W. J. Blaeu | Tellurium | Brontekst


Copernicaanse sfeer

(Sigism. Alberghetti, W. J. Blaeu)

in Le opere di Galileo Galilei

XVI, 108, 2963, Fulgenzio Micanzio aan Galileo [in Firenze]. Venezia, 8 juli 1634:
Ik heb een jonge edelman [Francesco Alberghetti], die verlangt een waarneming van de maan te doen; ...
Ik heb een andere, die in de werktuigbouw datgene maakt dat hem in gedachten komt. Oh, kon hij maar twee maanden bij U. E. blijven, wat zou hij veel leren! Deze heeft bij het bestuderen van het boek*) dat hij heeft, besloten een Copernicaanse sfeer te maken: gisteren sprak hij met me over zijn plan; ik weet niet of hij daarin zal slagen, maar hij gaat iets maken. Nu zegt hij me, dat hij de middellijn wist van de bol in een deel waarvan ze de glazen voor de verrekijkers moeten bewerken, dat het hem moed geeft de slijpvormen te maken om ze te bewerken. Daarbij verzoek ik dat we het op ons nemen dat u leiding geeft, zodat we iets kunnen hebben met verfijning, en die aanwijzingen waarmee de nieuwsgierigheid van deze ongewone geesten verder te helpen is.
    [ *)  Dialogo di Galileo Galilei, 1632;  Engl. The Systeme of the World, 1661;  Ned. Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen, 2012.]
XVI, 127, 2981, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 26 augustus 1634:
Die vriend van mij van de sfeer verbetert deze, zodat de aarde de jaarlijkse baan doet in 365 dagen, en 365 keer om zichzelf draait, terwijl ze de grote cirkel doorloopt. Het gemak van de zaak bij het zien ervan heeft me verbaasd doen staan.
XVI, 131, 2986, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 9 september 1634:
Degenen die de sfeer van die vriend van mij gezien hebben blijven vol bewondering over het gemak. U. E. moet weten dat deze man iemand is van 30 jaar: hij begrijpt geen Latijn, maar een verstand zoo bekwaam in de wiskunde, en met name in de werktuigbouw, dat hij alles maakt wat hij wil. Hij heeft een instrument gemaakt om met het grootste gemak zonnewijzers te maken; verschillende andere dingen heeft hij gemaakt; ik sta er verbaasd over hoe goed hij het boek van U. E. begrijpt. Nog iets uitzonderlijks bij zijn sfeer is, dat het oog alles ziet wat U. E. schrijft over de zonnevlekken [Engl.: 41], wat in werkelijkheid niet zo gemakkelijk te begrijpen is.
XVI, 135, 2991, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 28 september 1634:
Copernican system De vriend van de sfeer is uit in de stad. Ik ben niet goed in tekenen; hij is gemaakt naar U. E. op blz ... (ik heb het boek in de stad, het is tegen het einde, bijna [320]); wat ik ervan kan zeggen is: de zon in het midden; dan volgen Venus en Mercurius, daarna de aarde, die beweegt in zich zelf en in de jaarlijkse baan een graad per dag: de as staat steeds parallel aan zichzelf, schuin t.o.v. de as van de Dierenriem, en bij het rondgaan maakt ze haarfijn die uitwerkingen die U. E. beschrijft, dat ze altijd gericht is naar hetzelfde deel van de hemel, dat ze met de grenslijn van het licht de dagen en nachten afwisselt [384]. Rondom zich heeft ze de maan: een bal, gezicht aan de ene kant, als bij speelgoed, met een leren jasje, dat bij ronddraaien ervan werkt, en de veranderingen van de schijngestalten maakt. Wat mij de grootste voldoening geeft is het gemak. Het was mij moeilijk een voorstelling te vormen van dit toestel, wat bij het zien ervan uiterst gemakkelijk is.
XVI, 256, 3111, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 14 april 1635:
Die vriend van mij van het Arsenaal [Sigismondo Alberghetti], die de Copernicaanse sfeer gemaakt heeft, die U. E. vereert, zei me gisteren, in het hoofd te hebben eraan toe te voegen dat bij de beweging van de aarde 30 keer, van de jaarlijkse, Saturnus zich een keer beweegt; en zoals hij bij de gemaakte sfeer alle dingen verbeeldt die uitgelegd zijn door U. E. van Copernicus, over de betrekkingen tussen de zon, aarde en maan alleen — maar voortreffelijk, met die bijkomstigheden waarmee de zonnevlekken worden behandeld — zo denkt hij de rest van de bewegingen van de andere bollen te kunnen uitdrukken; maar om het toestel niet te groot te maken wil hij alleen de uiterste nemen, Saturnus en Venus, en het de bewegingen doen maken precies zoals U. E. aanwijst; en overigens zegt hij dat hij de verschijnselen van de planeten zal laten zien, het teruglopen [335] enz. Ik heb hem aangespoord het te doen.
XVI, 356, 3218, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 1 december 1635:
De sfeer van meneer Sigismondo komt elke dag in het zicht van iemand, en ze blijven allemaal zeer voldaan, het meest door het gemak en door het met eigen ogen zien van alle effecten die U. E. beschrijft van de zonnevlekken; en ik begreep het alleen in verwarring, maar hierin zie ik het heel duidelijk.
XVI, 411, 3280, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 5 april 1636:
Hier is aangekomen de Copernicaanse sfeer uit Holland [Blaeu]. De heer Nicolò Sagredo — neef van de heer Gio. Francesco [^], van roemrijke gedachtenis dankzij u — heeft er een, en vanmorgen heeft hij me beloofd hem vandaag aan mij te zenden; en hij zou het kunnen doen, want het weer is nog goed genoeg. Maar naar het verhaal dat hij me ervan gedaan heeft: of hij begrijpt hem niet en weet ook niet ermee om te gaan, of het is niet een zaak van groot belang. Die van Albergheti is door zovelen gezien, en is met name door de heer Aproino — nu verwikkeld in onderhandelingen om hoofdvicaris van Treviso te worden — heel mooi gevonden; en inderdaad doet hij de aarde draaien in een jaarlijkse baan, en om zichzelf in 24 uur, op zo'n manier dat ze de pool altijd evenwijdig houdt met zichzelf en in dezelfde richting naar de hemel, en dat duidelijk afwisseling der seizoenen te zien is, en van dag en nacht, met al die waarnemingen die U. E. in uw Dialogen gezet hebt; en met name stelt hij voor ogen wat ik niet werkelijk begreep van de verschijnselen der zonnevlekken, met alle bijkomstigheden die U. E. weergeeft; geen van deze dingen is te zien, als de heer Sagredo me goed heeft ingelicht, in deze zozeer verwachte sfeer. Maar ik zal hem vlug zien.
XVI, 414, 3283, Galileo a Micanzio, 12 apr. 1636:
Wat betreft de sfeer uit Holland, zoals ook de andere van de heer Alberghetti, ik zou er graag een tekeningetje op papier van zien, wat mijns inziens een vrij eenvoudige zaak zal moeten zijn en met weinig cirkels. Ik zou niet willen dat u*) zonder goed begrip zou blijven van de vreselijke consequentie uit de beweging der zonnevlekken.
    [ *)  P. V. R.ma : 'Paternità Vostra Reverendissima' in Opere di Galileo (1811) 7, 526; en in Lettere (1742), 491.]
XVI, 425, 3294, Raffaello Magiotti a Galileo, Roma, 3 mei 1636:
Hier zijn aangekomen twee globes, van bijna 5 palm middellijn [ca. 50 cm], met heel het Copernicaanse stelsel, en een ervan zal geschonken worden aan de heer Card. Barberini*): ik wil hem voor mijn plezier beter bekijken.
    [ *)  XX, 84 (Index): Francesco.]
XVI, 427, 3296, B. Castelli a Galileo, Roma, 6 mei 1636:
Hier in Rome zijn verschenen twee Copernicaanse sferen. Ik heb ze niet gezien, maar begrijp dat het een zeer schone zaak is; en ik geloof dat een ervan gegeven zal worden aan Card.l Barberini, en misschien zal ik hem zien.
XVI, 437, 3308, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 13 juni 1636:
Ik heb de Copernicaanse sfeer gezien: hij is hetzelfde als die van Albergheti [Cf. n.° 3280], behalve dat deze alleen maar uitgedrukt heeft de zon in het middelpunt en de jaarlijkse en dagelijkse bewegingen van de aarde met die van de maan er rondom, en deze heeft ook de binnen- en buitenplaneten. Ik zal zien of ik er een schets van kan maken.
XVI, 440, 3311, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 14 juni 1636:
Vandaag heeft meneer Aproino — gekomen voor de onderhandelingen, en die aan U. E. duizend groeten laat doen — de Copernicaanse sfeer gezien, en die is hem bevallen. Het is een bol, die aan de buitenkant de onbeweeglijke sterrensfeer heeft, en net zo de Dierenriem; van de buiten- en binnenplaneten vertoont zich niet meer dan één beweging, dat is de jaarlijkse; de zon in het midden. Alle kunstvaardigheid zit in de aarde, die bij haar beweging steeds de as vast gericht houdt naar hetzelfde punt van de hemel; en daar omheen beweegt zich de maan, en de veranderingen ervan zijn te zien, en ook alles wat te wensen is over de afwisseling van de dagen en seizoenen. Ik zou willen dat ik het goed kon uitdrukken; ik geef het zodat een idee ervan gevormd kan worden door U. E. ...
XVI, 442, 3313, Galileo a Micanzio, 21 juni 1636:
Het doet me genoegen dat de Copernicaanse sfeer u en meneer Aproino plezier gedaan heeft. Uit Rome heb ik het bericht dat er 2 van zijn aangekomen, maar dat ze helemaal niet de nieuwsgierigheid van iemand wekken, noch om ze te zien, noch om ze te onderzoeken.
XVI, 446, 3318, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 1636 (?):
Op dit moment, nu de brief verstuurd moet worden, ontvang ik die van U. E. van de 15e, en ik kan niet anders doen dan op deze achterkant antwoord daarop geven, om u op te beuren*): dat het noodzakelijk is dat prins Leopoldo een beetje een grapje heeft willen maken, omdat het er zo ver vanaf is dat de sfeer gemaakt door mijn Alberghetti in strijd is het Copernicaanse stelsel van U. E., dat hij integendeel hem precies gemaakt heeft volgens wat u hem heeft onderwezen in uw boek, want deze man wist zich niets voor te stellen van deze zaak, behalve wat hij geleerd heeft uit uw boek doordat het in onze taal is, daar hij geen Latijn kent; en ik beloof dat ik de genoemde Alberghetti, als hij terugkeert uit de stad, een tekening ervan laat geven, waarmee hij met verwondering een door kunst gemaakt iets zal zien dat volgens u in uw Dialogo iets kan zijn dat door de natuur gemaakt is.
    [ *)  Galilei in No. 3272 (15 maart), eind: "Tristis senectus", trieste ouderdom.]
XVI, 508, 3380, B. Cavalieri a Galileo, Bologna, 21 ottobre 1636:
[Fulgentio] schrijft me vervolgens dat een jongeman [Sigismondo Alberghetti] ook in Venetië achter is met het maken van mijn spiegel, die welke naar hij zegt de sfeer op zijn Copernicaans gemaakt heeft, wat hij uit uw Dialogo geleerd heeft, zegt hij. Ik zal met verlangen afwachten of de spiegel ze nog lukt.
XVII, 16, 3419, Dino Peri a Galileo, Pisa, 22-24 januari 1637:
U. E. doet mij deze week de gunst van een nieuwe brief, waaruit ik met een bijzonder genoegen opmaak dat deze Copernicaanse sferen op het punt staan aan te komen in Florence door bemiddeling van de heer Usimbardi ...
XVII, 30, 3433, Dino Peri a Galileo, Pisa, 11 februari 1637:
Van die voortvluchtige sferen zou ik graag ten naastenbij de prijs per stuk willen weten, om te weten of ze allebei of slechts één binnen het bereik zou zijn van een arm iemand of meer arme mensen samen, nu een rijk iemand hier niet zeer bereidwillig scheen voor mij.
XVII, 31, 3434, Dino Peri a Galileo, Pisa, 18 februari 1637:
Van die sferen zou ik graag willen weten van welk materiaal ze zijn, van welke grootte, met hoeveel banen, of ze de theorie van het gehele systeem weergeven, of van de vaste sterren, of alleen van de zon, en bij benadering de uiterste prijs van de ene en van de andere.
XVII, 32, 3435, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 21 februari 1637:
De heer Alberghetti [Sigismondo Alberghetti] was een dezer dagen bij me op bezoek. Hij zei me dat hij achterloopt met zijn parabolische spiegel, en in deze vastentijd zal hij klaar zijn. Ik heb ook, zonder te weten waarom, een zekere weerstand om te geloven dat hij zal beantwoorden aan de verwachting. Hij beloofde me een schets van zijn Copernicaanse sfeer, die mij meer voldoening geeft dan de Hollandse, waarvan ik er een heb. Zeker bij de zonnevlekken stelt hij voor ogen de verschijnselen beschreven door U. E., wat iets uitzonderlijks is. Hij heeft er twee aan toegevoegd, de buitenplaneet Jupiter, en de binnenplaneet Venus; ik heb het niet gezien, maar hij verzekert me dat ze haarfijn hun omwentelingen maken, namelijk de aarde in een jaar, Venus in 10 maanden, en Jupiter in 12 jaar. Bij het lengen van de dagen zal ik hem bezoeken, en als hij de schets voor me maakt, zal ik die aan U. E. toezenden ...
XVII, 260, 3650, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 16 januari 1638:
Ik heb Albergheti verzocht voor mij een afbeelding te maken van zijn sfeer om aan U. E. te zenden, die met groot genoegen is gezien door belangstellenden die in Venetië komen, omdat hij nu absoluut alles toont wat in de Dialogo staat, in het bijzonder de stilstand en het teruglopen van de planeten; en Jupiter maakt een enkele omwenteling in de tijd dat de aarde er 12 maakt, en zo met de andere, alle perfect; maar niets geeft meer voldoening dan dat van de zonnevlekken, waarvan alle beschreven bijkomstigheden te zien zijn, die overigens voor velen onbegrijpelijk waren. Kortom, de sfeer die uit Holland kwam is niet te vergelijken met deze.
XVII, 268, 3660, Franc. Rinuccini a Galileo, Venezia, 29 januari 1638:
Ik geloof dat door Vincentio Ranieri*) een uiteenzetting gegeven zal worden van een sfeer volgens het Copernicaanse stelsel, die ik hem liet zien, naar mijn oordeel heel mooi, waarin te zien zijn niet alleen heel goed de beweging van de aarde, maar van al de andere planeten, met al de bijkomstigheden die aan ons verschijnen.
    [ *)  Vincenzo Renieri.]
XVII, 270, 3661, Galileo a F. Micanzio, Arcetri, 30 januari 1638:
De afbeelding van de sfeer, die u zegt me te willen zenden, zal mij welkom zijn, ook al ben ik niet in staat ervan te genieten met het gezichtsvermogen, en nog minder met de tastzin; maar ik zal genieten van het genoegen dat mijn vrienden eraan zullen beleven, en in het bijzonder aan dat gevolg dat komt van de diversiteit van de ogenschijnlijke bewegingen van de zonnevlekken; welke observatie ik, als ze goed is, niet zou moeten ophemelen omdat ze de mijne is, maar toch, alle bescheidenheid opzij gezet, ik plaats deze voor alle andere veronderstellingen die afhangen van alle andere waarnemingen.
XVIII, 112, 3929, F. Micanzio a Galileo, Venezia, 8 oktober 1639:
U krijgt verslag van degenen die bij de doorluchtige Leopoldo geweest zijn, over de sfeer van onze Alberghetti, die voor ogen gesteld heeft wat hij geleerd heeft uit uw Dialogo, zodat daarin te zien is, in iets door kunst gemaakt, wat U.E. heeft aangegeven als mogelijk door de natuur gemaakt en door de Auteur ervan.



Bronnen:
Karolina Targosz, in The Scrolls 3 (36) 2003 (Polish).
Le opere di Galileo Galilei, I-XX (1929-1939).
Le opere di Galileo Galilei, I-XX (1890-1909, Gallica). Indice 'Alberghetti Sigismondo': XX, 63, 'Blaeu Guglielmo': 93.
Correspondance du P. Marin Mersenne, II, 245.

Oeuvres Complètes de Christiaan Huygens, VIII, 407 (brief, Amsterdam 6 feb. 1683): neef Sigismondo Alberghetti vraagt om een beschrijving van Huygens's planetarium, ten bate van zijn oom. Huygens schreef op dezelfde dag een antwoord, met beschrijving en schets (p. 408-410), maar deze brief werd niet verzonden omdat Alberghetti al vertrokken was.



Willem Jansz. Blaeu | Tellurium | Corresp. Galilei (top) | Brontekst