Uittreksels, overzicht , Huysbouw-1 , -2 , -3 , Singconst
Tome II: 1619 - 1627, Appendice I
UittrekselsDe andere bronnen zijn: MP - Hendrik Stevin, Materiae politicae (Leiden 1649), Ms - handschriften Kon. Bibl. Den Haag, 3 delen, Hendrik Stevin, WB - Hendrik Stevin, Wisconstich Filosofisch Bedryf (Leiden 1667), met Plaetboec (1668), (nu kende hij Beeckmans notities [<]), BdH - Bierens de Haan, uitgave (1884) van de Singhconst en Van de Molens, uit door Constantijn Huygens nagelaten handschriften. Beeckmans uittreksels beslaan fol. 198v - 224v en 225r - 233v. De teksten van de laatste schijnen eerder op losse bladen geschreven te zijn, en omstreeks 1626 overgeschreven door de kopiist met het gotische handschrift [<]. De Waard zet ze hier vooraan (er staat een datum in: 29 juni 1624 [>], die valt voor de begindatum van de andere serie, 18 sept. 1624 [>]). ]
Overzicht
A. Huysbou
Fol. 225r, r1-17, 17-28. (III, 4. Vant cieraet der gevels. VI, 7. ... in camers of percken ...) Ook in Materiae politicae van Henrik Stevin, zie de inhoudsopgave. |
Niet uitsteken
Het sant welt als het onderst water hoogher is dan de grachten, daert sandt in welt. [ < ]
Betere baksteen
Trap
*) De Waard plaatste deze notitie en enkele andere op p. 297, als zijnde B.'s eigen overdenkingen tijdens het lezen en bij het maken van de inhoudsopgave (beëindigd op 26 juni 1624).
|
BrugKurck- ende biesbruggens kracht.Een stuck van de cleyne kurckbrugh is lanck 10 voet, breet 9 voet, dick 7 duym, groot 17 1/2 voet. Weeght droogh 366 lb. Daer connen op staen 6 man, droog synde. Een cleyn stuck van de biesbrugh is langh 9 voet, breet 4 1/2 voet, dick 8 duym, groot 27 voet. Weeght droogh 200 lb, nat 472 lb. Daer connen op staen, droogh synde, 6 man, nat synde 5 man.
MetselspecieIn tras legghen.Om kelders in tarrast te leggen: Men leght eerst sandt, daerna een bedde van calck, daerop leght men dropsteen in tarras, seven steenen hoogh, ende ondertusschen viermael overal met tarrast. | Tarrast versteent wel int water alst niet geduerich door en loopt, in ses weken; buyten twater in veerthien dagen.
Huysbou 2
Men rekent een uyre gaens 20 000 voet. Een parasange was 18 750 voet, want sy doet 30 stadien. Een halve stadie doet 125 passen; een passus doet 5 voet.
MetselenMoortel.Een droppel sweets is beter in de moortel dan een eemer waters. Nochtans alsmen t'moortel te veel bearbeyt, soo wortse waterachtiger dan mense verarbeyden can. Wat raet? Men sal beginnen de moortel te maecken een maendt eer mense besight, mengende calck, sandt en water naer behooren, ende sooveel als men van doen sal hebben. Ende daernaer alle dagen eens omwercken. Hiermede drooght het water uyt ende wort gesmy ende vet.
Groote wercken moet men lancksamelyck opmaken, alsoo dat de onderste lagen drooghe syn eermen daervan nieus wederom op werckt. Want de vochticheyt van de bovenste kalck dringht door tot beneden ende houtse soo weeck dat het sticht wel somtyts valt. Men weet dat de lage droogh genoech is alse begint te schimmelen.
Om te stoppen een splete in tarrast, daer water door compt, men sal nemen evenveel roomeny, dat mael sooveel ongeblust, ende cappelingh van botermelck, dat men boven met een lepel van de melck sal scheppen alse begint te sien. Ende maken daeraf een pap.
SteenSteen hoedanich.Huysen van backsteen syn beter als ander tegen den brandt; sy en springen niet in stucken als int vier gemaeckt synde. | |
Ick soude voor goet verstaen backsteen soo groot ende swaer te maecken als een man bequamelick verleggen conde, als van 50 of 60 pont, want het soude stercker werck syn.
Nieuwe mueren, aen oude gewrocht, worden altyt wat leeger, niet omdat de gront synckt (want de onderste joincturen kommen best overeen), maer omdat de mortel krimpt. Daerom sal men de moortel wel bearbeyden ende dan daerop leggen ende groote steenen maecken, of die aeneen maecken met gegoten loot in plaets van moortel.
Doornixe calck is de beste, omdat het aen de steen harde vereenicht; daerna Maeskalck, dewelcke gemaeckt wordt van blaeuwe ende witten arduyn. Maer Leydtse calck, gemaeckt zynde van gebrande zeeschelpen, maeckt vochtige muyren om de souticheytswille.
Baksteen en hout
|
Hout conserverenHoudt goet houden.Tegent splyten van houdt bestryckt ment met vuyle oly ende smeer; men legget buyten de son ende wint, niet op malcanderen; men begravet in het sandt. Het houdt wordt oock van de kalck opgegeten. Daertegen bepeckt ment sooverre, of men legget in een gehouwen steen. In drooge moortel ist beter dan in natte.
IJzer smedenYser wellen.Wellen is yser aen yser smeden. Het moet heet genoech syn, twelc men merckt aen seecker blaeuwicheyt; anders en hecht het niet, maer al te heet verbrandt het ende wordt broos ende bedorven. Spaensch yser is het taeyste ende beste, doch ondicht ende niet suyver. Naems yser is het suyverste om te vylen, maer anders het brooste. Hierlandts is beter, oock beter dan Sweets.
Peillood
De kisten, daermen te Dansick in de riviere de hoofden van maeckt om diepte te crygen, syn lanck 42 voet, breet 30 voet. | [<,>]
PleisterenPleysteringh of leemplacken.Pleysteringh (seght de pleysteraer) wordt gemaeckt van cley met calverhaer ende geraept hooy, lanck 5, 6, 7 of 8 duym, gemenght. Dat stryckt men tegen de solder; daerop nagelt men wilge latkens, daerop stryckt men dan witte Doornixen calck, gemenght met wit calverhaer ende noch wat anders (dat de pleysteraer niet noemen en wilde). Daerna boetseert men daerop alst wat drooge is, doch soo dat men de calckxgroeven tot in de kley douwen can. Alles hout aeneen door het hayr, maer men moet het kalck hier ende daer douwen in de kley. Huysbou 3GrondSandt onder water is vaste gront.Sandt onder water liggende, maeckt vasten grondt, want het water vervult de ledige plaetse tusschen de sandekens soodat het geperste sant niet wycken en can. |
Men vint sandt daermen qualyck met scherpe schuppen in geraecken can. Men moet de heypalen door het drooge sandt slaen tot in het harde.
t'Gerief wort voor het moy gepresen.
BronputtenBornputten.De bornputten worden best met hardtbacken steen ende trast omsedt, opdat het water van onder door het quelmsandt, ende niet van tersyden door modderige grondt, daerin comen soude.
De vont van booren*) in de grondt bestaet voornaemtlyck daerin dat men den put altyt met water opvult hooger als het onderweerst water, want alsoo en can de gront niet weder opcomen. Aldus can men oock dieper grachten maken met bagger onder water dan met dat uythoosen. Dit water soo hooch in de put staende, hout het sandt aen de syden des geboorden puts staende doordien datter veel meer persinck is van binnen dan van <buyten>. Besiet het Waterwicht.
*) In 1605 was te Amsterdam een put geboord van 232 voet. Constantijn Huygens schreef hierover, met o.a. een vertaling van deze notitie, aan Mersenne (26 aug. 1639 [No. 2215], 1 april [2335] en 3 juni [2387] 1640), en deze publiceerde erover in Cogitata physico-mathematica (Parijs 1644), 218-220. |
Het water, dat uyt desen geboorden put quam, was bequaem om te brouwen. Dit water compt te staen in de put 1 1/2 voet hooger dan het gemeyne water des grachts, loopt altyt gelyck een fonteyne. D'oorsaeck schynt dattet land vanwegen de hooghe wateren hooger doorweyckt synde dan het gemeyn water, daerom hooger uyt can loopen.
Schoormuren
Steen of houtHet hout splyt van de sonneschyn, gelyck het kley voort vier, om het haestich uytgaen van de vochticheyt uyt het uyterste; soo wort het uyterste minder ende en kan het binnenste niet vatten. Daerom splyt het. Maer buyten sonneschyn drooget van binnen ende van buyten samen. Daerom leyden de Egyptenaers het nieu gehouwen hout een jaer lanck onder het sandt. |
Alle verkouwende wateren vercleynen, ende daerom is het vervrosen water cleynder dan doent vlietich was, waerdoor glasen etc. met water omstucken breken in de vorst. [<]
|
A is crancker als B, want efg uytgehouwen synde, is B gelyck A. Hout
Houdt aeneen can meer dragen als gescheyden, als blyckt doen ick aen twee stocken gewicht hinck totdat se braken. Daer sagh ick hoeveel meer als dobbel gewicht datter hangen konde aent heel houdt dan aent geclooven [>]. Alsoo ist oock best in de overwelfselen sommighe stercke bogen te maken.
Overwelfsel |
groot is. Oock syn de boghen eens overwelfsels, de rechte linie naest wesende, de cranckste, alsoo dat rechte linien, streckende lancx de cruyn des overwelfsels, dit geen sterckte, maer beswaringhe geeft, gelyck men in veel keucken siet.
BalkenBalcken verrotten aen de eynden in de muer.De eynden der balcken, soo verre sy in de muyr steken, verrotten wel tot de gront toe in 60 jaeren van wegen de scherpe bytende intreckende vochticheydt des nieuwen moorters. Misschien is dit te helpen, soomen die eynde bestreke met spiegelherst, gelyck men sommige bierkitten doet.
Daken
|
Fol. 232v, r23-25, r26 (marge: "Suyvel quid". VII, 3; Ms KB).
Stad
B. Spiegheling der Singhconst
Fol. 228r, r13-28 (marge: "Tonorum musicorum proportio Stevini"). Vgl. p. 292. Van de 'Singconst' zijn twee versies gepubliceerd door Bierens de Haan.
Octaaf
StemVocis natura.Gelyck men spreeckt met uytgaende locht, so kan men (doch niet sooveel) spreken met ingaende locht.
|
F is t'geluydt des blasens tusschen de onderste lippen ende de bovenste tanden. H is mede geblasen ende ontfanckt haer geluydt in de kele. Chi tusschen t'verhemelt ende acherste van de tonghe, oock een geblasen letter. Ons geluydt chryght verscheyden plaetsen der verstoppinge, als in de kele, daer men A mede seght, etc.
KwintQuinta vulgaris falsa probatur.Dat de reden der vyfde van 3 tot 2 valsch is, soude blycken, indien men songe ut sol re fa ut geduerlyck, men sal allancx soo hooger commen; ende soo men songe ut fa re sol ut allancx hoe leeger. [<]
Muzikaal gehoorLuitBanden van de luyt wel te legghen.De oude gewoonlycke maniere van 12 banden op de luyte te leggen [<]. |
Die moeten noodtsaeckelyck gelyck syn of men soude dickwils moeten gebruycken de cleyne halftoon in plaets van de groote; insgelyckx quade vierden ende vyffden, in plaets van goede, gelyck claerlyck uit de voorgaende figure te sien is, welck ick meen te syn de snaren van de luydt (seght Abraham Verheyen*), organist van Nimmegen).
*) Van hem is een brief aan Stevin bekend. In 1628 schreef Beeckman over hem: "nu overleden synde" [>]. |