Chr. Huygens | Oeuvres I > | Brontekst

[ 472 ]

No 323.

Christiaan Huygens aan J. Chapelain.

juli 1656.   [<]

        Mijnheer.

    Veroorlooft u mij, bid ik u, dat ik niet antwoord op zoveel beleefdheid en verplichtende woorden waarvan uw laatste brief vervuld was, en oordeelt u dan op grond van de vraag om dit verlof met welke schrijver u van doen hebt, zonder een uitdrukkelijker bewijs te willen hebben van zijn tekortkomingen.
De waarnemingen die mijnheer de Montmor wenst dat ik doe [<,>], zijn degene waarvoor ik mijn kijker gebruikt heb zodra ik er een had, en hoewel het redelijk lijkt dat Venus en Mars begeleiders hebben evenals de andere planeten Saturnus, Jupiter en de Aarde, heb ik die tot op dit ogenblik toch niet kunnen zien. Wat Mars betreft, ik heb hem ook bekeken met een kijker van 24 voet; niet Venus, zodat er misschien nog iets te ontdekken valt in de omgeving daarvan. Ik heb gelezen bij Fontana dat hij had opgemerkt dat de andere drie gevolgd worden door Venus*), maar ik heb moeite het te geloven, omdat hij ook de maan van Saturus zou moeten hebben gezien, en omdat ik weet dat de kijker die hij gebruikte van maar 6 voet lengte was. De vorm van de berg die hij toekent aan Mars (want wat betreft de afgrond, ik heb er nooit over horen praten) is ook zuiver een illusie, en een heel zeker teken van de onvolmaaktheid van zijn glazen of van zijn ogen.


[ *)   Novae coelestium, terrestriumque rerum observationes, 1646.
Zie: The Moon of Venus, en: Maan van Venus.]

[ 473 ]

Aan mij is de schijf van Mars altijd verschenen als hetzij rond, hetzij verkleind met een gedeelte zoals vereist was volgens het systeem van Copernicus. Wat betreft het verdubbelen van de lengte van de kijker van 24 voet, ik stel me voor dat het succes veel zou afhangen van geluk, en als het niet zo was zou ik het al lang geleden geprobeerd hebben, wel wetend dat de effecten ervan steeds meer bewonderenswaardig zouden zijn, en dat als men honderd of 2 honderd voet zou kunnen bereiken, men ongetwijfeld de planeten om hun as zou zien draaien. Maar wat me eraan doet twijfelen of ik zou kunnen slagen is, dat ik vaak teleurgesteld blijk te worden bij het vormen van de glazen die dienen voor 24 voet, zonder te kunnen ophelderen of de fout ligt bij de werkman of in de substantie van het glas zelf. In ieder geval is te hopen dat de tijd en de ervaring ons de uitoefening van deze kunst zal vergemakkelijken, aangezien zoveel talentvolle personen zich ermee beginnen te bemoeien.

Ik kom op het uittreksel dat u voor me hebt willen maken van de brief van uw geleerde vriend uit Caen [438], die me zeker een groot filosoof vindt omdat ik enige omgang met u heb. Hij vraagt of ik geloof dat de invloed van Saturnus werkt op de aarde en op de elementen. Het is een vraag waaraan ik bijna nooit gedacht heb, aangezien ik de effecten van deze invloed nog niet heb kunnen opmerken, en die zal beslist worden als ze verschijnen; in elk geval heb ik van die welke de astrologen er aan toekennen nooit een schijntje gevonden. Wat aangaat het licht van Saturnus, het is te geloven dat hij het aan de Zon ontleent, evenzo als de Aarde, Venus, Mars en Mercurius, waarvan niet meer te betwijfelen is dat het zo is; en hij is niet te ver weg om zo lichtgevend te verschijnen, wat anderen er ook van denken. Ik geloof ook dat hij om zichzelf draait evenals de aarde, en misschien in minder tijd, hoewel hij haar ver overtreft in grootte: zijn diameter is 10 of 12 keer zo groot als de onze. Betreffende zijn maan die ik ontdekt heb, de waarnemers hebben me geenszins van mening doen veranderen, maar die in Engeland bevestigen wat ik ervan gezegd heb, zelfs zozeer dat ze dezelfde tijd van 16 dagen opgeven voor de periode, zoals ik u hiervoor geschreven heb*). De hengsels verschijnen allebei met dezelfde vorm, en ik begrijp niet wat dat verschil is tussen rechts en links.
Ik begrijp nog minder wat uw vriend zegt, dat ik me verklaard heb tegenover de heer Fontana over het onderwerp van de nieuwe maan, aangezien ik nooit een briefwisseling met hem gehad heb, en zelfs niet weet of hij nog in leven is. Enige dagen geleden heeft mijnheer Hevelius me zijn verhandeling Over de natuurlijke gedaante van Saturnus gezonden [<], waarin hij zijn hypothese betreffende het verschijnsel van de hengsels voorstelt, die me niet zeer passend lijkt, teminste helemaal niet lijkend op de mijne. Als hij een betere kijker had zou hij Saturnus nooit zien als 'driebollig' zoals hij het noemt. En het is hieraan dat ik herken dat de kijkers van de andere waarnemers, die hem alle evenzo gezien hebben, ook niet de mijne benaderen.


[ *)   Zie p. 431; maar het was een misleiding van Wallis (<).]

[ 474 ]

Ik verlang er zo sterk naar hem opnieuw op Saturnus te richten, dat ik graag de rest van de zomer zou geven om te hebben dat het winter was. Dan hoop ik volledig mijn en uw nieuwsgierigheid tevreden te stellen, en me eindelijk te kwijten van wat ik het publiek beloofd heb. Ik ben ...



[ 483 ]

No 327.

J. Chapelain aan Christiaan Huygens.

24 augustus 1656.

        Mijnheer

    Ik vraag u niet om beleefdheden, maar alleen om vriendschap, omdat beleefde woorden niet altijd een blijk van openhartigheid zijn. Dit is ook waarom ik u bezweer om iets dat ik u kan schrijven niet altijd als complimenten op te vatten. Want daar ik voor u een volmaakte hoogachting heb, is het voor mij niet nodig me anders voor te doen dan ik ben als ik met u spreek, en wat bij anderen voor alleen maar hoffelijkheid zou doorgaan kan bij u slechts doorgaan voor de waarheid. Ik smeek u het nooit anders te zien, als u voor mij evenveel rechtschapenheid wilt hebben als u aan goedheid hebt. Ik beloof u in ruil daarvoor alles wat u me voortaan aan het eind van de brief gaat zeggen letterlijk te nemen, en aan uw woorden niet meer te twijfelen dan u reden hebt te twijfelen aan de mijne.

    Ik zal mijnheer de Montmor het antwoord meedelen dat u me op zijn vragen gezonden hebt, en ik zal hem veel vreugde geven als ik hem laat zien dat u hoopt de komende winter uw waarnemingen aangaande Saturnus af te ronden, en de laatste hand te leggen aan het Systeem ervan dat u hebt bedacht, verschillend van die van Fontana en van Hevelius, hoe uitstekende waarnemers ze ook kunnen zijn. De helderheid, orde en bescheidenheid die gebleken zijn in dat kleine drukwerk dat u me drie maanden geleden toezond [<] hebben een zeer voordelige indruk van u achtergelaten bij allen die weten wie mensen met hersenen zijn, en men verwacht van uw studies in deze materie wat men van niemand anders verwacht die zich er tot nu toe mee heeft bezig gehouden. U hebt een groot bewonderaar verloren in wijlen mijnheer Gassendi, die al veel met u op had en die opgetogen zou zijn geweest als hij de voortgang van uw ontdekkingen zou hebben gezien.
Vroeger stelde mijnheer Descartes zich voor zijn glazen te maken van een zo perfect maaksel dat men daarmee op de schijf van de maan zou kunnen zien of deze bewoond is, en welke vorm de wezens zouden hebben als ze er zouden zijn. Ik heb de brief*) gezien waarin deze woorden stonden, in handen van een man genaamd Ferrier, die zijn vriend en zijn werkman was. Wij zouden ons ongetwijfeld met minder tevreden stellen. Ik voor mij, ik zeg u dat ik geloof dat niemand zal gaan waar u niet zult gaan, en dat u geboren bent voor het grootste dat er is in dit soort kennis. Ik ben u zeer verplicht omdat u hebt willen antwoorden op de andere vragen, van mijn vriend uit Caen, die er volledig tevreden mee is


1)   Deze brief is niet bekend. [Cf. Beeckman, Journal III, 114.]

[ 484 ]

en die er u duizendmaal zijn ootmoedige dank voor zegt. Ik doe insgelijks voor de zorg die u hebt genomen om mijn brief aan mijnheer Heinsius te doen toekomen, en voor het feit dat u me even zeker zijn brieven hebt doen toekomen. Want ik ben deze lof verschuldigd aan uw correspondenten, dat zij niet minder stipt zijn dan u, en dat ze heel goed uw bevelen opvolgen. Ik verheug me er met u over dat deze voortreffelijke man in Holland gebleven is*) en dat hij voortaan zijn land kan dienen zonder af te zien van zijn boeken. Hij getuigt me dat hij u zeer verplicht is voor uw zorgen. Ik ben met heel mijn hart

        Mijnheer

Uw zeer ootmoedige en zeer gehoorzame dienaar
Chapelain.        

De Paris ce 24e Aoust 1656.

A Monsieur Monsieur Christianus Hugens de Zulichem
A la Haye.        


*)   Nicolaas Heinsius was juist benoemd tot secretaris van Amsterdam.




[ II, 67 ]

No 415.

J. Chapelain aan Christiaan Huygens.

19 oktober 1657.

Parijs deze 19e October 1657.

        Mijnheer

    Het bezoek dat ik ontving van mijnheer Boulliau, bij zijn terugkeer uit Holland, was me des te aangenamer omdat het me de gelegenheid gaf naar u te informeren,

[ II, 68 ]

en nieuws te horen zo goed als ik wenste, zowel over uw gezondheid als over uw studies betreffende het systeem van uw Saturnus. Want wat het laatste aangaat, na gezien te hebben dat de maand april voorbijging, die u als grens genomen had, zonder dat u me had laten weten of de hemel u bevestigd had in de mening dat er een maan was die draaide om deze zo ver van ons verwijderde planeet; ik beken u dat ik de waarneming die u gedaan had begon te wantrouwen, en dat ik er spijt van had u aangeraden te hebben de ontdekking ervan te publiceren, vrezend dat de wereld, als men niet de werkelijkheid vond die men zich in het vooruitzicht had gesteld, u zou laken dat u te licht geloofde en beweerde.
Maar het onderhoud dat ik met onze vriend over deze materie heb gehad heeft al mijn bezorgdheid weggenomen, en heeft me een buitengewone vreugde gegeven te zien dat uw telescoop u niet bedrogen heeft, en dat hij u iets geleverd heeft dat de kennis van de sterren zo opmerkelijk doet toenemen. Hij heeft me in vervoering gebracht door me te verzekeren dat u niet alleen uw maan had teruggevonden, maar dat u er ook de loop van had waargenomen, en dat u precies zijn omwentelingstijd had aangegeven om zijn planeet. Hij heeft me gezegd dat u hem de maan meer dan eens heel duidelijk had laten zien, en dat het voortaan een vaststaand iets was en boven elke verdenking van vergissing. Dit is iets, mijnheer, waarbij ik me niet kon inhouden me te verheugen met u, zowel wegens het aandeel dat ik heb aan uw roem, als wegens het nut dat de sterrenkunde zal ontvangen van een zo gelukkig werk.
Ik heb u er ook mee willen gelukwensen, wegens de hoop die een zo mooi opstel me geeft, dat u het niet hierbij laat op een zo mooie weg, daar er allerlei redenen zijn die aangeven dat de plant die zo jong een zo zeldzame vrucht heeft kunnen geven, deze niet als enige zal dragen, en dat, wanneer ze tot de natuurlijke grootte gekomen zal zijn, ze er zal voortbrengen die nog meer voortreffelijk zijn, en ze de gehele aarde zal vervullen van haar goede geur. Ik voorspel u dit succes op gezag van die Apollo, met wie ik enige omgang heb naar u gelooft, en ondertussen vraag ik u een duidelijkere en uitgebreidere opheldering van wat mijnheer Boulliau me in weinig woorden heeft gezegd, over de werkelijkheid en de omloop van deze maan, opdat ik deze doe toekomen aan diegenen onder de onzen die er meer van willen weten, en opdat ik, overal bijdragend wat ik kan aan de versteviging van uw mooie reputatie, u laat weten dat ik waarlijk ben 1)
1)   De brief is niet ondertekend.




[II, 133 ]

No 459.

Christiaan Huygens aan J. Chapelain.

14 februari 1658. Samenvatting

14 Febr. 1658.

        Aan Mr. Chapelain

    Dat ik de zijne 1) niet ontvangen heb, ik zend de twee figuren van Saturnus 2), beschrijf het systeem van Hodierna. Ik verontschuldig me voor de vertraging van de mijne over het uurwerk &c. Over de nieuwe academie van Monsieur de Montmor [^].


1)   Brief No. 415 van 19 oktober 1657, die Chr. Huygens vergeten schijnt te zijn. Zie No. 467.
2)   Deze figuren zijn niet gevonden.




[ II, 142 ]

No 467.

J. Chapelain aan Christiaan Huygens.

27 februari 1658. 1)

        Mijnheer

    Ik dacht dat slechts verloren gegaan was de brief die ik u vier maanden geleden 2) schreef, en dat was voldoende om me de grootst mogelijke kastijding te geven. Maar naar wat ik verneem uit uw brief van de 14e van deze maand 3) heb ik ook niet gekregen die, waarmee u me zelf vereerd hebt aan het eind van het afgelopen jaar 4), en ik zou hierover ontroostbaar zijn ware het niet dat ik met deze brief zag dat u mij nog altijd de plaats onder uw vrienden toekent die u me beloofd had, en dat u mij het meedelen niet onwaardig keurt van de mooie dingen die uw nobele verstand, en het grote licht dat uw studies u hebben doen verwerven, hebben voortgebracht tot sieraad voor de wereld en tot onderwijzing van de menselijke soort.
Dat voordeel zou ontbroken hebben aan mijn levensgeluk indien u me deze plaats niet gegund had, en bij de overvloed van al die dingen die een gematigd iemand kan wensen, zou de ontbering hiervan voldoende zijn om me te beletten mezelf gelukkig te noemen. Want u zult me toestaan u met bedaardheid te verzekeren dat ik u, vanaf het ogenblik dat ik u heb ontmoet en de proeven van uw zeldzame kennis gezien, beschouwd heb als een parel die de hartstocht moest wekken van alle welgeboren mensen, en waarvan het bezit degenen zou kunnen verrijken die het meest de deugd begeren.
Maar de genegenheid die uw brief in mijn geest had gebracht beperkte zich niet alleen tot mijn belang; ze strekte zich ook uit tot het uwe, en ik zal geen onwaarheid spreken wanneer ik u zeg dat ik u nog meer op het oog had dan mezelf bij de wens dat u evenzeer geacht zou worden als u verdient. Dat verplichtte me, vanaf het begin van het afgelopen jaar, u aan te sporen om voor de ogen van alle deskundigen de ontdekking te bekrachtigen van uw satelliet van Saturnus, en de werkelijke toestand van het lichaam en de beweging van Saturnus zelf; zaken die op zichzelf zo waardevol zijn door de verte van deze planeet en de moeilijkheid van de waarnemingen, dat als u ze ten einde brengt u ongetwijfeld zonder afgunst geplaatst zult worden onder de beroemdste sterrenkundigen die ooit de hemel onderzocht hebben. Dat verbindt me ook bij u het aanzoek te vernieuwen dat ik u er toen voor gedaan heb, nu ik voortaan — door de twee figuren van de verschijningen van Saturnus op verschillende tijden die u me gezonden hebt — veronderstel dat u vastbesloten bent over zijn werkelijke systeem, en dat u het nog slechts in het licht hebt te geven, zonder dat de bespiegelingen die


1)   Huygens ontving deze brief op 13 maart. Zie No. 474.
2)   Zie No. 415 [<].         3)   Zie No. 459 [<].         4)   Deze brief is niet gevonden.

[ II, 143 ]

anderen gehouden hebben over dezelfde stof doen vrezen voor de uwe, en niet slechts tot op grote afstand het doel naderen dat u hebt getroffen. Om u er nog meer toe te brengen, u moet weten dat op dezelfde dag dat mijnheer Tassin me uw laatste brief gaf, hoe slecht ik er ook aan toe was tengevolge van een val die ik had gemaakt op het ijs bij ons, ik hem ging laten zien in onze vergadering bij mijnheer de Montmor aan allen die op het gebied van hetzij natuurfilosofische hetzij wiskundige kennis het meest vermaard zijn in Parijs, en ik kan u verzekeren dat u van iedereen veel toejuiching ontving, en dat allen mij verzochten u te ondersteunen in de liefde tot dit mooie vakgebied, dat u zulke kostelijke en voor het publiek nuttige vruchten deed voortbrengen.
Verscheidenen van hen hadden horen spreken over de uitvinding van dat uurwerk waarover u me sprak, en bezwoeren mij daarvan een beschrijving van u te verkrijgen die het wonder ervan kon laten zien, vooral de heren de Montmor en Thevenot; deze laatste is de neef van de dame 5) die u bezocht met mijnheer Mylon, en over wier kennis u zo voldaan bleef. Als u zowel het ene als het andere doet, zal ik er gebruik van maken zoals ik moet doen voor uw goede naam, en ik zal u er getrouw verhaal van geven.
Ik heb mijn dienaar de kopie 6) laten halen die ik hem liet maken van mijn vorige brief voordat ik deze afsloot, en u vindt deze hierbij; ik was wel verheugd u deze te zenden zodat u de gelijkmatigheid in beide kunt zien van mijn gevoelens jegens u. Sta mij toe dat ik ze vergezeld doe gaan van een antwoord dat ik geef aan onze waarde heer Heinsius, en dat ik u verzoek dat hij dit even zeker ontvangt als u hem een jaar of vijftien maanden geleden al een ander 7) hebt doen toekomen.
Ik blijf met veel oprechtheid

        Mijnheer

Uw zeer ootmoedige en zeer gehoorzame dienaar
Chapelain.        

Parijs, 27 Febr. 1658.

A Monsieur Monsieur Christianus Hugens de Zulichem
        A la Haye.

5)   Mademoiselle Perriquet [<].         6)   Deze kopie is niet gevonden.         7)   Zie No. 327 [<].




[ II, 146 ]

No 470.

J. Chapelain aan Christiaan Huygens.

8 maart 1658. 1)

    Hier is, mijnheer, de kopie die ik heb laten maken van de brief die mijnheer de Montmor me geschreven heeft over de uwe, en waarvan ik dacht dat u meer verheugd zult zijn te zien hoe hij deze geschreven heeft, dan wanneer ik er een uittreksel van had gemaakt zoals ik eerst van plan was. Ik ben ervan verzekerd dat u me bij uw antwoord een mogelijkheid zult geven, hem te laten zien dat u geraakt bent door zijn hoogachting en dat u acht geslagen hebt op zijn belangstelling die voor u


1)   Deze datum volgt uit No. 478. De brief staat op de achterkant van de volgende kopie No. 471.

[ II, 147 ]

zo eervol is. De hertog en 'pair' over wie hij spreekt is mijnheer de Luynes, zoon van wijlen de grootofficier de Luynes. Ik verwacht, tot hun voldoening en voor uw roem, bijzonderheden over uw Saturnus en over de kunstgreep van uw uurwerk, voorzover u ze ons kunt geven, en ben geheel de uwe, enz.




No 471.

H. L. H. de Montmor aan J. Chapelain.

28 februari 1658.   Aanhangsel bij No. 470. 1)

Parijs, de laatste van februari 1658.

    De brief 2) die u me hebt meegedeeld leek me zo elegant en zo wetenswaardig dat ik er een kopie van heb willen maken. Ik geloof dat u zult goedkeuren dat ik deze vrijheid genomen heb, en dat ik dit nieuws doe toekomen aan een doorluchtige eenzame hertog en 'Pair de France', die tegenwoordig waarnemingen doet met mijn kijker. Ik had vroeger mijn gedachten geuit betreffende het systeem van Saturnus aan mijnheer Gassendi, over de verschillende waarnemingen die hij ervan gedaan had, en over wat ik ervan gezien had. Maar hij heeft nooit iets ter verklaring willen uitspreken, omdat hij niet de gehele omloop van die planeet had waargenomen. Ik twijfel er niet aan dat uw vriend, die zo gelukkig was de maan al ontdekt te hebben, ook het voordeel zal hebben de redenen voor dit verschijnsel te vinden, die ik zeer gaarne wil vernemen. Hij zou ze kunnen toevertrouwen aan uw eerlijkheid en oprechtheid, die overal bekend is. En ik acht ook niet dat hij te vrezen heeft dat er hier van die planetendieven zijn, zoals in Duitsland*), die zelfs
1)   Deze kopie is van de hand van J. Chapelain.         2)   Brief No. 459 [<].
[ *)  Misschien: Rheita, Novem stellae circa Jovem visae, circa Saturnum sex ... Gassendi, 1643.]

[ II, 148 ]

de landen van Jupiter en van Saturnus betreden. Wat mij betreft, hoewel mijn kijker van dertien of veertien voet me deze maan nog niet heeft laten zien, houd ik deze waarneming voor waarachtig, wegens de achting die ik heb voor de kennis en de werkkracht van uw vriend, die veel voldoening moet hebben als eerste een waarheid ontdekt te hebben die voor de sterrenkunde zo belangrijk is. En hoewel ik hem niet ken, van u kan hij vernemen dat ik deelneem in de vreugde die hij erover moet hebben. U zult me verplichten als u deze moeite neemt. Deze ontdekking van het koninkrijk van Saturnus zal bij de een of andere prins de begeerte wekken de regering te herstellen van dit door dichters zo geroemde rijk [^]. En ik heb me er niet van kunnen weerhouden de wens uit te spreken met deze verzen:

Door nieuwe kunst onthult Saturnus' rijk aan aarde
    Huygens, van batavengrond het grootste sieraad.
O wie zal weer 't Saturnusrijk aan aarde geven?
    Dàt werk wacht slechts u, o koning Lodovicus.

    We moeten het verwachten van de goedheid van God en van onze koning.
    Ik zal u laten zien alle figuren van Saturnus, waargenomen door wijlen mijnheer Gassendi, en mijn gissingen die ik toen schreef, het zou nu te lang zijn om te schrijven.
    Ik verzoek u bij uw vriend op te helderen of de 1e figuur van Saturnus precies weergegeven is, en of de streep die links staat een of ander verschijnsel is in het lichaam van de planeet, dat aangeeft dat de genoemde planeet boven dit linkerhengsel is.
    Als u ook enige beschrijving van het uurwerk kunt verkrijgen, zal dit een aangenaam gespreksonderwerp zijn.




28 maart 1658




Home | Christiaan Huygens aan J. Chapelain, 1656- (top)