No 274.
R. Paget aan Christiaan Huygens.[maart 1656.]Aanhangsel I bij No. 273. Dit geschrift is in Leiden, coll. Huygens.
Nobilissimo Eruditissimoque Juveni Viro,
Die bij Saturnus een nieuwe dwaalster, die hij een Maan noemt, |
Ach wat een holle verstanden van zieners! Die alles een puinhoop Vonden in 't jaar, waarin schittert een Maan die toch nieuw is. Onverdiend wordt nu de huidige wereld der ouden beschuldigd, Om nieuwe vondsten de tijd voor de sterken geprezen. Juist is de Kijker-maker bezongen, met gunstig gesternte, Die voor het eerst begeleiders van Jupiter toonde. Wat zijn we u dan verschuldigd, die zelf en ook eigenhandig Vormend de glazen nu daarmee reikt naar de verte? Van die Saturnus een zwerver gevolgd, in de kring van de Hoogste, En het gezicht, en naar vaststaande wet de beweging. Als u, nog baardloze Huygens, ons zulke dingen onthult, Wat dan als grijsaard (ik bid dat het kan) zult u geven? Wat voor een wens u te zingen? Of na wat gedaan en voltooid is, Sterren veel mooier nu, ga dan tot boven de sterren. Die ons de ladder laat zien, waarmee we door hogere sferen Hem die het glas heeft geschapen, en geeft, goed bespeuren. Groot is hij zeker! Ach onze kleinheid! Hoe strak zijn de grenzen Die onze lichten van lichaam en geest toch beperken! Hoeveel ontging de bewoners van Aarde, ontgaat nu, ontgaan zal! Hoeveel verbazends ligt open voor Hemelbewoners! Dit moet de geest overwegen, als d' oogappel kijkt naar de hemel. Zo strekt verstand met geluk zich uit tot de sterren. |
Van deze Muzen een nooit gelukkige, allang niet regelmatige beoefenaar, Bezong ik gelukwensend het nieuw gevondene |
R. Pagetius. |
[ Robert Paget was predikant van de Engelse kerk te Dordrecht van 1638 tot 1684. Hij was zeer geleerd (Disputatio, 1632), en bevriend met de gebr. de Witt. John Paget (ed. R. P.), Meditations of Death, Dort 1639, Meditatien van de doot, 1641, 1661. G.D.J. Schotel, Kerkelijk Dordrecht, I (1841), p. 457 (onjuist: Lydius 1668). 't Verheerlickt Nederlandt (1668), p. 5: 'Gratulatorium ad ... Cornelium de Witt (p. 3: Andreas Colvius). Swart toneel-gordyn, 2 (1677), p. 46: 'De Scypho', over de beker voor Corn. de Witt, 1667.]
|
R. Paget aan Christiaan Huygens.Aanhangsel II bij No. 273.Dit geschrift is in Leiden, coll. Huygens. Vers te verbeteren in het Gedicht dat naar de heer Chr. Huygens is gezonden. |
En het gezicht, en naar vaststaande wet, de wegen |
Of, als dit meer bevalt, |
En afwisselend, naar vaststaande wet, de keren. |
Of, als u iets weet dat beter is dan deze, |
De glasheldere vullen, enz. |
wanneer dat gedicht tenminste van zoveel waarde is, dat het nog steeds bewaard kan worden. Briefje aan de heer Colvius gegeven, toen hij zei dat hij naar Den Haag zou vertrekken, maar van de voorgenomen reis werd hij afgehouden. |
R. Paget aan A. Colvius.[maart 1656].De brief is in Leiden, coll. Huygens. Reverende atque amicissime Domine Colvi. Om ervan te getuigen hoeveel indruk op mij is gemaakt door het blad dat om veel redenen heel welkom was, met echt nieuws van de sterren 1), dat u mij op verzoek van de weledele schrijver 2) hebt gegeven 3), heb ik dit Gedicht 4), hoe het ook is, uit ons wel onvruchtbare en armzalige dichtadertje laten stromen; of liever, wat onze traagheid bij dit soort dingen is, druppelsgewijs er uitgeperst. Als het u niet volkomen onwaardig lijkt voor zijn ogen, bied ik het aan als tegengeschenk, in ruil voor de ontvangen attentie, om met uw brief aan hem over te brengen. | |
Wat als deze heel voortreffelijke held, trouw aan zijn zeer milde belofte, ons hier ook eens toeschouwers maakt van die geheimen, die hij als eerste aan het licht begon te brengen; zodat we onszelf met datgene waarvoor we hem nu met genoegen en terecht bedanken, blijvender kunnen vermaken. Aangezien immers onze Calthof 5) zijn Telescoop heeft weggezonden naar een ander*), heeft hij die hoop in rook doen opgaan, tenzij we de aangeduide goedgunstigheid deelachtig worden. Als mij maar geschikte lenzen gestuurd zouden worden, dan zou ik ervoor zorgen dat een kijker van twaalf voet onder leiding van de genoemde Calthof hier voor eigen kosten gebouwd werd. Maar dit is alleen voor uw oren. We zullen een andere keer uitgebreider en samen nagaan, hoe we deze wens in vervulling kunnen doen gaan. Ondertussen wens ik u sterkte, het ga u goed, en blijf genegen aan | |
Tuum | |
R. Pagetium.
| |
1) 'De Saturni Luna Observatio Nova' (zie brief No. 267, n.1). 2) Christiaan Huygens. 3) In een brief van 18 maart 1656 ... [in T. 22, p. 781]. 4) Colvius liet dit gedicht (No. 274) op 29 maart 1656 door zijn zoon N. Colvius aan Chr. Huygens sturen [zie No. 273]. 5) Calthof [<] woonde in Dordrecht, waar R. Paget en A. Colvius predikanten waren. [ *) Naar de Keurvorst van Mainz, volgens No. 273, van 29 maart 1656.] |
[ 471 ]
Christiaan Huygens aan R. Paget.[juli 1656.]
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens. Christianus Hugenius S. D. Al lang had ik u dank behoren te betuigen, weledele heer, voor die zeer elegante verzen 1) waarmee u mij lof hebt toegezongen voor het vinden van het nieuwe hemellichaam; als ik niet van mening was geweest dat woorden weinig zouden zeggen, wanneer de mogelijkheid gegeven werd op enige manier met de zaak zelf van een dankbaar gemoed te getuigen. Ik schrijf het toe aan de zeergeleerde Colvius [<], dat uw wens mij bekend is geworden 2), ja dat de herinnering aan het beloofde weer bij ons opkwam, die al bijna geheel ontsnapt was. |
Aanvaard dus deze lenzen, met onze hand bewerkt, en helemaal gelijk aan die met behulp waarvan we de maan van Saturnus het eerst hebben gezien.
Wanneer u een buis laat maken, denkt u er dan aan dat deze op zijn minst tot twaalf voet uitgetrokken moet kunnen worden. Eveneens dat hij geheel recht is, en van binnen zwart en donker, wat u bereikt met wat dikker papier doortrokken met inkt, waarmee hij van binnen volledig bekleed moet worden, tegelijk met het vastzetten van elk onderdeel met lijm. Maar hier kunt u toch Calthof goed raadplegen, als hij zich tenminste nog herinnert hoe die buis was die hij van ons heeft gekregen. Laat voor de grootste lens een opening zo groot als we hiernaast hebben weergegeven*), en volgens dezelfde maat moeten de overige tussenstukken open zijn, die binnen de buis geplaatst worden in verband met het verduisteren, waarvan er tenminste twee of drie nodig zijn. De kleinste lens moet helemaal niet afgedekt worden, en met het midden ongeveer twee duim van het oog af staan. Hoeveel deze van de grootste lens verwijderd moet zijn staat niet vast; want het hangt af van de veranderlijke afstand van wat er bekeken wordt. Ja zelfs ook van de glans. Aangezien u zult ondervinden dat voor het scherp bekijken van Saturnus een wat kortere buis nodig is dan voor de Maan, terwijl dit toch in verhouding van de afstand heel weinig uitmaakt; maar bij dingen die niet heel ver verwijderd zijn varieert de lengte nogal wat. |
Een ding is er nog waarop ik u opmerkzaam wil maken, namelijk dat deze grotere telescopen alleen voor de hemel bestemd zijn, en daarom is er geen bezwaar dat ze wat gezien wordt omkeren; maar overdag hebben ze bijna geen nut, behalve om zonnevlekken waar te nemen, zodat ze voortreffelijker zullen zijn dan die, welke 5 of 6 voet niet te boven gaan, ook al zouden deze alles rechtop weergeven, wat u naar ik meen niet onbekend is.
1) Zie stuk No. 274. 2) Zo'n brief is niet gevonden. [ *) Deze figuur (HUG 45) staat ondersteboven in Oeuvres Complètes.] |
[ 472 ]
Dus afhankelijk van wat het is dat u in ogenschouw wilt nemen, is het nodig de buis geleidelijk te verlengen en te verkorten met het oog tegelijk erbij, zodat hij tenslotte in de meest geschikte stand kan worden gehouden; hiervan de oorzaak te vinden is niet heel makkelijk. Wanneer u naar de zon wilt kijken, moet u een vlak glas bijvoorbeeld een stukje voor een spiegel beroeten door het enige tijd in een kaarsvlam te houden, en daarop vervolgens een ander stukje zetten, eraan gelijk maar schoon, en zo vastmaken dat dit het beroete oppervlak niet raakt; op deze manier zal dit onbeschadigd blijven. En het zo toebereide glas moet zo dicht mogelijk bij het oog gehouden worden. |
Zodra dit alles voor u naar wens gelukt is, wilt u het dan alstublieft ook aan de heer Colvius leren; aan hem zenden we een ander paar glazen als gift [<]. Het ga u goed.
|
[ II, 17 ]
R. Paget aan Christiaan Huygens.16 maart 1657.
Nobilissime & doctissime itidemque amicissime Domine Hugeni, Als aan een langdurige en wel schandelijke stilte de waardering van een bewezen dienst afgemeten moet worden, kan ik niet de blaam afwenden een zeer ondankbaar man te zijn: na een uitnemend bewijs van uw vrijgevigheid te hebben ondervonden, heb ik daarvoor tot nu toe geen enkele dank betuigd. Het zou lang duren alle omwegen van het talmen na te lopen, en ik beken dat ik met het verhalen ervan mezelf niet geheel en al van schuld vrij kan pleiten; |
[ II, 18 ]
zodat het beter is met een oprechte erkenning van de fout vergiffenis af te smeken bij iemand die welwillend en vriendelijk oordeelt, dan onschuld voor te wenden door verdediging met onbeduidende verontschuldigingen. Wat al lang gedaan behoorde te zijn, daar kom ik nu aan toe: rekenschap geven van wat er bereikt is met de lenzen die mij met ongewone welwillendheid gegeven zijn. |
Nadat ik een vakman gevonden had die in eigen handwerk niet onkundig is, maar in de Optica een te onbuigzame dilettant, heb ik pas na vaak hernieuwde instructies en na steeds weer veranderen van wat hij had gemaakt, gedaan kunnen krijgen dat hij voor mij een buis vervaardigde volgens de voorgeschreven regels. Die is gebouwd van met tin bedekte ijzeren platen, en we hebben hem zo verdeeld, dat het langste deel (dat de grootste lens heeft) ongeveer elf Rijnlandse voet lang is; het andere is van een voet, en uitneembaar, en dient om met vrij weinig moeite de buis te verlengen of te verkorten. De langste buis heb ik, om te zorgen voor de rechtheid, en om hem meer te beveiligen tegen stoten, vastgemaakt aan een houten balkje van ongeveer dezelfde lengte, maar met een dikte van bijna twee vingers, zodat hij zonder problemen gehanteerd en verplaatst kan worden. Het onderstel heeft een ijzerwerker gemaakt volgens het voorschrift van Calthof, zodat hij niet moeilijk in een willekeurige stand is op te stellen. Nu krijgt u wat ik, voorzien van deze hulpmiddelen, heb waargenomen; hrt is deels meer, deels minder dan wat ik gehoopt had. |
De maanfasen worden zeer scherp en duidelijk voor ogen gesteld, met verlichte stukjes in het donkere gebied, inderdaad een aangenaam schouwspel. Het lijkt me dat ik alles wat Hevelius op zijn kaarten in Selenographia heeft getekend vrij nauwkeurig in het oog gekregen heb, uitgezonderd enkele kleinere dingen, zoals het eiland 'Alopecia' in het 'Palus Moeotis'*), &c. Jupiter, opkomend bij zonsondergang°), met de satellieten: de eerste zag ik met een zo wijde en afgebakende diameter, en de laatste enige malen alle, zo duidelijk, dat ik wel dacht overvloedig en meer dan naar wens tevreden gesteld te zijn. En er was niets van deze aard dat ik meer wenste, dan dat de gelegenheid geboden zou worden door dezelfde buis de overige planeten te zien, vooral Saturnus. Hem heb ik in de ochtenduren met mijn telescoop tamelijk dikwijls opgevangen. Wat ik echter niet zag: ook al was hij van tijd tot tijd met een wat langwerpige vorm te zien, en ook al vermoedde ik dat er een of ander sterretje bij was, toch zou ik niet iets zekers durven uitspreken over wat ik gezien heb, noch over nevenstaande armen of hengsels, noch over de satelliet die door u voor het eerst is waargenomen. |
Hierop nam de brandende begeerte om waar te nemen af, en werd, om niet mijn onbekwaamheid of tegenspoed bekend te moeten maken, het voornemen terug te schrijven verder uitgesteld, totdat ik bereikt zou hebben wat ik het meest verlangde (want de hoop het te vinden had ik nog niet geheel opgegeven). Ondertussen hebben gewichtiger bezigheden, en het grotere aantal preken dan gewoonlijk (rondom het feest van de Geboorte en wat volgt), enige weken ongesteldheid daarna, en een onmiddellijk erop volgende huiselijke zorg en last tengevolge van ziekte en dood van een dienstmeisje, tussen mij en mijn telescoop een scheiding van bijna twee maanden veroorzaakt. |
Nu, weer tot mezelf gekomen en tot die beschouwingen teruggebracht, heb ik de Avondster herhaaldelijk bezocht, met niet geringe hoop dat het zal gebeuren dat hij ons zal verschijnen met toenemende middellijn, en bij de grootste verwijdering van de zon in tweeën gedeeld, en daarna sikkelvormig en gehoornd. Ook van Saturnus, die nabij de stand komt van opkomst bij zonsondergang, hoop ik dat hij, met wat hij bij zich heeft, goed te zien zal zijn. Of op zijn minst wanneer we, door uw nieuwe en nauwkeuriger 'Saturnische Astronomie' geholpen en gestimuleerd, ons met versterkte en vastere ijver op die waarnemingen zullen toeleggen. Ondertussen, terwijl ik wacht op zowel een helderder hemel bij geschikte waarnemingstijd, als op de ondersteuning die ik noemde, heb ik het niet zover willen laten komen dat dit getuigenis, hoe het ook is,
[ *) Zie Selenographia, kaart; te herkennen als de krater Picard in Mare Crisium.] [ °) Standen van hemellichamen in het verleden zijn te vinden met 'Sky view café'.] |
[ II, 19 ]
van onze niet geheel en al te gronde gegane dankbaarheid langer op zich zou laten wachten. En dat u dit welwillend en vriendelijk aanvaardt vraag ik u met nadruk,
Nobilissime & Doctissime Domine Hugeni obnixè rogo, Dordr. Mart. 16. 1657.
|