Home | Chr. Huygens | < Oeuvres IV >

1656 , 1658-59 , 1660-61 , 1662 - 1663 , 1665



Vertaling van de

Briefwisseling met Johannes Hevelius



[ 12 ]

No 956.

J. Hevelius aan Christiaan Huygens.

21 januari 1662.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
909a. Huygens' antwoord: No. 1037.


Nobilissimo ac Clarissimo Domino Christiano Hugenio
J. Hevelius S. P. D.*)

  Hoe vol van blijdschap springt mijn Mercurius op, nu hij eindelijk de lang verwachte en beminnelijke Venus van Horrocks 1), behouden hier in Danzig aankomend, met beide


[ *)  S. P. D.: "Salutem plurimam dicit", zie List of classical abbreviations.]
1)  Zie het werk van brief No. 872, n.5 ['Venus in Sole visa ...', p. 111-145 in J. Hevelius, Mercurius in Sole, 1662].

[ 13 ]

handen heeft kunnen aangrijpen; zo zegt hij u ook buitengewoon veel dank, omdat deze zeer verlangde samenkomst met uw verlof gevierd kan worden, en omdat u ervoor verantwoordelijk bent dat ze nu met gelijke tred in het openbaar kunnen verschijnen. En daar ik zie dat het tot op zekere hoogte inzake de Astronomie van pas kan komen, heb ik besloten deze heel voortreffelijke en zeldzame waarneming tegelijk met mijn Mercurius, die nu ter perse is, in het licht te geven; en wel het hele boekje, zoals het door de schrijver is samengesteld, alleen maar met weglating van enige overbodige dingen; evenwel weer met toegevoeging van enkele noten.
Zodra het is gedaan zal ik ervoor zorgen dat Mercurius met Venus u zo snel mogelijk weer opzoeken, als in een echte verbintenis verenigd. Ondertussen zeg ik u nogmaals veel verschuldigde dank, zowel uit mijn naam als uit naam van het algemeen belang, voor zoveel genegenheid jegens ons, omdat u deze waarneming met ons hebt willen delen, u zult bevinden dat ik op mijn beurt te allen tijde bereidwillig ben en voor u klaar sta.
Doch neemt u het mij niet kwalijk, dat ik de tekening van de Bijzonnen nog niet stuur; aangezien ik die nog niet op die manier geschetst heb, waarop ik haar aan u zou willen laten zien; binnenkort echter, voordat Mercurius het licht zal zien, zult u haar krijgen.
Het ga u goed en ik wens u van harte toe dat het jaar waaraan we zijn begonnen voor u in elk opzicht gelukkig en voorspoedig mag zijn.
Dabam raptim Gedani anno 1662, die 21 Januarij.

Nobilissimo ac Clarissimo Viro,
Domino Christiano Hugenio,
amico honorando.
      Hagam Comitis.



[ 142 ]

No 1018.

J. Hevelius aan Christiaan Huygens.

27 mei 1662.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1038.


Nobilissimo Christiano Hugenio.
J. Hevelius S.

  U hebt ongetwijfeld iets vernomen, zeer geëerde vriend, over het onheil in mijn huisgezin 1), waardoor ik mijn belofte zeker niet sneller heb kunnen vervullen. U zult mij hierom niet alleen gemakkelijk verontschuldigen, maar u zult ook medelijden hebben voor mijn lot; aangezien u heel goed begrijpt, welke tegenspoed daarvan is gekomen voor mijn gezins­omstandigheden en studies. Mijn Mercurius, onder zo vele en verschillende bezorgdheden nu eindelijk voortgebracht, en de Venus van Horrocks, gelukkig uitgekomen tot nut van het algemeen (maar wel daarentegen, en met groot verlies voor mij, tijdens de ondergang van mijn liefste Venus), heb ik u onlangs via doctor Pels 2) toegestuurd, en ik vraag u hiermee tevreden te zijn, totdat ik iets van meer waarde heb, dat ik u kan aanbieden.
Doch aan u in het bijzonder heeft de geleerde wereld het te danken, dat de Venus van Horrocks het licht heeft gezien 3), en dat u deze hebt willen begiftigen met een zo uitmuntend en zeer welkom geschenk; zeker zal later ook het nageslacht dit erkennen met een verschuldigde dankbetuiging. Wanneer u het hebt gelezen, wilt u dan alstublieft uw mening over dit alles vrijmoedig uiteenzetten, u zult niet alleen iets doen dat heel welkom is, maar u zult van mij op mijn beurt bevinden dat ik u steeds heel toegewijd ben. Maak dat u nauwgezet voor uw gezondheid zorgt, zodat we opnieuw enige voortreffelijke resultaten krijgen van uw studies.
Dabam Dantisci Anno 1662 die 27 Maij.

Nobilissimo Christiano Hugenio
amico honorando.
      Hagam Comitis.


1)  Op 1 maart 1662 stierf de vrouw van Hevelius, Catharina Rebeschka, uit een rijke familie van Danzig. Hij had haar gehuwd op 31 mei 1635. Weldra hertrouwde hij met Elisabeth Koopman.
2)  Zie over Philippe Pels brief No. 921, n.3.
3)  Zie brief No. 885.



[ 181 ]

No 1037.

Christiaan Huygens aan J. Hevelius.

25 juli 1662.

De brief is in Parijs, Bibliothèque Nationale.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1018. Hevelius' antwoord: No. 1099.



Samenvatting. Aan Hevelius. Brief en boek ontvangen. dank. dat hij zegt dat mij dank verschuldigd is. veeleer aan hem.
Methode om diameters van planeten te meten keur ik niet goed.
Wat denkt hij dat Riccioli en anderen zullen zeggen over de Bijzon die hij 'tegenzon'*) noemt. Of deze dichtbij de horizon stond op gelijke hoogte met de zon.
Dat hij Machina celestis uitgeeft.

Amplissimo Clarissimoque Viro Domino Johanni Hevelio
Christianus Hugenius S. P.

  Eerst is uw brief naar mij gebracht en enige tijd daarna ook naar behoren het boek 1) met de nieuwe waarnemingen. En ik had allang bedankt moeten hebben voor een zo uitnemende gift, maar door verschillende zaken opgehouden heb ik deze plicht niet eerder kunnen vervullen. Het ontzaglijke ongeluk dat zich heeft voorgedaan met de dood van uw voorbeeldige echtgenote had ik vernomen van de voortreffelijke Boulliau 2), en daarom vreesde ik dat dit werk dat onder handen was langer zou worden vertraagd; maar u hebt gelijk dat u het persoonlijke verlies niet nadelig hebt laten zijn voor het algemene nut. En hoezeer u zich verdienstelijk hebt gemaakt voor de astronomische studies, met een zo nauwkeurige beschrijving van de prachtige waarneming, zou ik niet makkelijk kunnen zeggen, daarvoor zal het hele nageslacht u wel de verdiende dank geven.

  Het ook in het licht brengen van het posthume werkje van Horrocks 3) is nu redelijkerwijze meer aan u dan aan mij te danken, aangezien u de uitstekende en keurige uitgave ervan hebt ingericht met uw zorgvuldigheid en bovendien met commentaren verrijkt. Verder, omdat u verlangt dat ik vrijmoedig mijn mening zeg over afzonderlijke delen van het door u geleverde, zal ik openhartig bekennen dat mij deze nieuwe methode niet zo zeker lijkt als door u wordt voorgesteld, waarmee u leert 4) de diameters van de planeten af te leiden uit de diameter van Mercurius.

En wel ten eerste, omdat bij het meten zelf van de diameter van Mercurius heel gemakkelijk een fout kan worden gemaakt, aangezien de met de kijker opgevangen beelden niet een heel scherp begrensde omtrek hebben, zoals ik vaak heb gemerkt bij het waarnemen van zonnevlekken, en dat het zo is wordt wel bevestigd door het heel grote verschil tussen u en Gassendi°) in de omvang van Mercurius. Vervolgens omdat, ook al zou hierover een heel goede overeenstemming bestaan, toch die vergelijking op het oog, waarbij twee Planeten niet in één keer worden bekeken, maar afzonderlijk, zeker bedrieglijk en glibberig is; immers ook


[ *)  HUG 4, f. 1v: 'antelium' (met een kruis zoals in de plaat van Hevelius); niet: 'anselucem'.]
1Mercurius in Sole visus [1662], al genoemd in brief No. 872, n.5.
2)  Tijdens de reis van Ism. Boulliau, in Den Haag. Zie brief No. 1022 [8 juni 1662].
3)  'Venus in Sole visa', opgenomen in het werk van n.1. Zie brief No.885.
4)  Zie Mercurius in Sole visus, p. 90.
[ °)  Gassendi (1632, p. 7) had een diameter van 20" (maar Hevelius geeft op p. 101 bij Hortensius en Gassendi: 28", zoals Hortensius 1633, p. 55). Hevelius vond zelf 12" (1662, p. 87).]

[ 182 ]

de uitnemende Riccioli heeft met toepassing daarvan een veel grotere diameter van Venus gevonden dan de ware, namelijk 4', 8" 4) terwijl die bij u is 1', 6" 5), en bij mij 1', 25" 6). U zult misschien zeggen dat hij ook Jupiter, waarmee hij vergeleek, zoals u voor Mercurius deed, groter gemaakt heeft dan juist is, en dat hij daarom ook bij Venus noodzakelijker­wijze een fout moet hebben gemaakt; maar hiermee zult u hem mijns inziens nooit overtuigen, daar hij die gemeten heeft op een veel betrouw­baarder manier, met in de nabijheid een vaste ster, uit het interval en de schijnbare beweging van Jupiter.
Uw meting wijkt echter teveel af, zowel bij deze planeet als ook bij Saturnus, van de zeer nauwkeurige waarnemingen van die man, die ook worden bevestigd door de mijne, hoe ze ook zijn. Jupiter is immers op de kortste afstand bij u slechts 24", 22"' 5), bij hem is die 68" 4), en bij mij 64" 7). En Saturnus is bij u 19", 40"' 5), bij hem 72" 8), en bij mij 68" 7). Ik verbaas me erover, wanneer u hier een zo in het oog vallend verschil hebt gezien, dat deze methode die u had gebruikt niet verdacht is geweest; maar dat zal ze eenmaal zijn, weet ik, zodra u haar na rijper beraad hebt afgewogen.

  Ik was heel blij met uw waarnemingen van Bijzonnen en Bijmanen, aangezien er zelden zo nauwkeurig en getrouw vertelde te vinden zijn. En die voornaamste van de zonnen [fig.] is in veel opzichten gelijk aan die welke Scheiner in 1630 te Rome heeft gedaan, waarbij eveneens 7 Zonnen waren en waarvan ik de figuur volgens zijn brief 9), die in de Opera van Gassendi staat, heb hersteld. Afwezig is echter de bijzon die tegenover de ware Zon staat, en ook die twee, die ongeveer een cirkelquadrant van de Zon af staan.

Heel zeldzaam is die waarneming van u van een kruis dat door de Maan gaat [fig. I], en ook van de Tegenzon op de snijding van gekleurde bogen [fig. K], ik geef de hoop op de oorzaak hiervan te vinden (terwijl ik die van de andere heb), als hij even laag verscheen als de Zon zelf, zoals de tekening lijkt aan te geven. Dus vraag ik u over dit ene mij met een woordje in te lichten; en als u omgekeerd enige door mij verzamelde waarnemingen verlangt, die betrekking hebben op deze verschijnselen in de lucht, zal ik daarvan gaarne een kopie maken.
Over mijn studies heb ik niet veel te schrijven. De al lang beloofde Dioptrica bereid ik voor om te laten drukken, maar ik word daarvan ik weet niet hoe vaak afgehouden, nu eens door andere bezigheden, dan weer door nieuwe bespiegelingen die er tussen komen. Doch ik zal er aan toevoegen wat ik over de bijzonnen bedacht heb, wegens een zekere gelijkheid van onderwerp.

  Uw Hemelse Machine 10) echter, wanneer laat u ons die verwachten? Opdat u deze tot het gewenste einde kunt brengen, wens ik u leven, vrije tijd, en een gelukkige gezondheid van harte toe. Het ga u goed.

  Dabam Hagae Comitis 25 Julii 1662.


4)  Zie het werk vanNo. 280, n.7, Almagestun novum [1651], T. I, p. 711. [Mercurius: 25".]
5)  Zie zijn Mercurius in Sole visus, p. 101.     6)  Zie Systema Saturnium, p. 83.
7)  Zie Systema Saturnium, p. 84.     8Almagestun novum, T. I, p. 712.
9)  Zie No. 235, n.19 [Gassendi, Opera], T. VI, p. 400-402: brief van Scheiner, 3 dec. 1631.
10)  J. Hevelius, Machina Coelestis (zie brief No. 872, n.6), waarvan het 1e deel verscheen in 1673 en het 2e in 1679 [ander ex. met Lib. III, nr. 1002].
Hevelius, 7 zonnen Scheiner 1630, 7 zonnen, volgens Huygens
Hevelius 1661

Mercurius in Sole, 1662

Zon, 3 bijzonnen op kleine halo,
nog 3 op grote cirkel
(buitenste cirkel: horizon).
Scheiner 1630

T. 17, p. 469,  HUG 31, 119r

Zon, 3 bijzonnen op kleine halo,
3 op grote halo (44° Parhelia).
 



[ 308 ]

No 1099.

J. Hevelius aan Christiaan Huygens.

19 februari 1663.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1037. Huygens' antwoord: No. 1407.


Nobilissimo Clarissimoque Viro Christiano Hugenio.
Johannes Hevelius S. P. D.

  Nu is het al de zevende maand sinds ik uw zeer verlangde brief heb ontvangen; maar hoe het komt dat ik tot dusver zelfs niet met een briefje heb geantwoord? De invloed van mijn huiselijke omstandigheden 1), die ik het afgelopen jaar heb ondervonden, was er de oorzaak van; die mij niet alleen geheel van de gebruikelijke studies, en van die heel aangename Hemel-bespiegelingen, afhield, en lusteloos maakte bij bijna al het ondernomen werk, maar ook vertraging veroorzaakte, waardoor ik tot dusver zelfs niet de meest vertrouwde vrienden, al hebben ze me meermaals in brieven ertoe aangespoord, voldoening heb kunnen geven.

  Nu echter, na het verdrijven (dankzij de zo beschikkende goddelijke goedertierenheid) van de wolken van treurige toestanden en verdrietelijkheden, met daarna een nieuwe echtgenote in huis gebracht 2), begin ik opgewekt met de briefwisseling van mijn kant; evenzo zal ik ook binnenkort terugkeren naar de Muzen, zo God wil; zodat afgemaakt kan worden wat ik nog onder handen heb; ik bid God op mijn knieën dat dit mag gebeuren.

Ik ben blij dat u onze Mercurius 3) naar behoren hebt ontvangen, en ik zeg u de verdiende dank, omdat u ons zo vrijmoedig uw mening hebt gegeven over enkele dingen, vooral over de door mij bepaalde diameters van Mercurius en de andere Planeten. Ik erken wel dat het menigeen op het eerste gezicht kan toeschijnen, dat ik wonderlijke en ongewone dingen heb aangeduid, in wat ik over de grootten van de diameters bekend heb gemaakt. Daar ik te veel afwijk van de bepalingen van zowel Ouden als Recenten, in het bijzonder van de Uwe en die van Riccioli. Maar hoe het ook zij, ik heb er helemaal niets op tegen dat we door een zo groot verschil gescheiden worden; ook heb ik die enorme afwijking heel goed gezien, toen ik Mercurius gereed maakte. Maar omdat voor ons allen niets boven de naakte Waarheid moet gaan, kon ik niet een grotere diameter van Mercurius opschrijven, dan de waarneming zelf, en wel op een onfeilbare manier gedaan, die heeft laten zien.
Overigens ben ik er geheel van overtuigd, dat niemand zo onkundig is, al heeft hij Urania maar vanaf de drempel begroet, dat hij niet duidelijk genoeg een op de Zon gezien lichaampje kan onderscheiden, dat twee, drie, om niet te zeggen vier maal zo groot is als een ander, vooral als hij ertoe overgaat het meermaals met behulp van een passer af te meten ten opzichte van de diameter van de Zon. Ik zou willen dat u evenzo over mij denkt, hoewel ik me goed bewust ben van mijn gebrekkigheid in allerlei zaken, dat ik toch in dit soort


1)  Hevelius bedoelt de dood van zijn eerste echtgenote en zijn tweede huwelijk.
2)  Elisabeth Koopman. Zie brief No. 1081, n.9.
3Mercurius in Sole visus [1662]. Zie brief No. 872, n.5.

[ 309 ]

zaken, waar het gaat over de belangrijkste dingen inzake Astronomie, zo in beslag genomen ben, en met zoveel aandacht en zorgvuldigheid de zaak behandel, met een tegengestelde mening van alle anderen opzij gezet, ja zelfs met die van mijzelf geheel veronachtzaamd als ik vroeger een andere had gehad (zoals mij ook in deze zaak van de diameter van Venus en Mercurius overkwam), dat ik hierin nauwelijks voor iemand anders onderdoe (ik hoop dat niemand het me kwalijk neemt dat ik het zeg). Inderdaad zou er wel nooit iets gebeurd zijn dat mij welkomer was, dan wanneer ik Mercurius en Venus viermaal groter zou hebben gevonden; met die verhouding zou alles namelijk precies overeenkomen met mijn in 1646 genoteerde waarnemingen. Aangezien ik bepaald had dat Venus in die tijd 1' 12" was op een gemiddelde afstand tot de Aarde, en zo op de kleinste afstand meer dan 4 hele minuten. Maar omdat ik naar behoren gezwicht ben voor mijn eigen ogen en handen, heb ik me niet meer willen verzetten tegen de waarheid, met tegelijk verwerping van mijn waarnemingen, die ik verkregen had met behulp van de Maanvlekken, op een niet zo zekere manier.
Mercurius en Venus Over u, geëerde heer, ben ik er evenzo geheel van overtuigd dat u, als het u ten deel was gevallen Mercurius of Venus op deze manier op de schijf van de Zon waar te nemen, die grootte of kleinheid van de diameters zonder enig gezichtsbedrog had kunnen beoordelen. Het is immers ondenkbaar te menen, dat het lichaampje a van Mercurius niet onderscheiden kan worden van het lichaampje b, dat tweemaal zo groot is; om het maar niet te hebben over het lichaam c van Venus, viermaal zo groot als lichaam d; te weten op een schijf van de Zon, waarvan de diameter gelijk is aan een halve Rijnlandse voet. Verder zijn we het ook allen erover eens, die hun gezond verstand gebruiken, dat nergens beter, en op geen enkele manier betrouwbaarder, dan op de schijf van de Zon de schijnbare diameters van de Planeten te bepalen zijn.
Doch dit is tot dusver aan niemand anders, voorzover ik weet, ten deel gevallen dan aan Gassendi 4), Horrocks, Crabtree 5) en mij. Daarom kunnen alle overigen, die langs een andere weg op zoek gaan, of zijn gegaan naar de diameters van de Planeten, mij niets stevigs tegenwerpen op grond van hun waarnemingen; zodat ik op dit punt met hen niets te maken heb; maar alleen met Gassendi, Horrocks en Crabtree, en andersom; wat door mij is waargenomen moet natuurlijk onderzocht worden op grond van de waarnemingen van Gassendi, Horrocks en Crabtree; en weer de diameter van Mercurius op grond van wat door Horrocks, Crabtree en mij is opgemerkt.


4Mercurius in Sole visa, et Venus invisa Parisiis, Anno 1631 ..., Par. 1632.
5)  William Crabtree ... (1610-1644) ... Evenals Horrocks nam hij Venus voor de Zon waar in 1639.

[ 310 ]

Bovendien, wie de door mij waargenomen en bepaalde grootte van Mercurius en Venus in twijfel wil trekken, menend dat ik Mercurius niet zo precies heb waargenomen, en Venus daarvan heb afgeleid: het is noodzakelijk, om niet tegelijk de Venus-waarnemingen van Horrocks en Crabtree te verwerpen; daar hun waarnemingen geheel en al overeenkomen met de onze, bijna tot op seconden. Aangezien Horrocks bij de kortste afstand tot de Aarde heeft gevonden 1' 16" 6), en Crabtree 1' 3" 7). Als u dan weer uit onze Mercurius de diameter van Venus opdiept [p. 101: 1' 5" 58"'], zult u juist hetzelfde vinden. Zoals duidelijk blijkt op pagina 139, uit onze noten bij Horrocks. Andersom komt uit de Venus van Horrocks of Crabtree dezelfde grootte te voorschijn, die ik heb gevonden, zoals we daar op pagina 140 hebben gezegd.
Bij deze zaak feliciteer ik me nu het meest hiermee, dat de door mij waargenomen diameter van Mercurius nauwkeurig overeenstemt met die waarneming van Horrocks en Crabtree. En dat hun waarnemingen belangrijker zijn dan alle andere kan niemand inderdaad ontkennen. Want wie is zo slechtziend, dat hij het verschil niet zou hebben opgemerkt tussen c en d, als Venus, zoals Riccioli beweert viermaal groter was geweest, te weten van vier minuten. Als Venus inderdaad die grootte had gehad, zouden deze beide Engelsen, met hun nooit genoeg te prijzen glasheldere uitleg van de Hemel, die factor 4 of meer ten opzichte van de mening van andere astronomen dan niet hebben bepaald? Voor hen zou het evenzo geweest zijn, als het voor mij zou zijn geweest, als de zaak er zo had voorgestaan.
Gassendi kan weliswaar tegenover ons worden gesteld; maar als enige, en verder in tegenspraak met de waarnemingen van drie verschillende waarnemers, die ook heel ver uit elkaar liggen, wier nauwgezetheid iemand niet makkelijk in twijfel zal kunnen trekken; hierbij (om de beroemde heer niet te kort te doen) moet niet op hem worden gelet; zoals uitgebreider in Mercurius is gezegd. Als de waarneming van Gassendi boven de mijne gesteld zou moeten worden, had voor de Engelsen een Venus van 4 minuten moeten verschijnen; maar ze kwam te voorschijn met maar ongeveer één minuut; inderdaad is de diameter van Mercurius door ons veel kleiner waargenomen, en wel slechts 12 seconden.
Aangezien dus de waarneming van de Engelsen, die kostbaarder is dan alle goud, aan mijn kant staat, betwijfel ik dat iemand de door ons gegeven diameter van Mercurius in twijfel kan trekken, voordat hij zelf zowel Mercurius als Venus met heel verschillende grootte in de omarming van de Zon heeft gezien, en opgetekend; met andere waarnemingen en redeneringen, langs andere weg afgeleid, zullen de onze echter nooit verzwakt kunnen worden. En als dan zo wordt toegegeven dat het ook werkelijk zo met de zaak gesteld is, dat ik Venus op de juiste wijze uit mijn Mercurius heb kunnen halen, zijn in elk geval ook de diameters van alle andere Planeten naar behoren door ons nagevorst, ook al zal die manier iemand in het begin moeilijk toeschijnen.
Maar u houdt mij de waarnemingen van een vooraanstaand persoon voor; en van de andere kant houd ik u die van Horrocks en Crabtree voor; hoe die bijeengebracht kunnen worden begrijp ik niet. Hij heeft een Venus van 4 minuten, zij stellen haar echter van slechts één minuut. Misschien stemt u zelf wel in met Horrocks en Crabtree, die Venus geheel vrij van alle onechte stralen op de schijf van de Zon hebben gezien en met de passer hebben nagevorst; vooral daar onze Mercurius met hen overeenstemt. Ik blijf dus allerminst


6)  'Venus in Sole visa' (1662), p. 116, Notae.     7)  Zie hetzelfde werk, p. 117.

[ 311 ]

hierbij stilstaan, daar u heel deze zaak, vooral de waarneming van Horrocks, onpartijdig zult afwegen, ja zelfs uw berekening eraan zult toevoegen, en uw mening evenals ik mijn vorige, niet moeilijk zult opgeven.

  Over de Tegenzon vraagt u, of die even laag is verschenen als de Zon zelf? Op de koperplaat heb ik hem wel zo getekend, omdat er ruimte ontbrak, alsof hij op dezelfde hoogte zou hebben gestaan; maar voorzover ik me herinner was deze Tegenzon op dat tijdstip iets hoger dan de Zon; doch hoeveel graden, zo nauwkeurig kan ik het niet bepalen; ik denk evenwel dat hij makkelijk 15 of meer graden hoger was dan de Zon.

Het ga u heel goed, en niet slechts dat jaar dat dankzij God is afgelopen; maar ook vele komende jaren, die de Goddelijke Voorzienigheid voor u bestemd heeft om voorspoedig en gelukkig te ondervinden; zet dan door met grote ondernemingen die ten goede komen aan de Republiek der Letteren.
Dabam Dantisci Anno 1663, die 19 Februarii.




[1665]



Home | Christiaan Huygens | T. IV | Johannes Hevelius (top)