Diversen , wervels , planetarium , vaste sterren , bespiegelingen
[ 349 ] | OC |
Smith et Chamberlain*). 12 Sept. 86.
Gemengde gedachten[ 1686 ]§ 1.°) Als ik de vorm van de maanbaan om de aarde teken, die ik op een stuk van zijn grote baan zet, moet ik de dagelijkse beweging van de aarde aanduiden, en op welk interval van de grote baan ze in 24 uur een omwenteling maakt.
*) We weten niet over welke Smith en over welke Chamberlain het gaat. [...] °) Huygens is in gedachten nog steeds bezig met het vervolmaken van zijn planetarium; maar na van Ceulen (1681-82) schijnt hij geen andere vakman ingeschakeld te hebben om zijn projecten te verwezenlijken. ) Hier denkt Huygens aan een toekomstige beschrijving van het planetarium [...]. [>] |
[ 350 ]
De lichamen van zon en planeten gaan hun echte verhoudingen verre te boven, evenals ook de banen van de satellieten. In de marge: Er moet gezegd worden hoe men de planeten op hun plaats zet, op de gegeven dag die dient als tijdstip van waarneming.
|
[ 351 ]
§ 8. Laten we ons er niet op beroemen heren van de gehele natuur te zijn. Het is al meer dan we kunnen vragen, dat we &c. Zie Power in 'Magnetical Experiments' pag. 164*).
*) Experimental Philosophy, In Three Books: containing New Experiments microscopical, mercurial, magnetical.[...]. By Henry Power [...] 1664. [...] III.4 "That the World was not made Primarely, nor Solely for the use of Man, nor in subserviency unto Him and his Faculties" heeft op p. 164:
|
[ 352 ]
§ 12. Argument van de middelpuntvliedende kracht voor het nieuwe stelsel.
|
180 160 180 160 _________ _________ ......... ......... 32400 25600 zonlicht tot 25 maanlicht. _________ ......... 810000 maanlicht 810000 tot licht van _________ Jupiter of Sirius. ......... 20736000000 zonlicht tot licht van Sirius. [>] |
[ 353 ]
§ 16. Descartes (zie pag. 127) heeft, naar het me toeschijnt, slechts beweging gegeven aan alle materie die de vaste sterren omgeeft d.w.z. hij heeft zijn wervels niet zo groot gemaakt als ze konden zijn, en zodat ze elkaar raken om beweging te vinden voor kometen, eraan toevoegend dat de materie aan de uiteinden van de wervels zijn omloop maakt in misschien een maand*), en dat ze dus veel sneller is dan die bij Saturnus [>]. In de marge: Als deze hemelmaterie in staat is de beweging van Kometen te versnellen, zoals Descartes beweert, zou ze ook, tegen hun beweging ingaand, ze kunnen doen stilstaan of zeer vertragen. Maar ik heb er gezien die tegen de beweging van de wervel ingingen. Ik voor mij zoek de beweging van Kometen in hun brandende toestand, zoals bij vuurpijlen. [<] Maar hoe kan het dat ze niet meegenomen worden door de etherische materie die de planeten draagt? Want ik ken er die tegen de stroom van deze materie ingegaan zijn. Mijn antwoord is dat het de grote vloeibaarheid van deze materie is, die gemakkelijk plaats maakt voor een lichaam dat beweging van elders krijgt, hoewel ze andere lichamen meeneemt als ze eenmaal met haar meegaan. Ze kan daarvan zelfs de beweging wat versnellen en vertragen, volgens de natuurkundige vergelijking van Kepler°). *) Principia Philosophiae (ed. 1672). Op p. 127 begint Cap. III.136: "Uitleg van het verschijnen van een staart". Op p. 120, in Cap. III.129 was er sprake van de "uiteinden van de wervels, waar de hemelmaterie zo snel beweegt, dat ze binnen weinige maanden een hele omloop volbrengt, zoals boven gezegd is". °) Uit de derde wet van Kepler [ T2 ~ r3 ] volgt dat bij een cirkelbaan de snelheid omgekeerd evenredig is met de wortel uit de straal. [Bij een ellipsvorm varieert de snelheid wat.]
|
[ 354 ]
Waardoor komt het dan dat men deze grote beweging van de ethermaterie niet bemerkt? Is het dat deze materie dichtbij de aarde op een andere manier bewogen wordt; of dat de verhouding niet tot zover doorloopt; of dat het oppervlak van de aarde in staat is de beweging van deze materie tegen te houden? Als dat zo is, en evenzo bij de zon, is dat wel geheel tegengesteld aan wat Kepler beweert, dat de zon de planeten beweegt.
Wanneer de draad, komend vanaf de aarde (waaraan hij vastgemaakt moet worden) en lopend langs de planeet, horizontaal zou zijn, zou de planeet op onze horizon staan. Als hij naar de aarde helde, zou de planeet onder onze horizon zijn; en als hij omhoog liep zou de planeet boven deze horizon staan. Aan de beweegbare cirkel aa die het toestel zou dragen zou men bij de pool een wiel bb met 365 tanden vast moeten maken, dat in beweging gezet zou worden door aan ander wiel d met 61 tanden, liggend in bb, en dat in 24 uur 6 keer zou ronddraaien. Dat zou betekenen dat het toestel in 24 uur een draai, en nog 1/365 draai, zou maken van oost naar west; omdat 6 keer 61 tanden 366 tanden maakt, die zouden grijpen in de 365 tanden van het wiel bb. |
[ 355 ]
Dat moet zo zijn, opdat de draad die komt van de aarde langs de zon, steeds midden op de dag overeenkomt met de vaste meridiaan. De as, of liever de twee eindpuntjes van de as, waarop de cirkel aa zou draaien, moeten stevig vastgemaakt zijn aan de meridiaan ee, zoals ook het gehele uurwerk waarvan het wiel d deel uitmaakt. In de marge: bij een gelijkmatige beweging zal het uurwerk maken dat de ecliptica en de door de draad aangegeven plaatsen van de planeten zullen overeenkomen met de echte aan de hemel, en de tijdvereffening [<] zal erin opgenomen zijn. Maar dit uurwerk zal afwijken van de zon volgens de ongelijkheid van tijd, gelijk aan de gewone tijd. Boven de pool zou er een cirkel zijn, verdeeld in twee maal 12 uren, met een wijzer om ze aan te duiden; deze wijzer zou draaien door middel van het uurwerk, maar niet in dezelfde tijdsduur als de cirkel aa die het toestel draagt. De cirkels voor evenaar en horizon moeten er niet zijn, omdat ze de bewerkingen waarbij de draad gespannen moet worden teveel zouden hinderen. Nodig zijn slechts de cirkel aa en de vaste meridiaan, en twee voeten met inkepingen om hem erin te doen, en een ander inkeping beneden. Op deze manier zou men het toestel eenvoudig kunnen ophangen; en om het te allen tijde in zijn werkelijke positie te zetten, moet men het draaien totdat de draad vanaf de aarde langs de zon bij de vaste meridiaan komt, en dan de wijzer die bij de pool is op 12 uur zetten. Dan opnieuw het toestel draaien totdat deze wijzer staat op het tegenwoordige tijdstip; want dan zal het vlak van het toestel evenwijdig zijn met het vlak van de ecliptica. &c. In het deksel kan men een kleine opening maken om de bout los te maken, wanneer men wil draaien met de zwengel.
[ *) Het planetarium gebouwd door Johannes van Ceulen (1682) heeft een achthoekige kast (voorzijde afgebeeld in huygens.pdf, 39).] [>]
|
[ 356 ]
De dingen die door langdurige ijver en nachtelijke waarnemingen, en vooral in deze onze eeuw, ontdekt zijn over de hemel en over de aangelegenheden van de hemellichamen, schijnen me van die aard dat ze verdienen dat allen, die niet geheel onverschillig staan tegenover de dingen der natuur, ze leren kennen. Want terzijde laat ik die oude zaken, ook al zijn ze schitterend, waarmee de plaatsen van de hemellichamen en hun opkomst en ondergang te bepalen zijn, de tijdstippen van verduisteringen te berekenen zijn; dit alles kon overgelaten worden aan aan de beoefenaars van de sterrenkunde en de wiskunde. Nu echter hebben ze van de gehele wereld de inrichting, rangschikking en grootte opgespoord, en laten zien wat vaste sterren zijn en wat dwaalsterren, en welke plaats tussen de hemellichamen toegekend moet worden aan deze onze aarde die wij bewonen. En dat met die theorieën waarmee wijd en zijd geleerde en door hun verstand uitblinkende mensen instemmen. Wie dan, die de dingen der natuur bestudeert, of die wat wijzer wil zijn dan het gewone volk, zal menen dat dergelijke zaken niet door hem onderzocht moeten worden? Aangezien dit alles ...
Wat immers de aard van het onderzoek betreft, als iemand de geringheid van het menselijk lichaampje vergelijkt met de uitgebreidheid van het hemelrijk, zal hij dan niet terecht zich verwonderen over die wetenschappen die ons, mijten en mieren*), het vertrouwen gaven om het aan te durven een zo groot werk te ondernemen? Zal hij niet erkennen dat het iets goddelijks is, de meetkunde, waarvan de belangrijkste onderdelen hier zijn, die leert om met scherpzinnig bedachte driehoeken en cirkels uit het kleinste het grootste op te maken? Iedereen erkent nu de vindingrijkheid in het uitdenken en maken van instrumenten, de toewijding en nauwgezetheid om ze dienst te laten doen; en deze verzamelen het materiaal voor onderzoek van de schijnbare intervallen en zichtbare afstanden der hemellichamen, met meetkundige en rekenkundige methoden. *) Huygens laat zich hier nog beïnvloeden door Henry Power [<]: "What are we then but like so many Ants or Pismires, that toyl upon this Mole-hill, and could appear no otherwayes at distance, but as those poor Animals, the Mites, do to us through a good Microscope, in a piece of Cheese?". |
[ 357 ]
§ 24. Nu ik kort geleden een automatisch toestel [<] heb uitgevonden en laten maken, dat de bewegingen van de Planeten voorstelt, waarvan de constructie een bijzondere vorm heeft en vrij eenvoudig is naar gelang het effect ervan, en overigens van groot nut voor hen die de loop der sterren bestuderen of waarnemen, hebben verscheidenen van degenen die het gezien hebben mij aangespoord en me verzocht er de beschrijving van te geven, opdat de uitvinding niet verloren gaat met het enige model dat ervan gemaakt is, maar dat men te allen tijde gelijkvormige zou kunnen laten bouwen. En te meer doe ik het gaarne, omdat dit werkstuk een kort begrip van de gehele sterrenkunde bevat, en een gemakkelijke manier biedt om er elke bijzonderheid van te leren kennen. Ik weet dat verscheidenen zich onthouden van de studie van deze edele wetenschap, afgeschrikt door haar te grote moeilijkheid, die deels voortkomt uit de duisterheid van de schrijvers die erover gehandeld hebben, en wel het meest uit het feit dat ze niet alleen het ware stelsel van het heelal uitleggen, maar ook nog de oude leer van Ptolemaeus, en de niet zo verstandige bedenksels van Tycho Brahe, zodat ze op die manier de geest beladen met verscheidene verwarde en overbodige denkbeelden. Zij zullen hier dan zien, als ze zich uitsluitend bezighouden met het ware stelsel, dat er geen belemmering is, en dat het een gemakkelijke en vanzelfsprekende zaak is. Het is waar dat men alleen tot deze volmaakte kennis gekomen is langs de lange en hobbelige weg van de veronderstelingen van de ouden, en dat men zelfs bewondering moet hebben voor zowel hun ijver als voor hun grote arbeid. Maar ons is het toegestaan van hun vindingen de vruchten te plukken zonder te dwalen over dezelfde omwegen die zij gevolgd hebben. Nadat het gebouw voltooid is verwijdert men de steigers, om de schoonheid van het gehele werk in ogenschouw te nemen. Nu zou men niet meer kunnen ontkennen dat dit gebouw van de sterrenkunde voltooid is sinds Copernicus het opnieuw heeft opgericht, evenwel gebruik makend van de oude materialen, en dat Kepler en vervolgens de gelukkige waarnemers van deze eeuw, er de top op gezet hebben en er de laatste hand aan gelegd hebben. Al degenen die bedreven zijn in de sterrenkunde, als ze tenminste gezond van geest zijn en vrij van vooroordelen, zouden niet meer kunnen twijfelen aan de beweging van de Aarde in 24 uur, en aan haar beweging om de zon samen met de andere planeten.
Ik weet dat noodzakelijkerwijze het onwetende volk eeuwig tegen deze opvatting zal zijn, en dat deze hun absurd zal toeschijnen. Maar zij die de bewegingen aan de hemel bestuderen vinden dat ze zo goed bevestigd wordt door ontelbare argumenten, dat ze, als ze een gezond beoordelingsvermogen hebben dat vrij is van vooroordelen, moeten erkennen dat het de waarheid zelf is, en dat men de verschijnselen niet anders zou kunnen verklaren zonder absurde dingen te stellen in de natuur. |
[ 358 ]
Ik voor mij zie de kennis van deze zaken, en van wat men nu weet over de afstanden en grootten van hemellichamen, niet alleen als één van de mooiste, aangenaamste en wonderbaarlijkste resultaten die mensen kunnen bereiken, maar ook als een kennis die ons meer begrip geeft van de grootheid en de majesteitelijkheid van de ontwerper van de wereld, en waarvan onwetendheid noodzakelijk gepaard gaat met veel absurde opvattingen. Ik geloof dan ook dat de moeite goed besteed is, als ik het middel kan vergemakkelijken voor wie graag wil leren te delen in een zo aanzienlijke rijkdom.
Men vindt misschien dat ik met teveel stelligheid spreek over de zekerheid van deze wetenschap, terwijl verscheidenen nog twijfelen of men de waarheid in deze dingen kan begrijpen, en anderen volhouden dat deze geheel ligt in de hypothese van de onbeweeglijke aarde. Ik antwoord hun dat zij die &c. |
[ 359 ]
§ 27. Met weglating van een meer bijzondere verhandeling met betrekking tot deze argumenten zal ik verdergaan met het schetsen van het idee dat ik me voorgesteld heb. De verhoudingen als gedaante van de planeetlichamen geplaatst tegen de zon*). In getallen uitgedrukt. Terloops over de uitnemende grootte van de zon, en vervolgens van en . Dat ik als eerste°) deze verhoudingen heel anders heb gegeven dan de andere sterrenkundigen. Dat ik het bewijs ervan, met de methode voor de schijnbare diameters, uitstel tot later. Deze andere zijn zeker. Dat de minst zekere verhouding die van de aarde is; dat ik zal zeggen langs welke weg ik haar bepaald heb. Doorgestreept: dat ik zie dat men haar goedkeurt, maar dat ze bevestigd is door de parallaxen van en door Cassini en Picard dat uit deze verhouding van de aarde volgt dat de afstand van de zon duizend diameters groter is dan iemand gesteld had. Hoeveel kleiner men vanouds deze afstand maakte, en bijgevolg de zon. [>]
[ *) Zie de figuur in Cosmotheoros (1698), p. 18.] °) In Systema Saturnium (1659). |
In de marge: |
Niet als tot 't laagste verblijf van een nietige aarde veroordeeld moet je de mensen bezien, of betreuren een akelig lot. Die aarde van ons, die verplaatst zich temidden der sterren: hemelbewoner, met jou beweegt ook je huis, en de velden, de bossen &c. |
§ 29. Grote idee uitgedrukt met bedachte figuur, beter dan met getallen. Aardbaan met straal van 40 voet, en de diameter van de zon 4 duim zoals in de voorgaande figuur, en de planeten evenzo. Klein gedeelte van deze baan met de aarde, de baan van de maan en de maan zelf, in verhouding.
|
[ 360 ]
De baan van de aarde als een punt op die afstand. Met de gelijke poolshoogte in alle seizoenen; met de onveranderlijke onderlinge afstand van de vaste sterren, en van die welke dichtbij zijn met de kijker. Hooke°). Beter dan hij, bij de veronderstelling dat het zonnen zijn, en door een klein stukje van de zon te nemen in een gaatje waarin een haar past, en door er zover vandaan te gaan totdat het er uit ziet als één van de grootste vaste sterren, veronderstellend dat deze gelijk is aan de zon. [<,>]
*) Cosmotheoros, 176: "... Dichter Hesiodus, die, de hoogte des Hemels en de diepte van de Helle met gelijke wijdtens bepalende, schreef, dat een yzer aambeeld, uit den Hemel nedergeworpen, negen dagen en negen nachten lang onder wegen is, en den tienden dag eerst op de Aarde komt." °) Huygens bedoelt ongewijfeld de brochure van Robert Hooke van 1674 An attempt to prove the motion of the earth from observations [...]. Deze beschrijft zijn (vruchteloze) pogingen ter ontdekking van de parallax van bepaalde sterren door de beweging van de aarde om de zon. Hij blijft ervan overtuigd, ondanks de mening van Tycho Brahe, Riccioli, Tacquet e.a., dat dit gebrek aan succes niet komt door afwezigheid van enige parallax, maar alleen door de kleinheid ervan (volgens hem misschien 27 of 30 seconden). Het is bijna overbodig te zeggen dat Hooke net zoals Huygens veronderstelt dat sterren zonnen zijn (p. 6): de opmerking van Huygens "Beter dan hij" slaat op de methode van Hooke om de grootte van een ster te bepalen, gebaseerd op schatting van de parallax en de even onzekere, of liever foutieve, bepaling van de schijnbare diameter. [fig.]
|
[ 361 ]
Maar sindsdien denk ik dat ze zichzelf uitsluiten, doordat ze allereerst deze bespiegelingen verwerpen als absurd, niet begrijpend dat het mogelijk is dat men erin kan slagen de inrichting of afmetingen te kennen van dingen die zo ver verwijderd zijn. In de marge: Deze overwegingen misschien elders.
*) Het is welbekend dat Kepler de afstanden van de planeten tot de zon in verband bracht met de vijf regelmatige veelvlakken in zijn Mysterium cosmographicum van 1596; een idee waaraan hij steeds gehecht bleef, hoewel later met enige reserve.
Invoering van de wervels. Noodzaak, omdat de rondgaande lichamen zich anders van het middelpunt zouden verwijderen. Bevestigd door het feit dat ze alle dezelfde kant op bewegen. Argument tegen Tycho dat de wervel van de zon die van de aarde zou vernielen en in zich opnemen. |
[ 362 ]
§ 36. Dat de planeten lijken op de Aarde. Hun beweging om hun as. De manen van Jupiter en Saturnus, ontdekt door mij en Cassini. Kijken steeds met dezelfde kant naar Jupiter en Saturnus, zoals de onze. [>]
[ *) Zie 'Monsieur Auzout's speculations of the changes, likely to be discovered in the Earth and Moon, by their respective inhabitants', in Phil. Trans. Num. 7 (1665), p. 120-123.]
[ 2015, 'New Horizons': dwergplaneet Pluto.]
Dat, hoewel God de dingen zo heeft ingericht, het toch zeker is dat hij handelt volgens de onveranderlijke wetten van de natuur, en dat het evenzeer geoorloofd is om in dit bouwwerk van de wereld naar het gevolg en de werking van natuurlijke oorzaken te zoeken, als in het ontstaan van eb en vloed in zee, van de donder, van de regenboog en andere degelijke zaken. [>] |
[ 363 ]
§ 41. Als we in het systeem van de wereld dingen zien die een zekere vorm hebben, terwijl ze anders hadden kunnen zijn, lijkt me toe dat we daaruit een zekere bewijsgrond kunnen halen dat ze niet van alle eeuwigheid zijn. De aarde is bolvormig bijvoorbeeld, terwijl ze kubusvormig had kunnen zijn, of ovaal of onregelmatig misvormd. Dus is er een oorzaak van haar rondheid, dat wil zeggen een of andere natuurlijke oorzaak of bewegingswet, die haar zo rond gemaakt heeft; dus is er een tijd geweest dat haar materie nog niet zo samengepakt was, dus is deze bol er zo sedert een bepaalde tijd. De aarde is van een zekere grootte, terwijl ze groter of kleiner had kunnen zijn. Ze draait in de ene richting in een zekere tijd, terwijl ze in de andere richting had kunnen draaien, of helemaal niet draaien, of langzamer of sneller draaien; dus zijn er oorzaken voor dit alles, dus is er een tijd geweest dat dit alles er helemaal niet was. In de marge: dit weglaten, weglaten. [>]
De zon is eveneens rond, van een zekere grootte, draait in 27 dagen om zijn as, deze as wijkt 7 graden af van de as van zijn wervel die de planeten meevoert; welke dingen anders hadden kunnen zijn, dus ook de zon is er niet altijd geweest. Daar nu de zon en de aarde en evenzo de andere planeten een begin gehad hebben, hebben de mensen, dieren, planten &c. een begin gehad. Deze redeneringen leiden ons tot de beschouwing van God, in wie naar het schijnt (volgens wat ik zojuist gezegd heb) niets te bedenken is dat anders zou kunnen zijn dan het is, omdat hij eeuwig moet zijn.
|
[ 364 ]
§ 43. Welk een wonder is bovendien niet de eerste planting van dieren op aarde, en wie kan zich die voorstellen zonder een bijzondere werking van God? Laten zij die &c. mij een mogelijke manier geven hoe de zaak zich heeft voorgedaan in het begin. In de marge: tegen Lucretius*). Konden geen kinderen zijn°).
*) Lucretius (T. Lucretius Carus), zegt in boek V van zijn "De rerum natura" dat hij ervan overtuigd is dat de oorsprong van de dingen niet goddelijk is; aangezien de tijd oneindig is, is al het bestaande gevormd door toevallige combinaties [...]: V. 195 - 199 [...] "dat deze wereld niet voor ons geschapen is / door goden"; V. 416 - 431 [...] "verenigen zich en beproeven alles wat / bij mooglijkheid zij kunnen scheppen met elkaar." [vert. A. Rutgers van der Loeff (Phoenix, 1966)]. Toch wijkt Lucretius op een andere plaats in zijn gedicht af van dit systeem, door aan de atomen een zekere voorkeur of neiging te geven: "kleine wijkingen der kernenbaan" ("slight swervement of the elements"), in vers 292 in boek II, die de dichter rechtvaardigt met de woorden (II, v. 284 - 286) "... erkennen dat ditzelfde zich / bij kernen voordoet, dat bij hen gewicht en stoot / niet de énige oorzaak van beweging zijn" etc. Is overigens de zwaartekracht zelf niet bij Lucretius, evenals bij Democritus en Epicurus, een geneigdheid inherent aan de materie? We merken nog op dat Lucretius de goden niet ontkent, maar dat hij van mening is dat ze zich in het geheel niet bemoeien met onze wereld: boek II, v. 646 - 648. °) D.w.z. de eerste mensen die op aarde verschenen zijn konden geen jonge kinderen zijn, die zonder ouders omgekomen zouden zijn. Vgl. Cosmotheoros, 36. [ "Het schijnt dat god ons expres het middel heeft gegeven om dingen over astronomie te leren, toen hij ons op de aarde plaatste, bewegend in de jaarlijkse baan, vanwaar de afstanden van de planeten voor ons verschijnen, anders onmogelijk. De dagelijkse omwenteling van de aarde, om er het zelfde uit te concluderen over de andere. Een onbeweeglijke maan; een zon om de Sterren te leren kennen.", HUG 28, f.127bis v; figuurtje met extra rib?] |
[ 365 ]
§ 44. Verhouding van de planeetbanen in een figuur zonder maan of satellieten. Plaatsen van de aequinoxen zijn ongeveer in een zelfde vlak als de aarde. Verhoudingen met de zon en de planeten door middel van een figuur. Jupiter iets kleiner. Dat ik in mijn verhandeling over Saturnus heb aangetoond hoe deze grootten bekend worden door de schijnbare diameters, en door de bovengenoemde verhoudingen van de banen [<]. Alleen de grootte van de Aarde is enigszins onzeker, de andere staan onderling vast. Hoe ik die van de aarde bepaald heb, het grote probleem onder de sterrenkundigen (in de marge: dat ik alle anderen geërgerd heb; dat men Riccioli aangevoerd heeft, nogal onjuist) dat de waarnemers een bevestiging gegeven hebben met de parallax van Mars. Dat er anderszins enige reden zou zijn geweest om de aarde groter te maken dan , of , omdat ze een satelliet heeft. Absurditeit als men met sommigen, de zon 600 keer zo groot als de Aarde zou stellen. Meting van Aristarchus*). Grootte van de halve diameters van de banen in diameters van de aarde, met getallen. Dat ik met een bedachte figuur beter dan met getallen het grote idee van het planetenstelsel ga weergeven op een grote vlakte. Aardbaan met straal van 40 voet, om hierop in het midden de zon te zetten van 4 en een halve duim; en de aarde zoals ze dan is als een mosterdzaadje. Klein gedeelte van de aardbaan hier voorgesteld, met de baan van de maan en het lichaam ervan [<]. Dagelijkse omwenteling van de aarde, hoeveel deze beslaat van haar baan. *) In 'Aristarchi de magnitudinibus et distantiis solis et lunae liber ...' van Commandino [1572] in 1688 gaf J. Wallis een nieuwe editie, met de Griekse tekst [in Opera, 1699] berekent Aristarchus (Prop. XV en XVI) de verhouding van de diameters van zon en aarde: tussen 19/3 en 43/6, dus die van de volumes tussen 254 en 368. We weten niet waarom Huygens hier "600 keer" zegt, wat wel van dezelfde orde van grootte is. Hij citeert waarschijnlijk uit zijn geheugen. |
[ 366 ]
§ 45. Overdenking over de kleinheid van de Aarde en van de mensen. En aan de andere kant over hun grootheid, over de geest waarmee ze deze dingen begrijpen, als vergoeding. Dat er iets goddelijks in lijkt. Dat we weten dat we in de hemel zijn tussen de hemellichamen, keurig geplaatst om alles af te meten. Overdenking over het geluk dat we hebben door in deze eeuw geboren te zijn, waarin we van het werk van zoveel anderen genieten. Wat zouden de grote mannen van de oudheid wel niet gedaan hebben ... Anaxagoras ...
Idee van de grote afstand, door een kanonskogel die met alle kracht eenparig gaat, waarvan ik stel dat hij even snel gaat als het geluid, hoewel men zegt dat de snelheid van een kogel minder groot is. 3 jaar en meer op weg van de aarde naar de zon*). 30 jaar van de zon naar Saturnus. &c. *) In Cosmotheoros, 176 is dit verbeterd: 25 jaar resp. 250 jaar.
Met de veronderstelling van vaste sterren gelijk aan de zon: honderdduizend maal verder verwijderd dan de aarde van de zon is [<,>]. Dit zijn de meest nabije, en wie weet hoeveel miljoenen er nog meer verspreid zijn in het heelal [eveneens doorgestreept].
|
[ 367 ]
[ 368 ]
Ik heb bij mijzelf ondervonden dat deze overdenking nuttig is om in mijn geest de aandacht op te wekken voor het aanschouwen van de dingen in de natuur, en om die ongevoeligheid die door gewenning ontstaat te verdrijven. Ik stel me het verslag voor dat die van de aarde teruggekeerde pelgrim zou uitbrengen op Saturnus of Jupiter. Hoe hij voor hen eerst het verschil zou uittekenen van de dingen aan de hemel, gezien vanaf hier. Dan over onze Elementen, bomen, dieren, mensen, hun vorm, kunsten, Wetenschappen, gebouwen. Voeding, regering, oorlogen. Zeden. Religie. Zij hebben het gezichtsvermogen om die wonderen te aanschouwen, die zeker niet gemaakt zijn voor ons alleen, en onze aanschouwing. Want het grootste deel wordt helemaal niet door ons opgemerkt, en is ons niet bekend. En van de dingen die voor ons gezichtsvermogen tentoongesteld zijn, is er één op de honderdduizend personen die ze met enige aandacht beschouwt, en zoals ze verdienen?
Over mijn kijkers van 125 voet. Dat er toch ook een soort dieren en planten zou kunnen zijn die gevoed werd met een andere substantie dan water, die de zon niet in dampen kan oplossen.
Manen van de planeten keren ook dezelfde kant naar hun leider. Dat blijkt door de buitenste van Saturnus. *) Huygens citeert de Dissertatio Astronomica van [Jan Fokkes of] Johannes Phocylides Holwarda [<] (Franeker, 1640), van wie ook een "Friesche Sterre-konst" uitkwam (Harlingen, 1652/63) [en een Epitome astronomiae, Fran. 1642]. Op de genoemde p. 264 spreekt Holwarda n.a.v. de maansverduistering van 1638, van een "dampige schijf die de Maan overal omringt", d.w.z. een atmosfeer. |
[ 369 ]
§ 55. Ik heb tot hiertoe enkel en alleen gesproken over het stelsel rondom de zon, over de bollen die het insluit, en over de uitgestrektheid die het kan hebben. Dat, terwijl het groot is zoals we gezien hebben, slechts een zeer klein deel van de wereld is. Om het echte idee van de wereld te krijgen moeten we vervolgens overgaan op de vaste sterren, waarvan men tegenwoordig, en met veel reden, meent dat het even zoveel zonnen zijn, of dat elk gelijk is aan een zon. Zodat de mening van de oude filosofen Democritus, en de modernen kardinaal van Cusa*), Bruno en anderen, die vroeger doorgegaan zijn voor hersenschimmen, de waarheid zijn geworden, of zeer waarschijnlijk.
Daarbij moet men eerst weten dat, hoewel het voor ons lijkt alsof ze alle in eenzelfde boloppervlak zijn, het toch zeer weinig waarschijnlijk is dat ze zo zouden zijn, want men weet dat deze aanblik niets bewijst, omdat daardoor de maan, de zon, en de planeten in ditzelfde boloppervlak verschijnen, hoewel ze er volstrekt niet zijn. Bovendien, omdat vast staat dat de vaste sterren hun eigen licht hebben zoals de zon, en er niets is dat verhindert te geloven dat ze even groot zijn als deze, kan men zeggen dat het inderdaad evenveel zonnen zijn, en de onze één van hun aantal. Ze zijn dus niet in eenzelfde boloppervlak, omdat anders onze zon er ook in zou zijn, wat niet het geval is. *) Nicolaas van Cusa, of Cusanus (1401 - 1464) spreekt in 'Over geleerde onwetendheid' o.a. over de "bewoners van andere gesternten, hoe ze ook zijn ... vermoedend dat in het gebied van de Zon de zonnebewoners meer helder & verlicht, en intellectueel zijn, met meer geest ook dan op de Maan ... vermoedend dat er geen gesternte is dat bewoners mist, alsof er evenveel bijzondere werelddelen zijn van het ene universum, als er gesternten zijn; en deze zijn ontelbaar ... behalve voor hem die alles in aantal geschapen heeft". [>] |
[ 370 ]
En als deze er zou zijn, zou hij te onderkennen zijn op meer dan één manier, ook al waren de vaste sterren alleen maar op gelijke afstanden. Maar als ze verspreid zijn, en sommige veel verder weg dan de andere, zou het gebeuren dat de schijnbare afstanden van enkele naburige sterren zichtbaar zouden veranderen, vooral tussen één van de voor ons meest nabije en één die enkele malen verder weg stond. Wat toch helemaal niet onderkend wordt, zelfs niet met telescopen. In de marge: Deze redeneringen beknopter, of verwijzen naar Descartes en anderen.
|
Marge: 30' 60" 108000'" | Soo de son 100000 mael verder waer, dan soude sijn diameter 1" sijn. op 57 voet is 1 voet een graed, 1/5 duijm een minut, 1/300 duym een second. 1/18000 duijm een terce. sulcken gaetje kost men maecken van de son door te sien met een buys van 57 voet. maer men kan 't soo kleyn niet maecken en noch min meten. |
[ 371 ]
De enige ongelijkheid is, dat de wervels in het meer in eenzelfde oppervlak zijn, en die van de hemel verspreid over een aan alle kanten uitgestrekte ruimte. Het schijnt dat hij niet de kleinheid van het planetenstelsel beschouwd heeft ten opzichte van de afstand van de vaste sterren, toen &c. Zie 2 pagina's terug [<] waar ik over Kometen spreek.
[ *) Zie 'De zandrekenaar', vertaling van Jan Hogendijk. Zie ook Wikipedia.] |