Daniel Lipstorp (1631-1684) werd aan Huygens voor het eerst genoemd in brief No. 92, 31 maart 1651, van Frans van Schooten:
In Specimina Philosophiae Cartesianae ... Copernicus redivivus (Leiden 1653) toont Lipstorp naast grote bevlogenheid een enorme belezenheid. In de 'Praefatio' (2e blz) lezen we:
|
[ 177 ]
Daniel Lipstorp aan Christiaan Huygens.1 april 1652.Brief in Leiden, coll. Huygens.
Vir Clarissime, et acutissime, generis splendore Nobilissime. Lange tijd heb ik met bezorgde beraadslaging bij mezelf erover nagedacht, of het zonder het stempel van overmoed geoorloofd zou zijn U wat vrijer aan te spreken, maar de begerigheid heeft de aarzeling overwonnen, en het gevoel ten opzichte van UEd.*), waarmee met eensgezinde instemming de wensen van alle goede mensen overeenkomen. Vanaf die tijd [ *) U Edele, gebruikt voor 'Tua Claritas' en 'Tua Nobilitas'; zie hierboven 'UE' bij van Schooten.] |
[ 178 ]
namelijk, dat ik voor het eerst uw uitnemende en zeldzame wiskundige staaltjes, die nu overal in het meest verheven theater van de faam zijn geplaatst, nauwkeurig met de ogen van het verstand heb bekeken, ben ik zeer op U gesteld geweest, en heb ik me U voorgehouden als het beste voorbeeld van alle goede eigenschappen en voortreffelijke geleerdheid, och wat een gelukkig vermoeden! En nadat ik door de geleerde heer van Schooten, onze gemeenschappelijke en zeer rechtschapen vriend, in kennis was gesteld van uw eenvoud, en toegedane genegenheid jegens allen die de ware wijsheid bestuderen, vooral jegens hen die de verdiende eer betuigen aan de Schim van Descartes, heb ik daarna geen grotere wens gehad, dan dat het mij vergund zou zijn met een of andere dienst uw vriendschap en welwillendheid te bewerkstelligen; als u oordeelt dat ik die waard ben, zal ik maken dat iedereen begrijpt, dat ik op niemands vriendschap trotser ben dan op die van UEd. Nu vertrouw ik erop dat ik die makkelijk zal verwerven wegens de gemeenschappelijke studies, en met name wegens de liefde voor de schone Analyse, waarvan alle deskundigen weten dat UEd. zich er zeer op toelegt 1), en dat u zich met behulp ervan dagelijks bewonderenswaardige dingen laat welgevallen. Die heb ik zelf tot nu toe met zoveel getrouwheid en met zoveel vuur van de geleerde heer van Schooten in me opgenomen, en die neem ik nog steeds in me op, dat ik me in de loop van de komende jaren daaruit een rijke oogst in het vooruitzicht stel, en aangemoedigd door het voorbeeld van UEd., mijn eervolle ambitie, namelijk roem bij de meer deskundige mensen zoals U. Als ik toch eens zou durven hopen dat ik het ooit zo ver zou kunnen brengen, als waar UEd. met succesvolle inspannng al gekomen bent. Maar als de krachten ontbreken, zal het bij belangrijke dingen toch voldoende zijn te hebben gewild*), en desniettemin zullen uw trofeeën, niet anders dan vroeger die van Miltiades bij Themistocles, mij de slaap uit de ogen verdrijven. Maar als ik verder niets kan bijdragen, zal ik er met al mijn vermogen en ijver naar streven, een bewonderaar en vriend te zijn die UEd. waardig is.
Echter, om u niet met veel opschik van woorden lastig te vallen, of storend te zijn voor uw meer scherpzinnige studies, zal ik hier eindigen, waar ik in hogere mate dan bij het vorige zal proberen van U, weledele heer, gedaan te krijgen dat u met die eenvoud en genegenheid, waarmee u eerder werken van anderen hebt beoordeeld, ook mijn vele inspanningen aanvaardt als kleine voorbeelden van echte Filosofie 2); en dat u me een dienst bewijst met een kleine beoordeling niet van het geschenk, maar van het verstand.
Dabam Lugduni Batavorum 3) an. aevo vulgaris 1652. Kal. Aprilis. 1) Lees: deditissimam [i.p.v. dediditissimam]. [ *) Ovidius, 'Epistulae ex Ponto' (III.4, 79: "Ut desint vires, tamen est laudanda voluntas".] 2) D. Lipstorp [praeses], De systemate mundi Copernicano discursus physico mathematicus, Rostock 1652 [januari - februari; 6 disputaties]. [ De publicatie wordt genoemd in zijn Specimina, 1653 (zie hierna), Appendix, p. 213 en in Copernicus redivivus, opdracht en p. 23 (nu niet meer zo goed gevonden): genoemd door Jac. Du Bois, Dialogus theologico-astronomicus, 1653, p. 2 (dit genoemd in Lipstorp, Copernicus 1653, p. 59-62) later: Du Bois, Naecktheyt van de Cartesiaensche philosophie, 1655, p. 25.] [ °) Onderstreept in het origineel: "dum memor ipse mei, dum spiritus hos reget artus", Vergilius, Aeneis, 4, 336; Ned. van Ben Bijnsdorp.] 3) Hij woonde dat jaar in Leiden en werd ingeschreven als student filosofie, op 4 juli.
[ In de originele brief (HUG 45) staat onmiskenbaar 1652, maar de verleiding was groot te denken dat het 1653 was, gezien "genuinae Philosophiae specimina", Huygens' brief van 7 april 1653 en die van dezelfde datum aan Fr. van Schooten, No 155 (begin): Huygens lijkt Lipstorp dan nog niet zo goed te kennen. En zie het laatste P.S. hier op p. 179.] |
[ 179 ]
Van de geleerde en beste heer van Schooten schrijf ik er een welgemeende groet bij voor UEd. En als UEd. tijd hebt om in weinig woorden op uw beurt uw gevoel voor mij uit te drukken, zult u even een brief aan de heer van Schooten kunnen sturen. Bij het lezen wil ik UEd. dringend vragen de voorin het boek vermelde errata vooraf te laten gaan.*)
[ *) Deze laatste opmerking is met andere inkt geschreven. NB. In de uitgave van 1653 staat bij de errata: "Lege p. 14, l. 31, ostendisset" (i.p.v. ostendit), in het stukje over Huygens. Staan er ook errata voorin ed. 1652?] |
Christiaan Huygens aan Daniel Lipstorp.7 april 1653.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
|
7 Apr. 1653. |
Allen die zijn voorzien van die gaven van geest en verstand die ik in u, voortreffelijke heer, duidelijk opmerk, bij hen ben ik gewend hun vriendschap na te streven, zoals redelijk is, en me op alle manieren verdienstelijk te maken, om niet te zeggen dat ik deze, eenmaal verleend, heel gretig aanvaard en omarm.
Aan u ben ik zeker niet alleen een wederkerige genegenheid verschuldigd, maar inderdaad ook de grootste dank, dat u mij aan de mensen voor ogen hebt willen stellen met zo veel en zo mooie loftuitingen uitgedost, ook al zie ik dat u hierbij heel weinig hebt toegeschreven aan de waarheid, maar heel veel aan welwillendheid.
Ik wil de schim van de illustere Descartes feliciteren, die zo'n verklaarder van zijn goede kwaliteiten heeft gekregen, en tegelijk zo'n welsprekende verdediger tegen de onredelijke kleineringen van sommigen. Nu u een zo goede zaak hebt ondernomen, geleerde heer, hebt u daardoor allen aan u verplicht wier studies hij met zijn bovenmenselijke vondsten heeft bevorderd; maar onder hen is niemand meer geschikt om dank te betuigen dan onze voortreffelijke van Schooten. Dus het ga u goed, zeergeleerde heer en blijf ondertussen houden van de afwezige.*) 1) D. Lipstorp, Specimina Philosophiae Cartesianae partibus III. Scilicet de certitudine hujus philosophiae, de motu & de aere, cum mantissa, num ex falsis possit directe verum elici. Quibus accedit ejusdem authoris Copernicus redivivus, Lugd. Batav. Joh. et Dan. Elzevier, 1653. 2 Vol. in-4o. [Leibniz-ex.] [ Huygens wordt genoemd met anderen op p. **3v; afzonderlijk op p. 13-15 met o.a. "... hoe heeft deze jongeman in het begin van zijn bloeitijd kunnen weten, wat een bejaard man met veel moeite en inspanning tevergeefs heeft gezocht, en toch niet gevonden?De eerste ontmoeting met Beeckman staat op p. 77. 2e deel: Huygens met anderen genoemd op p. 8; met van Schooten op p. 11, "(die bewonderenswaardige dingen tot stand brengen)". Op p. 27: Lipstorp had een Delftse telescoop van 5 voet gekregen van zijn heer, 'bisschop Hans'.] [ *) In No. 155 (ook van 7 april 1653) schrijft Huygens aan van Schooten dat hij zich "om gezondheidsredenen al enige tijd aan niets doen had overgegeven".] |
Daniel Lipstorp aan Christiaan Huygens.20 april 1653. 1)
Brief in Leiden, coll. Huygens.
'Chairein'. |
De brief van UEd., vol van oprechte liefde en genegenheid, heb ik ontvangen, en toen ik de deur geopend vond naar die vriendschap met u die ik al lang vurig heb gewenst, heb ik het niet zover willen laten komen dat u mijn diensten langer zou moeten missen, en daarom heb ik een week geleden een uitstapje naar Den Haag gemaakt om ze u aan te bieden; maar helaas, u hebt me met een wrang bericht over uw gezondheid weg laten gaan. Het diepst betreur ik niet zozeer mijn toestand, die mij uw opgewekte gezicht en een zeer aangenaam gesprek ontnam, als wel dat lot, dat u aan de wreedste koortsige kwellingen had overgeleverd.
Toen ik een oorzaak van de ziekte bij de geest overwoog, bood zich onmiddellijk aan die al te grote ijver, die in u ontvlamde toen u de oefeningen over de Breking*) hebt willen maken, onlangs door u samengesteld, en door mij op grond van het enige exemplaar, waarvan door de geleerde heer van Schooten voor mij een kopie is gemaakt, geweldig gewaardeerd.
Daarom, als u van me houdt, vraag ik UEd. toe te staan dat mijn preek gewicht heeft, en laat de eerlijke vondsten°) over aan uw Muzen. Men zegt dat Rome niet in één jaar is gebouwd; en het zal de voortreffelijke en excellente Huygens niet spijten in 2 jaar bij liefhebbers van de Muzen trofeeën te verzamelen, die hij met zijn gelukkig talent sneller (maar dan ten koste van het welzijn) naar zich toe zou kunnen halen. Ik zal maken dat ik zo spoedig mogelijk verneem dat mijn aansporingen bij u enige invloed hebben gehad. En aangezien we niet ver van elkaar verwijderd zijn, vraag ik u als u voldoende hersteld bent, mij met een paar woordjes naar Den Haag op te roepen, om te genieten van uw aanwezigheid en spraak, en u de vriendschapshand te schudden, voordat 1) Uit de datum van de verkoop bij de Elzeviers [Willems, Les Elzevier (1880), 'Les Catalogues', p. 5: 16 april e. v., Leiden, 1653] blijkt dat Lipstorp de oude stijl gebruikt [eind van de brief: "X Aprilis"]. [ *) (Add. in T. 4, p. 580.) Zie Huygens' brief aan van Schooten van 17 jan. 1653, No. 150.] [ °) Lat. "honesta Chalcedonia", chalcedoon is een halfedelsteen.] |
[ 230 ]
ik van hier wegga naar Regensburg naar de Rijksdag 2) en de kroning van de keizer van het Roomse rijk 3), wat ik heb besloten over drie weken te doen. Ik zou wel wensen dat ik al eerder en hierna vaker bij u had kunnen zijn, maar aangezien de huidige reden van het voorgenomene dat niet heeft toegelaten, zal het moeten worden uitgesteld tot een andere tijd, en als misschien zelden mogelijk zou zijn lichamelijk bij u te zijn, zal ik er toch voor zorgen dat ik in de geest en in het hart voortdurend bij u aanwezig ben, en de zeer dierbare herinnering aan u zal ik me dikwijls opnieuw te binnen brengen, steeds als ik alleen zal wonen, of bij meer geëerde mensen zal leven. Ik verheel niet dat de belangrijkste reden van mijn vertrek is de weledele heer Cassius 4), die mij onlangs in kennis heeft gesteld van zijn komst naar Regensburg, en dat zijn verblijf daar op bevel van de doorluchtige prins van Holstein 5) enige tijd zou duren. Met hem wil ik graag overleggen over sommige zaken die mij aangaan, voordat ik naar andere streken trek, en verdere reizen onderneem. Dat mijn onbetekenende inspanningen ook voor u tot nut zijn geweest en niet verworpen, zie ik dagelijks in, en ik bid god dat hij met zijn genade begunstigt dat ze hem tot eer zullen zijn. Ik stuur twee boeken uit de verkoop van de Elseviers: van Boulliau 6) de Astronomia Philolaica 7), en van Tycho de Astronomiae instauratae Mechanica. Het eerste heb ik weliswaar gekocht voor 6 gulden en 13 stuivers, 2) Ferdinand III ... [1608-1657] liet op 31 mei zijn oudste zoon tot Rooms koning benoemen. 3) Ferdinand IV ... [1633-1654; op 18 juni gekroond in Regensburg; hij werd geen keizer]. 4) Christian Cassius ... [1609-1676] woonde in Parijs bij Hugo Grotius; was in 1632 in Leiden; trad in 1634 in dienst bij de bisschop van Lübeck. [O. a. aan hem was Copernicus redivivus opgedragen.] 5) Frederik, hertog van Holstein-Sonderburg ... [1581-1658]. 6) Ismael Boulliau (Bullialdus) ... [1605-1694], van huis uit calvinist, werd katholiek en priester; in Parijs bibliothecaris ... [secretaris van de Franse ambassadeur in de Republiek; correspondent van Chr. Huygens]. 7) Astronomia Philolaica. Opus novum, ... motus Planetarum ... Tabulae ... Eclipses Solares ... Historia ortus et progressus Astronomiae in Prolegomenis describitur, Par. 1645. |
[ 231 ]
echter op die voorwaarde, dat hij het boek van UEd. terugneemt, en u de prijs teruggeeft, als hij niet eerstdaags geleverd heeft de ontbrekende letters D, E en R van het eerste deel van de philolaïsche tabellen. Wat hij op zich heeft genomen te zullen doen. De Astronomia Mechanica van Tycho is gekocht voor 4 gulden, en daarin ontbreekt niets. Plinius in 12 8) (wat de beste uitgave was) is niet verkocht, hoewel het in de Catalogus vermeld was. Religio Medici 9) was niet zo aantrekkelijk, omdat het alleen de tekst was. Doch ik wijs UEd. erop, dat dit boekje in 8vo-vorm een half jaar geleden is uitgegeven in Straatsburg 10), met keurige commentaren erbij, van een anonieme schrijver (ik heb echter gevonden dat het gaat om de heer Moltke 11), een Megapolitaanse edelman, bestuurder voor de doorluchtige prins Frederik de jongere van Holstein die op het ogenblik in Straatsburg verblijft). Voor Cavalieri's Exercitationes en Camillo Glorioso 12)'s 2e en 3e decas 13) is door mijn afwezigheid niet gezorgd, daar ik toen buiten de stad was. Ik heb evenwel gehoord, dat een exemplaar hiervan te verkrijgen is bij de heer Blaeu in Ansterdam. Er is geen tijd om deze keer meer met u te bespreken. Ondertussen groet ik UEd. met uw voortreffelijke heer Vader, weledele broers en excellente zus, en het ga u heel goed.
Dabam Lugduni Batavorum X Aprilis MDCLIII. Een hartelijke groet van onze gemeenschappelijke heer Fr. van Schooten.
8) C. Plinii Secundi Historiae Naturalis Libri xxxvii, Lugd. Bat. ex off. Elzeviriana, 1635. 3 vol. in 12 [vol. 2, vol. 3]. Gepubliceerd door Johannes de Laet. 9) Thomas Browne ... [1605-1681], Religio Medici, Lugd. Bat. apud Franc. Hackium, 1644, in-12. ... Lond. 1642 [txt (Engl.), descr.]. 10) Religio Medici cum Annotationibus, Argentorati, 1652. 11) De letters L. N. M. E. M. [eind van 1e Praefatio] betekenen: Levinus Nicolaus Moltke Edler von Mardenberg [Megapolis, Mecklenburg]; hij reisde veel in het gevolg van de erfprins van Holstein, en keerde in 1655 terug in Mecklenburg, waar hij een positie aan het hof kreeg ... 12) Giovanni Camillo Glorioso ... [1572-1643] was hoogleraar in de wiskunde te Padua. 13) Ioannis Camilli Gloriosi Exercitationum Mathematicarum Decas prima in qua continentur varia & theoremata & problemata tum ei ad solvendum proposita, tum ab eo inter legendum animadversa. Neapoli, Ex Typographia Lazari Scorigij, 1627, in-4o. Decas Secunda, Ex typ. Secundini Roncalioli, 1635, in-4o. ... [Decas Tertia, Ex typ. Secundini Roncalioli, 1639, in-4o.] |
Christiaan Huygens aan Daniel Lipstorp.15 mei 1653.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens. |
Zeker terecht ben ik boos op mijn koorts, die me al bijna een hele maand geheel en al berooft van de letteren en van het gezelschap van geletterden; maar ik ben hem ook nog sterker gaan haten nadat ik nu begrepen heb dat hij me verhinderd heeft u te zien, geleerde heer. Maar als u ook nu mij graag wilt bezoeken, zoals u in uw brief heel vriendelijk hebt aangeduid, moet u weten dat ik voldoende kracht en zin heb om te praten op die dagen waarop ik 'niet te spreken'*) ben, zoals vandaag, en overmorgen opnieuw en daarna om de andere dag, zoals u weet dat het gaat tijdens de derdedaagse koorts. Maar u zult het toch echt niet de moeite waarde vinden, mijn Lipstorp, ook al zou u mij bezoeken als ik gezond en opgewekt ben, niet verzwakt door ziekte en magerheid zoals nu. Wanneer u de oorzaak van het kwaad toeschrijft aan mijn studies en ijver, weet ik dat u het hier mis hebt, daar ik me er heel goed van bewust ben, hoe onbekommerd ik een hele tijd van drie maanden heb doorgebracht, met een aanhoudende gezondheid die ik zo ook niet voor mezelf heb kunnen herstellen.
Ik verwonderde me erover dat die op de veiling gekochte boeken mij niet door van Schooten werden gestuurd maar door u, aangezien ik zeker meende te weten dat ik deze dienst aan hem had toegeschoven [<] in overeenstemming met de vertrouwelijke omgang die tussen ons al lang geleden is ontstaan; maar als het (wat ik vermoed) door een onoplettende vergissing van mij is gebeurd dat de namen van de boeken bij de brief aan u zijn gevoegd, wilt u mij dan alstublieft mijn vergrijp van onbeschaamdheid of schaamteloosheid niet aanrekenen. Ik durf u nu nauwelijks te vragen de verkoper eraan te herinneren dat de ontbrekende bladen aangevuld moet worden; zonder deze zou ik dat boek toch niet ingebonden willen hebben. 15 Maj. 1653. [ *) Gr.: 'aporètos' moet misschien zijn: 'aporrètos': verboden, geheim.] |
Daniel Lipstorp aan Frans van Schooten.18 januari 1654.Aanhangsel bij No. 179.
Kopie [van Schooten] in Leiden, coll. Huygens. |
Met gelatenheid moet evenwel gedragen worden, wat u niet kunt herstellen, en zonder onderbreking moet God worden vermoeid met gebeden, dat hij het uiterste onheil van u wil afwenden*). Wat ik van harte wens! Ondertussen ben ik in niet geringe mate opgelucht over de gezondheid van onze zeer geliefde en onvergelijkelijke Huygens, en zijn lofwaardige inspanning bij het afwerken en vervolmaken van zijn verhandelingen. Moge de allergenadigste schepper deze bloem der wetenschappen zeer lang voor ons bewaren.
[ *) Van Schooten had Lipstorp in kennis gesteld van het overlijden van Saumaise, Boxhorn, en twee Leidse studenten.] |
[ 273 ]
Wat betreft de huidige toestand van mijn zaken moet u weten, dat het mij van godswege te beurt is gevallen dat ik, hoezeer ik het ook op geen enkele manier van hem had gedacht, ben opgeroepen naar Weimar naar de zeer ontwikkelde en met de Wiskunde heel goed bekende Prins, met een plechtige uitnodiging. Bij hem verzorg ik nu al bijna 12 weken de taak van Wiskundige aan het hertogelijke hof, zoals ook de studie van de jongere prinsen. En zijn goedertierenheid jegens mij is zo groot, dat ik dagelijks met hem alleen omga, heel aangename gesprekken heb, voedsel tot me neem; ja zelfs, steeds als ik er tijd voor heb, tegelijk met hem in zijn eigen koets een ritje ga maken. Hij heet Wilhelm 1) (hertog van Saksen, Kleef, Jülich en Berg, landgraaf van Thüringen, maarschalk van Meissen, graaf van Mark en Ravensburg, heer in Ravenstein) en is heel bekend, zowel door militaire kracht (omdat hij onder leiding van de nog levende zeer strijdlustige koning Gustav Adolf 2) fungeerde als algemeen leider van de oefeningen) als door de faam van zijn dappere held, zijn broer Bernhard van Weimar 3).
Hij is een Prins, God is mijn getuige, die van al die prinsen die ik tot nu toe heb gezien het vriendelijkst en het meest oordeelkundig is 4), en tegelijk de meest uitstekende ondersteuner van de Wiskundige wetenschappen. Eén ding is dat hij onder zeer veel anderen aan zijn hof nog onderhoudt de bekende Mechanicus en Architect Moritz Richter 5), die een decennium geleden bij u in Holland verbleef, die een zo prachtig gebouw voor hem opricht als ik bij u en in Duitsland nog nooit heb gezien, voorzover ik me herinner.
Dat nu voor het grootste deel voltooid is. Binnenkort ga ik met mijn 2 beste en heel ijverige prinsen 6) een uitstapje maken naar Jena, een stad die aan mijn Prins onderworpen is; waar we enige weken zullen blijven. 1) Wilhelm, hertog van Sachsen-Weimar ... [1598-1662] was voor de dood van Gustav Adolf luitenant-generaal van het Zweedse leger. ... 2) Gustav Adolf, koning van Zweden ... [1594-1632]. 3) Bernhard, hertog van Sachsen-Weimar, broer van Wilhelm (noot 1) ... [1604-1639] ... 4) Lees: iudicisiosissimus [i.p.v. iudiocissimus]. 5) Johann Moritz Richter, hoofdarchitect van de hertogen van Saksen, bouwde in 1664 het huis Griesbach en ... het Wilhelmschloss te Jena [volgens Nagler, Bd. 13 (1843), p. 142.] [ 'Wilhelmsburg', Weimar, zie figuur rechts (Merian 1650). Detlef Jena, Weimar: Kleine Stadtgeschichte, 2019 noemt o.a.: de 'Fruchtbringende Gesellschaft' (Fortplantzung, 1651); Heinrich Schütz; een orgel (Wilhelm leerde spelen); en een observatorium.] 6) De prinsen Bernhard ... [1638-1678] en Friedrich ... [1640-1656]. |
[ 274 ]
Mijn oudste van deze twee jongere prinsen, die in zijn 16e jaar is, zal namelijk met een heel smaakvolle rede, en met de prachtigste praal het rectoraat van zijn Universiteit aanvangen, dat hem door de heren professoren uit eigen beweging is aangeboden*). Daarna, bij het aanbreken van de zomer waarin de prins van 3e geboorte, Johann Georg 7), uit Frankrijk naar huis zal zijn teruggekeerd (zo God wil, en als de wil van de Prins gelijk blijft, zoals hij tot nu toe heeft aangegeven) zal ik met hen bij u in Leiden langskomen, daar ongetwijfeld enige tijd verblijven, en daarna andere hoven van koningen en prinsen langs de kortste weg bezoeken. Bij deze gelukkige omstandigheid zal ik ervoor zorgen, als ik weer de kans krijg, dat onze vriendschapsband meer en meer zal groeien. Groet u namens mij met zoveel mogelijk eer de weledele heer Huygens, de heer Heidanus 8), de heer de Raey 9), de heer van Berckel°) enz. Maar in de eerste plaats vraag ik u mij te verontschuldigen bij de heer Huygens, de heer de Raey en de heer van Berckel dat ik aan hen geen brief schrijf wegens gebrek aan onderwerpen; u zult hen met deze brief kunnen inlichten over mijn toestand. Het ga u goed en blijf heel lang gezond
[ *) Lipstorp maakte een plechtig gedicht (3 blz): Honori ... Domini Bernhardi ... Cum is Cal. Martii ... Rector renunciaretur : Sacrum hoc fecit Daniel Lipstorpius, Jena 1654. Van zijn broer verscheen in hetzelfde jaar: Christophorus Lipstorpius, Disputatio dioptrico-anatomica de Oculo, Jena 1654, met op p. 42 [20]: "Verum non tantum Antiquis esse tribuendum ... demonstrat ... frater meus dilectissimus in suo Copernicuo Redivivo ante sesquiannum Lugduni Batav. edito ...", dat aan de Ouden niet zó veel moet worden toegeschreven ... toont ... mijn dierbare broer in zijn Copernicus Redivivus, een half jaar geleden uitgegeven te Leiden.] 7) Johann Georg van Sachsen ... [1634-1686] ... 8) Abraham Heidanus ... [1597-1678] ... hoogleraar in de theologie te Leiden, vriend van Descartes. 9) Johannes de Raey ... [1622-1702] ... sinds 1653 hoogleraar in de filosofie te Leiden. [ °) Abraham van Berckel, zie No. 163, n.2.] |
Christiaan Huygens aan Daniel Lipstorp.7 maart 1654.
Brief, concept en kopie in Leiden, coll. Huygens. |
Een groot deel van uw brief heeft de geleerde van Schooten overgeschreven en aan mij gestuurd, vriend Lipstorp, waaruit ik heb begrepen dat u ook aan ons denkt terwijl u van het leven geniet, en dat het naar wens gaat met uw zaken. Wat mij betreft 1), ik denk dat van die Prins, bij wie het u te beurt gevallen is te verblijven, in onze tijd weinig gelijken te vinden zijn. Want wie kan ik anders nog aanwijzen, bij wie die benamingen passen van een zeer ontwikkeld en met de Wiskunde heel goed bekend iemand, waarmee u hem benoemt. Een gelukkig leven moet u daar leven; maar voor ons is het goed, dat u er nog aan denkt de vrienden weer te bezoeken, onder wie ik zeker ten zeerste verlang u een ander te laten zien dan ik toen was, toen u bij me kwam en ik, door langdurige ziekte verslapt, volstrekt niet leek op degene die ik ben. Sinds die wrede koorts me heeft verlaten, ben ik teruggekeerd naar de voor mij heel aangename studies en heb ik de verhandeling over Breking afgemaakt, echter zodanig dat ze in elk geval nog steeds een laatste verzorging vereist. Overigens, terwijl deze rustig blijft liggen 1) In het concept staat hier: "Non possum non tua causa laetari quod ...", Ik kan niet anders dan blij zijn over uw zaak dat ... [Yoder 2013: De 'brief' is misschien niet de echt verstuurde: linksboven staat (HUG 45): "Excerptis" ("Excerptim", als uittreksel, het handschrift lijkt dat van Chr. Huygens); Misschien een kopie voor van Schooten.] |
[ 277 ]
heeft een andere vondst zich aan mij voorgedaan, nadat uit de put van de waarheid uitzonderlijke eigenschappen van de cirkel waren opgediept, die niemand eerder heeft bekeken. Nu hebben ze betrekking op de meting van die cirkel, maar ze geven ook veel nut bij andere dingen. De verhouding van de diameter tot de cirkelomtrek, waarvan u weet dat Archimedes heeft aangetoond dat ze groter is dan 1 tot 3 1/7, en kleiner dan die van 1 tot 3 10/71, met ingeschreven en omgeschreven veelhoeken van 96 zijden, die verhouding hebben wij bewezen met een ingeschreven gelijkzijdige driehoek en een zeshoek. En met de zijden van een ingeschreven dertighoek en een ingeschreven zestighoek, dat de genoemde verhouding groter is dan de 10000000000 tot 31415926537, en kleiner dan tot 31415926533. Degenen die dit met de methode van Archimedes hebben aangetoond, hebben ingeschreven en omgeschreven veelhoeken met bijna 400000 zijden gebruikt, wat zowel een werk van de grootste inspanning is, als ook meer onderhevig aan vergissingen, zozeer dat men gemakkelijk weigert de berekening te geloven van degenen, die herhaaldelijk nieuwe en foute Cirkelmetingen in het licht brengen, zoals Longomontanus 2) en anderen. Doch met gebruik van de onze, die buitengewoon veel handiger zijn, zullen ze zichzelf makkelijk schuldig verklaren. Verder hebben we een weg geopend naar het vinden van hoeken uit gegeven zijden van driehoeken zonder sinus-tabellen, en naar veel andere dingen die hier niet vermeld behoeven te worden 3). Ik zal alleen één ding toevoegen dat volstrekt niet toevallig is gevonden, waarmee een rechte is te vinden, gelijk aan de omtrek, zo dichtbij, dat hij er geen vierduizendste deel van de diameter van afwijkt.
Laat er namelijk een cirkel zijn, waarvan de diameter AB is, en laat een rechte lijn te vinden zijn die gelijk is aan de omtrek ervan.
Deze en andere evenmin bewerkelijke constructies, waarmee aan een willekeurige gegeven boog gelijke rechten genomen worden, zult u een keer zien in een verhandelingetje dat ik nu onder handen heb. Hagae Com. 7 Martij 1654. 2) Zie brief No. 123. 3) In het concept eindigt de brief met de woorden: Als er hierna iets van mij gedrukt zal worden, zal het eerste zeker gaan over die verhandelingen die ik nu van plan ben op te stellen, en ik hoop dat ze volkomen door alle Meetkundigen, en in de eerste plaats door u, voortreffelijke heer, goedgekeurd gaan worden. Het ga u goed. Zie bovendien brief No. 182 [aan van Schooten, met dezelfde figuur].
In 1656 (2 okt.) promoveerde Daniel Lipstorp te Leiden in de rechten, nadat hij had uitgegeven: Formatio et exclusio infrunitae monarchiae papalis, Jena 1656, vol. 2. 'De vorming en afwijzing van de ongenietbare pauselijke monarchie', opgedragen aan Wilhelm IV, het tweede deel aan Bernhard en Friedrich, gedateerd op 1 mei 1656. (Ook op dit gebied toont hij een enorme belezenheid.) Fr. van Schooten vermeldt de promotie in brief No. 341, 8 okt. 1656 (als hij Huygens, 'Brief aan Aynscom' heeft ontvangen):
In 1662 werd Lipstorp professor in Uppsala; in 1672 Advocatus Curiae Hollandiae in Den Haag, waar hij uitgaf: Axelii Oxenstiernae ... Effigies in speculo Ascanii peregrinantis illustri juventuti in exemplum proposita, Den Haag 1672 (Afbeelding van Axel Oxenstierna in de spiegel van de reizende Ascanius, aan de illustere jeugd als voorbeeld voorgehouden; titel in Chr. G. Jöcher, Allgemeines Gelehrten-Lexicon, 2 (Leipzig 1750), p. 2467). Lipstorp ging in 1675 terug naar Lübeck, woar hij in 1684 overleed. |