D. Rembrandtsz van Nierop aan Christiaan Huygens.5 april 1669.
Mijn antwoort is wat lang vertoeft om oorsaeke dat ue geschrifte 1) was in de franse tael, en ook zo heeft mij dit veroorsaekt om den heer Des Cartes zijn reden over dese dingen 2) wat nader te overwegen: Waer in my dunkt dat hem voornamelyk de eijgen ondervindingen ontbroken hebben. Want onse ondervindinge en geleek na geen ronde wolk die zo met een ijsige ring omset was, maer het was een lucht die meestendeele met dunne witte wolken beset was, en dat zo wat dampich, voornamelijk ontrent de son en sijn krans also dat de son daer wel doorscheen, maer men konde de rand van de son niet sien. 1) Zie brief No. 1610, noot 10 [p. 162]: publicatie van een waarneming van een kring om de zon: 'Relation d'une observation faite a la Bibliothèque du Roy, à Paris, le 12. May 1667', Paris 1667 [>]. 2) Brief No. 5, noot 7 [I, 6]: R. Descartes, Discours ... Les Météores, Discours dixième [dernier, 9me , Ned.]. |
[ 401 ]
Den heer Des Cartes en wil ook niet dat de schijnsonnen juijst zouden komen inde doorsnijdingen van de krans en witte kring, gelijk inde roomse vertooning 3) in K ende N, en nu ook met d'onse bevesticht, maer hij zeijt dit bij geval also gekomen te hebben: twelk ick vertrou indien hij d'onse gesien hadde, dat hij wel anders van dese zaeke geoordeelt zoude hebben, want mij docht dat dese doorsnijdingen de voornaemste oorsaek waeren van dese twe schijn-sonnen. Also dat mij dese ue stelling (met de graen-bolletjes [>] en de ijs-cijlinders [>]) de waerheijt al heel gelyk schijnt te wesen, en noch te meer, om dat dese vertoningen wel meer in groenlant voorvallen, zo mij bericht is, alwaer ook ijs-Cijlinders gelijk ijs-druppels uijt de lucht komen vallen, en dat om de groote koude deser lucht.
Dese lootrija) hangende Cijlinders, aldus in de lucht hangende, en voortgebracht worden door d'opstijgende dampen, even gelijk de ijsdruppels door de neerdalende vochtichheden, dat schijnt mij natuurlyk:
3) Het verschijnsel gezien te Rome in 1629. Zie o. a. de brieven No. 676 [II, 499] en 695 [II, 529]. [En Huygens behandeling in 'De coronis et parhelijs'.] a) perpendiculair [Chr. Huygens]. [ Fig. VII en VIII zijn hier bijgevoegd.] 4) Willem Barendtsz. [ca. 1550 - 1597] en de zijnen overwinterden op Nova Zembla, 1596-7. 5) De eerste uitgave verscheen in 1598: Gerrit de Veer, Waerachtighe Beschryvinghe van drie seylagien ... [herdruk 1997]. De figuur met de bijzonnen staat op p. 16 bis. [ Blaeu 1667: vierde zon erbij, niet in het 'tegenoverpunt'; vgl. Huygens' fig. VIII hierboven.] [ In 1674 publiceerde van Nierop zijn Tweede deel van enige oefeningen, met 'Ten eersten, over het vroeg vertonen der Sonne op Nova Sembla int Iaer 1597'.] |
|
er ook een schijnsonne gesien hebben: also dat dese boogen schijnen te gevallen na t hellen deser Cijlinderen: twelk alle zo wat met schijn van reden dient betoocht te worden. Dit dan zijnde het antwoort dat ick op dese tijt hebbe konnen geven: zo is mij ook in dese oeffening voorgevallen de philosophije van den heer Des Cartes, welke in mij een groot licht geteelt heeft, en dat voornamelijk int stellen der zichtbaere werelt. Doch is mij hier een dink voornamelijk in tegen gevallen, waer me dat hij (mijns oordeels) zijn eijgen gronden me schijnt om veer te smijten, en dat om de beweginge der Cometen me te bewijsen, gelijk te zien is int derde deel zijnder beginselen 6), als dat de beweging na de son toe snelder is dan die veerder daer af zijn, en dat tot zekere palen toe, welke pael al tot buijten saturnus omring, zoude komen, ende dat dese beweging dan weer snelder zoude worden. Waer tegen dat den heer Le Komte 7) een tegenwerping gedaen heeft, gelijk te zien is inde 13 brief in het tweede deel, en dit weer beantwoort van den heer Des Cartes inden 14 brief 8), en dat met weijnich fondament van reden, want hij bekent zelf dese ongelijke loop der materie, voornamelijk gestelt te hebben, om daer me de verschijninge der Cometen goet te maeken, gelijkt ook anders nergens toe dienen kan: welke beweging mij tegen de natuer en heel onfatsoenelijk schijnt, ende noch dat dese beweging zo snel zoude wesen, dat een Comeet (verschenen inden jaere 1475) in zo een groten afstant van ons af zijnde, en noch zo uijtsinnich snel zoude vallen, dat die in elke etmael wel 30 of 40 graden zoude konnen aflopen, gelijk te zien is int 128 lit des derden deels [Ned.]. Dese dingen hebben mij heel wonderlyk voorgestaen, en lange tyt veel op gedacht, en niet konnen bedenken hoemen dit met natuerlijke reden enige schijn zoude konnen geven. Want int gemeen gaet de beweging met het gevolch der teykenen, en dese beweging der Cometen, gaet zowel tegen als me, ja langs of dwars zo t valt, en de stelling van den heer Des Cartes en stont mij geheel niet aen, ook en kondense onder de verhevelingen des luchts niet gestelt worden gelijkse wel eertijts gestelt zijn: also dat in alle de hemelsche bewegingen mij op veele na niet zo vreemt en scheen als dese. Ten lesten is mij in dese oeffening te voren gekomen twelk mij heel natuerlijk schijnt, ende zal ue t zelfde hier mede deelen, als zijnde hier van de eerste, mits dat ick zeer begeerich ben om ue antwoort hier op te mogen zien. Ick zegge dan, dat de Comeetsterren voort komen van de vlecken die uijt de sonne geteelt worden*), 6) Principia Philosophiae (1644) [p. 156, 162; Ned. 186, 193], genoemd in brief No. 3g [<]. 7) Antoine Le Comte (Lecomte), raadgever van de koning [...] was bevriend met geleerden als Clerselier, Levasser en Chanut. 8) De nummers hebben betrekking op de uitgave van 1666 van de Lettres de M. Descartes [^]. [ *) Evenzo in Eenige oefeningen (1669), p. 64 en 75: Nic. Cabeo, In quatuor libros meteorologicorum Aristotelis (1646), zie ed. 1686, vol. 1, p. 199. Vgl. W. Snellius, Descriptio cometae (1619), p. 42.] |
[ 403 ]
waer van den heer Des Cartes zeijt int 99e lit des derden deels, als datse lichtelijk geraeken tusschen deur de bolletjes of deeltjes der twede hooftstoffe, om na de b) middelpunten der draij-kringen daer rontom te gaen. Enige andere zijn noch kleijnder, en dese konnen ook van alle zijden na den hemel duergeraeken, of eer na de son gedreven worden etc. A. Metius 9) in zijn Astronomicae institutiae op de globen 10) pagina 3 geeft dese sonnevlecken den naem van planeten die rontom de sonne gaen, en dat hij die met de verregesichten van zijn broeder 11), verscheijdemael zoude waergenomen hebben, zo des morgens int op als des avonts int ondergaen van de son, en datse van de oost tot de westzijde van de son zouden passeeren ontrent in 10 dagen. Dese sonnevlecken zegge ick dat enige dichte vasticheijt bekomen, waer me datse van de sonne verwijden, ende met een rechte linie, als vande sonne uijtgespat of uijtgeschoten worden, en dat rechtuijtgaende tot d'omloopen van mercurius, venus, den aertkloot of noch veerder, tot datse van haer veerd of dichte vasticheijt verlaeten wordende, en also weer na de son toekeeren, of inden hemel versmelten of verdwijnen: Waer af men tot beter bescheijt zoude konnen geraeken, indien de Cometen haer loop wat neerstiger nagespuert waeren. b) centra vorticis [D. Rembrandtsz.]. 9) Adriaen Adriaensz. Metius (1570 - 1635) professor in de wiskunde te Franeker [...]. 10) Institutiones Astronomicae & Geographicae, Fondamentale ende grondelijcke onderwysinge van de Sterrekonst ..., 1614. Tweede deel: Nieuwe Geographische Onderwysinghe ... Globe ..., 1614 [1621]. 11) Jacob Metius [>]. |
[ 404 ]
Ick neme nu de loop van dese laetste int jaer 1664 en 1665 om de zelfde alhier met natuerlijke reden en wiskonstige regulen uijt te beelden, hoe dat die zienlijk aen ons vertoont is: waer uijt ick vertrouwe dat alle bewegingen der Cometen zullen konnen nagespuert worden, alhoe zeltsaem dat die zomtijts aen ons konnen voorvallen. Ick zegge dan datse met een rechte linie van de son uijtgaen, twelk blijkt aen dese Comeet om dat die in een groot ront langs den hemel gepasseert is: want laet een hemelkloot also geset worden, dat een evenaerlenkte van ontrent 134 graden en Zuijder brete 59 graden in het top komt, twelk gevalt ontrent de keel of krop van de grote beer, als dan zal de loop van dese Comeet gaen langs den horisont, wiens zienlijke loop begonnen is tusschen de rave en koornaer, int leste van november, gaende door de raven, de waterslang, t marseyl van 't schip, het achterste van de groten hont, de haes, de rivier, de walvismont, de voorbeen vande ram, eyndelijk een weijnich gekromt na de hoorn van de ram. *)
|
Om nu dese loop ogenschijnlijk voor te stellen, zo laet dit ront LGDAC den omloop des Comeets, als ook den horisont op een gestelden hemelkloot beteijkenen, T het top, wiens evenaer lankte en brete terstont gestelt is, ÆQ den evenaer, CFL de ecliptica of de sons wech, P de pool, en PD de meridiaen. Laet nu ook dese figuer int plat T de son beteijkenen, en CFL den aertkloots-wech, daer van TB loopt uyt T de son tot ontrent 9½ graden in Canser, om dat de Comeet aldaer zijnde, doen was de son in tegenoverpunt, gelijk hier na ook bevonden zal worden, ende was den 30 december smorgens ontrent ten 8 uren. Ook staet te letten dat indien de Comeets wech juijst int plat van de ecliptica gevallen had, hij zoude ook in de ecliptica gebleven hebben, maer nu langs het ront GDAC gaende, zo moet die besuijden uijtgegaen wesen, daerom zo trek ick TO de Comeets wech, en neeme die recht onder TB te komen.
Om dan nu te vinden hoe veel dat dese Comeet dagelijks van ons geweest is, en met wat hoek dat die besuijden de ecliptica uijt de son gegaen is, als ook hoe veer [ *) Zie de tabel in Hevelius, Prodromus cometicus (1665), p. 20; en de kaart bij: Samuel Danforth, An astronomical description of the late Comet or blazing star; as it appeared in New-England, Cambridge (Mass.) 1665; en de kaart van Cassini.] |
[ 405 ]
van de son, en zijn dagelijks verwijden en naederen, en dat alle in deelen daer van de aertkloot wechs half middellijn 10000 doet.
Hier toe neem ick den 15 december 1664 doen ick ten eerstemael zijn plaetse waernam, des morgens ten 6 uren, zijn evenaerlenkte ontrent 181 graden en Zuijder brete 22½ graden twelk op de voorgestelden hemelkloot of in dese figuer komt in G: den aertkloot op dese tijt zijnde in tegenoverpunt van de son 24 graden in Ick vinde dan door uijtpassinge als geseyt is, voor DG 42½ graden en DE 66, dat is van E tot G of hoek ETG gelijk den hoek EFO 108½ graden diens half ront schil is 71½ graden voor TFO: ook vinde ick voor DA 49½ graden, zo blijft voor ETA of FTO 16½ graden en de hoochte EF 40 graden, diens scheelboogs hoekmaet is voor FT 76604, twelk zijn drie bekende palen des driehoeks FTO, waer door gevonden wort de zijde FO 21770 twelk is de veerheijt van t aertrijk tot de Comeet, als ook de zijde TO 72688.
|
Voort stelle ick dese twede figuer, alwaer S de son of aertkloot wechs middelpunt beteijkent, T het top, en B de 9½ graden in ![]()
![]() Om dese Comeet zijn beweging voort na te spueren, zo is die ook op den 21 december bij verscheijdene waer genomen, en ook bij 13) Jacob 12) Lees: LOS. 13) Misschien is van J. Brasser het plakkaat: Klare Afbeeldinge van de Staert-Ster. Hoe, waer, en op wat manier en tijdt de selve haer vertoondt heeft, 1664 en 1665, zo in Nederlandt, Hoogh-duytslandt, Switserlandt, Vranckrijck, Engelandt, Yrlandt, Italien, Turkyen, en in de Oosterse Landen. t'Amsterdam, by Paulus Matthysz. in de Stoof-steeg in 't Musyc-boeck, gedrukt. 1665. in-folio. met 5 figuren. |
[ 406 ]
Brasser 14) tot hoorn door de distantie van 2 bekende sterren uijtgereekent, zijn evenaer lenkte 64 33, en Zuijder brete 26 29, den aertkloot nu zijnde int begin van ![]()
Voort is die op den 26 smorgens ten 2 ure waergenomen 15) bij H. la been 16) tot dordrecht, ende ten 4 uren bij 17) Arent Roggeveen 18) en joos van breen 19) 14) Jacob R. Brasser was landmeter te Hoorn, en heeft verscheidene wiskundige werken geschreven [^]. 15) Korte Beschryvinge Van de hedendaegsche Comeet-Gestarnte. Eerstelijck de Beschrijvinge in 't kort, omme daer mede te vinden op de globe den loop der Comeet-gestarnte, by wat Natie dezelfde heeft konnen gesien ende geobserveert werden. Midtsgaders een Register ofte een Kronijck in 't kort, van de voornaemste Cometen die t'sedert den uyttocht van de kinderen van Israël uyt Egipten, aen 't Firmament des Hemels gesien zijn, tot desen huydigen dage toe, met de plagen, Oorlogen ende geschiedenissen die daer op gevolght zijn. Daer is noch achter by gevoeght een Dagh-Journael van tijdt en stont, hoe dezelfde geobserveert is, ten dienste van alle Lief-hebbers, om met behulp van de observatie in andere Landen de ware lengte uyt te vinden, tusschen soodanige plaetse, daer d'observatien gedaen zijn, met andere nuttigheden meer. Door Henryck La Been. Tot Dordrecht, gedruckt by Symon Onder de Linde, boeck-drucker by de Visch-marckt. In 't jaer 1665. in-4o. 16) Heinrich La Been gaf navigatielessen te Dordrecht. 17) Het nieuwe droevige nacht-licht, ontsteken door Godts toren, ende vertoont op den aerdtkloot, in een comeet ofte staert-starre Den 15. December 1664, tot den 9 Februarij 1665, waer in wort aengewesen den wonderlijcken loop der selve. Beschreven door Arent Roggeveen, lief-hebber der Mathematica, professie doende in de zelfde konst tot Middelburgh in Zeelandt. Voor den Autheur. Tot Middelburgh, gedruckt by Thomas Berry, Boeck-drucker, woonende op de Noort-zijde van den Dam. Anno 1665. in 4o. met 2 gravures. 18) Arent Roggeveen (? - 1679), wijnroeier te Middelburg, gaf lessen in wiskunde en navigatiekunde. Hij liet verscheidene werken na, en een atlas. In 1676 publiceerde hij over een plan voor een reis in de Zuidzee, dat zijn zoon Jacob ondernam op 6 mei 1723. 19) Joost van Breen was navigatie-instructeur te Middelburg en later te Amsterdam; maar hij schreef ook theaterstukken. Hij publiceerde: Stiermans Gemack ofte ... Konst der Stierlieden, 's Gravenhage, 1662. in-4o [met de 'spiegelboog']. en waarschijnlijk ook het plakkaat: Nieuwe prognosticatie, over de sterre mette staert, gesien binnen Middelburgh den 15. Decembris 1664. voor d'eerste reyse, en den 18 dito voor de tweede reyse. By-een-gestelt door een lief-hebber. Tot Middelburgh. Bij Pieter van Goetthem, Boeckverkooper aen de Groote Marckt. Anno 1665 [1664]. in-4o. |
[ 407 ]
tot middelburgh, die al wat in haer observatie verscheelen, ick hebbe tusschen haer beijde genomen, doch A. Roggeveen naest, de evenaerlenkte 136½, en Zuijder brete 302/3 graden, den aertkloot nu zijnde 5 graden in ![]()
Eer ick veerder koom zal hier noch stellen uijt ue observatie van den 2 december smorgens ten half 7 ure 20), en zo veel ick kan bemerken dese evenaerlenkte 183¾ graden en Zuijder brete 19½, den aertkloot nu zijnde 11 graden in |
Ick kome dan voort tot den 30 december savonts ten 9 uren, waergenomen bij A. Roggeveen, de evenaerlenkte 75½, en Zuijder brete 17½ graden. De Comeet die ick altijt in G gestelt hebbe, en nu verloopen zijnde over DA en E, zo stelle ick dese derde figuer van beteijkening als voren, ende den aertkloot F nu tusschen de son en Comeet heen gepasseert zijnde, is hier nu in F 10 graden in ![]() c) sinus complementi [D. Rembrandtsz.]. 20) Het gaat kennelijk om de waarneming van Kechelius ab Hollenstein (zie brief No. 1297 [V, 178]), die waarschijnlijk door Huygens aan Rembrandtz van Nierop is meegedeeld. Huygens zelf begon zijn waarnemingen pas op 15 december 1664; zie brief No. 1302 [V, 189]. |
[ 408 ]
gevonden wort voor de zijde FO 7037 veerheijt, en de Zuijderafwijking 2 30, als ook de veerheijt van S tot O 104312.
Als ook wanneer den hoek FTO maer ontrent 4 minuten groter genomen worde, dat is ruijm op 34 minuten als dan vintmen FO 7122 en de afwijking 2 50, als ook de veerheijt van S tot O 104980, welke ick om beter ordre alhier gestelt hebbe: en dit grote verschil komt om de kleijnheijt des hoeks FTO, maer den aertkloot wat verder van dese strael af zijnde, en de hoek wat groter gevallende, ten zal op een kleijn verschil zo veel niet verscheelen.
Voort hebbe ick met enige van de mijne dese Comeet zelf waergenomen den 3 januarij 1665 savonts ten 6 uren, en uijt gereekent zijn evenaerlente 47 40 en Zuijder brete 2 30 zeer na over een komende met J. Brasser, den aertkloot nu zijnde 14 graden in
Den 9 januarij hebben wij en meer andere dese Comeet waergenomen, zijn evenaerlenkte 32 0 en Noorder brete 7 25 den aertkloot nu zijnde 20 graden in
Den 19 januarij hebben wij en meer andere dese Comeet waergenomen, zijn evenaerlenkte 24½ en Noorder brete 12 graden, den aertkloot nu zijnde 30 graden in
Den 4 februari bij ons en andere, zijn evenaerlenkte 22 en Noorder brete 14 graden den aertkloot zijnde 16½ graden in |
[ 409 ]
6 graden, welke nu in dese derde figuer 21) over d'ander zijde van D gevalt, daerom den hoek ETG of EFO 123 graden en DA 49½ als voren, dat is den hoek FTO 55½ graden, en de hoochte EF 47 graden, waer door gevonden wort de zijde FO 60835 de veerheijt van t aertrijk tot de Comeet, en de afwijking ten noorden 2 45 als ook de veerheijt van S tot O 95817.
Tot besluijt zo vinde ick noch in ue observatie van den 20 februarij 22) die ick zijn evenaerlenkte vinde ontrent 201/3 en zijn Noorder brete 152/3 graden, alwaermen ziet dat hij een weijnich ten noorden opgaet, twelk zo vreemt niet en is dat hij int afdalen na de son toe iets van zijn rechte linie afgaet: niete min ick stelle als of hij in zijn rechte linie bleef, en d'aertkloot nu zijnde 3 graden in Dese reekeningen op dese verscheijden tijden hebbe ick alhier bij den anderen vergaert, te weten de veerheijt van t aertrijk tot de Comeet, de afwijking des Comeets van d'ecliptica op elke tijt, en de veerheijt van de son tot de Comeet, als ook het rijsen en daelen deses Comeets, en dat alle in 10000e deelen van d'aertkloot tot de son, als boven geseijt is. |
21) De figuur op p. 407. 22) Deze waarneming is niet gedaan door Huygens, maar waarschijnlijk door hem aan Rembrandtsz. van Nierop meegedeeld. De laatste waarneming die Huygens in zijn journaal optekende is van 26 januari; hij voegt eraan toe dat hij 3 of 4 dagen later de komeet niet met het blote oog heeft kunnen waarnemen. Toch is de komeet nog waargenomen deels met een kijker door Hevelius tot 18 februari [^], door Rodbeck tot 20 februari, door Cassini en Auzout tot 19 maart, en tot 20 maart door een anonymus (waarschijnlijk pater Joseph Laragoza te Valence). [R. Moray aan Chr. Huygens, 10 april 1665 (T. V, 322): Robert Hooke zag deze komeet nog 8 dagen geleden.] De waarneming van de tekst is moeilijk te herleiden; de lengte is hier 24° 39', maar bedroeg 26° à 27°. |
[ 410 ]
Alhier is te zien dat de Comeet van den 2 december tot den 15 (dat is in 13 dagen tijts) geloopen heeft of geresen is 910 deelen, dat is in elke dach 70 deele: en aldus voortgaende van den 15 tot den 21 zijn 420, dat is ook des daechs 70, ende van den 26 smorgens tot den 30 savonds, vint men 176 deelen, dat is in 4½ dage 39 deele des daechs, en aldus voortgaende men vint dat dese Comeet ontrent den 9 januari op zijn veerste geweest is, te weten 795 deelen buijten de aertkloots wech, en is van dien tijt af beginnen te daelen, en met der tijt wat snelder, gelijk dit alle hier boven te zien is, en ook inde volgende figuer afgebeelt wort: |
Alwaer dit halve ront beteijkent de wech die d'aertkloot gepasseert is, ende SO de strael of rechte linie die de Comeet uijt S de son geschoten heeft tot O, en ook weer langs de zelve gedaelt is, mits dater ook enige plaetsen geteijkent zijn waer de Comeet op seekere tijden geweest is. Alhier staet te letten op de opklimmende noord-afwijkingen, wiens oorsaeke mij scheen, om dat de uijtschietende strael noch enige graden bewesten of voor de hoochste booch van de 90e graed in d'ecliptica geviel (volgens dese gestelden hemelkloot) en daerom den aertkloot van desen horisont opliep. Doch alhoewel dit na mijn voornemen niet altewel uijtvallen wil, zo dunkt mij dit nietemin met de verschijninge der Cometen over een te komen. |
[ 411 ]
Want onder de verschijninge der Cometen zo dunkt mij dese soorte de wonderlijkste te wesen, om datse eerst smorgens en daer na savonts gesien wort, en ook om datse zo veer door den Zodiak loopt, ende zijn inden beginne kleijn en met een trage beweging, gelijk ook int eijnde: van welke soorte verstaen ick ook geweest te hebben de Comeet daer den heer Des Cartes van schrijft inden jaere 1475 [<] en gebueren op dese wijse heel zelden, want hij getuijcht van geen meer als dese gelesen te hebben, ende moet geweest zijn met noorder afwijking.
Een ander soorte van Cometen vinde ick die wel smorgens en savonts gesien worden, maer t is in een zelfde etmael. Gelijk te sien is inde nieuwe hemelsche vertoning 23) van Christ. Longomontanus 24), gebuert inden jare 1607, die den 26 September Nieuwe stijl begon te verschijnen onder de buijck van de grote beer, en dat met een snelle beweging, gaende met het gevolch der teijkenen, benoorden arcturus, en besuijden de noortkroon, ende voort benoorden de waege
Op de naspueringe deses Comeets verstaen ick dat dit met een noord-afwijkinge tot enige graden in aries In gevalle dat dese Comeet wat oostelijker of wat verder na taurus toe uijtgeschoten hadde geweest, also dat het aertrijk tusschen de son en de Comeet door gepasseert hadde, dan zoude dese gelijk de voorgaende geweest hebben, en zoude ook tegen t vervolch der teijkenen geloopen hebben, daerse nu met het gevolch der teijkenen gegaen is: twelk alles in een open spera met een loopenden aertkloot licht na te spueren is. 23) Dit is een vertaling van de gebruikelijke titel 'De novis coeli phaenomenis' van Astronomiae Danicae Appendix de asscititiis coeli phaenomenis, nempe stellis novis et cometis, Amst. 1622 / 1640. Het werk wordt genoemd in brief No. 1475 [V, 497]. De beschrijving van de komeet (die van Halley), waargenomen in sept. en okt. 1607, staat in Cap. IX, p. 25. 24) Uit de titel volgt dat Severin niet de voornaam is van Chr. Longomontanus (zie brief No. 123, noot 4 [I, 176]), zoals sommigen meenden, maar die van zijn vader. |
[ 412 ]
In gelijke maniere isser ook een kleijn Comeetsterretje gesien int jaer 1647 int begin van october, loopende van bewesten botis, door botis, benoorden arcturus, na de noortkroon, ontrent evenwijdich met den aequinoctiael, geduerende ontrent een weeke lang. Dit comeet sterretje schijnt wel ontrent opt aertrijk aengeschooten te wesen, en door de aertkloots omloop zo is die met het gevolch der teijkenen schijnen te loopen: doch dese Comeet en is op veele na zo dicht niet aen t aertrijk geweest, om oorsaeke dat die zo kleijn en zo weijnich daegen gesien worde.
Ontrent op gelijke maniere hebben wij nu ook onlangs dese laetste Comeet gesien int jaer 1665*) die hier eerst den 6 april begonde gesien te worden, des morgens een weijnich besuijden t paerts been, gaende met het gevolch der teijkenen besuijden t hooft andromeda, daer ick hem den 11 april gesien hebbe, ende voort tot besuijden de triangel
Dese is ook met een noorder afwijking en dat weijnich beoosten t aertrijk ontrent na t uijterste van libra
De wijt vermaerde Comeet verscheenen inden jaere 1618 inde maent van december heeft hem eerst schielijk en groot beginnen te vertoonen des morgens den 1 december, bij de sterren van de waege Op gelijke maniere hebben wij ook een Comeet gesien int jaer 1652 wiens begin eerst in dese landen gesien worde den 15 december, en dat int uijterste zuijd bij de duijve noachs, gaende ten noorden of noord-westen opwaerts, eerst ten snelsten en opt grootste vertoonende, gink over de haes, de stiers oogen, t hooft medusa, tot tusschen perseus en de voet andromeda, alwaer hij na 20 dagen met een traege loop en int licht afnemende verdwenen is. Gelijk te zien is inden Jahrbuch 25) van Stephanus fuhrman 26). Op welke naspueringe blijkt dat dese nagenoech op een zelfde maniere geweest is als die van den jaere 1618, want dese ook met een zuijd-afwijkinge, doch schijnt ontrent recht op t aertrijk [ *) Staat ook in de lijst van 'Great Comets'.] ![]() 26) Stephan Fuhrmann overleed in 1683 te Lippstadt. Hij was 41 jaar pastor geweest, pastor senior en ephorus van het gymnasium. Hij schreef verscheidene gedichten. |
[ 413 ]
aengeschoten te wesen, om dat hij eerst int uijterste zuijd gesien worde, en ook door de aertklootsbeweging ten oosten, is hij ten westen schijnen te loopen, en eijndelijk met een trage loop verdweenen.
Alhier valt nu licht het gene daer den Heer Des Cartes zo veel werk van maekt, dat is waerom dat een Comeet zo schielijk en met een grote glans ondekt, en waerom dat die zo lanksaem afneemt: want dewijle datse dan als vers uijt de sonne geschoten, ende van t zelve licht door den donkeren nacht aen ons gesicht ondekt wort, zo ist natuerlijk dat se dan in een groter glans vertoont, en wederom verder van de son of van t aertrijk afgaende ook met de tijt afneemt. Als nu en gevalter ook zo veel niet om de steert te maeken, want het blijkt dat het een doorschijnige materie is, wiens doorschijnige straelen zo een uijtschietende steert aen ons gesicht vertonen: ook en zoude het niet vreemt zijn, dat wanneer die ontrent het uijterste van de maen of eertklootsvloet is, dat alsdan de steert enige buijging zoude konnen veroorsaeken, en dat om tsamenloopen deser vloeden, twelk getuijcht wort wel gebuert te wesen. Maer me dit hier bij laetende zal verwachten hoe dit bij ue opgenomen wort, ondertusschen hopende al is dit noch niet volkomelijk getroffen, dat het nietemin mach dienen tot een naukueriger naspuering van dese en andere wonderlijke werken gods: mits ue welvaert wenschende blijve na hartelijke groetenisse Ue Dienst willige vrient den 5 april 1669. 27) Lees: Riccioli. 28) Almagestum novum, tomus II, libri VIII, sect. I de Cometis, caput xxiii, p. 119, conclusio I [en cap. iii, p. 7-8, met onderstaand citaat]. [ Voor de vermelding van George Phranza (Sphrantzes) zie: David Milne's 'Prize essay on comets', 1828.]
[ Alexandere Guy Pingré, Cométographie ou Traité historique des Comètes, 2 vol. Paris 1783-1784 (het jaartal 1450 moet 1454 zijn volgens de toelichting van Pingré: na de 'val' van Constantinopel).
[ Maar Jac. Pontanus' vertaling uit het Grieks was niet juist: de komeet kwam niet voor de maan, er was een gewone maansverduistering. Zie: F. von Zach, Monatliche Correspondenz zur Beförderung der Erd- und Himmels-kunde, XXIII (Gotha 1811), p. 196: 'Über die angebliche Verfinsterung des Mondes durch einen Cometen im Jahre 1454.']
|
[ 540 ]
D. Rembrandtsz van Nierop aan Constantyn Huygens sr.6 december 1669.
Het zijn nu ontrent acht maenden geleden dat ick aen u in geschrifte gesonden hebbe, waervan het eerste was dienende tot antwoort op sekere gestelde. Ende voort dat bij mij getracht worde om te zeggen de oorsaeke en afkomste vande wonderlijke verschijninge der Cometen, mijn versoek was 1) om te weten wat ue soon Christiaen vant zelfde zoude konnen oordeelen: maer al hoewel dat ick een antwoort met verlangen te gemoet zach, zo en hebbe ick tot noch toe niet vernomen, also dat ick de zelfde verschijninge der Cometen noch wat nader hebbe overgesien verbetert en vermeerdert, zo veel als ick op dese tijt hebbe konnen te wege brengen: en also ick noch ontrent van dese materie wat hadde, zo hebbe ick dit met malkander laeten drucken 2), en ue met het zelfde vereerende, als ook met een geplakt briefken aengewesen de drukfauten die (tot mijn leetwesen) al wat veel zijn, en dat voornamelijk int maeken der kaerten, waer me dat het kan verbetert worden. Hier me dan noch eens antwoort versoekende, wat hier van, of hier tegen zoude konnen geseijt worden, twelk ick met d'eerste gelegentheijt verwachte. Waer me ue den heer bevelende blijvende na hartelijke groete Ue Dienst Willige vrient den 6 december 1669.
Aen den E. Heer Constantini Huijgens 1) Zie brief No. 1724 [<] van 5 april 1669. 2) Eenige oefeningen in god-lijcke, wis-konstige en natuerlijcke dingen ..., Amst. 1669 [met op de titelpagina zijn portret; een tweede deel verscheen in 1674]. ![]() [ Wikipedia: Ander portret, 1658.] [ Marlise Rijks (ed.), The correspondence of Dirck Rembrantsz van Nierop (1610-1682) (Den Haag 2012), pdf bij DWC.] |