I. Snelheden van de materie van veelzijdige wervels. 1) | |||
Als de juiste snelheden van de fluïde materie omgekeerd evenredig zijn met de tweede machten van de afstanden tot het middelpunt, dan zullen de zwaartes omgekeerd evenredig zijn met de kwadraten van de afstanden, zoals meneer Newton vaststelt, en hij bewijst het met het evenwicht van de Planeten 2).
Om dus zijn zwaarte eveneens 1/81 van de zwaarte van de meest nabije te maken, moet de centrifugale kracht van de fluïde materie op de plaats van de verste ook 1/81 zijn van de centrifugale kracht van de fluïde materie op de plaats van de meest nabije. Wat ook zo zal zijn als de snelheid van van deze materie dichtbij de verre planeet 1/3 is van de snelheid ervan dichtbij de meest nabije. Zodat de snelheden van de materie op de plaats van elke planeet dezelfde verhouding behouden als de snelheden van de planeten zelf.
1) Manuscript G, p.52v [HUG 7]. p. 53r heeft de datum 27 aug. 1690. [ Figuur naast tekst, er omheen een kring, waarvan links in de figuur een deel te zien is (geen komeet). Er onder: "Response à l'objection de M. Papin", zie brief No. 2617 in T. 9, p. 483.] 2) Wat Newton 'vaststelt' is naar men weet alleen dat de 'zwaartes', om 'evenwicht van de Planeten' te geven, omgekeerd evenredig moeten zijn met de kwadraten van de afstanden. [ Newton over 'subtiele materie', Principia, transl. A. Motte (N.Y. 1846), p. 321:]
3) Alle banen zijn volgens de hypothese cirkelvormig en concentrisch. |
II. Mercurius op de Zon waargenomen te Neurenberg 31 okt. 1690. |
...
|
III. Firmamentum Sobiescianum. Uit 'Prodromus' van Hevelius. |
...
|
IV. Conjunctie van Venus en de Zon. 15 nov. 1681 te Parijs. |
...
|
V. Bestaan de wervels echt? 1) |
Verscheidenen nemen de wervels van Descartes aan; zoveel meer houdt men ervan zich in te beelden te weten, dan onwetend te blijven zonder aan iets vast te houden.
Vergelijk ook met dit stuk de titel, aangehaald op p. 563, n.1, van een van de dialogen van de La Mothe Le Vayer: De l'ignorance louable (Over prijzenswaardige onwetendheid).
1) Chartae astronomicae, f. 127 [HUG 28, 127bis v]. Enkele opmerkingen ontleend aan dit blad staan op p. 536 en 568. zie ook p. 315 [Lat. gedichtje van Huygens ter ere van zichzelf, datum onbekend; vergelijk p. 519, § 13]. 2) Vergelijk het citaat van Newton in noot 13 van p. 5 van T. 19. |