J. Wiessel 1) aan Christiaan Huygens.28 november 1654 a)Deze vertaling is in Leiden, coll. Huygens. 2) 28 Nov. 1654. aengaende de Verkyckers gemaeckt op de nieuwe manier met 6 glasen. Daer sijn 7 pypen die in malkander schuijven, en 6 glasen. het voorglas, (objectivum) is voor in de kleynste pijp ingeschroeft. daer nae volgen 4 ocularia: het eerste is in het derde stuck ofte pijp D, het tweede in het vierde stuck C, het derde in 't vijfde stuck B, En het vierde ocular glas in het 6te stuck A; ende sijn tusschen houte ringhen in dier voeghen ingeschroeft dat de verheven zijden van de glasen binnen in komen, en de vlacke naer het oogh toe. Als nu alle de glasen gelyck geseght is en wel afgeveecht ingeleght worden, soo treckt men alle de stucken uijt malckander tot aen de swarte ringen, ende men set het oogh aen het kleijn gaetjen in de leere pyp; en siende door alle heen, soo sullen sich de objecta vergrootten en seer klaer verthonen. Ende dit is de stellingh bij daegh over landt. Men sal oock van al de pypen de swarte linien over een doen komen gelyck of het een doorgaende linie waer. Wil men nu de son observeren, soo moet het Sonnenglas voor in de leere pyp achter het kleijn gaetjen ingeschroeft werden, en soo door gesien; soo sullen sich de sonnevlecken dewelcke somtijts in de son gesien werden, claer aen 't oogh vertoonen, ende men sal konnen aenmercken haer uijt et [en] ingangh. En dit is de tweede stellingh om de son te observeeren.
sterren te sien. Hier toe werdt het sonnenglas uytgeschroeft en aen d'een sijde geleght want het is tot dit gebruijck niet noodigh. Ende men laet alleenlijck de verckijcker gelijck in de voorighe stellingh bij daegh over landt, en gebruijckt hem so om de mane en andere planeten te sien. Doch door den langhen sterrebril (sternrör) veel grooter. Wil men dan veel sterren te ghelijck sien, soo leght men het lederen stuck als oock dat van A aen een kant, en gebruijckt alleen de overighe 5 stucken met haere glasen, 1) Johann Wiesel was opticus en kijkerfabrikant te Augsburg. [Zie T. 13, p. 598. Inge Keil, Augustanus opticus: Johann Wiesel (1583-1662) und 200 Jahre optisches Handwerk in Augsburg, 2000.] a) Gesonden aan Neef D. de Vogelaer [<] door Wieselius [Chr. Huygens]. [ Deze beschrijving wordt genoemd in een brief aan broer Lodewijk, 3 mei 1661, zie T. 4, p. 125.] 2) Het Duitse origineel is niet gevonden. [De vertaling is van Chr. Huygens, volgens No. 208, n.1.] |
[ 309 ]
dan alleen treckt men het stuck B tot aen C, en C tot D, en D tot E, en E tot F, en hiermede is hij gestelt om veel sterren te gelijck te sien. Het oogh wert aen de pijp B aengeset, en soo door gekeken.
om dicht bij gelegene en kleine objecta te vergrooten.
Tot dit gebruyck blijft de kijker gestelt gelijck hier te vooren om veel sterren te sien, blijvende de stucken B, C en D bij haer letteren; dan die andere twee stucken E en F worden verder uytgetoghen tot aen de twee geteeckende Oen. hier mede is hij tot de naer gelegene objecten gerecht. Vorders leght men den kijcker dus gestelt sijnde op twee schragen ofte stutten dewelcke ter syden gaffelen (neben zu gablen) met stelschroeven hebben, sodat men die hoogh en leegh stellen kan en recht tegen over het object leggen. en met de stelschroeven vast maecken, dat hij niet en waggele. Dan leght men het oogh dicht aen het glas in de pijp B, en men siet nae het object; (das perspectiv gemähl) het welck niet boven een voet groot in 't vierkant moet sijn; soo sal sich alles miraculeuslyck vergrooten en groote genught geven. Men moet die schilderij met de vier hoecken met was soo aen de muer placken datse het onderste boven stae, alsdan sal desen kijcker de schilderij weder recht setten datse alsoo gesien sal werden. De distantie tusschen den kijcker en de schilderij is 13 ellen en 19 Zoll, gelijck ick met een bijgeleghden draet aengewesen heb, dewelcke met het een endt aen de schilderij gehouden moet werden en met het ander raecken aen 't voorste gat daer het groote glas in leght. soo spaert men veel moeyte die men anders soude hebben met de rechte distantie te soecken. Den kijcker van 3 voet, als oock die andere 2 van anderhalve voet sijn op de pijpen met swarte ringhen geteeckent. de andere van swarten hoorn een span langh, hebben elck de knop daer het verkleinglas in leght met een schroef gemaeckt, sodat mense naer een iegelicks gesight een weynigh langer of korter kan schroeven. Nota. Als de glasen door langdurigh gebruijck eenigh stof laeden soo sal mense uytschroeven, en met een schoonen doeck afvegen en elck weder op sijn plaets leggen en toeschroeven, doch weder soo, dat de bolle syde van de glasen in de pijpen inwaerts kome, en de vlacke nae het oogh toe. Soo doet Johann Wiessel Augustanus, |
[ 310 ]
J. Wiessel aan Christiaan Huygens.[12 december 1654.] 1)De brief is in Leiden, coll. Huygens. Macroscopije.*) Erstlich ist dieses Instrument von 3 rören oder bucszuegen, wie auch von 3 gläszern eingerichtet, dasz erste glasz ist im lederen ror zwischen schwartz horn verschrauffet, dasz andere gröszere glasz ist im ror A. von innen zwischen einen hülzenen ring also verschraufet, dasz die höche desz glaszes hienein: und die fläche gegen dem Aug zue, schau thue. Undt dasz drithe gläszken alsz dasz obiectivum ist im ror B. unden am rothen Carthonen schraufen. zwischen schwartz horn verschraufet. Wann nun alle gläszer mit weiszer Leinwath wol abgesaubert undt ieder an seinen orth eingelegt und wider zue geschraufet worden, so soll man alle rören, wie auch den Carthonen rothen schraufen bisz zue den gemachten schwartzen ringen iust auszeinander also richten, dasz die lange schwartze Linien auf den 2 Auszhängern und die guldene schriff auf dem ledernen ror fein auf ein ander folgen, alsz ob es nur ein eintzige Linien were, alszdan nimbt man mit dem ersten finger dasz Meszene schüberken bej dem Knöpfke ziehet esz hein undt herr, bisz dasz jenige so man sehen will, iust in mitten desz centri zue stehen köme, dasz ist wan die mitte eines jeden dinges, zwischen den beiden Punctken uf dem Masz neben dem schüberken gesehen würdt, welche dasz rechte centrum andeutet, undt truckest dasz aug wol gegen dem glasz im lederne ror hienein, so wurde man alles niedergelegte übernaturlichen weise ergröszen, dasz man die Wundern der Natur: auch bej den aller kleinesten staüblen, an formb und gestalt den augen vorstellen kan, Esz ist auch in acht zuenemen, wan man dasz Instrument wider in dasz futral einthun und aufheben will, dasz der rothe Cartonen schrauf nit gantz hinunder bisz uf dasz jenige, so zu sehe, geschrauft und alles zu nicht gemacht werde, und dieses wohl observiren das der tag fein auf den fusz und die jenige sachen so man sehen will scheinen thue welchesz dan der gebrauch selbster lehren wurde. Johann Wieszel Augusta- 1) Deze datum staat in de vertaling, No. 208. [ *) 'Macroscopium' ook bij Constantijn Huygens in brief No. 213. En zie Inge Keil, Augustanus Opticus (2000), p. 91.] |
[ 311 ]
J. Wiessel aan Christiaan Huygens.12 december 1654.Deze vertaling van No. 207 is in Leiden, coll. Huygens. 1) 12 Dec. 1654.
Eerslijck is dit instrument bestaende uijt drie buijsen ofte pypen die uyteengetrocken werden; desgelijx van 3 glasen toegestelt. het eerste glas is in de ledere pijp tusschen swarten hoorn gescroeft. het andere grooter glas in de pyp A van binnen tusschen eenen houten ringh in dier voegen ingescroeft, dat de bolle sijde van 't glas binnen de pijp inwaerts, en de vlacke naer het ooghe toe kome. Het derde glas dat dichtst aen het object staet, is in de pijp B, onder aende roode caertpapiere schroef tusschen swarten hoorn geschroeft. J. Wiessel. Aug. Opticus. 1) Deze vertaling is van Chr. Huygens, evenals die van No. 206. [ Zie T. 13, p. 676. Keil, p. 149: Museum Boerhaave heeft een replica van deze microscoop (1954), hoogte 40 cm en diameter 14 cm. ] |