Home | Chr. Huygens | < Oeuvres V

1656 , 1658-59 , 1660-61 , 1662-63 , 1665



Vertaling van de

Briefwisseling met Johannes Hevelius



[ 355 ]

No 1407.

Christiaan Huygens aan J. Hevelius.

18 mei 1665.

Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1099. Hevelius' antwoord: No. 1501.


Amplissimo, Clarissimo Viro. Hevelio.

    Amplissime Clarissime Vir
18 maij.    

  Ik zend het boekje van Auzout 1) op verzoek van de schrijver, ik voeg eraan toe dat van mij over het gebruik van Uurwerken voor Lengtebepaling 2).
1)  Zie het werk van brief No. 1346, n.3 [Lettre a Monsieur l'Abbé Charles, 1665], en No. 1397.
2Kort Onderwys aengaende het gebruyck der Horologien tot het vinden der Lenghten van Oost en West [1665, txt]. Zie brief No. 1290.

[ 356 ]

  op zijn laatste brief van 19 februari 1663. wat hij over de diameters van de Planeten staande houdt, dank voor de Tegenzon. Ik vraag hem het te sturen als hij daarna iets heeft over bijzonnen heeft waargenomen.

a)  Dit had ik kunnen antwoorden. Over de diameter van Mercurius door hem zelf op de zon gezien: toegegeven kan worden dat deze zo heel klein was, de methode echter waarmee hij uit de diameter van Mercurius de diameters van de overige planeten afleidt, die neerkomt op een schatting met het oog en vergelijking met cirkeltjes, is mijns inziens zeer onzeker en misleidend. Maar toch, zegt u, is het goed gesteld met de op deze manier gevonden diameter van Venus, daar deze overeenkomt met die welke door Horrocks op de schijf van de zon is gevonden. Zijn dan niet ook de overige diameters even goed bepaald? Ik ontken zeker niet dat ook de Venus-diameter van Horrocks goed gemeten is, maar het kan zijn dat uw methode in dit 3) geval met de werkelijkheid overeenstemt, maar in andere gevallen afwijkt.

Hetzelfde kan ik ook zeggen van de mijne, daar die Venus met vrijwel dezelfde grootte geeft als Horrocks, want hij heeft 1' 16", en ik heb 1' 25" op de kleinste afstand, en waarom zou hij niet ook geloofd worden bij de andere planeet-diameters. Doch bij de uwe heb ik meer reden te twijfelen, omdat ze bij Jupiter en Saturnus zo ver afwijkt van het waargenomene van anderen en van het eerdere van uzelf, waarmee het mijne ook vrij goed overeenstemt. Bij u is immers de diameter van Jupiter 24' 22", die van Saturnus met de hengsels 19' 40", en bij Riccioli zijn ze 68' en 72", bij mij*) 72' en 78".

  Over kometen verwacht ik dat waarvan men zegt dat u het gaat uitgeven 4), waarbij men aankondigt dat alle nauwkeurige waarnemingen bij u te vinden zullen zijn; en ik heb eerder verklaard dat die alleen te verwachten zijn van Hevelius of Riccioli. Waar ik de baan van de eerste planeet heb geplaatst. Dat de plaats meer werk zal geven.


a)  Huygens nam deze alinea [tot "Over kometen"] niet op, in de marge staat: "dit niet erbij gezet", 
haec non addita [Chr. Huygens].
[ *)  In de vorige brief, van 25 juli 1662 (T. 4, p. 182, zoals in Systema Saturnium): 64" en 68".]
3)  Lees: hoc [i.p.v. hac].
4)  Over de kometen van 1664 en 1665 [C/1664 W1, 1665 F1] heeft Hevelius gepubliceerd:
    aProdromus Cometicus, 1665  [kaart van Cassini].
    bDescriptio Cometae Anno Aerae Christ. M.DC.LXV. exorti, 1666  [kaart].
    cCometographia, 1668 [figuren].

[ De komeet van 1664 is in Amerika waargenomen: Samuel Danforth, An astronomical description of the late Comet or blazing star; as it appeared in New-England, Cambridge (Mass.) 1665; ed. Paul Royster, 2006.
Zie voor Huygens' waarnemingen: T. 15, p. 80 e.v.; zijn conclusies over de komeet van 1664 schreef hij aan Thevenot op 29 jan. 1665.]



[ 540 ]

No 1501.

J. Hevelius aan Christiaan Huygens.

28 november 1665.

De brief is in Leiden, coll. Huygens. 1)
Antwoord op No. 1407.


Nobilissimo atq. Clarissimo Viro Dno Christiano Hugenio
Joh. Hevelius S. P. D.

  Dat u met een mij zeer welkome gift, namelijk uw boekje 2) over het vinden der Lengten, de enige tijd onderbroken briefwisseling 3) tussen ons hebt willen hernieuwen, en tegelijk op zijn verzoek de Brief 4) van de geleerde heer Auzout aan Abbé Charles hebt willen sturen, met andere heel aangename dingen, kwam heel goed uit, nu ik weer een omvangrijk werk ga uitgeven, waarmee ik de genegenheid van mijn kant voor u en voor de heer Auzout te zijner tijd kan verklaren.
Onlangs ben ik uit een Brief 5) aan de heer Petit te weten gekomen, dat hij in sommige dingen, vooral in de dagelijkse beweging van de Komeet, het met mij geheel oneens is; daarom zal het mijn taak zijn daarop naar behoren en gepast te antwoorden; wat ik binnenkort ook zal doen 6). Ondertussen vraag ik u uw oordeel nog wat op te schorten, totdat u mijn echte waarnemingen hebt gezien en deugdelijk onderzocht; ik twijfel er niet aan dat u zult bevinden dat ik de plaatsen van de Komeet wat betreft
1)  Het is de laatste brief die we hebben van de correspondentie tussen J. Hevelius en Chr. Huygens.
2Kort Onderwys ... Oost en West [zie No. 1407, n.2 hierboven].
3)  De laatste brief van Hevelius aan Chr. Huygens was van 19 febr. 1663, No. 1099.
4)  Zie het werk van brief No. 1346, n.3  [1665].
5)  Zie het werk van brief No. 1420, n.2  [in P. Petit, Dissertation sur les Comètes, 1665].
6)  Het werk van brief No. 1407, n. 4b  [Descriptio Cometae, 1666, p. 37, 58, 122].

[ 541 ]

de lengte, wat betreft de breedte en het pad, tot zo ver als ik dit met niet te versmaden Toestellen heb gevolgd, heel zorgvuldig heb waargenomen en bepaald; en dat ik zo niet ben afgedwaald; maar dat integendeel de geleerde heer Auzout op dat punt niet weinig van het pad is afgeweken. Doch waarheen hij ging vanaf 14 februari, toen we de Komeet niet meer konden opsporen met het blote oog, namelijk met sextanten en kwadranten; of hij zijn koers tenslotte naar de tweede, dan wel naar de eerste ster van de Ram heeft gericht*), en met welke snelheid of traagheid hij toen ging, dat laat ik ter beoordeling over aan u en alle andere deskundige heren, nadat de waarnemingen van zowel de geleerde Auzout als die van mij naar behoren met elkaar zijn vergeleken.
Over de laatste Komeet zal ik mijn waarnemingen tegelijk met een beschrijving openbaar maken; waaruit u eveneens zult zien, in hoeverre de voorspellingen van de geleerde Auzout kunnen worden aanvaard. Tenslote, als u iets over beide Kometen van de Engelsen hebt verkregen, of zelf iets opmerkelijks met Instrumenten of Telescopen hebt aangetekend, en als u niet eerder hebt besloten dat in het licht te geven, deelt u het alstublieft zo snel mogelijk mee, u zult iets doen dat mij zeer welkom is.

  Breng namens mij een heel beleefde groet over aan de voortreffelijke en geleerde heer Vossius, wiens welwillende genegenheid jegens mij me al overvloedig bekend is.
  Het ga u beiden goed en blijft u mij verder genegen.

  Dabam Dantisci Anno 1665, die 28 novembris styli novi.

Postscriptum.
  Vraagt u alstublieft bij gelegenheid aan de voortreffelijke heer Henry Oldenburg, of hij mijn brief 7) van 12 september heeft ontvangen, die langs de gewone weg rechtsreeks via Antwerpen is verstuurd, en ook een andere, van de 29e van dezelfde maand met een pakje, toevertrouwd aan een schipper van Danzig wiens naam mij is ontschoten? U zult ons zeer aan u verplichten. Nogmaals: het ga u goed.

Nobilissimo atque Clarissimo Viro
Domino Christiano Hugenio
amico honorando,
      Hagae Comitis.


[ *)  Zie de plaat in Hevelius 1666, waarop ook het pad van de komeet van 1665 staat.]

Ram met komeet
Komeet van 1664, februari 1665

7)  Deze 2 brieven van Hevelius aan Oldenburg bevinden zich in de archieven van de Royal Society.
[12 sept.: States that he will publish his observations of the recent comets but wants observations of its motion and appearance as seen in England; wants to see the 'History' of the Royal Society and recent work by Hooke and Boyle.
29 sept.: Sending four more copies of his 'Prodromus Cometicus'.
Beide in: The correspondence of Henry Oldenburg, ed. and trans. by A. Rupert Hall & Marie Boas Hall, vol 2, 1969, p 493, 514.]

Correspondance de Johannes Hevelius, vol. 1, 2, Brepols 2014, ed. Chantal Grell, 2017.





Home | Christiaan Huygens | T. V | Johannes Hevelius (top)