Tegenbijzonnen , regenboog , witte ring , plaats , gezichtsbedrog , kleuren , ronder
[ 411 ] | [ v ] |
§ 24. Hebbende dan per haec de reden der 2 coronae in het phaenomenon Romanum geexpliceert [<], soo sullen wij nu verder gaen tot die van de 2 overige parhelia die in parte circuli albi postica wierden gesien [<]. Welcke ick segge mede door de perpendiculare cylinders te werden veroorsaeckt en door even diergelycke refractien radiorum solarium als de ordinarius regenboogh en is te weten, dat de interior cylindrus opacus tot dese parhelia niet en contribueert, maer ter contrarie altemet deselve wel kan beletten gesien te werden, gelyck hier naer sal gethoont werden. |
[ 413 ] | [ v ] |
Doch moet men nochtans weten dat de cylinder van sneeuw daer binnenin nootsaeckelyck moet wesen utrumcunque dicitur datse buyten klaer water of klaer ijs sijn, want geen cylinders van water alleen konnen sijn want se dan terstont tot een ronden drop werden souden. En soose t'eenemael van klaer ijs sijn soo is het evenwel quaelijck te bedencken hoe se heel klaer souden konnen werden sonder heel gesmolten geweest te sijn.
|
[ 415 ] | [ v ] |
waer door als een stuckje van een regenboogh in de cylinders nae C en van gelycken nae G toe moet gesien werden, sijnde den arcus horizontis tusschen haer beyde van soo veel graden als den hoeck CEG, te weten 83°. En dit sijn 2 parhelia, sijnde veel lichter als stucken van regenboogh dewijl door cylinders voortkomen, welcke veel stercker schynsel geven als de ronde droppen, gelyck meermaels te vooren is geseght [<]. Et haec quidem sole in ipso horizonte existente.
|
[ Rest doorgestreept, en in de marge: ] | Hâc demonstratione pene perfecta visum est nimium prolixam pro re. Itaque brevior sufficiet pag. sequenti. |
[ 417 ] | [ v ] |
Ex aequalitate autem angulorum PFE, DHK, inteligitur etiam ad horizontis planum aequaliter inclinatos fore radios EF, HK. Quamobrem lux solis istis flexibus per cylindros aqueos in aere pendentes transmissa non poterit ad oculum spectatoris pervenire, nisi ab illis cylindris unde recta ad oculum ducta angulum super horizontis plano fecerit altitudini solis aequalem: hoc est, nisi ab illis qui et circulo albo de quo supra materiam praebent. Atque ita liquet parelia bina hoc modo genita non nisi dicto circulo inserta spectari posse.
De helften dan deses hoecks dat is de halve distantie deser 2 parhelia, inde witten ringh te rekenen secundum varias solis altitudines, werdt in de navolgende tafel vervat, welckers construendi ratio quia prolixior est ad finem hujus, uti et superius traditarum [<], relegatur [>]. |
altitudo gr. | angulus verticalium per et parelium trans zenit. | altitudo gr. | angulus verticalium per et parelium trans zenit. | |
0 5 10 15 20 25 30 | 41°.30' 41.8 40.14 38.36 36.16 33.18 29.36 | 35 40 45 50 55 58 | 25.16 20.12 14.40 8.44 3.6 0.32 |
[ 419 ] | [ v ] |
§ 29. Als ick volgens dese tafel de distantie der 2 parelia postica in het Phaenomenon Romanum [<] nobis propositum examineer soo soude die ontrent de 60 gr. geweest sijn, want de polus hooghte te Romen sijnde van 42°2', soo was op den 20 Martij ontrent 3 uren nae middaghs de sons hooghte ontrent 30 gr. Welcke hooghte men siet in dese tafel dat de halve distantie der parhelia geeft 29.36'. |
[ Fig. uit ander ms ] | Phaenomenon Romanum 20 Mart. 1629. sic se habere debuit hora 3a pomer. |
Maer volgens het schema Scheijneri soo het in Gassendus boeck staet [^] soude de distantie der parhelia meer als 90 gr. geweest sijn, doch de mensura daer van en is niet geobserveert geweest noch daer aengeteyckent, en daerom derf ick wel seggen dat veel grooter distantie geteyckent is alsse in der daet was, want daer oock een reden is om sulx te dencken, te weten dat altydt de distantie van 2 puncten in den hemel apparerende soo veel te grooter schynt te sijn als die puncten nader den horizont sijn, gelyck men dickwils sien sal de stellae plaustri borei als se naest den horizont komen wel 2 mael soo wijdt schynen van een te staen dan als de selve ontrent het punctum verticale naederen. Soo heeft dan hier oock aen degene die sijn aensight nae dese 2 parhelia keerde haer distantie grooter proportie schynen te hebben tot den boogh die door de vertex passerende de wydte van den witten circel LMNK referebat alsse in der daet hadden. Waerom nu het selve oock niet gebeurt is in de distantie der parhelia N en K is de reden om dat den circel DE alreets een bekende maet had van ontrent 45 gr. Wij sullen in sommige der volgende observatien dese fallacia visus noch meerder bemercken in de distantie van diergelycke 2 parhelia en elders. En het is oock deselfde die maeckt dat de son bijnae 2 mael soo groot ontrent den horizont als boven in den hemel schynt, als mede dat men den regenboogh bijnae oordeelt een stuck van een maximus circulus te sijn daer hij nochtans niet half soo wijt is.
|
[ 421 ] | [ v ] |
Het welck dan daer ontrent, met het geen daer in gesien werdt, wij verder gewent sijn te imagineren. Jam vero als men twee grootheden eodem visionis angulo comprehendeert, soo werdt altijdt het geen wij verder meenen te sijn des te grooter oock geoordeelt en dit is de reden ejus quam diximus deceptionis. Ad parelia vero ut revertamur.
Quod autem et colorati aliquando hi postici parelij conspiciuntur comprobat observatio Anglica petita ex historia Matthei Paris [>] cum caeteris inferius cernenda, ubi narrantur praeter solem verum apparuisse in circulo magno crystallini coloris quatuor soles adulterinos, rubei coloris, ex quibus duos fuisse posticos figura manifestum facit, etsi forte vitio alioqui non carens.
|
[ 423 ] | [ v ] |
Doch daer kan oock een andere reden geweest sijn, te weten dat in ea parte circuli albi de cylindri opaci in medio aqueorum te dick sijn geweest nae proportie, niet toelaetende daerom dat de radij die dese parhelia maecken door de cylinders passeren.
Want ick vind op de sons hooghte van 25 gr. dat indien de diameter van de opacus cylindrus groter reden tot die van de aqueus heeft gehadt als 590 tot 1000, dat dan geen parhelia postica konden gesien werden, ut in sequentibus demonstrabitur.
Daerom in het phaenomenon romanum [1630] daer de son noch hoger was te weten 28 gr. soo alleen de cylindri die de parhelia O en P maeckten ontrent de achterste delen van den witten ring gevonden wierden, de andere cylinders van de parhelia naest de son M en N soo veer niet streckende, soo konnen daer geensins bijsonnen in dat achterste deel des witten rings geweest sijn. Want in die cylinders heeft de kern tot de heele cylinder de proportie van ontrent 624 tot 1000. |
[ Marge: ] | Van de nabijheijt der parelia. |
§ 33. Jam igitur partes omnes phaenomeni prioris quod Romae observatum fuit [<] explicuimus, omnium in eo pareliorum nec non et circulorum causis ad cylindros semigelatos relatis, partim quidem erecto situ pendentes partim vero inordinate volitantes quae causae exacte adeo phaenomenis consentientes, sibique invicem connexae, non parum utique sese mutuo confirmant, adeo ut veras esse haudquaquam ambigi posse videatur.
|
[ 425 ] | [ v ] |
En ten anderen soo observeren de refractien die in dese achterste cylindri geschieden meerder eenparigheijt dewijl de radiorum cursus non terminatur cylindri opaci objectu. maer alleen sich reguleert a superficie politissima cylindri aquei. Want de cylindri opaci juyst soo heel gelyck niet en sijn in al de cylinders die bij malkander hangen, het welck de ambitus lacunosi nec permanentes van de parhelia lateralia causeeren moet. En voorts de reciprocatio vande cauda parelij N is geweest door dat altemet minder altemet meerder cylinders op die plaets quaemen gedreven. En soo is mede te verstaen waerom de corona DEF nunc integra a parte inferiori nunc aperta fuerit. En waerom het parhelium K stercker wierdt doen N begost te deficieren.
[...]
|