1657-59 | 1660-61 | 1662: aug. , sept. | 1666-67
Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.8 augustus 1662.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
A Paris le 8 Aoust 1662. MonsieurIk schrijf u deze brief om de betuigingen van mijn ootmoedige dienst voor u te hernieuwen, en om u te berichten dat ik in handen van meneer van Zuilichem uw vader gegeven heb een pakket, waarin drie exemplaren zitten van de kleine verhandeling 1) die ik vroeger heb gemaakt over de Natuur van het licht, waarvan ik u 1) Ism. Boulliau, De Natura Lucis, Par. 1638. |
beloofde er een aan u te sturen, en ik verzoek u het te aanvaarden als teken van de bijzondere achting die ik heb voor uw persoon en voor uw verdiensten. Ik verzoek u ook zo goed te zijn mij deze goede dienst te bewijzen: aan meneer Vossius het exemplaar te leveren dat ik hem stuur, en hem ook te verzekeren dat ik zijn ootmoedige dienaar ben. Het derde is voor meneer Hudde in Amsterdam, dat ik u geheel verzegeld en in envelop stuur, opdat u geen andere moeite behoeft te doen dan het naar de post op de Vijverberg te sturen, of langs een andere veilige weg zoals u wilt. Ik zag 2) gisteren om middernacht de nieuwe ster in de hals van de Walvis, die zo mooi is en zo helder dat de Maan me niet belette deze te zien. Hij is 3) in dezelfde toestand als waarin ik hem vorig jaar eind augustus zag. Met uw goedvinden zal ik mijn ootmoedige groeten doen aan meneer uw broer 4) voor wie ik ben en ook voor u
Monsieur Christian Hugens de Zulichem. A la Haye.
2) Het gaat om de ster o Ceti (door Hevelius genoemd Mira Ceti, zie brief No. 872, n.12). Voor het eerst waargenomen op 13 aug. 1596 door David Fabricius, pastor te Resterhafe; verdwenen in okt. 1596, maar door Fabricius teruggevonden in 1609. Kepler zocht ernaar zonder succes in aug. 1609. Later vergeten totdat Holwarda te Franeker in 1640 de periodieke variabiliteit aantoonde. [ Figuur: 'CETUS. Diversae novae Stellae facies'. Anno 1660 ... 1661 (Oct. 20 ... Feb. 20) in Hevelius, Mercurius in Sole visus ... Historiola illius, ac mirae Stellae in collo Ceti, Ged. 1662.] De hier genoemde waarneming is van belang, omdat Argelander, die al deze waarnemingen heeft verzameld (Bonner Beobachtungen, T. VII, p. 323), Hevelius' waarnemingen geeft [1662 en 1679], maar een lacune laat van 1661 tot 1667 ... [p. 325 wel: Huygens, 15 aug. 1662, zie No. 1050 hierna.] ... [ Maar:] Ism. Boulliau, Ad astronomos monita duo ... De stella noua, quae in Collo Ceti ... De Nebulosa in Andromedae cinguli ..., Par. 1667 ... [p. 6:]
Argelander zegt op p. 324, n.1: "Die Abhandlung von Bullialdus ... 1667 kenne ich nicht."] 3) Voeg in: est. 4) Constantijn Huygens. |
Christiaan Huygens aan [Ism. Boulliau].24 augustus 1662.
A la Haye ce 24 Aoust 1662. Monsieur
Ik zeg u ootmoedig dank zowel voor het feit dat u me de eer aandoet nieuws van u te berichten, als voor het geven van uw Verhandeling 1), die ik zojuist ontvIng. Wanneer deze is ingebonden zal ik de inhoud ervan nader beschouwen, want ik heb de bladen alleen nog maar bekeken, en ik merk op dat u op verscheidene plaatsen ingaat tegen de meningen van Aristoteles en zijn volgelingen, wat altijd een goede zaak is. Na het bericht dat u me gaf over de ster in de hals van de Walvis, heb ik hem voor de eerste keer gezien op de 15e van deze maand, en ik vind hem op dezelfde plaats waar meneer Hevelius hem zet, en in helderheid bijna gelijk aan die in de kaak 2). 1) Zie brief No. 1040, n.1. [De Natura Lucis, Par. 1638.] [ *) Lat. naar Cicero, De natura deorum, Liber I, 91.] 2) Deze ster, nu α Ceti ... [zie T. 15, p. 77, van de grootte 2,5]. |
Het is verbazend als hij al die veranderingen ondergaat die de genoemde Hevelius vertelt 3), waaraan ik niet twijfel, en ik verlang ernaar ze zelf op te merken. U spreekt niet over het uurwerk dat u hiervandaan wilt laten komen voor mevrouw de Thou 4), wat me doet geloven dat u in Parijs goede hebt gevonden, en inderdaad bericht mijn Vader me 5) dat men er al beter aan werkt dan hier. Als u toch mijn dienst nodig hebt daarbij, of bij wat dan ook, hoop ik dat u mij de gunst bewijst er vrijelijk gebruik van te maken en te geloven dat ik ben
Monsieur Bouillaut A Paris.
3) In zijn 'Historiola mirae stellae' [figuur], in Mercurius in sole visus [1662]. Zie No. 872 [n.5]. 4) Zie over Renée de la Marselière brief No. 568, n.4. 5) Deze brief is niet gevonden. |
Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.15 september 1662.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
A Paris le 15e Septembre 1662. Monsieur
Ik heb de gewone post enkele malen laten gaan zonder me de eer te geven u te schrijven en 1) u bericht te geven van de ontvangst van uw brief van de 24e van afgelopen maand. Ik ben blij dat u de moeite wilt nemen mijn kleine verhandeling over de aard van het licht 2) te lezen; u zult me verplichten met het geven van uw mening.
Ik ben wel blij dat u de nieuwe ster in de hals van de Walvis hebt gezien, die de laatste 3 weken aanmerkelijk afneemt, twee dagen geleden was hij van de ...*) grootte; en met een goede kijker merkte ik zijn flikkeringen op, als van een groot vuur dat tegen het eind uitdooft en weer aangaat. Het is een schouwspel om Aristoteles en zijn leerlingen wanhopig te maken, en om veel moeite te geven aan degenen die de waarheid van zaken willen zoeken in waarnemingen en experimenten. Ik heb op de 12e en 13e van deze maand [Saturnus] waargenomen die dichtbij de noordelijkste ster van de voorkant van 4) voorbijging. De sterrenkundige Tabellen voor de beweging van hebben een grote correctie nodig, die moeilijker te vinden zal zijn dan men zich voorstelt. 1) Een grote inktvlek maakt woorden rechts op de brief onleesbaar [hier niet alle aangegeven]. 2) Het werk van brief No. 1040, n.1 [De natura lucis, 1638]. 3) In zijn werk [p. 136-145] heeft Boulliau vooral op het oog: Tommaso Giannini ... [1548-1630], De Lumine ... Disputationes Aristotelicae, Pat. 1618. [Ferr. 1615.] [ *) Onleesbaar. In Ism. Boulliau, Ad astronomos monita (1667), p. 6: op 13 aug. even helder als de ster in de kaak (zie No. 1050, n.2); op 20 okt. alleen nog met een kijker gezien.] 4) De ster β van Schorpioen. |
De mijne, de Philolaica 5), komen overeen in de breedte, maar in de lengte gaan ze de hemel 17' te boven. Op de 12e was ongeveer 3½' van de ster verwijderd, en 2½' op de 13e, de lengte verschilde maar ongeveer een minuut van die van de ster en was niet meer dan ongeveer een hele minuut verder in lengte dan de ster. Ik heb met mevrouw de Thou gesproken over het Uurwerk, ze heeft me opgedragen u namens haar te vragen het te laten maken en het daarna meteen op te sturen, en ze zal opdracht geven voor de betaling. Het moet er een zijn met slagwerk en met een gewicht. Ik zal u over enkele weken de figuur sturen 6) van een hemelverschijnsel, dat op de 1e dag van juni jongstleden te Granada in Spanje is verschenen. Het is een dubbele halo rond de Maan, met gekruiste stralen die over de maanschijf gaan. Als de waarneming goed gedaan zou zijn, zou blijken dat er enige overeenstemming is van dit verschijnsel met de bijmaan die door Hevelius is waargenomen. Maar die mensen van Granada willen dit graag voor een wonder laten doorgaan, en men heeft uit Spanje een figuur gestuurd van de horoscoop van dit hemelverschijnsel. Ik groet meneer Vossius en al onze vrienden. Ik ben
Gisteren zou, naar ik heb vernomen, meneer d'Espagnet 7) een Kijker van 34 voet uitproberen 8) bij het kijken naar . Parijs is zo groot en de wijken zo ver verwijderd, dat er geen middel is om mij zo ver te verplaatsen, en nog wel in de nacht.
Monsieur Christian Hugens de Zulichem. A la Haye. Ontvangen met dank aan Mr Bernharth 9).
5) In zijn Astronomia Philolaica [1645], zie brief No. 156, n.7. 6) Deze brief is niet gevonden. 7) Zie No. 1011, n.2. [Niet Jean d'Espagnet (1564-1637) maar waarschijnlijk Étienne d'Espagnet, zie bij No. 1108.] 8) Zie brief No. 1063. 9) Misschien Christoph Bernhard ... [1627-1692], musicus, leerling van Heinrich Schütz te Dresden ... [Het handschrift lijkt van Boulliau te zijn.] [ Of waarscijnlijker de "Bernard van bij meneer de Thou", genoemd in No. 562a, n.3. Deze was correspondent van Boulliau, zie BNF, Ms. Fr. 13048: Bernart aan Boulliau: f.291, 10 aug. 1662, met krant Nouvelles Ordinaires, 1662. No. 32 (Amst. Smient, 7 Aoust 1662. f.297v, 21 sept. 1662, eind: "... la vostre a Mr. de Zuylechem".] |