Home | Chr. Huygens | Oeuvres I > | Brontekst

1656 , 1658-59 , 1660-61



Vertaling van de

Briefwisseling met Johannes Hevelius



[ 387 ]

No 267.

Christiaan Huygens aan J. Hevelius.

8 maart 1656.

8 maart 1656.

Aan de weledele en zeergeleerde heer J. Hevelius
een groet van Chr. Hugenius

  Zozeer hebt u, weledele heer, zich verdienstelijk gemaakt in de sterrenkunde, en voor allen die de hemel bekijken, dat als iemand hierin iets nieuws vindt men zich terecht verplicht voelt dit voor allen aan u te kennen te geven. Daarom, zodra ik een besluit nam over het openbaar maken van deze waarneming van ons omtrent Saturnus 1), kwam u mij dadelijk in de geest als iemand aan wie deze ter beschikking gesteld moest worden. En daar nu mijn broer 2) een reis naar u voorbereidt — want hij vertrekt in het gevolg van de gezanten 3) van onze Republiek naar de koning der Zweden 4), die tegelijk uw stad zullen bezoeken — heb ik besloten deze gelegenheid te gebruiken en hem de aan u over te brengen exemplaren van het blaadje ervan te laten overhandigen.


1)  Christiani Hugenii de Saturni Lunâ observatio nova, Hag. Com. Adrianus Vlacq. 1656. 4 blz. in 4o.
[ T. XV, 165 (Ned.);  ook in: P. Borel, De vero telescopii inventore (verschenen in 1656) II, p. 62-63;  Ms: HUG 28, 234r-235v.]
2)  Philips Huygens [1633 - 1657; overleden tijdens de terugreis, 14 mei 1657, zie No. 390].
3)  Ambassadeurs: Frederik van Dorp, Mr. Justus de Huybert, Mr. Govert van Slingelandt, Johannes IJsbrands. Vertrek: 9 maart 1656.
4Karl Gustaf X.

[ 388 ]

Ik zou weliswaar wensen dat hij in wiskundige zaken minder onervaren was, degene aan wie het te beurt gaat vallen samen te komen met u, dat wil zeggen met een zeer ervaren man. Hij zou mij immers veel dingen over u en uw zeer mooie waarnemingen en vondsten kunnen berichten, die nu, ook al zal hij ze naar het lijkt door uw vriendelijkheid verkrijgen, langs iemand heen zullen gaan die ze niet goed begrijpt. Maar ik verzoek u datgene, waarbij hij minder geschikt lijkt het in zich op te nemen, aan een brief toe te vertrouwen, en vooral in het geval dat u iets nieuws over Saturnus hebt opgemerkt.
Zonder twijfel hebt u de waarnemingen vanaf het jaar '45 tot op de huidige dag voortgezet, en die zullen hem niet alle met hetzelfde uiterlijk aan u hebben laten zien. Als ik inderdaad zou vernemen dat hij met die afwisselingen verschenen is die uit mijn hypothese volgen, zou ik zeer verheugd zijn over die overeenkomst. Mij is pas vorig jaar de kunst van telescoopbouw bekend geworden, en ik heb geen eigen oudere waarnemingen [<]. En daarom, indien het vergund is er enige uit het verleden te zien, beschreven met uw nauwgezetheid en zorgvuldigheid, kan mij niets liever gebeuren.
Het ga u goed, uitnemende heer, en vergeef de vrijmoedigheid en de haast van een u onbekend persoon.




[ 411 ]

No 287.

Philips Huygens aan Christiaan Huygens.

6 mei 1656.

Danzig, 6 mei 1656.

    Broer

  Twee dagen geleden ben ik naar Hevelius gegaan om de brief te bezorgen. Het is zo'n goedaardig mannetje dat het me ten hoogste speet dat ik niet op de eerste dag dat ik hier kwam kennis met hem gemaakt had.


[ 412 ]

Hij was heel blij met je brief en biljetten, temeer omdat hij nu juist ook geheel door Saturnus in beslag genomen wordt. Hij is bezig met het schrijven van een verhandeling daarover, die spoedig uit zal komen, en daar zul jij het eerste exemplaar van krijgen [>]. Hij liet ons 2 of 3 grote platen zien die daarin zullen komen, waar het toenemen en verminderen van de oren, en de tijd wanneer het gebeurt, perfect op staat. Hij zegt dat indien de oren nu in mei niet enigszins gezien worden, ze nog weg zullen blijven tot in september van het jaar '57. Van de begeleider kan hij niets zeggen, en hij twijfelt of je het wel juist gezien hebt. Hij zal er ook eens op letten.
Zijn grootste verrekijkers zijn van 17 of 18 voet met 4 of 5 glazen, die hij slijpt in roodkoperen schotels die wel 2 maal zo groot zijn als de jouwe. En hij beweert dat de grootte van de schotels veel uitmaakt voor de perfectie van de glazen. Zijn glazen zijn zo zuiver, zowel van materiaal als van gladheid, dat ik ze nog nooit zo gezien heb. Hij is nu bezig om Hyperbolische te slijpen, en had al enige kleine gemaakt. Hij meent dat het zeer wel mogelijk is die heel perfect te maken, en ook dat men daar wel wat anders mee ten uitvoer zal brengen.
Ik heb door zijn kijkers nog niet gekeken omdat het donker weer was, maar hij zegt er veel goeds over. Vandaag zal ik gaan bekijken hoe goed ze zijn, en je met de eerstvolgende brief erover schrijven. Hij heeft ons een microscoop met 3 glazen laten zien, die wel ruim zo goed was als de jouwe.
Het is een mannetje dat zeer handig is, hij graveert al zijn platen zelf, maakt ook heel mooie instrumenten van koper. Het is helemaal geen opsnijder, en hij is zeer beleefd. Geen kabinet heb ik ooit zo keurig gezien als zijn studeerkamer.
Adieu, met grote haast.

P. Huygens.

  Zeg maar tegen zus dat ze me wat nieuwtjes schrijft. Ik zal voor haar een Poolse fabel of zoiets meebrengen. Ik heb 2 maanden lang niet gehoord of jullie allemaal dood of levend bent. Eyckberg krijgt ook geen brieven.
  Dit briefje*) heeft Hevelius me gisteren gegeven om je te zenden.

Aan broer Christiaan.    
Te overhandigen.


[ *)  Het anagram 'De Saturni Phaenomeno' van No. 303, p. 436; zie T. XV, p. 181, n. 3.]




[ 419 ]

No 292.

Philips Huygens aan Christiaan Huygens.

30 mei 1656.

Philippus Hugenius aan broer Christiaan een hartelijke groet.

  Wat ik beloofd had, namelijk dat ik je over de telescopen van Hevelius zou schrijven, wilde ik tenslotte toch doen, ook al is het laat. Na de buitengewone loftuitingen waarmee hij mij zijn werken had aanbevolen,

[ 420 ]

en uit vrees dat wat hij geweldig in de hoogte had gestoken op niets neerkwam, was ik zeer verlangend te zien wat er van waar was. Toen ik daarom hoorde dat de heren gezanten 1) (die hij, als zijnde een zeer sociabel man, bezocht had) naar hem toe wilden gaan, heb ik me zoals gewoonlijk bij hen gevoegd. Maar ik beken dat ik nooit in hogere mate teleurgesteld ben geweest dan toen hij ons in de toren — of 'uitkijk' zoals hij hem noemt, speciaal voor dit doel opgebouwd — gebracht had, en twee telescopen getoond had, beslist mooi met goudleer bekleed. Die welke hij de beste noemde, en die van ongeveer 12 voet was, bestaat uit zes glazen, goed gemaakt en heel goed gepolijst.
Maar ik zeg nu dat jullie de voortreffelijkste slijpers van verrekijkers 2) zijn, want die van jullie, die van dezelfde lengte is en die maar twee glazen heeft, slaat die van Hevelius geheel dood. Nu zul je vragen of hij objecten zeer helder en duidelijk weergeeft, welke opening hij maakt, eveneens hoeveel maal de vergroting is; maar hierbij zal ik meneer van dienst zijn. De weergave is scherp genoeg, zoals hij het noemt, de opening maakt hij zo dat gezien wordt wat gelijk is aan de uitgestrekte hand; maar hij vergroot zo weinig dat als mensen een half uur gaans van je af zijn, je niet kunt onderscheiden, niet alleen van welk geslacht ze zijn, of misschien van beide, maar het is geheel onmogelijk uit te maken of het mensen zijn, of honden of een ander soort dieren. Maar aangaande dat "van beide" het volgende.

  Te Danzig is een mannetje dat ik goed ken, de heer Salomons, hij is koopman; die is tot omtrent zijn 17e of 18e jaar daar in de stad voor juffrouw doorgegaan, zodat sommige andere lieden die ik daar ken, mij gezegd hebben dat zij dikwijls op bruiloften en bij andere gelegenheden hem altijd als juffrouw Flora Salomons beschouwd hebben. Toen dit wezen enige opzwellingen in de buurt van het middengebied van zijn lichaam opmerkte, ja zoveel dat het op een mannetje begon te lijken — zoals zo'n ding een eerlijke arme al wat vreemd behoort voor te komen — was zeer verbaasd,

en openbaerde het aen syn mamatie.    en openbaarde het aen zijn mama'tje.
Die in geen kleynder tribulaty, Die in geen kleine droefenis,
riep met luijder stemme eylacy, riep met luider stem helaas,
maer eyndelyck docht op de collacy, maar eindelijk dacht aan de maaltijd,
en nooyde de vrienden ter stacy. en nodigde de vrienden in huis;
die, nae lange deliberacy, die, na lange beraadslaging,
goetvonden om met goeie gracy goed vonden om met goede genade
van die andere natuurlijcke spaty van die andere natuurlijke ruimte
te maecken een behoorlycke pullulaty, te maken een behoorlijke uitloper,
dat Flora Salomons souw doen een navigaty: dat Flora Salomons zou maken een zeereis.
zij bedancktese voor de presentacy, Zij bedankte hen voor het aanbod,
en nae een algemeene salutacy en ging na een algemene groet
ging nae Amsterdam by Doctor Tulp naar Amsterdam, naar Doctor Tulp 3).

Die, daar hij een groot kunstenaar is, haar nog een snee of twee gaf, en maakte dat alle dingen voor de dag kwamen, en dat ze zo goed voorzien was als een manspersoon zou mogen wezen. Daarop trekt zij een broek aan, en gaat voor een jaar of twee naar Frankrijk.


1)  Zie brief No. 267.       2)  Er stond, in potjeslatijn: "verrekyckatorum Slypatores".
3)  Nicolaas Tulp [1593 - 1674].

[ 421 ]

Komt daarna weer te Danzig, waar ik wel tien maal met haar of hem over straat gegaan ben. Hij heet nu Floris en heeft een klein baardje, is nu omtrent achtentwintig jaar oud, en is niet weg te slaan van de juffrouwen. 't Is een zeer klein mannetje, en zeer onbeschaamd. Maar terug naar ons onderwerp.

  De heren gezanten, ik weet niet wat ze hadden verwacht en zich voorgesteld, maar ze konden hun lachen niet inhouden. Vooral toen hij nog een andere kijker te voorschijn had gehaald, een geknikte, waar nu eens van opzij, dan weer van bovenaf ingekeken moest worden. Ik schaamde me gewoon voor hun gebrek aan zelfbeheersing, omdat ze een man die meende dat hij wonderen toonde, niet alleen niet prezen, maar met buitensporig gelach zowat honend behandelden. De een zei: ik meen dat ik iets gezien heb, maar ik weet het niet zeker. Een ander zei dat hij iets had gezien, maar toen de bouwer even weg was, zwoer hij dat er behalve duisternis niets geweest was. De twee overigen zeiden dat ze wat gezien hadden, maar niet iets van heel groot belang.
"Rozen voor de varkens", dacht ik, maar ik vergat het te zeggen. De wetenschap heeft geen vijand behalve de onwetende, want in werkelijkheid was deze kijker vrij goed, ook al gaf hij een zeer kleine opening.
Nog een andere liet hij zien, van vijf voet, en daarmee had hij bijna alle waarnemingen gedaan, zei hij. Wat me echter geheel onmogelijk leek. Hij nodigde mij uit om eens 's avonds te komen; maar ondertussen zijn soms bezigheden, en vaker een stormachtige en met wolken overtrokken hemel een belemmering geweest. Als we bij terugkeer naar huis weer naar Danzig komen, zal ik niet nalaten naar de man toe te gaan en te zien of Jupiter, Saturnus en andere van jullie hemelse vrienden ook in deze wereldstreek te vinden zijn. Het ga je goed.

  Groet uit mijn naam zus en broers. Neef Doublet en anderen die verlangen dat het mij goed gaat.

P. Huygens.  

  Marenburgi 30 May 1656.
Christiano fratri.




[ 434 ]

No 302.

J. Hevelius aan Christiaan Huygens.

22 juni 1656. a)

Weledele en zeergeleerde heer.

  Zeker niet aan mijn verdiensten ten aanzien van de sterrenkunde, die zeer gering zijn, maar enkel aan uw vriendelijkheid, en aan uw zeer grote genegenheid jegens mij, meen ik te moeten toegeschrijven dat u er geen bezwaar tegen had

[ 435 ]

uw bij Saturnus gedane waarneming ook aan mij zo spoedig mogelijk mee te delen, en nog wel via uw broer 1), een weledele en zeer voortreffelijke jongeman. En zoals ik door deze hemelwaarnemingen ten zeerste word verblijd, zo hebt u stellig op deze wijze mij de zaak veel dierbaarder gemaakt; en daarom betuig ik u niet alleen de zeer grote dank die ik heb, maar ik zal nog meer moeite doen om ooit met gelijke munt te kunnen betalen.
Ik verheug me over uw geluk, een begeleider te hebben ontdekt onder het getal van dwalers in de omgeving van Saturnus; ook al is het zo, om de waarheid te zeggen, dat ik daarover nog niets met zekerheid durf uit te spreken. Ik heb weliswaar heel vaak dichtbij Saturnus een sterretje gezien, en opgetekend, maar daar ik zelden moeite gedaan heb om op elk van achtereenvolgende dagen de planeet waar te nemen, daarom heb ik volstrekt niet kunnen ontdekken of die ster een vaste ster was, of werkelijk een dwaalster. In het vervolg zal ik echter de ogen wat aandachtiger op dat verschijnsel richten, opdat ik daardoor ook iets met meer zekerheid kan vaststellen.
Op de afwisseling echter van de gedaanten en fasen van Saturnus heb ik al sinds vele jaren zeer zorgvuldig gelet, en ook ben ik (zo de goddelijke macht het wil) mijns inziens uitgekomen op een bepaalde periode daarvan. En meer over dit verschijnsel, welke waarnemingen ik verkregen heb, en wat mijn mening erover is, kunt u te weten komen uit dit vertoogje 2). Wat u verder over deze materie zult vinden en oordelen — of ik deze kwestie goed samengevat heb, of niet — het zal aangenaam zijn dit bij de eerste gelegenheid te vernemen.

  Intussen ga het u goed, weledele heer, en wees mij toegenegen.
Afgegeven te Gdansk in het jaar 1656 op de dag van de zonnestilstand.

Uw weledelheids zeer toegenegen
Johannes Hevelius  
Consul van Gdansk.
 3)

  Nobilissimo ac Doctissimo Viro, Domino Christiano Hugenio.
Hag. Comit.    


Saturnus volgens Hevelius a)  Ontvangen 21 Jul. [Chr. Huygens].     1)  Philips Huygens.
2)  Johannis Hevelii Dissertatio de Nativa Saturni Facie, Gedani 1656. in-folio.   [Zie: Saturn.]
3)  Op de derde bladzijde van de brief heeft Chr. Huygens met potlood geschreven:

  Papieren figuren. Richting van de hengsels. Lijn door het midden. Uit Engeland een overeenkomstige waarneming.  [Samenvatting van No. 318.]


[ 436 ]

No 303.

J. Hevelius aan Christiaan Huygens.

Aanhangsel bij No. 302.

Over het verschijnsel van Saturnus.

aaaaa b ccc d eeee g h iiiiiiiiii ll mm nnnnn ooo p q rrrrrr ssss ttttt uuuuuuu.

Joh. Hevelius.  


[ *)  Cf. No. 332, p. 489.]




[ 462 ]

No 318.

Christiaan Huygens aan J. Hevelius.

25 juli 1656.

Aan de weledele en zeergeleerde heer Joh. Hevelius,
een groet van Chr. Hugenius

  Uw zeer vriendelijke brief, verzonden op de dag van de zonnestilstand, heb ik vier dagen geleden ontvangen, en tegelijk twee boekdelen, het ene over de gedaante van Saturnus, dat u al eerder via mijn broer had beloofd, die me bovendien veel geschreven heeft over uw voortreffelijkheid en buitengewone voorkomendheid; het andere met 4 zeer geleerde brieven*). En niets kon mij aangenamer zijn dan deze gift, daar ik immers begerig uitzie naar waarnemingen van verschijnselen aan de hemel, en nu in het bijzonder zeer verlangend ben naar wat betrekking heeft op Saturnus. Daarom zeg ik u heel veel dank, weledele heer, dat u ervoor gezorgd hebt dat mij vroegtijdig een exemplaar verleend werd van het resultaat van dit werk. En u moet er niet aan twijfelen dat het bij uitstek mijn wens is dat — wanneer een gelijke wederdienst zich aanbiedt, als het mij zal gebeuren iets te publiceren dat uw aandacht waard is — ik van mijn dankbaar gemoed zal kunnen getuigen.


[ *)   Epistolae IV, 1654.]

[ 463 ]

Stellig zou ik mijn verhandeling over deze zelfde materie, namelijk de verschijnselen van Saturnus, meer verhaast hebben, als niet het waargenomene van dit jaar geleerd had dat alles zorgvuldiger van alle kanten bekeken moest worden: het komt niet zo precies overeen met mijn hypothese als ik had gedacht. U weet immers dat ik hetzelfde verwachtte als u, namelijk dat tegen het eind van april op de een of andere manier de armen bij Saturnus hersteld zouden worden; wat niet zo is uitgekomen.
Doch hoewel ik, zowel bij deze voorspelling als bij die aangaande volgend jaar, het geheel met u eens ben, en ook van mening ben dat u de periode van het wonderlijke verschijnsel vrij dicht bij de ware hebt bepaald, houd ik het bij de oorzaak toch op iets geheel anders, en daarom acht ik het niet onnuttig ook mijn oordeel (dat tot nu toe in een anagram verborgen is) eenmaal openbaar te maken, opdat de geleerden uit meer opvattingen er een kunnen kiezen. Inderdaad belooft ook de zeer geleerde Roberval, die op de plaats van Gassendi opgevolgd is, mij zijn hypothese [>]. En in Engeland verzekeren sterrenkundigen dat zij voor zich hun eigen hypothese hebben [<]. En juist zij hebben laten blijken dat de Saturnusmaan, niet lang nadat deze door mij ontdekt was, ook daar bekend geworden is; dit door een anagram te onthullen dat ze mij op hun beurt toezonden, terstond nadat ze het onze hadden ontvangen, waarmee een aanwijzing van de nieuwe planeet geheim gehouden werd. Ja zelfs dat ze ook dezelfde periode van 16 dagen eraan hadden toegekend; zodat onze waarneming niet langer voor betwijfelbaar gehouden moet en kan worden.
Maar er is een heel uitnemende telescoop nodig als iemand ooggetuige wenst te worden; en die heb ik noch bij de weledele Boulliau, noch ergens anders in Frankrijk of in deze landstreken gevonden; en ik schrijf het niet zozeer toe aan ervaring als wel aan toeval, dat ik het meest perfecte maaksel daarvan heb ontdekt. Doch wat de theorie van alle soorten kijkers betreft, die had ik al lang tevoren in stellingen gevat, en die heeft me niet weinig geholpen. Vorig jaar heeft Saturnus zich aan mij vertoond niet met zo'n figuur als aan u, namelijk met drie bollen [>], maar eerder van deze vorm Saturnus, ring als lijn.
Doch met drie bollen werd hij door kleinere telescopen gezien, kennelijk door gezichtsbedrog, en meer van de werkelijkheid verwijderd dan u meent, naar ik zie. Maar ook onze figuur die ik gaf is niet de ware; maar ik hoop dat een iets andere mij vertoond gaat worden zodra ik die met een telesoop van 24 voet zal kunnen navorsen. Daarom is het niet verwonderlijk dat door elk van ons verschillende hypothesen worden bedacht, daar we ons zulke ongelijke fasen voor ogen hebben gesteld om aan elkaar te koppelen. Doch ik zou nauwkeuriger willen begrijpen om welke reden u denkt dat de begeleiders zo klein voorgesteld kunnen worden, daar u de eigen vorm van Saturnus als volgt maakt Saturnus, ring open.
Want als u het vlak van het papier neemt als het eclipticavlak*), en deze figuur loodrecht op dit vlak stelt, blijkt niet hoe die armen in zo kleine schijfjes samengetrokken kunnen worden, waarvandaan ze vanaf de aarde, die in hetzelfde vlak is, tenslotte ook maar worden bekeken. Overigens heeft van de twee hypothesen die mij de waarschijnlijkste toegeschenen, welke volgens het systeem van Kepler wordt uitgelegd,


[ *)  Zie Hevelius, 1656, figuur bij p. 30.]

[ 464 ]

want men kan niet menen dat de cirkel op een cirkel van Copernicus overeenkomt met de natuur, hoewel die de beweging van de hemellichamen op een eenvoudiger manier heeft gerangschikt. Verder heb ik de helling van de hengsels zowel dit jaar, als het laatst verstreken jaar, bijna evenwijdig met de evenaar bevonden, en ik zal geloven dat die voortaan altijd zo waargenomen gaat worden; en dat die niet de ecliptica zal volgen, behalve wanneer Saturnus bij de Kreeft of de Steenbok komt. De schijnbare middellijn van de planeet heb ik langs een andere weg onderzocht, en ik heb slechts 17" waargenomen, terwijl deze door u op meer dan 39" geschat wordt.
Maar misschien geef ik mijn mening met teveel vertrouwen aan u, weledele heer, en ook al verschilt deze van de uwe, ik hoop toch dat u daarom niet minder onze inspanningen zult toejuichen, waarmee toch hetzelfde wordt nagejaagd als met de uwe, en met hetzelfde doel voor ogen, namelijk dat tenslotte de waarheid aan het licht komt. Het ga u goed, zeer roemrijk heer van de hemelwetenschap.

  Afgegeven te den Haag
   
25 juli 1656.




[ 487 ]

No 331.

J. Hevelius aan Christiaan Huygens.

7 september 1656.

Aan de weledele en zeergeleerde heer Christianus Hugenius
een groet van Johannes Hevelius

  Terecht zal het zijn, en u zult er heel goed aan doen, denk ik, als u ook uw gedachten over ons wonderlijke verschijnsel van Saturnus aan de wereld uiteenzet. De zaak zal zo immers zonder enige twijfel worden verhelderd,

[ 488 ]

en veel wat tot nu toe onbekend is zal (zo God wil en als de tijd daar is) in het licht komen. Want de Natuur geeft haar geheimenissen niet dadelijk prijs. En het is niet zo dat ook maar iemand ervan overtuigd is dat ik in deze onderneming alles tot op het geringste al heb uitgevorst, zodat er in het geheel niets overblijft, nee, zeker niet. Geen enkele zaak is immers afgelopen bij het begin; en de geleerdsten van allen, zowel van de Ouden als van recenter tijd, hebben niet iets bekend gemaakt dat niet mettertijd steeds duidelijker is onthuld en verfijnd. Waarom zou het dan niet ook in deze zeer verborgen materie, die ik nog kort geleden voor het eerst heb aangevat, te zijner tijd te verwachten zijn? Inderdaad is er bij mij geen twijfel — ook al doen we alle moeite om het verschijnsel van Saturnus te onthullen en te onderzoeken, en al vinden we ook grootse dingen in vergelijking met de voorgangers — of er zullen toch nog veel grootsere dingen bewaard blijven voor onze opvolgers; vooral als langere en volmaaktere telescopen worden gemaakt, en wel met de hyperbolische snede. Aan het slijpen hiervan wanhopen weliswaar velen, maar toch ben ik er geheel van overtuigd dat die lenzen tot vervolmaking kunnen worden gebracht; zoals ik onlangs aan uw zeer gewaardeerde broer 1) er enkele van deze soort, met mijn hand afgewerkt, heb getoond; maar langs een geheel andere en veel gemakkelijker weg dan die van Descartes.
Ik heb echter tot nu toe geen langere buizen voor waarnemingen gebruikt dan van 12 voet; daarom heb ik ook de gedaante van Saturnus niet anders kunnen bemerken dan zoals de gegeven tekening, en niemand neemt die anders waar, en zal die anders waarnemen (naar ik beslist denk), met een dergelijke buis en met kortere buizen. Ondertussen geef ik gaarne toe, dat de gedaante van Saturnus in werkelijkheid een andere is, als die met buizen van 20, 30 en 50 voet waargenomen zal worden. En vandaar, als u ook langere buizen gebruikt, kan het niet anders zijn dan dat het verschijnsel u toevallig wat anders voorkomt dan mij, en zodanig dat een andere bewijsreden moet worden bedacht. Maar omdat Saturnus aan mij, zoals ook aan alle anderen, althans met behulp van de genoemde telescopen, met geen ander uiterlijk in het gezicht is gekomen dan met die zes of zeven vormen*), heb ik mijns inziens volstrekt geen ander bewijs nodig.
Doch het is niet zo als u denkt, dat ik die mening heb dat die kleinere bollen, wanneer Saturnus ongeveer in Aries en  Libra  [Ram en Weegschaal] is, van zichzelf geheel rond zijn; maar dat ze ongeveer rond verschijnen. Stellig zouden ze, als ze van nabij bekeken werden, zonder enige twijfel zich verheugen in een geheel andere figuur; zoals ik ook op de pagina's 20 en 21 van mijn uiteenzetting over Saturnus kort heb aangegeven. Laat ik noemen: "Maar hoe komt het dat beide begeleiders op een bepaalde tijd zo klein worden weergegeven?". U weet dus dat de armen van Saturnus niet alleen in de lengte (volgens de regelmaat van zijn omwentelingsperiode), maar ook in de breedte — namelijk ten opzichte van de breedte van het grotere lichaam in het midden, dat geheel vrij is van samendrukking — met betrekking tot de breedte dan, een bepaalde samendrukking ondergaat; en wel een des te grotere, naarmate de breedte groter wordt weergegeven, of liever naarmate Saturnus dichterbij de grenzen komt. Maar omdat Saturnus in Aries en  Libra  steeds driebollig is, en de grenzen daar ook bereikt worden, verschijnt noodzakelijkerwijze in die tijd de grootste samendrukking (zowel wat betreft de lengte als de breedte) in beide begeleiders, ten opzichte van het middelste lichaam. En zo worden dientengevolge de trawanten ook in diezelfde tekens zeer klein gezien;


1)  Philips Huygens. Zie brief No. 287 [<].     [ *)   Cf. Saturn, figure.]

[ 489 ]

zoals u het gemakkelijk op dit punt met mij eens zult zijn als u dit alles, dat ik in weinig woorden heb samengevat, wat grondiger zult kunnen beoordelen. Overigens, dat het met de helling volkomen zo is gesteld als we in de uiteenzetting hebben gezegd, dat meen ik nog altijd geheel en al; maar toch, als ik later zal zwichten voor andere, zekerder redeneringen, zal ik me gaarne schikken. Want ik behoor niet tot de volgelingen van Aristoteles, die aan een eenmaal aangenomen mening zo met hand en tand vasthouden, dat ze zich die door geen enkele redenering laten ontrukken; maar ik verheug me in de waarheid, en ik acht niets belangrijker dan dat de geheimen van de natuur, door wie het ook zij, tenslotte tot in het diepste worden opgespoord. En zodoende verafschuw ik allen die anderen de inspanning misgunnen; maar ik heb in elk opzicht hoogachting voor hen, die ter wille van de waarheid niets onbeproefd laten; en ik vraag u dringend dat u insgelijks doet, niet alleen uit mijn naam, maar ook uit naam van het algemeen belang.
Het ga u goed, sieraad van de sterrenwetenschap, en wees mij verder genegen.
Afgegeven te Danzig in het jaar 1656, op 7 september.

Aan de weledele en zeergeleerde heer Christianus Hugenius,
een te eren vriend.
Den Haag  


No 332.

J. Hevelius aan Christiaan Huygens.

Aanhangsel bij No. 331.

aaaaa b ccc d eeee g h iiiiiiiiii ll mm nnnnn ooo p q rrrrrr ssss ttttt uuuuuuu.   [<]
  Integra phasium Saturni revolutio absolvitur quindecim circiter annis.

  Het geheel doorlopen van de fasen van Saturnus wordt voltooid in ongeveer vijftien jaar.

De zeer toegewijde  
Johannes Hevelius.  
Consul van Gdansk.  




[ 510 ]

No 347.

Christiaan Huygens à J. Hevelius.

oktober 1656.

  De laatste brief die ik van u ontving was gedateerd in de maand september. Dat u sindsdien niets van mij gekregen hebt, heeft als voornaamste oorzaak dat ik besloten had u niet eerder te schrijven dan wanneer ik tegelijk kon zenden wat ik over het verschijnsel van Saturnus op schrift heb gesteld. Want ook al was er verder genoeg te schrijven, het leek toch niet zo belangrijk dat ik u herhaaldelijk met mijn brief lastig zou vallen, nu oorlogsgeraas 1) en de zorg voor het algemeen belang 2) ongetwijfeld u geheel van de studie afhouden, of in elk geval u er maar weinig tijd aan laten besteden. Maar daar het zo uitkomt — deels door mijn eigen schuld, omdat ik me dikwijls door andere studies en bezigheden laat afleiden, deels door slordigheid van de graveur — dat dit boekje langer blijft steken, heb ik het voor billijk en noodzakelijk gehouden een langere onderbreking van onze briefwisseling met deze brief te verhinderen, opdat u niet iets ernstigs over me denkt.
Dat u de uitgave van mijn studies, ook al gaan ze een andere kant op dan de uwe, niet alleen niet ongaarne aanvaardt, maar dat u me ook aanspoort spoedig ten uitvoer te brengen wat ik ben begonnen, daarmee doet u inderdaad wat past bij een liefhebber van de waarheid, en zoveel te meer bij Hevelius. Want dat deze door u bij uitstek verlangd wordt en u voor ogen staat, dat openbaren al uw werken op uitnemende wijze; en het zou te wensen zijn dat met ons alle sterrenkundigen met een even grote betrouwbaarheid en rechtschapenheid te werk zouden gaan.


1)  De tweede oorlog van Zweden en Rusland tegen Denemarken en Polen.
2)  Hevelius was lid van de gemeenteraad van Dantzig.

[ 511 ]

  Dat een glas van hyperbolische vorm door u aan hem is vertoond had mijn broer ook beschreven [<]; als dat volmaakt is afgewerkt ben ik zeker benieuwd welke werkmethode u gevolgd hebt. Overigens, wanneer u gaat proberen dergelijke glazen te slijpen voor langere buizen, heb ik voor mij geen enkele hoop op succes, aangezien ik voldoende ervaren heb hoe moeilijk zelfs nauwkeurig bolvormige hun vorm nauwkeurig aannemen, ik bedoel die welke van pas gemaakt worden voor buizen van 20 of 24 voet. U zult zeggen: hyperbolische voor kortere buizen bestemmen is hetzelfde als bolvormige voor die lange nu. Dat geef ik wel toe, maar het is noodzakelijk dat de lenzen groot zijn; want als de voorste hyperbolische lens niet een zo grote opening heeft als onze bolvormige nu, is er niet een zelfde vergroting met gelijke helderheid van te verwachten. Mijn broer schreef ook dat u een buis van 18 voet voorbereidt [<]; als u deze hebt voltooid denk ik dat u ongetwijfeld de begeleider van Saturnus al gezien hebt. En dat hij zijn hengsels al teruggekregen heeft in de maand oktober, dat hebt u ook kunnen opmerken met die buizen die u tevoren had.*)


[ *)  Vanaf 13 oktober, terwijl Hevelius had voorspeld: pas in september 1657, zie de brief aan Hodierna, II, 224.]




[1658-59]



Home | Christiaan Huygens | T. I | Hevelius (top) | vervolg