met gekrulde staartjes [Fig. 123]. En verscheidene O's zonder beweging. De 2e keer verscheidene levende O's of K's; en een ongewone X [Fig. 123], die maar af en toe even bewoog zonder veel vooruit te komen. Hij had pootjes van voren. De 3e keer een aantal O's of K's; weinig A's. Peperwater van de afgelopen dagen: verscheidene H's, weinig O's. Na de maaltijd. Gemberwater, genomen bij de rand: nog een X; drie M's met staarten, een V maar minder lang, enkele A's.
6 sept. Boeketwater: 3 M's, een X, enkele O's of K's.
7 sept. Hetzelfde water: ontelbaar veel nauwelijks zichtbare die zonder ophouden bewogen.
19 sept. Peperwater van de 4e september: één of 2 van de grootte van de K's maar ronder, met weinig beweging en zonder vooruit te komen. Verscheidene ronde van deze zelfde grootte, maar onbeweeglijk.
21 sept. Peperwater van de 4e september: zoals op 19 sept. |
[ 730 ]
24 sept. Peperwater van 4 sept.: verscheidene kleine E [Fig. 124], bewegend, middelmatig. Enkele ronde P zonder beweging. Koffiewater: bijna niets levends. Gemberwater: verscheidene grote H's, enkele A's. Oud peperwater: veel H's, verscheidene N's, die zeer plat waren. Verscheidene heel kleine die heen en weer gingen, zoals op 19 sept.
26 sept. Peperwater van 4 sept.: vol met kleine E's die liepen, en ze krioelden vooral dichtbij een bepaald doorzichtig lichaam zonder beweging, en dichtbij de andere vuiltjes. Gemberwater: verscheidene grote H's; veel A's [Fig. 125]; enkele zeer snelle K's. Twee samengevoegde Y van de soort M, hadden maar een enkele staart, die ze introkken en draaiden tot een schroef, zoals de M's. Een V zoals op 5 september, die aanhoudend op zijn plaats stond te draaien.
Oud peperwater: veel H's, enkele A's. Opnieuw twee samengevoegde met staart zoals Y. Een zeer grote [Fig 126] zoals in R, T, S op 4 september. Hij was meer dan 3 keer zo lang als de grote H's. Hij scheen een ander lichaam Z in zich te hebben, zoals één van de V's, minder doorzichtig, en die hem een beetje deed opzwellen op die plek. Om vooruit te komen trok hij zijn hele staart in zijn lichaam, en dan ging hij vooruit met de kop en strekte opnieuw de staart uit. Hij trok ook vaak de kop in het lichaam en veranderde op ontelbaar veel manieren van vorm. Soms opende hij een brede mond, zoals in S. Zijn bewegingen waren vrij langzaam. Het lichaam was rond. |
[ 731 ]
27 sept. Peperwater van 4 sept. dat ik afgedekt had door een stukje zeemleer over het porceleinen kopje te binden. Ik vond er een grote hoeveelheid heel kleine, met grote moeite zichtbaar. Die misschien door het zeemleer waren gegaan. Er was schimmel op het water, en het rook vies. Ik verwijderde de schimmel, en voegde een beetje regenwater toe.
Koffiewater: heel weinig leven in de zeer kleine. 4 okt. Peperwater van 4 sept.: vol met kleine E's [Fig. 127] waarvan sommige zich soms ineens bewegen zonder bijna van hun plaats te komen. Gemberwater: geen H's, verscheidene A's, 2 of 3 ronde onbeweeglijke Z met lange stralen rondom [Fig. 127]. Enkele kleine E's; een K.
Oud peperwater: een aantal H's zoals op 14 en 13 augustus. Een M [Fig. 127], die zijn staart bijeenbracht in de vorm van een schroef, heel regelmatig gedraaid. Een V, maar niet groter dan een H. Hij draaide vaak als een tol, wat bleek aan de ronde vlekken waarmee zijn lichaam overdekt is. Er was ook een slang RT zoals op 26 sept. en 4 sept. En een aantal kleine als bewegende zwarte punten. |
[ 732 ]
17 okt. Peperwater van 4 sept.: een aantal kleine E's. Gemberwater: een H, verscheidene A's, enkele N's. Oud peperwater: een H. Verscheidene Δ's [Fig. 128] van een nieuwe vorm; lang en met een rond lichaam. Ze gingen zwevend van de ene kant naar de andere, en soms tolden ze rond, wat bleek aan de vlekken. Er waren nog heel kleine als bewegende puntjes in menigte.
25 okt. Gemberwater: één of twee A's; een Z; enkele heel kleine.
[ Een afbeelding staat in Rienk Vermij 2004, 137 (met Fig. 117 van p. 726 hierboven). Rechts klein (uit HUG 15, fol. 27), hier groot. Op 20 oktober schreef Chr. Huygens een brief aan Leeuwenhoek die niet is opgenomen in de Oeuvres Complètes; hij is gepubliceerd in Antoni van Leeuwenhoek, Sesde vervolg der brieven (1697), p. 271.]
Inleiding[Vertaling] |
[ cxxxix ]
[ ... ] de belangstelling van Huygens voor het microscopisch onderzoek van aftreksels van peper en andere substanties was gewekt door berichten die hij had ontvangen aangaande de waarnemingen van Leeuwenhoek*). Maar als hij zich eenmaal aan het werk gezet heeft doet hij zich kennen als een nog nauwgezetter en bekwamer microscopist dan Leeuwenhoek zelf. Dit blijkt vooral uit de figuren die hij in grote overvloed geeft. Ze zijn vaak zo gedetailleerd dat men het geslacht of de soort kan raden van wat hij waargenomen heeft [>].
[ *) De zgn. 'infusoriën' (infusion - aftreksel) kunnen zich inkapselen en zo in leven blijven in b.v. gedroogde planten. Leeuwenhoek had ze gezien toen hij in 1676 op zoek was naar "de kragt, of hitte, die de peper op onse tonge aenbrengt" (A. Schierbeek, Anthoni van Leeuwenhoek, Den Haag 1963). P. J. Haaxman, Antony van Leeuwenhoek, de ontdekker der infusorien, 1875. Zie ook: Wim van Egmond, 'The riddle of the "green streaks"', in Micscape Magazine, febr. 2016: de "groene ranckjens, in geschickte ordre slanghs gewijse omgekrult", in 1674 waargenomen, zijn waarschijnlijk van cyanobacteriën.] |
[ cxl ]
Zoals de heer M. W. Beijerinck onlangs [1914] op zo overtuigende wijze heeft aangetoond, heeft Leeuwenhoek bacteriën gezien en beschreven ook voor 1683, welk jaar men gewoonlijk aanduidt als periode van zijn eerste ontdekking van deze organismen. In werkelijkheid is hij ze al vanaf het begin van zijn waarnemingen in 1675 tegengekomen. Evenzo heeft Huygens ze al snel opgemerkt. Vooral tijdens de eerste serie waarnemingen (1678 - 1680) heeft hij verschillende soorten ervan getekend en beschreven ["een gekrioel van heel kleine" (p. 714)], terwijl in de tweede serie (1692) zijn aandacht meer uitsluitend ging naar de anatomie van de infusoriën en naar de manier waarop deze diertjes zich gedragen. Aangaande de onderzoekingen naar deze laatste organismen noemen we de beschrijving van de bewegingen van de trilhaartjes bij de mond van een infusiediertje van het geslacht Oxytricha (p. 722), en die van de uitwendige anatomie van Klokdiertjes (716 en 727), waarvan hij waarschijnlijk de vrije vormen gezien heeft (718, 729) en de deling (730). Eveneens heeft hij waargenomen de deling (703, 704) en de conjugatie (711, 713) van andere infusoriën, en hij heeft vrij nauwkeurig de uitwendige vorm getekend van Raderdiertjes, waarbij de aanwezigheid van een rugtaster hem niet ontgaan is (728, 731). Misschien nog belangwekkender in deze handschriften zijn de denkbeelden en de proeven van Huygens met betrekking tot de oorsprong van de organismen in zijn aftreksels. Hij betoont zich er een overtuigd tegenstander van spontane generatie. "Het zou vreemd zijn" zegt hij (725-6) "dat peper, gember en bloemstelen allemaal dezelfde diertjes zouden voortbrengen. Daarom is het waarschijnlijker dat ze uit de lucht komen, aangetrokken door de geur". Om deze veronderstelling te toetsen sluit hij een van zijn flesjes die de aftreksels bevatten af, "met een stukje zeemleer, op de hals vastgemaakt; om te zien of er diertjes zullen ontstaan" (718). De eerste keer, in juni 1679, heeft deze proef niet het resultaat dat hij ervan verwacht. Na twee dagen verschijnen er organismen in het gesloten flesje, evenals in het flesje dat hij open gelaten had, hoewel in kleinere hoeveelheid; |
[ cxli ]
een week later "waren er evenals in het open flesje van die grote diertjes die heel snel liepen en grote met staart; bovendien veel middelmatige en ontelbaar veel aaltjes" (719). Anders gaat het bij de proeven gedaan in 1692. Een "peperwater dat afgedekt was geweest en afgesloten met een zeemleer" gedurende meer dan drie weken bevatte nauwelijks "iets levends" en Huygens voegt er aan toe "dat kan erin gekomen zijn door de poriën van het zeemleer" (730). De volgende dag ontdekt hij er "een grote hoeveelheid heel kleine, met grote moeite zichtbaar. Die misschien door het zeemleer waren gegaan". Bovendien heeft Huygens enkele proeven gedaan met betrekking tot de invloed van warmte en koude op de organismen in de aftreksels. Nadat hij peperwater in een flesje had laten bevriezen, ziet hij de "diertjes" twee dagen na het ontdooien terugkomen; maar na een dergelijk flesje in kokend water gezet te hebben vindt hij na drie dagen niets levends (716-7). Wat betreft de techniek die gevolgd is bij de waarnemingen met de microscoop, hebben we al gezegd (p. cxiii) dat Huygens zich bijna uitsluitend bediende van de enkelvoudige microscoop. Hetzelfde geldt voor Leeuwenhoek, maar met dit verschil, dat Leeuwenhoek lensjes gebruikte, door hemzelf geslepen*), terwijl Huygens de voorkeur gaf aan bolletjes, waarvan hij omstreeks 1677 zo naarstig de fabricage en de practische opstelling had bestudeerd. [ *) Bevestigd in 2018 met neutronen-tomografie, TU Delft.] |
[ cxlii ]
Niet minder moeite heeft hij zich gegeven om een goede belichting te verkrijgen van de doorzichtige objecten die hij waarnam door zijn microscopen, en in dit verband is het vreemd genoeg opmerkenswaard dat Huygens wellicht de eerste microscopist geweest is die zich bewust was van de voordelen die een belichting met donkere achtergrond soms kan bieden (699, 710).
[ Cf. Marian Fournier, 'Huygens Microscopical Researches', Janus 68 (1981) 199-209.] [ En, algemener: Museum Boerhaave, 'Klein-kijkerij'.] Voor de uitgave van Oeuvres XIII (1916) is een poging tot identificatie van de door Huygens getekende en beschreven organismen ondernomen door M. W. Beijerinck, hoogleraar aan de technische universiteit te Delft, en N. H. Swellengrebel, zoöloog aan het (toen 'koloniale') tropeninstituut te Amsterdam. Hun vermoedens waren als volgt (de vele vraagtekens zijn hier weggelaten).
Fig. 2, 3 Glaucoma; 5 Chilodon, 6, 7 Torula, 8 Antophysa vegetans
[ Vergelijk de tekeningen in O. F. Müller (ed. O. Fabricius), Animalcula infusoria, Hauniae 1786; A. C. Swaving, 'Verhandeling over de Infusie-diertjes', in Natuurkundige verhandelingen (1799) 1, 49. Film & foto's: Jan van IJken, Planktonium.] |