Inleiding , tweevoudig , sferen , particuliere , schilderijen , onderwijs? , computer . Noten , bronnen
Isack Beeckman schreef in 1629 [<] dat hij van plan was een soort planetarium te laten maken: een 'sfeer' (uit cirkels bestaande open hemelglobe) "van sterke koperdraden, waarin al de planeten volgens de werkelijke verhouding van elkaar afstaan", zoals Archimedes er waarschijnlijk een gemaakt had. Beeckman kende Willem Jansz. Blaeu [<], en deze had zo'n sfeer gemaakt 1 ; bovendien was Blaeu bezig met een andere sfeer: in 1634 kreeg hij octrooi op een tellurium, met een aardbolletje van 10 cm. Van deze 'sphaera copernicana' zijn enkele exemplaren bewaard gebleven. |
Nederlands Scheepvaartmuseum: Zoek met: 'tellurium'. Foto in Keuning 1973, foto in King 1978.
Museum Waldenburg.
HAB Wolfenbüttel.
Hessisches Landesmuseum (Astr.-phys. Kabinett, Kassel).
Museum Bautzen:
|
Afbeelding in brochure (2011, p. 12). |
Het Amsterdams Historisch Museum bezit twee schilderijen waarop het toestel staat afgebeeld (zie hierna).
In 1634 verscheen ook een boek waarin Blaeu het 'maaksel' en het gebruik van zijn globen uitlegde: Tweevoudigh onderwijs van de Hemelsche en Aerdsche globen, en deel 2 hiervan, '... met een loopenden Aerdkloot', geeft een beschrijving van het tellurium, in h. V. Tweevoudig onderwijsEvenals Stevin neemt hij eerst aan dat de aarde stil staat, "na de oneygen stelling van Ptolomaeus", om de verschijnselen aan de hemel goed te kunnen bespreken; en in deel 2 komt aan de orde de "natuerlijcke stelling" van Copernicus. De redenen waarom deze "gelijckformich is met het gene in de natuer bestaet" worden nauwelijks aangeroerd, zoals aan het eind van de Voorrede wordt opgemerkt; wie ze wil weten kan lezen wat erover geschreven is door:
Het werk van Stevin was verschenen in 1608. Dat van Lansbergen verscheen in 1629 Blaeu had hem er toe aangezet (zie p. *4) en kreeg reclame voor zijn eerste sfeer 1 en in 1630 als Commentationes In Motum Terrae Diurnum & Annuum, vertaald door Martinus Hortensius, die ook het Tweevoudigh onderwijs van Blaeu in het Latijn vertaalde (met een eigen inleiding 'Aan de lezer').
*) Over de oorsprong van het idee dat elke planeet zijn 'hemel' heeft, zie 'Greek Astronomy', Eudoxus (video); en (zeer uitvoerig en diepgaand) 'Celestial spheres'. Sferen
De generale sfeer heeft als buitenste "vier circulen van eender wytte":
Afmetingen worden niet gegeven (bij Moxon: 20 inches); wel werd later in de inventaris van het bedrijf van Johannes van Keulen (zie noot 5) de generale sfeer de 'grote' genoemd, en de particuliere de 'kleine'.
Wel waren er "drie kleyne raderkens, onder aen des Aerdkloots hemel" om de stand van de aardas hetzelfde te houden. (Moxon heeft het niet over radertjes.)
Vreemde getallen, die 140 en 6000, in vergelijking met wat we nu weten: de zon is in diameter ongeveer 110 maal zo groot als de aarde, en 400 maal zo groot als de maan. Kennelijk bedoelt Blaeu de verhoudingen in volume, want de zon werd in die tijd door de astronomen veel te klein geschat 2 , want veel te dichtbij: "De diameter van des Aerdkloots wegh om de Son is, na de stellingh van Tycho Brahe, wyt 1142 Aerdkloots diameters" (p. 31), dat is ongeveer twintig maal te klein. Particuliere sphaera
Er is dus een ander toestel nodig, "met naelating van alle der planeten hemelen". Dat is het tellurium (niet zo genoemd door Blaeu) waarvan het Nederlands Scheepvaartmuseum een exemplaar bezit.
*) Joseph Moxon: "it is not of any concernment, more than to cloath that naked plain".
Deel 1, p. 29: "het onderscheyt tusschen de beelden des Zodiacx en de teeckenen der Ecliptica ... het beeldt Aries staet in 't teecken van Taurus"; zie fig. Bayer (teken aan de rand).
Deze sfeer heeft een eigen ecliptica, eveneens horizontaal. Dwars hierop staan twee ringen, met als belangrijkste de "Colurus der Solstitien" (p. 15) door Kreeft en Steenbok, waarop het verlengde van de aard-as uitkomt in de noordelijke hemelpool (knop, met uurcirkel), 23½° van de ecliptica-pool. Vast daarmee verbonden zijn de schuine hemel-equator en keerkringen. Draaibaar om de as zijn de hemel-meridiaan (grote koperen ring) en de aardbol, met daartussen een platte schijf (p. 17):
Blaeu gebruikt het woord 'middellyn' voor de evenaar op de aarde (1, 14), de 'middaghcirckel' is de meridiaan. De schijf is even wijd als de buitenkant van de grote meridiaanring (heeft dus 2 'kerven' in noord en zuid), en kan versteld worden: langs de meridiaan omhoog en omlaag.
Verder zijn er verstelbare halve cirkels, met gradenverdeling: |
ecliptica- pool | hemelpool met uurcirkel | |||||
colurus vert.- cirkel | ||||||
meridiaan | vert.-c. br-c. | |||||
- twee 'breedtecirkels' aan de ecliptica-polen, waarop sterren staan aangegeven, - twee 'vertikaalcirkels' aan het zenith en zijn tegenpunt (nadir) voor de hoogte boven de horizon; deze punten en cirkels schuiven over de meridiaan mee met de horizon (p. 17: "op een dun ringsken"). Zie Stone, 1723, p. 187: "Round this Meridian, on the outmost Side, is made a Groove, having a small brass Ring fitted therein ... fastened to two opposite Points in the Horizon, viz. in the North and South, and serves as a Spring to keep it to the Degree of the Meridian you elevate the Horizon to." Hoe de houten ringen gemaakt zijn is te vinden in Moxon, 1665: "straight thin Riglets curiously glewed close upon one another ..." (rechte dunne regeltjes, nauwgezet dicht op elkaar gelijmd). SchilderijenAfb. Amst. Hist. Mus. |
Detail van 'Barend van Lin met zijn jongere broer en zijn toekomstige zwager', Michiel van Musscher, 1671 (Amsterdams Historisch Museum). Zie ook de bespreking van dit schilderij in een lezing van Elly Dekker.
Het is wel vreemd dat de sfeer hier met zijn voet op de sterrenkaart staat. Afb. Ned. Sch. Mus. Er bestaat nog een portret van Joan Blaeu waarop het tellurium voorkomt (Jan van Rossum, na 1660), in het Nederlands Scheepvaartmuseum.Wikimedia: zelfde portret in spiegelbeeld.
Te zien is een gedeelte van de grote zodiak-ring (wit), met een 'pilaerken' (zwart), en de aard-sfeer met de blauwe ringen, equator en keerkringen, breedte-cirkels (binnen de vorige), grote meridiaan, as met uurcirkel, en aardbol met eigen meridiaanring (deze laatste komt niet op alle afbeeldingen voor).
|
Te zien zijn: bodem, zodiak-ring, stijl met zon, aarde-sfeer met twee donkere ringen, breedtecirkel vanuit de eclipticapool, uurcirkel, meridiaanring, evenaar en keerkringen, aarde met horizon-vlak, vertikaalcirkels uit zenith. De zon staat dichtbij het zomersolstium; het zenith is tussen de uurcirkel en de kreeftskeerkring, op zo'n 50° NB; de zon staat in het westen: het is een namiddag in juni. In de hand van de astronoom zien we waarschijnlijk een 'astronomische ring'*); of wellicht een kleine aarde-sfeer met maan, behorend bij de 'Generale sphaera': "Om de Aerdkloot is een kleyne Sphaera, oock uyt drie circulen van eender grootte, daer in de Maen, als in een bycirckel, in 29 dagen om den Aerdkloot drayt" (p. 7). *) Zie foto; Gemma Frisius geeft uitleg over het gebruik in P. Apianus, Cosmographie, Antw. 1561. Uitleg in het Engels in The Metropolitan Museum of Art Bulletin, 26-4 (1967), p. 166, pdf.
Boven het hoofd van de geportretteerde, als middelste van drie 'globes' op de achtergrond. Links onderaan: "pinxit Ao 1686". RKD: "volgens opgave Rijksmuseum: 1680, in de literatuur wordt als jaartal '1686' vermeld".
Onderwijs?Zelfs de verschuiving van het Lentepunt, de precessie, wordt ermee inzichtelijk gemaakt (p. 69), door verwijzing naar de drie raderen onder de bodem die ervoor zorgen dat de aardas dezelfde stand houdt, tijdens een omwenteling om de zon, van west naar oost:
Het constant blijven van de as wordt gezien als een tegenrotatie (de mechanica van Newton kwam pas een halve eeuw later), en nu wordt gezegd: stel dat die tegenrotatie iets korter duurde dan een jaar, ...
De polen van de aarde en de equinoxen draaien om de ecliptica-pool*), "tegens het vervolgh der teeckenen, in 25412 jaren" (is 25770 jaar).
Maar hij was nog wel erg jong (van 1629); de Copernicaanse sfeer wordt bij de Huygensen niet genoemd.
De 'Copernican sphere' wordt genoemd in de Cyclopaedia van Chambers, 1728, II, 108:
Een "Copernican Sphere of twenty Inches Diameter" wordt genoemd in The Athenian Oracle (1728), p. 105. Vrijwel hetzelfde als bij Chambers is te lezen (en te zien) in: Charles Hutton, A mathematical and philosophical dictionary, 1796, II, 478, met fig. 7, plate 26 (hier uit ed. 1815). Blaeu heeft met zijn tellurium wel navolgers gehad, zoals Joseph Moxon (1665):
Maar voor algemeen gebruik in het onderwijs was het model te ingewikkeld: er zijn te veel mogelijkheden, het 'Tweevoudig onderwijs' van Blaeu stond voor de meesten op een te hoog niveau, er was te weinig behoefte aan. Computer
Eerder werd hetzelfde probleem gesteld, maar zonder zonneschijn. De oplossing is nu:
In het genoemde voorstel 50 van deel 1 wordt uitgelegd dat de houten horizon door zijn breedte de benodigde zonneschijn zou hinderen, dus:
Deze ingreep kostte waarschijnlijk wel enige hoofdbrekens, maar dan wordt alles ineens duidelijk:
En de moeite is niet voor niets geweest:
Verder is te zien waar op aarde het midden op de dag is, waar de zon aan de horizon staat (het gestelde probleem), hoe het is binnen de poolcirkels, en tenslotte:
Als je tijdens het verbeiden van de tijd ongeduldig wordt, kun je erover nadenken of je moet zeggen: "Zon, schiet op", of: "Aarde, schiet op".
Noten |
le Sieur Janssonius [Blaeu] me dit que dans peu de mois nous aurions une nouvelle spere de Copernic, en laquelle, par dessus celle que vous avez, il y auroit l'horizon et plusieurs autres choses. [ de heer Blaeu zei me dat we over enkele maanden een nieuwe Copernicaanse sfeer zouden hebben, waarin (meer dan in die welke u hebt) de horizon en verscheidene andere dingen aanwezig zouden zijn.] |
De Waard merkte erbij op dat Lansbergen en Vossius de uitgave van de heliocentrische hemelsferen van Blaeu stellen op 1628 (later kwam Hooykaas tot de conclusie: tellurium niet eerder dan 1633).
*) C. de Waard, Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634, IV, p. 152.
Over de mening van Hooykaas zie: R. Vermij, The Calvinist Copernicans (2002), Ch. 4, p. 70, n.180.
Ph. Lansbergen, Bedenckingen ... (1629) p. 1 en 23, en Commentationes ... (1630) p. 1 en 15:
Het is nu ontrent een Iaer gheleden, dat de seer vermaerde Guillelmus I. Caesius, in 't licht gebracht heeft eene universele Sphaere, seer constelijck gemaect nae de meening van Nicolaus Copernicus. Ende voorwaer 't sy dat ghy met Ptolemaeo stelt, dat de Sonne inde Ecliptike voortgaet, ofte met Copernico secht, dat den Aerdt-cloot den selven loop inde Ecliptike doet, ghy sult altijt eene, ende de selve apparentie inden hemel becomen. Ghy cont dit seer claer aenschouwen in de nieuwe Sphaeren, dewelcke de seer vermaerde Constenaer Willelmus I. Caesius onlancs gemaeckt heeft, nae de meeninghe van Copernicus. ... wil ick alle de gene die lust hebben om dese sake wel grondelick te verstaen, de selve Sphaeren ernstelijck gherecommandeert hebben. Annus est, & quod excurrit, ex quo Vir Celeberrimus, Guilielmus Ianssonius Caesius, Universalem Sphaeram, Hypothesibus N. Copernici, de Motu Terrae adaptatam, in lucem edidit. Utrum vero sequaris, certum est easdem in Caelo exhiberi Apparentias. Quod patet in Sphaeris Copernicaeis, à solertissimo Artifice, Guilielmo I. Caesio nuperrimè constructis & editis. ... omnibus, quibus solida hujus Rei cognitio curae est, Sphaeras istas seriò commendo. [ Blaeu (Caesius) wordt ook genoemd i.v.m. zijn hemelglobes: Bedenckinghen, p. 79 ('Sterre-bollen') en Comm. p. 51.] |
Ptolemaeus en Copernicus beschrijven dezelfde hemelverschijnselen, dat blijkt duidelijker met de 'generale sfeer', met de aarde als een klein bolletje; deze kan dus door Lansbergen bedoeld zijn.
G. J. Vossius, De scientiis mathematicis (1650), p. 199-200. Baudet (p. 124) citeert ed. 1660:
Anno 1628 nomen suum latè diffundebat Guilielmus Janssonius Caesius, sive Blaeu ... sphaeris, globisque coelestibus, construendis ... Et, quod non vulgaris, ac tralatitiae est gloriae, primus omnium duplicem fecit sphaeram Copernicanam. Una est generalis ... Sphaera altera est particularis ... ... Philippus Lansbergius, adspectabilis coeli typum, quem inseruit commentationibus suis de motu terrae diurno, & annuo, non alteri dicandum putavit, quàm, ut inscriptio habet, Guilielmo Caesio, editis Astronomicis globis, et tabulis Cosmographicis, viro clarissimo. [ In 1628 maakte Willem Jansz. Caesius, of Blaeu, naam ... met het construeren van hemelsferen en -globen ... En, iets van niet alledaagse en gebruikelijke roem, als eerste van allen maakte hij een dubbele Copernicaanse sfeer. De ene is een algemene ... De andere sfeer is een bijzondere ... ... Philips Lansbergen heeft gemeend de bezienswaardige afbeelding van de hemel, die hij opnam in zijn Bedenckingen, op den daghelycksen, ende jaerlykschen loop van den aerd-cloot, niet aan iemand anders te moeten opdragen dan (zoals het opschrift luidt) aan Willem Blaeu, zeer beroemd om de uitgegeven hemelgloben en kaarten van de wereld.] |
Conclusie: in 1628 zal alleen de 'generale sfeer' zijn uitgegeven, en Gassendi zal met "een nieuwe Copernicaanse sfeer" bedoeld hebben de 'particuliere' (die er dus nog niet was), gezien ook het apart vermelden van de horizon. Het is niet onmogelijk dat Peiresc de generale al in 1629 in bezit had.
De Waard (n. 5 bij de aangehaalde brief van Gassendi, 21 juli 1629): het kan gaan om het 'perpetuum mobile' van Drebbel dat Peiresc in 1624 had laten namaken.
Nicolas-Claude Fabri de Peiresc aan Maarten van den Hove (Hortensius), 23 jan. 1634 (Journal I. B., IV, 221), Ned.:
J'avois desja veu, plus de dix ans y a, une sphere sellon le sisteme de Copernicus, de l'edition qui s'en estoit faicte en vos quartiers plus de dix ans y a, et fort bien montée; mais il y avoit certainement quelque chose à dire. C'est pourquoy nous attendrons en bonne devotion celle que vous dictes avoir esté tout de nouveau mise au jour par le Sr Jansonius, puisqu'elle est reduitte à telle perffection que vous estimez qu'elle puisse donner de la satisfaction à cez Messieurs d'Italie, qui ont le goust si delicat et qui sont en sy grande deffiance de ce costé-là. [ Meer dan tien jaar geleden had ik al een sfeer volgens het systeem van Copernicus gezien, van de uitgave in uw contreien meer dan tien jaar geleden, en heel goed gemonteerd; maar er was zeker iets op aan te merken. Daarom wachten we respectvol op die waarvan u zegt dat hij geheel nieuw is uitgebracht door de heer Willem Janszoon, aangezien deze zo volmaakt is geworden dat u denkt dat hij voldoening kan geven aan die Heren van Italië, die een zo fijne smaak hebben en die op dat gebied zoveel argwaan hebben. ] |
Martinus Hortensius aan Gassendi, 5 dec. 1633 (na de vraag of het boek van Galilei verkrijgbaar was):
Willelmus noster Ianssonius Caesius elegantissimam construxit sphaeram ad mentem Copernici, quam si vel ipse Pontifex viderit, non poterit non amplexari. Brevi, ut puto, eam edet, & in Italiam, & ad Proceres Aulae Romanae destinabit. Onze Willem Jansz. Blaeu heeft eene zeer fraaie spheer vervaardigd naar het stelsel van Copernicus, waaraan de paus, zoo hij ze zag, zijne goedkeuring niet zou kunnen onthouden. Binnen kort zal hij ze, naar ik meen, aan het licht brengen en naar Italie verzenden met als bestemming de aanzienlijken van het pauselijk hof. [ Gassendi, Opera omnia (1658), VI, 418; vertaling uit Baudet, Naschrift, p. 13 (zie ook hier).] [ VI, 51-3: brief van Gassendi aan Blaeu (1 okt. 1632), zonder vermelding van sferen.] |
Dit zal gaan over de 'particuliere sfeer'.
De uitgave werd aangekondigd in de Catalogus librorum officinae Guilielmi Blaeu, 1633:
Tweevoudigh onderwijs ... [p. 12] Sphaeren van Copernicus [p. 13] Sphaera Copernici generalis, seu potius caelestis. [p. 15] [..., of liever van de hemel.] Copernici particularis, sive terrestris, qua terrae motus demonstratur. [..., of van de aarde, waarmee de beweging van de aarde wordt getoond.] |
Isack Beeckman schreef op 13 februari 1635 (IV, 233) aan zijn broer Abraham die toen in Amsterdam was: "Brenght den Atlas ende de Sphaera van Blaeuw met u, ist moghelick."
In Italië kwamen de Copernicaanse sferen inderdaad ook, blijkens een brief van Fulgenzio Micanzio aan Galilei, Venetië, 5 april 1636 (Opere XVI, 411): "È capitata qui di Holanda la sfera Copernicana ..." (Hier is aangekomen de Copernicaanse sfeer uit Holland ...)
In Italië was er zelfs al een Copernicaanse sfeer gemaakt, door Sigismondo Alberghetti in 1634; een korte beschrijving staat in Le opere di Galileo Galilei XVI, 135 (verwijzing gevonden op p. 30 van een Pools stuk van Karolina Targosz, in Zagadnienia Filozoficzne w Nauce, 2003), waar Micanzio aan Galilei schrijft (28 sept. 1634):
... il sole, in mezo; seguono Venere e Mercurio, poi la terra, che si muove in sè stessa et nell'orbe annuo un grado por giorno: l'asse sta sempre paralello a sè stesso, inclinato all'asse del zodiaco, e col circuire fa a capello quegl'effetti che V. S. descrive, di riguardar sempre la stessa parte del cielo, del variar col terminator della luce li giorni e notti. Intorno ha la luna: una balla, facia conto, da gioco, con una veste di corame, che nel suo girarsi s'agira, e fa le variationi degl' aspetti. ... de zon in het midden; dan volgen Venus en Mercurius, daarna de aarde, die beweegt in zich zelf en in de jaarlijkse baan een graad per dag: de as staat steeds parallel aan zichzelf, schuin t.o.v. de as van de Dierenriem, en bij het rondgaan maakt ze haarfijn die uitwerkingen die U. E. beschrijft, dat ze altijd gericht is naar hetzelfde deel van de hemel, dat ze met de grenslijn van het licht de dagen en nachten afwisselt. Rondom zich heeft ze de maan: een bal, gezicht aan de ene kant, als bij speelgoed, met een leren jasje, dat bij ronddraaien ervan werkt, en de veranderingen van de schijngestalten maakt. |
Fulgenzio Micanzio aan Galilei, 21 febr. 1637 (Opere XVII, 32):
Il Sig.r Alberghetti fu a vedermi uno de questi giorni. ... Mi promise un schizzo della sua sfera Copernicana, che mi dà più soddisfattione che l'Olandese, de quali ho una. De heer Alberghetti heeft me een dezer dagen bezocht. ... Hij beloofde me een schets van zijn Copernicaanse sfeer, die me meer voldoening geeft dan de Hollandse, waarvan ik er een heb. |
Een schets is niet gevonden. Zie verder 'Sfera Copernicana': brieffragmenten uit Le opere di Galileo Galilei.
Er is een brief aan Christiaan Huygens (6 febr. 1683) van een Sigismundo Alberghetti, die op doorreis naar Engeland in Amsterdam was en namens zijn oom (patruus .. senex) inlichtingen vroeg over Huygens' planetarium; en een antwoordbrief van dezelfde datum (niet verzonden wegens vertrek van de geadresseerde) met een tekening: OC 8, 407 en 408-410.
«
... accipiemus semidiametrum solis 7. terrae 1. propterea Sol maior erit terra vicibus 343. Semidiameter Solis ad Lunae ... 1680 ad 67. Sol ergo Lunam mole vincit vicibus 15765". ... we zullen nemen de straal van de zon 7, van de aarde 1; daarom zal de zon 343 keer groter zijn dan de aarde. De straal van de zon tot die van de maan ... 1680 tot 67 [25 : 1]. De zon wint het in omvang van de maan 15765 keer. |
Pierre Gassendi, Institutio astronomica (1647): zon 167 x zo groot, maan 39 x zo klein als aarde, in omvang (Opera IV, p. 39). Dat is 5,5 x en 3,4 x voor de diameters.
De kaart op de draaibare bodem van het tellurium heeft de cartouche met 'Coeli Planisphaerium' bij Orion en Sirius (de aarde staat bij 270°): |
« |
[38] Een wintbordt tot de particuliere coperael (Copernicus?) speer (spheer). [48] Een wintbord tot de Sodiaca tot de klijne Copernicus. [49] zes drooghborden tot dezelve. six (?) belonging to it. [58] Een generale speer (spheer) van Caparnalius (Copernicus?) met de drycante planeeten. One ordinary sphere of Copernicus, with three planets. [3 rings for each planet?] [59] Elf hoepels tot de groote Coparnicus spheer. [...] 60) 42 dryhandels tot klijne Kopernicus speer (spheer) 42 revolving-handles [...] 65) Een particuliere speer (spheer) van Copernicus compleet. [66] Een oude particuliere speer van Copernicus, zonder horologie. [88] aght plaate spheere van Copernicus generalis ende particlaris van Colom. [89] 8 tot sphera van Copernicus generalis ende particularis schoon. 95) 1 [plaat] tot de particuliere spera (spheer) van Copernicus. [113] Een pakje met drukzels tot spere (sphere) van Copernicus generaal en particulair. [114] 200 platte hemeltjes. [117] Vier drukzels van klijne Copernicus speer (spheer). [122] 80 Blaauw de globen neerduyts. 80 copies of Blaeu's "Tweevoudigh onderwijs der hemelse en aerdse globen", Dutch. [123] 240 Blaauw globe Frans. 240 copies of Blaeu's "Tweevoudigh onderwijs...", French. [124] 2 pakken met dryhondert Blaauw de globe latyns Colom. 2 parcels of 300 copies of Blaeu's "Tweevoudigh onderwijs...", Latin, by Colom. [from Colom? cf. 88] 125) 3 Gebonde Blaauw de Globens Frans. [127] Een generaalsspeer (spheer) van Copernicus. |
Koeman publiceerde het stuk onder dezelfde titel in Imago Mundi, Vol. 25 (1971), pp. 47-53, en in Der Globusfreund, Nr. 18-20 (1970), pp. 78-84.
De inventaris wordt genoemd in NNBW, 'Magnus, Albert'; deze boekbinder en uitgever was erbij betrokken:
De globen en sferen van Blaeu waren in 1688 gekocht door Johannes van Keulen, na wiens dood in 1689 deze wederom publiek werden geveild. Albert trad bij die gelegenheid met Nicolaas Visscher als schatter op. Drie maanden na het opmaken van den inventaris van van Keulen stierf Albert echter reeds op bijna 47-jarigen leeftijd. |
En uit de Opr. Haarl. Courant van 1678 no. 19 blijkt "dat de globes enz. van wijlen Joan Blaeuw tegenwoordig te bekomen zijn bij Albertus Magnus te Amsterdam", volgens NNBW, 'Blaeu, Mr. Joan (2)'.
«
Tellurium van Adriaan Anthonisz, waarschijnlijk het eerste model voor het constant blijven van de aardas bij de omloop om de zon. Er is alleen een beschrijving met tekening bekend. In Nicolai Copernici .. Astronomia instaurata van Nic. Mulerius, Amst. 1617, drukker: W. J. Blaeu. C. de Waard, Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634 (Den Haag 1939-1953). I, 21 (1613): Willebrord Snellius gebruikte in de les een simpel tellurium. III, 105 (1629): Beeckman wil een planetarium laten maken. IV, 152 (1629): Gassendi spreekt met Blaeu en hoort van 'een nieuwe Copernicaanse sfeer'. IV, 233 (1635): Beeckman vraagt om "de Sphaera van Blaeuw" in een brief aan zijn broer. W. J. Blaeu, Tweevoudigh onderwiis van de Hemelsche en Aerdsche globen, Amst. 1634 (Fr., Lat.). L. C. Sturm e.a., Der Geöffnete Ritter-Platz, vol. 2 (1711), p. 89:
C. C. Hoppenstedt, Specimen mathematicum de machina planetaria (1714), p. 8, zegt (Sturm citerend): volgens erfgenamen van Blaeu is er geen toestel met uurwerk gebouwd, al was er wel een plan.
Philipp von Zesen, Coelum astronomico-poeticum (1662), p. 3-4: prijst Blaeu's sferen.
In Groningen had Uffenbach op 10 april 1710 (II, 253) bij Gisbert Eding een 'Systema Copernicum' met uurwerk gezien dat volgens Gerda Huisman, 'Bibliothecae instructissimae' (2003, p. 16) in 1696 was verworven uit de nalatenschap van prinses Albertina Agnes. Misschien het model dat Sturm noemt. Wilhelm Schickard, portretschilderij van 1632 met een copernicaans handplanetarium. Replica in het Adler Planetarium (zoek met "Tellurian, Reproduction"). Nicolaus Siebenhaar, tellurium (ca. 1650) voor Johann von Schleswig-Holstein-Gottorf ('bischof Hans' van Lübeck). Overeenkomst met Blaeu: klein zonnetje in het midden, grotere aarde-sfeer er bijna tegenaan. Verschil: de aardas staat vertikaal, de aarde stijgt en daalt (zomerpunt laagst); ook is er een maantje. Foto hier gevonden (Muzeologie Brno). Andere foto: Frederiksborg. Genoemd in D. Lipstorp, Copernicus redivivus (1652), p. 21 (ook Hortensius/Blaeu) en in: Gerhard Mut, Kurtze Beschreibung einer astronomisch-geographischen Kunst-Bewegung (1673), p. 45, en in Museum Regium .. Hafniae (1696), p. 66. 'Sphaera copernicana' uit 1657, gebouwd door Andreas Bösch in Gottorf, nu eveneens in Frederiksborg. Felix Lühning, 'Der Gottorfer Riesenglobus und die 'Sphaera Copernicana''; reconstructie: 'Gottorfer Globus'. Genoemd in: S. Lubieniecki, Theatrum cometicum (1668) I, p. 591, 635; Vincenzo Coronelli, Epitome cosmografica, 1693, p. 330; L. C. Sturm e.a., Der Geöffnete Ritter-Platz, vol. 2 (1710), p. 89: te zien in in Jena (Weigel), Nürnberg, Copenhagen; Patrick Gordon, Geography Anatomiz'd (1737), p. 67; en in William Butler, Exercises on the Globes (1803), p. 2. Steven Tracy (Thrasi), ca. 1670, 'Leidsche Sphaera', nu in Museum Boerhaave. Andere foto. In 1711 is een blad met figuur en tekst uitgegeven. "Sphaera automatica. Auspiciis amp. Adriani Vroesii calculis Nicolai Stampioen, per Trasium adornata ... et ab artifice Bernardo Cloesio in ordinem redactam & auctam". "La Sphere Automatique. Travaillée par Thrasius, par les soins de Mr. Adrien Vroesen, & suivant les calculs de Nicolas Stampioen. ... Et augmentée & mise en un meilleur ordre par le très ingenieux Bernard Cloesen." "The automatick or self-moving sphere. Mended and repair'd by Thrasius, which was done by the Invention and direction of M. Adrian Vroesius, according to the Calculation of Nicolas Stampioen. ... Now improv'd and put in better order by Bernard Cloesen". "Sphera automatica. Bewerkt en opgemaakt door Thrasius, Onder 't beleydt van de Heer Adriaan Vroesen, Volgens de oprekeningen van Nicolaas Stampioen. ... Vermeerdert en in een beter order gestelt door den seer vernuftigen Bernard Cloesen." Ole Rømer, planetarium, 1680. King (1978, p. 107-8) verwijst naar Du Hamel, 1701, p. 176: in 1678 was er een Jovilabe (zie Horrebow 1735, p. 121), een Saturnilabe, en een tekening van een planetarium (p. 132). Thuret ontving van Colbert 3000 pond voor het planetarium, en in 1681 nog 2500 pond voor een Rømer-eclipsareon. Figuur in Journal des Sçavans, 19 jan. 1682, p. 23, met beschrijving. Van Swinden (1780), p. 42 (noot) noemt het werk van 1680 het eerste, en dat in Kopenhagen het tweede planetarium (beschreven door Horrebow, 1735, p. 132-138). Georg Christoph Eimmart ontwierp een copernicaanse sfeer die gemaakt werd door Johann Ludtring in 1680. Beschreven in: J.C. Sturm, Sphaerae armillaris ... brevis elucidatio, 1695. Figuur uit King, 116. Christiaan Huygens, planetarium, 1682. 'Descriptio automati planetarii' (1703), 'Beschrijving van het planetarium' in: Planetarium-boek Eise Eisinga, 1928. Christoph Treffler, Automaton Sphaericum, Augsburg 1683. Gebouwd door Christoph Rad, figuur in E. L. Stevenson, Terrestrial and celestial globes (1921), p. 95, met verwijzing naar V. Coronelli, Epitome cosmographica (1693), zie daar p. 333. 'Leevensbyzonderheden' in Vaderl. Letteroefeningen, 1799, p. 437-, met (p. 439): "Naar dit Planetarium zyn alle de hedendaagsche Orreries, als een model, gemaakt". Links: MHS Oxford (c. 1710); rechts: Adler Planetarium. John Rowley, 'Original orrery planetary model' (more correctly a tellurium), 1712-1713, Science Museum, London. Zie ook: 'Ptolemaic Planetarium' en 'Copernican Planetarium', c. 1700. Een sfeer die van Blaeu afkomstig lijkt te kunnen zijn (met houten ringen) is te zien op een schilderij (detail) van Pierre Louis Dumesnil met o.a. Descartes, Christina I van Zweden en Elisabeth van de Palts. De ontmoeting heeft nooit plaats gevonden. Misschien is de afbeelding in spiegelbeeld, zie hier. Zie ook de latere kopie door Nils Forsberg. Pieter Eijsenbroek (Eizenbroek, Isenbroek ...), planetarium, 1737-8/'93 en demonstratie-tellurium. Exemplaar in Adler Planetarium (zoek met: Isenbroek). B. C. Sliggers, 'Honderd jaar natuurkundige amateurs te Haarlem', in Een elektriserend geleerde, Martinus van Marum, 1750 - 1837 (Haarlem 1987), p. 87 (figuur rechts), 98. James Ferguson, tellurium in Select mechanical exercises, 1773. Vgl. foto. Op p. 57: This machine is so much of an Orrery, as is sufficient to shew the different lengths of the days and nights, the vicissitudes of the seasons, the retrograde motion of the nodes of the Moon's orbit, the direct motion of the apogeal point of her orbit, and the months in which the Sun and Moon must be eclipsed. J. H. van Swinden, Beschryving ... van een ... volleedig beweeglyk hemels-gestel ... Eisinga (1780). H. 3 (p. 39-51): 'Vergelijking van dit planetarium met eenige andere, voornamelyk die van Roemer, Huigens, Desaguliers [1745, Ned.], Thomas Wright [zie Harris], en de beweegbare Sphaera der bibliotheek te Leiden'. Blaeu wordt niet genoemd. Johann Gottlieb Riedel, Die Verbindung der Sonne, Erde und des Mondes in einem Modelle vorgestellet, 1785. Bespreking in Allgemeine Literatur-Zeitung, 1786, kol. 302 en in Göttingische Anzeigen von gelehrten Sachen, 1787, p. 1532. G. Chr. Nahmmacher, Entzifferung einer Maschine, welche den Lauf der Erde mit dem Monde um die Sonne abbildet, 1786 (fig.). In Neue allgemeine deutsche Bibliothek, 26-2 (1796), p. 330 (na p. 556): In diesem Frühjahre starb zu Malchien im Mecklenburgischen Hr. Georg Christoph Nahmmacher, Candidat der Theologie, einige sechzig Jahre alt. Die von ihm verfertigte Maschine, die den Lauf der Erde mit dem Monde und der Sonne abbildet, hat er vor einigen Jahren dem Universitätsmuseum zu Rostock geschenkt. Ch.-Fr. Delamarche, tellurium, ca. 1800. Les usages de la sphère, 1798-99 (2e ed., An VII, ook 1800, fig.; 1e ed.: 1791). Figuur rechts (bij p. 164-5): Machine Géo-cyclique (vgl. p. 8-9). Zie ook: foto van een simpeler tellurium. J. H. van Swinden, Lessen over het planetarium, tellurium en lunarium van Hartog van Laun, 1803. Zie: Hans Hooijmaijers, 'Het planetarium van Hartog van Laun', in Studium, 4 (2009), 214-22; Museum Boerhaave. Meer afbeeldingen: Wikimedia Commons, Tellurium (device). (Tellurium is ook de naam van element 52.) LiteratuurHet Adler Planetarium heeft een zodiak-ring (68,5 cm) van Blaeu's tellurium (zoek met: "Tellurian Zodiacal Ring"). Christine Jones Schofield, Tychonic and Semi-Tychonic World Systems (1964/81), p. 205. Hermann Mucke, 'The Planetarium as an Analogue Computer', in Journal for the History of Astronomy, vol. 6, p. 53-57, 1975. H. C. King & J. R. Millburn, Geared to the stars, Toronto, 1978, p. 93-6.
Op p. 97: Claudius Clemens noemt een planetarium van Alexius Sylvius in Mvsei, Sive Bibliothecae ... libri IV (1635), II, sec. 2, cap. 5. Clemens vermeldt dat deze ingenieuze machine ook "dat verzinsel van Aristarchus kan laten zien, dat Copernicus hernieuwd heeft" (p. 388). Uitgebreide Bibliography. E. Dekker, De Leidsche Sphaera: Een uitzonderlijk planetarium uit de zeventiende eeuw, Museum Boerhaave, 1985. Thomas Heinicke, 'Neues Weltbild', in Klassik-Uhren, 20 (1997) 6, 20-23. "Copernikanisches Planetarium", gefertigt 1650 v. W. J. Blaeu in Den Haag, kürzl. in Waldenburg (Sachsen) wiederentdeckt. Jan Werner, 'De kaarten- en atlassencollectie van het KNAG in de UBA'. Een kleine aardglobe van 10 cm werd in 1910 aangekocht door het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, het jaar van eerste uitgave is 1616, maar op de horizonring staat 1634. K. van Berkel, 'De illusies van Martinus Hortensius', in Citaten uit het boek der natuur (1998). E. W. Moes, 'Martinus Hortensius' in Oud-Holland, 3 (1895) 209-216 en 18 (1901) 13. Elly Dekker, 'The Globe between Fact and Fiction' (2002). Diederick Wildeman, Globes in Nederland. De wereld in het klein, Walburg pers, 2006. Met afbeelding van het tellurium van Blaeu. Liba Taub, 'An iconic image not so Newtonian after all', in History of Science Society Newsletter, oct. 2008. Over het schilderij van Joseph Wright, 'A philosopher giving a lecture on the orrery' (1766). Wikipedia, 'Timeline of planetariums', 'Orrery'. IMSS - glossary, Planetarium (orrery). Planetarium Zuylenburgh: Eisinga verkleind. Ook in: Achterhoeks Planetarium. Tellurium N: voor gebruik op school. Zie ook Bronnen en Literatuur op de beginpagina. |