Overzicht , inleiding , titelpagina's , samenvatting , noten , bronnen
W. J. Blaeu, Tweevoudigh onderwijsvan de Hemelsche en Aerdsche globen
Het geschilderde portret van W. J. Blaeu wordt toegeschreven aan Thomas de Keyser. Zie ook bij IMSS. Gedicht van Vondel. Inleiding
in het midden een aardbolletje, de as door de hemelpolen, en ringen voor - de horizon, - evenaar, keerkringen, poolcirkels, - de Dierenriem (Zodiak), - twee hoofdmeridianen.*) Indefessus agendo: onvermoeid bezig. De hoek tussen de as en de horizon is hier 52°, gelijk aan de noorderbreedte van Amsterdam, dus deze stad is bovenop het bolletje gedacht. *) In een jaar lijkt de Zon de twaalf sterrenbeelden van de Dierenriem te doorlopen (over de 'ecliptica', de brede ring in de figuur). De hoofdmeridianen zijn de jaargetijde-sneden: - de ene door de 'solstitia', waar de zon niet verder naar het noorden of zuiden gaat, in Kreeft en Steenbok, - de andere door de 'equinoxen', waar de zon staat als het overal op aarde 12 uur nacht is: lentepunt in Ram, en herfstpunt in Weegschaal (waarvan het symbool als voorste te onderscheiden is). Deze hoofdmeridianen heten ook wel 'Coluren' 3. Uitvoerige beschrijving van zo'n hemelsfeer: 'Armillary sphere', context: 'Starry Messenger'. Film (IMSS): 'The armillary sphere and the celestial globe' (Text 2e ged.). Epact toont 11 exemplaren. Er zijn 8 postzegels met een sfeer (ook die van Joan Blaeu, 1667). Simulaties van bewegingen: Rotating Sky Lab. Onvermoeid
Het motto 'onvermoeid bezig' blijkt inderdaad een juiste keuze: een indrukwekkende hoeveelheid arbeid is besteed aan de handleiding bij de globes en sferen. Wie bij Blaeu een paar globes aanschafte kreeg niet alleen twee mooie sierstukken, maar ook de mogelijkheid een uitgebreide cursus aardrijks- en sterrenkunde te volgen, met gebruik van de globes en hun cirkels als analoge computers om standen, plaatsen en tijden te vinden, overal op aarde en aan de hemel. En met de nieuwe sferen kon het wereldbeeld van Copernicus aanschouwelijk gemaakt worden.
Verder worden in het boek alle mogelijke opstellingen van zonnewijzers beschreven; tenslotte zijn er oefeningen met zeilstreken*) en de 'variatie' van het kompas. Dit alles met een rustige en opmerkelijk zorgvuldige uitleg 4, en zonder uitweidingen over schrikwekkende hemelverschijnselen of astrologie. Wel worden de 12 huizen uitgelegd, en toegepast op het geboorte-uur van Adriaan Metius°).
Willem Janszoon schreef als "Guilielmus Janssonius" op 10 mei 1621 te Amsterdam in het Album amicorum van Christian Otter (260r): |
"Mathematicarum consideratio est praeludium ad Divinarum contemplationem.", Beschouwing van het Wiskundige is een vooroefening voor de aanblik van het Goddelijke. |
Toen Blaeu in 1634 dit werk voor het eerst publiceerde, een jaar na de veroordeling van Galilei, werd de "meyning van PTOLEMEUS" nog algemeen gedeeld, hoewel Copernicus al in 1543 zijn "natuerlijcke stelling" had beschreven. Wel was hierover al in het Nederlands gepubliceerd, door Stevin en Lansbergen. |
Na de oneygen stelling van Ptolomaeus, met een vasten Aerdkloot Figuur: hemelglobe (als Metius, 1621, vgl. Schöner, 1533), 'Horison', 'Circulus Posicionis', meridiaanring met uurcirkel (wijzer, cijfers 1 .. 12) en 'Quarta altitudinum' vanuit zenith (verschuifbaar), lengtecirkels op globe (door polen van ecliptica), ecliptica. |
Na de natuerlijcke stelling van N. Copernicus, met een loopenden Aerdkloot Figuur (als Lansbergen, t.p. 1619, 1628, Comm., p. 16; ook in Lipstorp 1653, Le Grand 1675): hoofdmeridiaan; ecliptica met Dierenriem-tekens; stralende zon in het midden; aarde op ecliptica, schuine as, vier posities (lente-, zomer-, herfst-, winterpunt), schaduw aangegeven. | |
Inhoud: Titelpagina [p. 1] Inhoudt des eersten Deels [p. 2] van de Toerusting en afdeeling der Globen [p. 3] Kort begriip des Eersten Boecks [ p. 4] 1. Van de Circulen buyten om de Globen, die beyden gemeen, p. 5 2. Van de Circulen op de Hemelkloot, p. 10 3. Van de Circulen op de Aerdkloot, p. 14 4. Van verscheyden afdeelingen der Landen, p. 15 5. Van de Sterren, hun onderscheyt, benaming, en afdeeling, p. 22 6. Van de beweging der vaste Sterren-hemel, op des zodiacx as, p. 28 7. Van de ganck der Sonne in d'Ecliptica, p. 29 8. Van den Horizon, p. 31 |
Inhoud: Titelpagina [p. 1] Inhoudt des tweeden Deels [p. 2] van 't Maecksel en afdeeling der Sphaera [p. 3] Kort begriip [p. 4] 1. Van de orden der hemelen, p. 5 2. Van het maecksel der Sphaerae, en vergelycking der zelve met de hemelen, p. 6 3. Van de drievoudige loop des Aerdkloots, p. 8 4. De drievoudige loop des Aerdkloots in de Sphaera te vinden, p. 10 5. Het maecksel der particuliere Sphaera, van der vaste Sterren hemel met d'Aerdkloot, p. 13 | |
van het Gebruyck der Globen, p. 33 Kort begryp des tweeden Boecx [79 voorstellen], p. 34-40 - Van 't op en ondergaen der hemelsche lichten, en wat daer aen kleeft, p. 41 - Van Sonnewijsers, p. 121 - Van de Zeylstreecken, en haer gebruyck in de Zeevaert, p. 155-163 |
van het Gebruyck der Sphaerae, p. 21 Inhoudt des tweeden Boecx [68 voorstellen], p. 22-24 - Van 't op en ondergaen der hemelsche lichten, en wat daer aen kleeft, p. 25 - Van Sonnewijsers, p. 71-88 |
Samenvatting
De tweede mening, dat de zon stil staat, "is ouder" en door Copernicus "als uyt een diepe duysterheyt weder in 't licht gebracht".
Blaeu noemt niet zijn eigen globen, het gaat nu om iets anders:
Eerst wordt het gebruik van de gewone globen behandeld, met een stilstaande aarde volgens Ptolemaeus, omdat:
Er waren al veel van dit soort boeken geschreven:
1. om te bewijzen dat met de Copernicaanse sferen alles dezelfde uitkomst heeft kunnen de problemen het best op dezelfde manier behandeld worden, en op dezelfde voorbeelden toegepast.
De redenen waarom het copernicaanse stelsel "gelijckformich is met het gene in de natuer bestaet" worden nauwelijks aangeroerd, zoals aan het eind van de Voorrede wordt opgemerkt; wie ze wil weten kan lezen wat erover geschreven is door:
Het werk van Stevin was verschenen in 1608; dat van Lansbergen in 1629
(Blaeu had hem er toe aangezet, zie p. *4) en in 1630 als Commentationes In Motum Terrae Diurnum & Annuum, vertaald door Martinus Hortensius die ook het Tweevoudigh onderwijs van Blaeu in het Latijn vertaalde en die in 1630 samen met Isack Beeckman de zonsverduistering waarnam in Dordrecht. 1.1 - Globen
De as:
Een koperen meridiaan of middagcirkel, met een verdeling in graden die vaak gebruikt moet worden:
De globe kan ingesteld worden voor elke horizon, of 'zichteinder' (p. 7):
Op de as zit een uurcirkel met een wijzertje,
Zenith en nadir worden ook wel genoemd de polen van de horizon.
En tenslotte (bij beide globen) een kompasje,
Verder worden oude namen verklaard: zones, klimaten en parallellen, tot en met de antipoden. |
Blaeu noemt zijn eigen hemelgloben:
Nieuwe ontdekkingen staan ook in 'Van de Melckwegh' (p. 27):
Hoofdstuk 6: bewegingen van de hemel der vaste sterren (of 'achtste hemel'). De eerste is de dagelijkse, van oost door zuid naar west om de 'as der werelt'.
De tweede beweging is daaraan tegengesteld:
De zon staat niet zo vast aan de hemel als de vaste sterren, maar lijkt in een jaar door de Dierenriem te lopen (h. 7), met een 'solstitium', zonnestilstand of zonnewende in zomer (Kreeft) en winter (Steenbok). Daarbij past de volgende vergelijking:
De horizon (h. 8) is:
Wiskundig gezien is dit laatste niet waar: de aarde is niet een punt, dus je ziet minder dan de helft; het verschil tussen de wiskundige horizon en de 'natuurlijke' is 9 boogseconden als de straal van de sterrenhemel 22612 keer de aardstraal is volgens Alfraganus, het is ongeveer de afstand tot de zon zoals we nu weten maar het maakt zo weinig uit dat iemand op een berg meer dan de helft van de hemel kan zien.
Die mijlen waren 'Duytse' mijlen van 7,4 km. Vergelijk: Distance to the horizon. 1.2 - Gebruik
1-8: plaatsen op aarde, 9-33: hemellichten en poolshoogte, 34-51: hoe laat het is, bij ons en elders, Italiaanse uren en ongelijke uren (planeeturen); 52: planeten, 53: astrologische huizen. Er zijn 18 voorstellen over zonnewijzers, en 8 over zeilstreken. Hier volgen alleen enkele opmerkelijke passages. Blaeu gebruikt het woord sfeer voor hemelglobe (p. 41):
|
Rechte Sphaera | Evewydige Sphaera | Schuynse Sphaera |
Bij voorstel 7, over hoek-afstanden tussen plaatsen op aarde:
Joseph Moxon gaf hierbij nog een tip, in zijn bewerking van deel 2 (p. 33):
Voor de 76 helderste sterren worden tabellen gegeven van declinatie (p. 54-8) en rechte klimming (p. 70-2). Andere coördinaten zijn: hoogte (p. 58) en azimuth (p. 84). Zie de video 'Systems of celestial coordinates'.
|
Deze figuur gespiegeld: Metius, 1632, p. 128. |
Blaeu had zelf een groot kwadrant gebouwd voor Snellius, en in 1629 had hij bij het opmeten van de Hollandse kust vele malen poolshoogte genomen met een ander instrument (zie noot 1). Dit laatste is niet simpel (p. 60):
Het kan met sterren dichtbij de pool (zoals de poolster of 'noordsterre', die in Blaeu's tijd meer dan 2 graden van de pool was) of dichtbij de equator, of met de zon. Het kan ook met de 'schijn der Sonne' (p. 65): zet een 'sphaerische winckelhaeck' als zonnewijzertje op de globe vast, op de ecliptica ter plaatse van de zon, en wend en keer de globe totdat er geen schaduw meer is. In de inleiding bij het tweede stuk, over zonnewijzers (p. 121):
Alleen vaste zonnewijzers op een vlak oppervlak worden beschreven, maar daarvan wel veertien soorten! En natuurlijk moet eerst het 'rechte Zuyden en Noorden' gevonden worden, en het 'afwycken, achter, en voor overhangen' van het oppervlak. |
Horizontale zonnewijzer, stijl volgens poolas. |
Vertikale zonnewijzer, stijl volgens poolas. |
Equatoriale zonnewijzer (in evenaarvlak). Stijl volgens poolas. |
Meridionale zonnewijzer (vertikaal, naar het westen). Stijl horizontaal of volgens poolas. |
Polaire zonnewijzer (in poolvlak, oost-west). Stijl loodrecht of volgens poolas. |
In de inleiding bij het derde stuk, over zeilstreken (p. 155):
Deze laatste wegen zijn spiraalvormig en komen steeds dichter bij één der polen; er worden acht van zulke 'kromstreken' onderscheiden. Stevin had er al uitvoerig over geschreven, en Blaeu beschrijft nu het praktisch gebruik op zee van de op de globe getekende kromstreken.
De nuchtere constatering "door een verborgen kracht" geeft misschien aan dat Blaeu niet hield van wilde speculaties over de oorzaken van magnetisme. 2.1 - SferenIn hoofdstuk 3, over de dagelijkse en jaarlijkse beweging van de aarde:
Philips van Lansbergen, 1629, p. 24: "seer ghelijck een bolle doet in een Rolle-bane". Minder goed getroffen is de vergelijking van Moxon (1665, p. 38): "the twofold motion an Iron Bullet has in a Bowl, when Sea-men make Mustard", want de kogel zal dan met de schaal in beweging gehouden worden en de draairichtingen zullen tegengesteld zijn.
Blaeu noemt ook Stevin (<): vergelijk de aardas met een schuin strootje op het kompas van een rondvarend schip.
Dat de vaste sterren op hun plaats blijven is een bewijs van hun 'onmetelycke hooghde'; de aardbaan, "2000000 Duytsche mylen wyt", is als een punt ten opzichte van de wijdte van de sterrenhemel. "Zoo groot en zoo wonderlijck is dat gebouw van den Almachtigen God." 6 2.2 - Gebruik
1-7: de aarde, 8-32: poolshoogte en hemellichten, 33-49: hoe laat het is, Italiaanse en Neurenbergse uren, ongelijke uren, 50-1: planeten, huizen, 52: precessie der equinoxen; 53-68: zonnewijzers. Grotendeels parallel met deel 1; er staan steeds verwijzingen naar de overeenkomstige voorstellen.
Op p. 29 een 'Tafel, van de lengde der parallellen in Duytse mijlen'.
Als Hollander mag je trots zijn (p. 43):
Aan het eind van het eerste stuk, na bespreking van de precessie (inderdaad veroorzaakt door een aardbeweging) en verwerping van de 'versierde dryvingh eens negenden hemels' en van de 'verdichte thiende hemel, ofte primum mobile' (p. 70):
|
Als landmeter heeft Blaeu zich verdienstelijk gemaakt bij het opmeten van de Hollandse kust*), van Tessel tot de Maasmonding, om zo de afstand te bepalen van 1 graad langs de meridiaan, oftewel 1/360 van de aard-omtrek. Toen Jean Picard°) in 1671 Joan Blaeu bezocht, kreeg hij het manuscript onder ogen waarin de uitkomst stond, en de vreugde was zeer groot toen bleek dat deze nog geen 5 roeden, of 60 voet, verschilde van zijn eigen bepaling. Picard was verbaasd dat hij er niet eerder van gehoord had, en meende dat Snellius niet zo'n grote afstand gemeten had (diens uitkomst was bijna duizend roeden kleiner).
NNBW: Blaeu, Willem Jansz. Zie ook in Museum Boerhaave het kwadrant dat Blaeu voor Snellius maakte.
*) Jacob Golius schreef op 22 juli 1629 aan Constantijn Huygens (brief 457, p. 264):
Diem unum atque alterum exegi in littore nostro cum industrio artifice Gulielmo Caesio, qui orbis terrestris accuratam dimensionem diu meditatus, nunc fere absolvit. ... Ante annos octo, in utroque ejus extremo termino
stellae polaris altitudinem, ad minuti unciam, observavit; nunc interjectum
terrae spatium dimetitur, rotâ affabre factâ, ... [ Enkele dagen heb ik doorgebracht aan onze kust met de ijverige vakman Willem Blaeu, die een nauwkeurige meting van de aardomtrek, waarover hij lang had nagedacht, nu bijna voltooid heeft. ... Acht jaar geleden heeft hij in beide uiterste punten de hoogte van de poolster waargenomen, tot op een gedeelte van een minuut; nu meet hij de tussenliggende afstand op de grond, met een kunstig gemaakt wiel, ...] |
G. J. Vossius vermeldt in De scientiis mathematicis (1650/60), p. 263 (volgens Baudet, p. 127):
... poli altitudinem organo observavit, cujus arcus foret pars circuli trigesima; XII nimirum graduum: diameter verò esset XXVIII pedum Rhenolandicorum. Quae de isto conscripserat, ea digesta à se divulgare cogitat filius laudatissimus, mihique amicus, Joannes Blaeu. [... hij heeft de poolshoogte waargenomen met een toestel, waarvan de boog een dertigste van een cirkel was, namelijk 12 graden; en de diameter was 28 Rijnlandse voet. Wat hij daarvan opgeschreven had, daarvan denkt de lofwaardige zoon Joan Blaeu, met mij bevriend, een samenvating te publiceren.] |
°) Jean Picard, Voyage d'Uranibourg, 1680 (met een kaart van Tycho's eiland), ook in Histoire de l'Académie royale des sciences, T. 7, 1729, p. 195-230.
Hierin op p. 176: 1 graad is 57060 toises (van elk 6 voet), p. 186-7: Fernel had 56746 toises, Snellius 55021 ("trop petite base"), Riccioli 64363 ("trompé ... 62900").
(Picard had van Christiaan Huygens een vraag aan Joan Blaeu meegekregen: waar blijven de globes die ik heb besteld? Zie O.C. VII, 82 en 94.)
Jacques Cassini deed de metingen van Snellius nog eens over, zie Hist. de l'Acad. 1702, 82, Mem. 60-6: 56382 toises.
Het begin van de wereldatlas van Blaeu is de 'Atlantis Appendix' bij Mercator, 1630.
Appendix Theatri A. Ortelii et Atlantis G. Mercatoris (1631).
«
Soms werden bij het bedenken van een drukkersmerk bevriende geleerden ingeschakeld. Zo adviseerde de Leidse humanist Petrus Scriverius in 1621 zijn uitgever Willem Jansz Blaeu in Amsterdam bij het ontwerp van diens nieuwe drukkersmerk. Het toont een hemelsfeer, symbool van Blaeu's specialisatie
op het gebied van kartografie en zeevaartkunde, met links Chronos, god van de tijd met een zandloper op zijn hoofd en een zeis in de hand, en rechts Herakles
met zijn knuppel. Het motto 'Indefessus agendo' (Onvermoeid in het werk) komt uit boek IX van de Metamorphoses van Ovidius, waarin de kwellingen van Herakles worden beschreven. |
Ovidius (IX, 198-199) laat Hercules in zijn doodskleed uitroepen:
Hac caelum cervice tuli. defessa iubendo est Saeva Iovis coniunx, ego sum indefessus *) agendo. |
In de vertaling van M. d'Hane-Scheltema:
en deze nek droeg ooit de hemel! Zelfs de strenge Juno werd moe van alles wat ze van mij eiste, maar mij liet het werken onvermoeid. |
*) Het woord 'defessus' komt van: defetiscor, afgemat worden, vgl. Frans: fatiguer, en Engels: fatigue.
Dicitur autem colurus a colon Graecae quod est membrum: et uros quod est bos silvester: quia quemadmodum cauda bovis silvestris erecta: quae est eius membrum facit semicirculum: et non perfectum: ita colurus semper apparet nobis imperfectus quoniam solum una eius medietas apparet: alias vero nobis occultatur. |
Een vertaling is te vinden in: Marijke Gumbert-Hepp, Computus Magistri Jacobi: een schoolboek voor tijdrekenkunde uit 1436 (1987), p. 151:
Volgens dezelfde auteur [Sacrobosco] is een colurus een cirkel op de bol; er zijn twee coluri op de bol. Zij heten naar colon, lid, en uros, oeros, omdat de opgerichte staart van de os een halve cirkel maakt en geen hele, en ook van de colurus zien wij maar de helft. |
Daar staat in de tekening op p. 148 het woord 'colurus' bij 'osten' en 'westen'; de 'colurus der solstitia' is de hele getekende cirkel (zoals op Blaeu's nieuwe drukkersmerk). De tweede colurus staat loodrecht op deze, en op de equator. Zie figuur met namen in Apianus, Cosmographicus liber, 1533.
«
tanta diligentia ac tam familiari scribendi modo praestitit, ut qui vel primis labris aliquam partem doctrinae de Globis degustavit, etiam proprio marte sine ulla difficultate se insinuare queat in plenariam ejus notitiam. hij heeft het met zoveel nauwgezetheid gedaan en in een zo onopgesmukte stijl, dat wie maar iets geproefd heeft van de theorie van de globen, ook op eigen houtje zonder enige moeilijkheid kan komen tot volledige kennis ervan [p. *5v]. |
Daniel Lipstorp, Copernicus redivivus (1653) noemt verscheidene malen het werk van Blaeu, in de vertaling van Hortensius. Op p. 20: "ik vraag me af of deze ijver van Willem Blaeu met genoeg passende lof bekend gemaakt kan worden"; op p. 43 beschrijft hij de uitleg van de 'derde aardbeweging' met de vlag aan de mast van een schip dat in een ronde gracht vaart (zie bij 2.1 hierboven) en op p. 112 de 'sphaera Copernicaea'.
Gerard Valk, in de voorrede van 't Werkstellige der sterre-konst (na 1700), aangehaald door Baudet, p. 51:
hy heeft ook daarboven in de Neder-duytse Taal, zoo een uytvoerlyke beschryving van de toerusting, en 't gebruyk der Globen aan de werelt medegedeelt, dat het scheen als hadde hy met voordagt, aan de nakomelinge alle stoffe en gelegentheyt willen benemen, van yets beters over die zaak te konnen schryven of veranderen. |
... The best opinion is this, that this Milky way is a part of the Firmament, neither so thin as the other parts thereof are, nor yet so thick as the Stars themselves. ... Blaeu saith, This Lactean whiteness and clearness ariseth from a great number of little Stars, constipated in that part of Heaven, flying so swiftly from the sight of our eyes, that we can perceive nothing but a confused light; this the Tubus Diopticus (more lately found out) doth evidently demonstrate to us; by the benefit of which little Stars (otherwise inconspicuous to our eyes) are there clearly discerned. |
Moxon lijkt geen andere bron te kennen voor de waarneming met de telescoop.
«
alsoe ons die fylosofen leren, soe is die eerde al ront van wijtden ende van dicden. Die wellike, alsoe si leren, wijt is sesdusent vierhondert ende XCI milen, ende oec alsoe dicke. Ende aldus soe steit die helle mids in der eerden drydusent twe-hondert ende XLV milen diep ... Dese eerde in aenschijn ende ghelikenisse teghen die grootheit der hiemelen en is niyet meerder dan eyn poynt eyns pessers teghen synen omgaende ronden rijnc als hi op sijn hoechsten uutghetoghen is. |
De aarde is rond, met een diameter van 6491 mijl; midden in de aarde is de hel. Deze aarde is ten opzichte van de hemelen als de punt van een passer ten opzichte van de cirkel als hij helemaal uitgetrokken is.
Het rond zijn van de aarde en de nietigheid ervan waren al lang bekend. Alfraganus (9e eeuw) had gevonden: bijna 6500 mijl (ed. 1546, 28).
In De natuurkunde van het geheelal (13e eeuw) staat een grotere waarde voor de afstand tot de sterrenhemel (p. 295): 65 miljoen mijl en nog wat, volgens p. 30 gelijk aan wat Alfraganus had gesteld (ed. 1618, 114). En op p. 303 staat:
Hinghe een [mens] ant firmament ende daer Liet sijn oghen nedersinken Hem soude al aertrike denken Niet also groot alst tscarpste es [is] Van eenre naelde sijt seker des |
Zou iemand aan het firmament hangen en omlaag kijken, dan zou de aarde niet groter lijken dan het scherpste van een naald.
Christiaan Huygens kwam in 1686 tot een redelijke schatting van de afstand: honderdduizend keer de afstand tot de zon [>].
«
Bronnen |
Cicero en Claudianus over de hemelsfeer van Archimedes, zie hier bij Isack Beeckman. |
Alfraganus (9e eeuw), ed. Joh. Hispalensis, 1546; ed. Jac. Christmann, 1618. |
De natuurkunde van het geheelal, 13e eeuw. Ms. Leiden BPL 14A. |
Eyn corte decleringhe deser spere, handschrift. ca. 1465. Naar Hugo Argentinensis, 13e eeuw (Hugo de sancto Victore in Compendium (1588), p. 139). |
Sacrobosco, De Sphaera (1490). Zie ook 1511, Gallica, IMSS en e-rara; Editions (meer dan 200); Wikipedia. |
Albrecht Dürer, 'Imagines coeli septentrionales ... Imagines coeli Meridionales', 1515. Zie 'The Dürer hemispheres'. |
Johannes Schöner, Luculentissima quaedam terrae totius descriptio, 1515. Solidi ac sphaerici corporis sive globi astronomici Canones, 1517. App. 1518 (figuur rechts: 'Typus globi astriferi'). Globi stelliferi, sive sphaerae stellarum fixarum usus, & explicationes, 1533. |
Petrus Apianus, Cosmographicus Liber, 1524. Cosmographie, oft Beschrijvinghe der gheheelder werelt, Antw. 1561, Amst. 1598. Astronomicum Caesareum, 1540. |
Gemma Frisius, De principiis astronomiae et cosmographiae deque usu globi ab eodem editi, 1530. Antw. 1548; Fig. (1557); Fr. 1556; hemelglobe, 1537; descr. |
Lucas Gaurico (ed.), Sphaerae tractatus, 1531. 202v-206r: tractatus de modo fabricandi spheram solidam (Campanus van Novara). |
Caspar Peucer, Elementa doctrinae de circulis coelestibus et primo motu, Witt. 1551. |
Nicolaus Petri, Inleydinge hoemen verstaen ende ghebruycken sal, zoo wel den celeste als terrestre, globe oft cloote, 1588. |
Thomas Hood, The use of the celestial globe in plano, set foorth in two hemispheres, 1590. The use of both the globes, celestiall, and terrestriall, 1592 (1971). Zie: Molyneux. |
Robert Hues, Tractatus de globis et eorum usu, 1594. 1624, 1627; Ned. 1597 .. 1623 (ed. Pontanus); Engl. 1639. |
Trattato della sfera / di Galileo Galilei, 1656. Uit lessen in Padua, 1593-1603, zie Drake, Essays (1999), p. 67. |
Simon Stevin, Vande Hemelclootsche werckstucken , Eertclootschrift , Hemelloop, 1608. |
Edward Wright, The description and use of the sphaere, 1613. |
Johannes Kepler, Epitome astronomiae copernicanae, 1618-1621 (pdf). |
Cornelis Jansz. Lastman, De schat-kamer, des grooten see-vaerts-kunst, 1624 / 1629 / 1632 (Inhoud). |
Adriaan Metius, Fondamentale ende grondelijcke onderwysinghe van de Sterrekonst ... Hemelsche ende Aerdtsche Globen, Amst. 1621. De genuino usu utriusque globi tractatus, 1624 / 1626. Astronomische ende geographische onderwysinghe, Amst. 1632. Op p. 24: 'Sterre liedt' van R. Roberts (Robbertsz). Zie: R. v. Gent in Gewina, 28-4 (2005) 208-221. |
Ph. Lansbergen, Bedenckingen op den dagelijckschen en Iaerlijckschen loop van den Aerdkloot, Middelburg 1629. Commentationes in motum Terrae diurnum & annuum, Midd. 1630. |
Guillaume Le Vasseur, sieur de Beauplan, Traicté de la Sphere et de ses parties, Rouen 1631 / 1651. |
W. J. Blaeu, Tweevoudigh onderwijs van de Hemelsche en Aerdsche globen, 1634 / 1638 / 1647 / 1655 (txt) / 1666. Ook ed. Jacob Aertsz Colom, Onderwiis van de Hemelsche ende Aerdsche globen ... Gevoeght na de Globen by Iacob Aertsz. Colom uyt-ghegheven, 1637; Tweede deel, 1646; Lat. 1646. Institutio astronomica De usu globorum & sphaerarum Coelestium ac terrestrium, Amst. 1634-90; Oxford 1663 / 1665. Amst. 1640 (2e ex.) / 1652 / 1655 / 1668 (txt). In 1689 waren er te Amsterdam nog enkele honderden exemplaren van de Latijnse versie beschikbaar (Koeman 1969, zie 'W. J. Blaeu - tellurium', n. 5), en toch werd deze herdrukt in 1690; en weer in 1692. Institution astronomique de L'usage des globes et sphères Célestes & terrestres, Amst. 1642 (txt) / 1669. |
James Hume, Spheres de Copernic et Ptolomée, Paris 1637 (Art. astr. mech.). Disegno del globo andante di Francesco Generini, Fir. 1645. (figuur rechts) Ontwerp van een gaande (hemel-)globe; biogr. Joseph Moxon, A tutor to astronomy and geography, 1654. (Vertaling van Blaeu's deel 1.) A tutor to astronomie and geographie, or, An easie and speedy way to know the use of both the globes, coelestial and terrestrial ... more fully and amply then hath ever been set forth either by Gemma Frisius, Metius, Hues, Wright, Blaew ..., 1659. (txt; 2e ed. 1670) To the Reader: "I formerly printed a Book of the Use of the Globes ... Composed by William Blaew, but the Title was mine own ... The sale of that Impression had almost perswaded me to have Printed it again: But ... made for the Citty of Amsterdam ..." A tutor to astronomy & geography. Or, The use of the Copernican spheres, 1665. (txt; gebaseerd op Blaeu, deel 2.) |
Abraham de Graaf, De geheele mathesis of wiskonst, 1694. 5e boek, p. 97: 'Astronomia, of Starrekonst', t/m p. 132: 'Kort onderwijs van de Hemelsche Globe'. |
Nicolas Bion, L'usage des globes celestes et terrestres, et des spheres, 1699. (Fig.) |
Gerhard Valk, 't Werkstellige der sterre-konst, Amst. ca. 1700, met: Planeeten-wyzer (Zumbach van Koesfeld), Amst. 1700. (Lat. Planetolabium, Leiden 1691) |
Edmund Stone & Nicholas Bion, The construction and principal uses of mathematical instruments, 1723. (txt, p. 173-191: Globes, spheres.) |
Joseph Harris, The description and use of the globes, and the orrery, 1732 (naar John Harris, 1703; zie Tomash library cat-H: H 20, 22-23). |
Cornelis Covens, Handleiding tot de kennis en het gebruik der hemel- en aard-globen, Amst. 1802. Met §308 en §443: "Prob. XX. De Aard-Globe ale een Tellurium te gebruiken", de eerste met een 'Artificieele Zon' (uitleg op p. 35), de tweede (globe van Adams) begint met "Men trekke met kryt een' Cirkel op den vloer der kamer". Zie bij Lit.: Dekker & van Egmond, 2003. |
William Butler, Exercises on the Globes ... for the use of young ladies, 1803. |
Thomas Hogg, Institutes of mathematical geography for the use of schools, 1806. Globes |
Wikipedia, Farnese Atlas, ca. 150 n.C. |
Museo Galileo, Celestial globe, Ibrâhim 'Ibn Saîd as Sahli, 1085; video: 'Globes'. |
British Museum, Brass celestial globe, Muhammad ibn Hilal, 1275-76. |
Wikipedia, Erdapfel van M. Behaim, ca. 1492. |
Johann Schöner ... a reproduction of his globe of 1523 (W). |
Science Museum, Schöner celestial globe, 1533-35. (IMSS) |
Museumslandschaft Hessen Kassel, hemelglobe (voor 1573). |
Goed Gezien 35 (1987): 'Hemel- en aardglobe van Willem Jansz Blaeu (1599 en 1603)'. |
Österreichische Nationalbibliothek, 'Sphaera Stellifera', hemelglobe van Blaeu, 1621 (met zuidelijke sterrenbeelden). |
Maritiem Digitaal, zoek met 'globe' en 'Blaeu': 7 globes. |
Museum of the History of Science, Oxford: pair of globes van W. J. Blaeu. |
National Maritime Museum, Blaeu, 9 globes. |
Istituto e Museo di Storia della Scienza, IMSS: 10 globes, groot. |
Virtual Globes Museum (Hung.), celestial globe (1630), en earth globe (1645). Met sterk vergrote afbeeldingen, zodat ook namen van sterren in Arabisch schrift zijn te zien. |
Figuur (Planetarium Zuylenburgh): hemelglobe van Blaeu, met de door hem in 1600 ontdekte nieuwe ster P Cygni in het sterrenbeeld Zwaan; verder bij NMM, GLB0151 (1602) en MHS (1603). Zie ook Bayer, Uranometria, kaart IX (1603). Kepler, De stella tertii honoris in Cygno (1606), p. 164-168):
Primus est Guilelmus Jansonius, qui hanc novam à se primùm anno 1600. conspectam profitetur, inscriptione in globum coelestem anno 1601 editum factâ". |
BNF - expositions: 1. Représenter le ciel,
2. Représenter la terre,
3. Le globe et son image. |
Museo Correr (Ven.), 'Spheres of the heavens, spheres of earth', archive: Ital. met meer fig. |
Veiling 2007: Sphères entre ciel & terre. |
Globes op postzegels. Literatuur |
P. J. H. Baudet, Leven en werken van Willem Jansz. Blaeu (Utrecht 1871). |
E. L. Stevenson, Willem Janszoon Blaeu 1571-1638, a sketch of his life and work (New York 1914). E. L. Stevenson, Terrestrial and celestial globes, Vol. 2 (New Haven/London 1921). (html) |
J. Keuning (ed. Y. M. Donkersloot-De Vrij), Willem Jansz. Blaeu (Amst. 1973). |
H. C. King, J. R. Millburn, Geared to the stars: The evolution of planetariums, orreries, and astronomical clocks (Toronto, 1978). (Dustjacket; Review; Bibliography.) |
Y. Marijke Donkersloot-De Vrij, Drie generaties Blaeu: Amsterdamse cartografie en boekdrukkunst in de zeventiende eeuw (Zutphen 1992). |
Peter van der Krogt, Globi Neerlandici: The production
of globes in the Low Countries (Utrecht, 1993). |
Rob van Gent, 'De nieuwe sterren van 1572, 1600 en 1604 op de hemelglobes van Willem Jansz. Blaeu', in Caert-Thresoor, 1993-2 (pdf). |
Elly Dekker, 'The Copernican globe: A delayed conception', in Annals of Science, 53 (1996) 541-566. Elly Dekker en Marco van Egmond, 'Het ongewone globepaar van Cornelis Covens', in Caert-Thresoor, 22 (2003) 1-13. Aardglobe van 24 duim beschreven in Algemeene konst- en letterbode, 1828, p. 432. |
R. Vermij, The Calvinist Copernicans (2002), Ch. 4, p. 70. |
Diederick Wildeman, Globes in Nederland. De wereld in het klein (Walburg pers, 2006). |
Djoeke van Netten, 'Herstelde astronomie. De laatste vroege editie van Copernicus' De revolutionibus (Amsterdam 1617) en de rol van Mulerius en Blaeu', in Gewina 29-1 (2006) 67-80. Djoeke van Netten, Koopman in kennis : de uitgever Willem Jansz Blaeu (1571-1638) in de geleerde wereld van zijn tijd, 2012 (Walburg pers, 2014). |
Elly Dekker, Illustrating the Phaenomena: Celestial Cartography in Antiquity and the Middle Ages, Oxford 2013. 'Addendum: The pair of maps in MS Schoenberg jsl 057', zie 'Astronomical anthology', Ms. codex, Catalonia, ca. 1361; met afbeeldingen van sterrenbeelden. |