Home | Chr. Huygens | Oeuvres IX

[ 24 ]

No 2396.

J. Hudde [<] aan Christiaan Huygens

3 september 1685.

    Mijn Heer

  Nadat ik de H.ren Bewinthebberen van dese Kamer hadde voorgedragen d'inhoud van uEds. aangenamen van den 29 Augusti 1), zo is geresolveert het Galjoot, dat wedergekeert is met de drie verwachte na-schepen, en hier voor de paalen is aangekoomen, uEd. ten bewusten einde 2) te presenteren; en ter keuze van uEd., ofte alhier uEd. in te neemen, ofte wel te gaan voor Schevelingen, zo 't uEd. aldaar liefst hadde; 't is gereet, en zal verzien werden met een zeer bequaam schipper, en die het zelfde is gewent te gebruijken. Zulx dat wij dan zullen afwagten hier op uEds. resolutie, dat is, oft hier uEd. zal afwagten, of wel voor Schevelingen, ofte ook elders daar 't uw commoditeyt best zal requireren. Gemelde H.ren hebben ook geresolveert de resterende eijsch van mons.r van Teilen*), als mede rekeninge van den Smit te voldoen. Zo zijt hier gelieven te ontfangen, konnen zij 't of zelfs of door assignatie bekoomen, ofte anderzints zal men 't haar wel doen hebben door een boode van de Stad, die met d'aanstaande vergadering in de Hage staat te koomen. Dese dan tot geen ander ende dienende, zal hier mede afbreken, en verblijven

    Mijn Heer

UEd. ootmoedigen Dr.  
J. Hudde.    

  Met grooten haast
  desen 3 Septb 1685.
    tot Amst.

    Mijn Heer
Mijn Heer Christiaan Huijgens van Zuilichem,
        in
      's GravenHage.


1)  Deze brief is niet bekend.     2)  Zie brief No. 2397 [p. 25].
[ *)  Lees: van Ceulen, volgens T. XVIII, p. 510.]
[ Het ging om een proef met het slingeruurwerk op de 'Zuyderzee' (IJsselmeer), 11 september (p. 31): het stormde zo hard dat de schipper niet verder wilde, bang dat het zeil stuk zou gaan, maar een van de twee uurwerken bleef lopen.]



[ 37 ]

No 2406.

Chr. Huygens aan J. Hudde

okt. 1685, samenvatting

Vond hem*) in sijn dingen wel geoeffent. ick wilde wel dat het de slechtste verstanden konden leeren. Hij begint beter te begrijpen en sal dat wel leeren. hij soude geen relatie konnen geven van Dam gesproocke dat het vertreck van 't groote schip onseecker is. die van Zeelandt den 30 dec. bedancken voor d'Ermonville. Smidt heeft sijn geldt. hij moet noch de horologien beter leeren verstaen.


No 2407.

Chr. Huygens aan J. Hudde

26 okt. 1685, samenvatting

Aen de Hr. Hudde geschreven met Thomas Helder*) den 26 Oct. 1685. Wel met hem gecontenteert om met de horologien nae de Caep de Bon Esper. te senden in December. sal naer een horologiemaecker soecken. De instructie en translaet van la Voye sijn reys°) vervaerdigen.


*)  Thomas Helder, die instructies [>] kreeg over het gebruik van het slingeruurwerk voor de lengtebepaling op zee. Hij overleed kort na het begin van de terugtocht, in april 1687. De brief van 26 okt. 1685 is met Th. Helder meegegeven voor Hudde.
[ °)  In de instructie wordt gebruik gemaakt van gegevens van De la Voye (1669, reis van Toulon naar Candia op Kreta), zie p. 61, en in een brief aan A. de Graaf schrijft Huygens een kopie gehouden te hebben van de instructie en "van den tocht naer Candia", zie p. 223.]



[ 267 ]

No 2517.

Christiaan Huygens aan J. Hudde.

24 april 1688.

Aen de Heer Hudde den 24 Apr. 1688.  

    Mijn Heer

  VEdt. sal in het hiernevensgaende rapport aen de Heeren Bewinthebberen 1), sien de voornaemste reden die mij soo langh heeft opgehouden eer daer mede gereet heb konnen wesen, buyten welcke oock geweest sijn de menighvuldighe affaires van wegen het sterfhuijs van mijn vader saligher voorgevallen, en nu en dan eenighe interruptie door mijne onpasselijckheydt. Gelijck nu dit geschrift seer veel verlenght is geworden door de nieuwe consideratie van het omdraeyen der aerde en 't effect des selfs op de Pendulen, soo en sende ick het met die meeninge niet om in de vergadering van de Heeren Bewindhebberen in 't geheel voorgelesen te werden, maer om in 't particulier door de gheene die de materie der zeevaert verstaen te werden gexamineert. Onder de welcke ick wenschte dat VEd. sooveel tijds genoeg hadde als ick hem hierin een competent rechter erkenne.

  Aengaende het gemelte effect van het draeijen der aerde sal VEdt. misschien gesien hebben 't geen onlanghs daervan geschreven is door den Professor Newton in sijn boeck genaemt Philosophiae Naturalis principia Mathematica, stellende verscheyde hypotheses die ick niet en kan approberen, waeruyt dan oock ander besluijt treckt als mijn rekeningh uytgeeft 2). de fondamenten waerop ick gebouwt hebbe sijn in mijn Raport vermelt, welcke voor soo veel der Lichaemen swaerheydt aengaet, weynigh verschelen van die van des Cartes en Rohault 3).

  De Heer van Beuningen heeft mij niet langh geleden een brief gecommuniceert van de Heer Is. Vossius 4) (en ick vinde denselven brief oock gedruckt in de Bibliotheque universelle van dit jaer pag. 429), in welcke hij spreeckt tegen de observatien der Jesuiten aen de Caep de B. Esp. 5) en in 't generael tegens de observatien der Lengden aen de Satellites van Jupiter, doch beyde sonder reden, als weinigh kennisse hebbende van de Astronomie en van 't geene diergelijcke observaties betreft,


1)  Zie Aanhangsel II, No. 2519.
2)  Zie hierover de toevoeging bij 'Discours sur la cause de la Pesanteur' [bij Traité de la lumière, 146, met de waarde 1/289; Newton geeft 1 op 2904/5, zie p. 422].
3Jacques Rohault [1620 - 1675] wordt genoemd in brief No. 823, n4 [III, 210].
4)  Zie Aanhangsel No. 2518 [>].
5)  Genoemd in brief No. 2455, noot 10 [p. 132; Guy Tachard, Voyage de Siam, Par. 1686, p. 74-83 / Amst. 1687, p. 63-72].

[ 268 ]

gelijck mede sonder slot in 't geen hij in den selven brief schrijft, dat, als men mijn horologie met een Pendulum gaende, wil stellen naer de Eclipses (dit sijn sijn woorden) dan sal het in den tijdt van een dagh en nacht, te weten in 24 uren, niet meer als in 22 uren slaan. Want het is niet te bedenken wat de sin is van dese woorden. En aengaende de observatie van de Satellites van Jupiter om te thoonen hoe seecker daerdoor de Lengden werden afgemeten heb ick in 't eynde van mijn Raport een Exempel daer van willen verhaelen.
Ick heb groot verlangen om eenighe Caerten van de O. Indische Compagnie te moghen sien, om te weten op wat Lenghde in deselve de Caep de B. Espe. en Texel en andere plaetsen gestelt sijn, dewijl ick gemerckt heb uyt het Extract van 't Journael van 't schip Alcmaer dat die Caerten seer differeren van die publiek verkocht werden. Indien ick die van eersten af gehadt hadde, souden mij al veel moeijte gespaert hebben. doch ick achte alle die ick genomen heb wel besteedt te sijn soo om de rechte kennis van het effect der horologien tot de Lengdevinding, aen welckers succes ick niet en twijffele, indien men maer voort de hand daer aen houden wil, als om het nieuwe bewijs van het omdraeijen der aerde uijt welck bewijs noch verscheyde consequentien getrocken werden; maer hier eijndigende blijve

    Mijn Heer

UEds. ootmoedige dienaer  

  Het geen van mijn nevensgaende Rapport soude konnen aen de Heeren Bewindhebberen voorgelesen werden is het begin tot het eynde van pag. 7 en wederom de aenmerckingen op de Journalen beginnende pag. 22 tot het eijnde, doch referere mij 't eenemael aen UEds. oordeel onderwerpende.

  Ick sende aen Mr. de Graef op sijn versoeck de Journalen en andere papieren weder, welcke neffens mijn Instructie die aen hem gelaeten hebbe, dienen tot bewijs en explicatie van 't geene in mijn Rapport verhandelt werdt. hebbende van alles voor soo veel noodigh geacht hebbe Copije gehouden.

[ 269 ]

No 2518.

Isaac Vossius aan H. van Beuningen.

23 februari 1688.

Aanhangsel bij No. 2517. 1)

23 febr. 1688.

    Mijn Heer

  Wat belangt de observatie van P. P. Jesuiten gecalculeert op Cabo de bonne Esperance als ook mede te Siam deselve konnen niet bestaen en accorderen niet wel met de lengte des aerdbodem. Het is niet genoech dat sij uijtrekenen de Eclipses tusschen hier en Mexico, ofte mede van hier tot Siam, Pequin ende Molucce, si moeten oock de Eclipse observere van Pequin tot Mexico te weten van den heelen ommeloop van de eerde, en als dan sien an partes conveniant toto, dat doende sullen sij gewaer werden datter meer dan twee uren, jae wel ruym 40 graden mankeren, om te voltrecken den geheelen cirkel. Wat aengaet de Satellites Jovis, kan tot noch toe niet gelooven, dat men uijt soo verre afgelegen planeten immer sullen gewaer werden de naewkeurige distantie en lengte van lande en stroomen, mij dunckt dat wij sekerder staet konnen maken van 't geen wij onder onse voeten hebben en sekerlijck genoeg konnen uijtvinden door de lantmaten en zeereijsen, principaelijck van die gene die niet geanticipeert sijn door eenige observatie van Eclipses die tot noch toe niet konnen bestaen.
Indien eenige anders meenen laet hun uijt de Eclipses te Haerlem en te Amsterdam scherpelijck waergenomen de distantie van beijde plaetsen calculeren, verseker dat sij leelijck sullen staen kiken. T'geen sij seggen dat men beter de maet van verre afgelegen plaetsen kan uijtciffren, dat is mis. Hoe verder afgelegentheijt, hoe grooter dwalinge. In de maten gegeven door Ricciolus en onlanx door la Hire en andere Jesuijten werden begaen fauten van meerder als vijfhondert duijtse mijlen. Ptolemeus in sijn geheele laetste boeck der geographie, heeft mede de Eclipses gecalculeert, en sijne calculatie accordeert veel beter met de lantmate. Soo dat ick tot noch toe daer bij blijf, soo lang als men de Eclipses niet beter weet te cifren, dat het beter sij de lengte en mate der eerde hier op de eerde, als wel in den hemel door reflexie te spiegelen.


1)  De brief is in het Frans gepubliceerd, met enkele afwijkingen, in de Bibliothèque universelle [Le Clerc], maart 1688, p. 429 van deel VIII [357-361].

[ 270 ]

Het uurwerk van den heer Christiaen Huijgens is uijtnemende goet, doch indien men het wil stellen naer de Eclipses, sal in den tijt van een dag en nacht te weten in 24 uuren, niet meer als 22 uuren slaen.

  T'geen UEd. schrijft van veel tijts te spenderen in de saken van Oost indiën en particulierelijck in de natuur en beweginge van de stroomen, is mij seer lief en wenste wel soo geluckig te sijn van deijlachtich te mogen werden van deselfs aenmerkingen, principalijck van de generale stroomen, dewelke alhoewel seer getroubleert werden door de meenichte van groote eijlande dicht bij den andere liggende, niettemin gereduceert konnen werden tot sekere regels, schoon niet sonder groote moeijten en ervarentheijt. De sekerste weg mijns duncking om tot kennisse te komen van alle de stroomen van de zee, is voornemelijck te observeren de beweginge van den grooten ocean liggende tusschen Peru en de Philippines, wesende niet alleen de grootste maer oock de suyverste van alle zeen, omhelsende niet als weijnig en kleijne eijlande, die de generale vloet niet beletten. Soo dat men uijt de stanthoudende beweginge van dien Ocean, genoegsaem kan besluijten qualis ubique futurus sit marium motus, si nullae occurrerent vel obstarent terrae.

  De selve bewegingen kan men mede klarelijck bespeuren in de Atlantische zee, alhoewel niet soo rechte streckinge hebbende tusschen oost en west, dewijl de kusten van Africa en Brasil t'selve beletten: niet tegenstaende de effecten en accidente van beijde dese oceanen accorderen in alle haer respective en gelijcformige situatie soo scherp den een met den ander, dat ick tot noch toe niet de minste variatie heb konnen bemerken.

  Doch de resterende ocean te weten den Indischen van de Philippines tot aen de Caep de Bonne Esperance heeft meerder difficulteijten, niet alleen om so veel hoeken en landen soo verre uijtstekende naer het Zuijde, maer oock om de meenichte van groote en kleijne eijlande, door de welke het Mare Pacificum sijn vloet neemt in de Indische zee. De ontmoetinge van de stroomen uijt de Bengaelse zee in tijt van de conversie van den jaerlinxe vloet, schijnen te maken in de straten van Malacca en van Bantam groote verroeringen, welke nochtans bequamelijck gereddert konnen werden, door de exacte kenis van beijde dese straten. Ik heb over veel jaren in Amsterdam gesien een geschreve tractaet overgesonde van de heer Maetsuijker 2), nopende de winden en stroomen van de straet van Batavia, nu is het mij leet dat ick het selvige niet heb doen copieren.


2)  Jan Maetsuijker [1607 - 1678] werd in 1653 gouverneur-generaal in Oost-Indië, en vergrootte de macht van de V.O.C. aanzienlijk, zowel door voordelige verdragen als door veroveringen.

[ 271 ]

Van de straet van Malacca vind men seer goede bescrivinge in de routeiros der Portugesen 3). Aen de wateringe en stroomen in en omtrent de havens, laet ick mij niet veel gelegen wesen, als welke niet teenemael dependeren van de generale en stanthoudende stroomen, wesende desselves kennis oneijndig en nootsakelijker voor scippers en piloten als wel voor liefhebbers van wetenschap, die eerst stellen het principael, eer si komen tot exceptie en omstandigheden.
Den koning heeft mij meermael aengesproken en vermaent om een globe te doen maken met de behoorlijcke distantie van landen en waters, vant welk ick indachtig ben dat UEd. al over lang mij heeft toegeschreven. Heb genegentheijt tot soodanigen arbeijt, maer wenste wel een ervaren globe of kaerte maker te hebben die volgens mine minute en tablature exactelijck in 't werk konde stellen de breete en lengte der plaetsen volgens mijne aenteekeninge, heb tot noch toe niemant hier gevonde die mij behaegt. Daer is te Paris een Venetiaens monick die seer cierelijcke globen maeckt van hout, hebbende drie voeten diameter en dat voor een civile prijs, te wete het paer sestien pistolen*). Doch de proportie van landen en zeen accorderen niemendal met de ware lengte. Bij aldien UEd. mij kan addresseren een bequaem globemaker soude een groote weldaet sijn aen mij, en noch grooter aen de navigatie welke seer gebrekelijck is, omdat de landen en wateren niet en staen onder haer behoorlijcke meridianen, soodat het onmogelijck is gissinge te maken van de lengte.
Wenste wel te weten ofte te Amsterdam eenige kennis sij gekomen van den oorlog der Moscovite met de Sinese wegen een perel visscherie, als oock mede van de groote rivier Obbis die van de Moscovite wert bevaren. Deselve heeft heel een andere cours als men heden daegs meijnt. Neemt sijn uijtgang niet in de Noorse zee dicht bij Nova Zemla, als de kaerten uijtwijsen, maer passerende het groote lac kitaisco, streckt sich meest oostelijck hebbende sijn mont boven de muur vande Sinesen, niet verre van de peerel visscherie. Soude voorwaer een groot avantage wese in de vaert naer Japan, bij aldien de Moscoviten geen beesten en waren.

  Verheug mij ten hoogsten over sijne Ed. goede gesontheijt, wensche dat de selve veel jaeren mag dueren. Met mij is het redelijck wel, soo lang het den hemel belieft.

UEd.
onderdanige en gehoorsamen dienaer
Is. Vossius.
 23 
XIII
Febr. 1688.


3)  Het gedeelte dat volgt, tot aan de passage over de rivier de Ob, ontbreekt in de Bibliothèque universelle.
[ *)  1 pistole (louis d'or) = 10 pond.]

[ 272 ]

  Mijne nicht heeft P. Haeken over een maent omtrent, aengetelt 75 ponden, 't vertrou dat deselve penningen bij UEd. sijn getrocken. Bij aldien UEd. dunckt dat men op hem mach vertrouwen, sal meerder overseijnden.



[ 294 ]

No 2521.

J. Hudde aan Chr. Huygens.

30 april 1688.

Desen 30 April 1688 in Amstm.

    Mijn Heer

  Ik heb wel ontfangen uEds. missive aan mij geschreven den 24 dezer, nevens zijn schriftelijke consideratien [<] op d'uitval van uEds. horologien die 't reijsje na de Caap de Bon. Esp. onder de directie van de Helder en de Graef gedaan hebben, met een bijgaand caartje daartoe specterende, geaddresseert aan de heeren Bewindthebberen van dese kamer. Door een kleene indispositie van koorts heb ik niet eerder als gisteren dezelve konnen overhandreyken; en is alles gestelt in handen van de heeren, zomenze noemt, vant pakhuijs, (dat zijn die geene, die onder anderen de Stuurlieden examineren). Om alles accuratelijk na te zien, daar op in te neemen het sentiment van persoonen in die konst meest ervaren, en alsdan Rapport te doen aan de Vergadering. Wij zijn ondertusschen verblijt, dat uEds. calculatie zo wel na zijn oordeel is uitgevallen, en dat hij meent, de zaak gevonden te hebben. Voor mij ik heb te weijnig tijds om alles wat daar toe hoort na behooren te examineren, en alzo zelfs het genoegen, dat daar uijt moet resulteren, door eijgen oogen te konnen beschouwen. Evenwel die door uEds. oogen ziet in diergelijke zaaken, gaat dikwils zekerder als die er ziet door zijn eijgen. Ik wil derhalven aan een goet succes niet twijfelen, zullende uEde. 't geen alhier verders daar in zal voorvallen van tijd tot tijd gecommuniceert werden. Waar mede deze dan afbrekende, zal ik blijven

    Mijn Heer

UEds. ootmoedigen Dr.  
J.Hudde.    

    Mijn Heer
Mijn Heer Christiaan Huijgens van Zuilichem,
        in
      's GravenHage.
  Met de postwaagen. port.



[ 319 ]

No 2539.

Chr. Huygens aan J. Hudde.

25 mei 1689.

25 Maj 1689.

Samenvatting:   Aen de Heer Hudde genotificeert mijn reys naer Engelandt. en dat het tractaet de la Cause de la Pesanteur aen de Volder 1) behandight hebben.

Hage den 25 Maj. 1689.

Aen den Hr. Hudde

    Mijn Heer

  Naer dat laetstmael de eere gehadt hadde van UEdt. te spreecken 't welck sonder sijne sonderlinghe goedtheydt en beleeftheydt mij soude gemist sijn, soo adresseerde ick mij aenstonds daeraen volgens UEd. goetvinden aen de Heer Blokerij 2) dewelcke mij aengaende den staet der saecke van de Lengdenvinding omstandelijck onderrechte en confirmeerde al 't geen UEdt. mij gesecht hadde. Ende vonden wij voorts niet noodigh dat de geconcipieerde brief van wegen de Heeren in die commissie sijnde aen mij gedepescheert soude werden, dewijl ick nu mondelingh konde antwoorden op 't geen mij bij den selven brief soude werden geproponeert te weten het stellen van mijn bewuste bericht in 't voorleden jaer aen de Heeren Bewinthebbers gedaen, in handen van de Heer Prof. de Volder. Waer in ick seer geern bewillighde, als sijnde 't geen ick selfs gedesireert hadde.


1)  Er is een notitie in de Adversaria:

  16 Maj. aan Burchardus de Volder Prof. matheseos tot Leyden mijn Discours de la cause de la Pesanteur [>] gebracht om te examineeren 't geen daer uyt geallegueert werdt in mijn Bericht aen de Bewindthebbers van de O. Indische Compagnie, aengaende de Vindingh der Lengden door mijn Horologien, die aen de Caep de B. Esperance geweest zijn. Welck bericht bij Haer Ed. aen gemelte de Volder in handen gestelt is om het zelve te examineeren. [>]

2)  Salomon van de Blocquery [1641 - 1666] was bewindhebber van de Oost-Indische Compagnie.

[ 320 ]

Ick hebbe dan ingevolge oock van gemt. Hr. de Professor verstaen dat aen hem 't voorsz. bericht toe gesonden was, en hebbe hem mede ter handt gestelt mijn Tractaet van de Reden der Swaerte waerin het fondement van mijn laetste correctie der Lengden werdt aen gewesen. Ick hadde verders aen UEdt. en aen de Heer Blokerij versocht een van de Horologien te mogen hebben om daer aen iets te proeven 't welck tot derselver perfecter gangh geloove te sullen contribueren, doch dewijl het selve noch niet vernomen hebbe en dat genoodsaeckt werdt een reysie naer Engelandt te doen voor 5 a 6 weecken kan het bij Mr. de Graef blijven tot mijne wederkomst waervan ick hem alsdan sal aviseren. Ondertusschen hebbe ick van mijn devoir geacht aen UEdt. het voorgaende en insonderheydt mijne voorgenomen reyse bekent temaecken, om of het gebeurde dat de Heeren Commissarissen binnen die tijdt voornoemt iets aen mij te notificeren ofte bevelen hadden dat mijne absentie haer niet onverwacht voor en komen mocht 3).
3)  Boven aan het blad is genoteerd:

Ellemeten of de schipper Lieuwes de Graef ordonnantie gehadt heeft van 2000 gl.

Zie No. 2536 en 2538 [p. 315 en 317; een schipper met een zonderlinge methode voor lengtevinding].



[ 369 ]

No 2562.

Chr. Huygens aan J. Hudde.

11 februari 1690.

[Concept.]

Aen de Hr. Hudde, Raed en Borgemeester der Stad Amsterdam,
Bewinthebber van de Oost Ind. Compagnie &c.

    11 feb. 90.

  Sendt hier nevens een Exemplaer van 2 tractatjes 1) nieuwelijcks door mij in 't licht gegeven.

  Dat ick weet hoe weynigh tegenwoordigh te passe komt aen S. Edt. iets van dese nature te offereren, als die besigh is met seer gewichtige saecken en daer de rust en welvaren van ons vaderlandt aen gelegen is.

  Dat ick daerom groot ongelijck soude hebben indien ick dacht dat hij nu dese dingen doorlesen en examineren soude.

  Dat het daer verre van daen is, en dat alhoewel ick sijn oordeel hier ontrent seer hoogachte en geern verstaen soude, soo en wil ick nochtans 't selve niet verwachten als bij gelegenheydt van beter en geruster tijden, welcke met verlangen te gemoet siende en ten deele van sijne wijsheydt en moderatie verwachtende, blijve &c.

Seer ootmoedigen en    


1Traité de la lumière ... avec un Discours de la cause de la pesanteur.



[ 567 ]

No 2642.

Chr. Huygens aan J. Hudde.

14 december 1690. *)

Huddenio

    Mijn Heer

  Die UEd. desen behandigen sal, is Orgelist alhier in de Fransche Kerck ende is genaemt Blankenburg 1) ende mij over veele jaeren wel bekent, dewelcke vernomen hebbende dat het orgel is komen te vaceeren in de Westerkerck tot Amsterdam, ende mij versoekende dat indien ick konde hem eenighe recommandatie soude procureeren aen de Heeren van de Regering aldaer, ten eynde hij die plaetse mochte verkrijgen, soo hebbe ick niet konnen weygeren hem dese adresse aen UEd. mede te geven, als wetende dat UEds. faveur hem in desen van groot effect kan sijn. Aengaende sijn wetenschap en bequaemheydt kan ick seggen, daer van soo door de getuygenisse van goede kenners, als door mijn eijgen ondervindinghe [>] genoechsaem verseeckert te sijn, alsoo ick mede voor een liefhebber passeere, en mij door natuyrlijcke genegentheyt soo in de Practijcke als in de Theorie van de musieck van over langh al veel geoeffent hebbe. Doch van deze bequaemheydt moet hij doen blijcken, als hij neffens sijn competiteurs ter proeve sal werden gestelt, naer 't welcke ick alleenlijck versoeck dat hij naer verdiensten van sijn konst magh geconsidereert werden.
Eer ick laetstmael van Amsterdam vertrock hadde ick het ontstelde Horologie 2) in soo goeden staet als het andere doen brengen; gelyck ick aen de Heer van de Blocquery dienaengaende raport deede, ende aen UEd. mede soude gedaen hebbe, indien UEd. indispositie het niet verhindert hadde, dewijl ick dan voorts vergenoeght was met den Horologiemaecker Meybos als mede met Mr. van Laer tot adjunct van Mr. de Graef, soo verseeckerde mij seer beleefdelijck wel gem.de Heer van de Blocquery, alles voorts op sich te neemen, ende beneffens UEds. te sullen bevorderen al 't geen soo tot het aennemen der voors. personen, als tot haer spoedigh vertreck en de noodige praeparatien in 't Schip Brandenburgh soude van nooden sijn. Ick heb M.r de Graef gerecommandeert van aen mij te schrijven voor sijn vertreck 3);


[ *)  Handschrift: Leiden UB, HUG 45.]
1)  Quirinus van Blankenburg [1654 - 1739] was organist van de Waalse kerk en vervolgen van de Nieuwe kerk te Den Haag; van hem is bekend Elementa musica of Niew licht tot het welverstaan van de musiec en de bas-continuo [1739].
2)  Zie brief No. 2638.     3)  Zie brief No. 2645 e. v.

[ 568 ]

doch heb noch niets van hem vernomen. Ondertusschen sal ick UEd. bidden, deese taeck, gelijck tot hiertoe gedaen heeft, gunstighlijck te willen helpen bevorderen blijvende

    Mijn Heer

UEd. seer oodtmoedigen Dienaer  
Chr. Huygens.      

  Haghe den 14. December.




Home | Christiaan Huygens | IX | J. Hudde (top)