Christiaan Huygens aan A. de Graef.3 oktober 1687.Hage 3 Oct. 1687. Zijnde tegenwoordigh besigh met de Journaelen en de aenteeckeningen, door UE. soon 1) aen mij behandigt te examineren, waerin mij mijne indispositie langh belet heeft, soo vindt ick dat Th. Helder in het boeck van sijne uijtreekeningen als mede in de copije die hij daer van in 't net geschreven heeft, sich refereert tot seeckere Aenteijckeningen van 't verschil der Lengden, seggende aldus Den 8 October 1686 hebbe ick wederom de eerste observatien genomen uijt een selfde kamer alwaer de horologien geplaetst waeren, en daer nae noch vier verscheyden tot op den 15 dito deses, dat het horologie A quam stil te staen, waervan de reden bekent staen in de aenteeckeningen van 't verschil der Lengden. Nu soo en vinde ick in de 5 boecken die mij ter handt gestelt sijn geen andere aenteijckeningen van Th. Helder 2) aengaende het verschil der Lenghde als in sijn Journael 't welck eyndight den 26 Sept. 1686, als wanneer aen de Caep het ancker lieten vallen. Want behalven dit boeck en de twee hier boven gemelt, vervattende sijne uijtreekeningen tot ondersoeck van de gangh der horologien hebbe niets 1) [Johannes de Graaf (>)] Isaak de Graef [1668 - 1743], zie No. 2398 n. 3 [IX, 27: auteur van een rentetabel, 1714, en van een werk over het oplossen van algebraïsche vergelijkingen van 3e en hogere graad, 1732. Assistent tijdens de proef op de Zuiderzee in 1685. Abraham de Graaf (1635 - ca 1717) gaf in Amsterdam wiskundelessen, en publiceerde verscheidene werken (1657-) (^) op het gebied van wiskunde, sterrenkunde en zeevaartkunde]. 2) Zie brief No. 2407, noot. |
[ 223 ]
anders van Th. Helder als noch een boeck van observatien hoe sich de horologien tegens malkanderen hebben gehouden tot den 2 October. Dit doet mij dan dencken dat of onder UE. soon ofte iemant anders noch eenigh geschrift bij hem naegelaeten is berustende. Daerom is mijn bede dat indien UE. 't selve 't uwer huyse hebt of weet te bekomen my daervan 't gesicht te gunnen, op dat ick des te beter bericht moghe doen aen de Heeren Bewinthebbers. Van de Instructie die ick aen Th. Helder hebbe medegegeven [<] als oock van den tocht naer Candia [<] hebbe ick copye gehouden, daerom is niet nodigh dat UE. mij deselve oversende. Voorts in 't doorsien der Journaelen sijn mij al verscheyde dinghen in den sin gekomen, aengaende welcke UE. soon mij lichtelijck eenigh bericht sal konnen doen 't welck dan op hem mits desen versoecke, als te weten naementlijck hoe het komt dat den 20 April van de Caep vertrocken sijnde, sijn aenteyckeningen omtrent de gangh der horologien eerst beginnen met den 25.e maj. Of Th . Helder in de weerom reys, niets van de Lengden heeft aengeteijckent. Of aen de assen daer de ysere ramen op draeyen en de gaten waerin die draeijen geen slijtage gemerckt heeft. Of de sijden draeden daer de pendula aen hangen oijt versleten en gebrocken sijn, soo als de horologiemaecker van der Dussen mij heeft verhaelt. Want hier van en sie ick geen gewagh gemaeckt in al de aenteyckeningen, die onder mij hebbe. UE. sal mij vrundschap doen van mij metten eersten hierop antwoordt te laeten toekomen, welcke verwachtende blijve Mijn Heer UE. Dienstwill. Dienaer |
[ 266 ]
Christiaan Huygens aan Abraham de Graaf.24 april 1688. [<,>]Mijn Heer de Graaf. VE. soon 1) mij ter handt stellende in 't voorleden jaer de Journaelen bij hem en Thomas Helder op de reyse nae de Caep de B. Esperance 2) en van daer herwaerts gehouden, midsgaders d'andere geschriften concerneerende de observatien ontrent de horologien gedaen, versocht deselve, als ick die soude hebben gebruyckt weder te moghen hebben. Welcke ick dan hiernevens oversende, naer dat daervan Copije doen schrijven 3) hebben voor soo veel sulx noodigh heb geacht, deselve schriften hebben mij materie verschaft tot veel meer wercks als ick in 't eerste gedacht hadde. 't Welck nochtans al vrij wel tot mijn vergenoegen uytgevallen, gelijck VE. misschien sult sien indien het Rapport 4) 't geen ick neffens een Caerte van de Reyse aen de Heer Borgemeester Hudde overgesonden hebbe aen VE. werdt gecommuniceert. Indien de Horologien weder in zee gesonden werden sullen daer eenighe dingen aen verbetert dienen waer van in mijn gemelte raport mentie maecke. Ondertusschen recommandere ick VE. derselve bewaeringe en blijve VE. dienstwilligen dienaer 24 Apr. 1688.1) Johannes de Graaf en niet Isaac zoals gezegd is in brief No. 2398, noot 3 [p. 27], No. 2481, noot 6 [p. 208], en No. 2488, noot 1 [<] was de auteur van het journaal dat gehouden is aan boord van het schip Alcmaer, gedurende de terugreis van de Kaap naar Texel. 2) Zie brief aan Hudde No. 2406, de instructie No. 2423 en brief No. 2481 [p. 208]. 3) In de collectie Huygens is aanwezig de kopie, van de hand van Chr. Huygens, van het journaal van de Graaf op de terugtocht, van 25 mei tot 15 aug. 1687, evenals het volledige journaal van Thomas Helder m.b.t. de heenreis, die duurde van 24 mei tot 26 sept. 1686. 4) Zie No. 2519, en No. 2520 [aanvulling bij instructie].
|
[ 467 ]
J. de Graaf aan Christiaan Huygens.23 augustus 1690.Actum Amsterdam den 23 Augustij. 1690. Erentfeste en seer Wijse Heer.Zedert ik met de horologien van uw. E. zeer geëerde inventie alhier ben comen te arriveren, mitsgaders al het geene daar aan dependeert, namentlijck de twee ijsere beugels met de houte cas, en alle de looten, als ook de twee pendulums in haar cassies; welke volgens mijn ordre op het oostind. huijs heb overgelevert, die mij wederom door de E. heeren bewinthebberen van 't packhuijs*) zijn geworden, om volgens uE. bevelens de nodige observatien te doen, te weten hoe veel ze in een etmaal met de zon komen te verschillen, daar op ik beijde de horologien tot mijn E. vaders heb opgehangen, voor eerst de cas aan een dubbelde geschore touw aan de soldering van de camer gehangen, die vast gemaakt is om de ijsere clamp; toen de looden netjes op elkanderen onder op de cas gelecht, en het horologie A daarin op de houte clampies geset en vorders het pendulum ingehaakt, en zoo doen gaan. Om nu te zien of het alles wel was; liet ick een knicker op het horologie vallen. maar de knicker zoo menigmaal als er op viel, rolden ser aff. en dat aan die zijde van de cas, daar het boven eijnde van 't horologie tegen aan leunt; haakte darom de slinger af, en lichten het horologie daar uijt, om te sien waar het aan haperde, zoo bevond ik eijndelijck, dat het clampie dat aan die zijde daar de knicker heen en aff rolde niet met het andere clampie gelijcks den horizont, maar lager was, 't welk ik dan heb verholpen met iets op 't eerste voornoemde clampie te leggen; zoodat het horologie daarop geset zijnde nu horizontaal komt te staan, alzoo er de knicker op blijft leggen. Wat nu het horologie B belanght, na dat zijn beugel mede was opgehangen 1), en de loten a) onder aangeschroeft waren, en ditto horologie in de onderste raam van de beugel meenden te setten, zoo bevond ik dat de 2 gaaties, die in de achterste zijde van de voornoemde raam sijn, niet komen te corresponderen op de 2 penneties, die onder uijt het horologie op deselfde zijde steken, zoodat ik op zijn overstaande zijde iets heb gelecht, om het horologie horizontaal te doen hangen; [ *) Zie p. 294, waar Hudde schrijft: "de heeren, zomenze noemt, vant pakhuijs, (dat zijn die geene, die onder anderen de Stuurlieden examineren)".] 1) Zie de figuur met toelichting op p. 56. |
[ 468 ]
en dewijle de vooren genoemde penneties moeten vermaakt werden b), en de schroefies die in dese penneties aan de plaaties vast geschroeft zijn, afgedaan werden, zoo soude de horologiemaker nu wel te pas komen; ik soude hier wel bey gevoeght hebben hoeveel de horologien in een etmaal met de zon verschillen; maar het mancqueert mij aan de Tafel van de vereffeningh des tijt, mijn staat noch voor dat se in een gedruckt boekje°) uw E. wel bekent wort gevonden; verzoekende om er een; want in de Instructie se niet en is; gisteren avont was hier de roep van dat de Oostind retour schepen voor het land zijn, hier mede wenschende, dat ik mach zijn en blijven
Uw zeer ootmoedighe dien.r Ex. heer van Suylichem. a) daar moet maar een loodt [Chr. Huygens]. b) laet niet dit bij tijds te doen vermaecken door d'een of d'ander horlogiemaecker [Chr. Huygens]. [ °) 'Kort Onderwys'. ]
|
[ 491 ]
J. de Graaf aan Christiaan Huygens.14 september 1690.Ao 1690 den 14 September tot Amsterdam. Erentfeste en Wijse Heer.Mijn Heer
UEdle zeer geëerde schrijvens van den 29 passado 1) is mij wel geworden, mitsgaders de daar ingeslotene exemplaren van de Tafel des tijts vereffeningh UE. ootmoedige en gehoorzame dienaar Mijnheer Van Zelhem. 1) Deze brief is niet bekend. Zie brief No. 2609 [<]. a) Dit s heel wel [Chr. Huygens]. b) Is te vresen dat de Son wel in Texel soude konnen manqueeren [Chr. Huygens]. c) Dat hij de Heer Blocquery doe gedencken aan 't rekeningetje van den horologiemaecker en van den naem van 't schip. |
[ 492 ]
Chr. Huygens aan J. de Graaf.28 september 1690.28 Sept. 1690 Mr. de GraafUE brief van den 14 deser is mij wel behandight geweest, met welcke te beantwoorden ick mij minder gehaest hebbe, omdat ick niet twijfelde of het vertreck en soude noch soo ras niet voortgaen, want ick anders van de Hr. van de Blocquery apparent eenighe advertentie soude gekregen hebben, alsoo aen sijn Ed. versocht hadde 1) te moghen weten in wat schip de horologien de reijs sullen doen. Een goedt vriend hadde mij gebeden hier nae te vernemen, opdat sijn neef die geern op het selve schip met de Horologien geplaets waere, tijdt soude hebben om aldaer eenigh ampt te soliciteren. De maent van October is nu heel naebij, daerom wenschte ick wel te weten of UE niet en hoort tegen wanneer de schepen vertrecken sullen, als mede of de H.en Bewinthr. vast gestelt hebben of de Horologien tot aen de Caep de Bonne Esp. gaen sullen, of verder tot in Batavia, waer van het eerste aen de Hr. Burgemr. Hudde, als ick hier onlangs d'eere hadde van sijn Ed. te spreecken, beter scheen te gevallen, en 't waer oock best nae mijn sin, om soo veel te eerder tijdingh te konnen hebben. Het is seer goed dat UE een bequaem horlogiemaecker uytgevonden hebt, welcke ick niet en twijffel of sal op UE goedt rapport bij de Heeren Bewinthr. aengenomen sijn. 1) Zie brief No. 2615. |
[ 493 ]
Voorts sal ick UE nochmaels recommanderen bij tijdts tscheep te gaen, om te doen maecken t geen van noode is, en de observatien te doen als de horologien aldaer sullen gehangen sijn, hebbende aen de Hr. van de Blocquery oock versocht dat UE daer toe ordre gegeven werde. UE gedenckt wel, geloof ick, tgeen ick aengaende 't gebruijck en het hangen der Horologien UE alhier sijnde geseght hebbe, te weten van eerst het horol. A aen de sijde koorde op te hangen, en B in sijn ijsere raem. Maer indien UE merckte dat A bij holle zee te veel slingerde om te konnen blijven gaen, dat alsdan het selve mede in sijn raem hanghe, observerende van nieuws sijn daghelijcks verschille tegen B. anders ben ick verseeckert dat aen de koorde hangende de netste gangh heeft, indien het de bewegingh van 't schip kan uytstaen. Oock heb ick bevonden dat A seeckerder gaet als B, daer om als 't geschieden kan altijdt de Rekening der Lengde op A moet gemaeckt werden. In de rest van de Instructie is niets of UE verstaet het seer wel soo ick meyne. Ben anders bereyt daer van naerder onderricht te geven. Ick verlaet mij geheelijck op UE neerstigheijdt en goede directie in dese saeck mij verseeckerende van UE genegentheijdt tot de selve en om die ten besten te doen succederen. Hiermede eyndigende blijve UE dienstw. dienaer A MonsieurMonsieur Jo. de Graef op de Egelantiers gracht aen de slincker sijde bij de 2de 2). 2) Hier volgt een woord dat onleesbaar is.
|
[ 494 ]
J. de Graaf aan Christiaan Huygens.4 oktober 1690. 1)Actum Amsterd. den 4 Octob. Erentfeste en wijze heer.Mijnheer &c. UE. Edl. brieff gedateert den 28 September is mij wel geworden, waarop dese nu voor een antwoord dient, als de E. hr. van de Blocquerij, die gisteren hier tot Amsterdam geretourneert was, en dien zelfden avont wederom vertrock, mij berichtede als dat er generalijck niet in gedaan zal worden, voor al eer de rethour vloot sal gearriveert zijn, noch oock geen schepen sullen versonden worden, behalve het tegenwoordigh gereet leggende met name Spierdijck; aan de heer Baron van Crosecq 2) heb ik door speciaal bevel van de hr. blocquery de horologies laten zien de welke van mening was dat het goet soude zijn, dat aan de caap comende de horologies in 't schip aan de gangh behoorden te blijven, om zoo wederom na Texel te retourneren, in Texel dan gearriveert zijnde, zoo soude men connen zien of het horologie nu wederom de selfde uren comt aan te wijzen, als zij in't uijt gaan gedaan hebben, waar door &c.; ook heb ik de heeren bewinthebberen genoegzaam voorgehouden dat het nodigh is, dat ik, wel 3 weken voor het vertreck uijt Texel, diende scheep te gaan, en zal niet na Laten om haar achtb. als het tijt is wederom voor oogen te stellen; ook gedenk ik wel aan de bevelens dien ik, toen ik Mijnheer sprak, wel in acht nam, zullen het horologie A niet vergeten in zijn cas en B in zijn raam op te hangen en dat op die manieren als UE. instructie mij leert en mij mondelingh ook belieft heeft te bevelen vorders verwacht ik nieuwe geboden, om mijn iver in die te volbrengen niet onvrughbaar te laten, en mijn gehoorzaamheit sal UEdl. betuijgen dat ik ter werelt geen groter geneughte hebben als mij over al te doen achten Mijnheer UE. zeer ootmoedige dienaar de gebiedenisse van mijnheer de Blocquerij, als ook van miijn vader.1) Huygens antwoordde op 13 okt. (brief niet bekend), zie No. 2630 [>]. 2) Baron von Croseck was afgezant van de hertog van Brunswijk. [^] |
[ 495 ]
ik heb de horologien nu afgehangen, omdat ik nu genoegsaam haar gangh geobserveert hebb, en A ook zeer wel gaat, maar B a) zal, wanneer der een horologiemaker aangenomen is, dienen uijt elkanderen gedaan worden, mits het al te flaauw gaat, en uE wel verzekeren kan als dat het de bewegen van het schip niet sal konnen uijtstaan alzoo ik daar noch een levendige verbeeldingh van de vorige reijze heb. ik kan ook niet vergeten dat ik om de zon in de meridiaan te schieten, heb een draat gespannen end schaduw van die draat op zijn corts zijnde, voor de Meridionale lijn genomen volgens welke ik twee draden evenwijdigh aan dese schaduw heb vast gemaakt, en daar na dagelijcks geobserveert, en A bevonden 5 3/7 seconde te langzaam te lopen.
Te behandigen Aan de E. Heer a) Daar is geen faut aan B, soo ick meen, maer moet het kleijn veertje een tour meer op gespannen werden, draeijende de second wijser averechts om, terwijl het pendulum slingert. Dit hem doen weten den 13 Oct. 1690. [Chr. Huygens].
|
[ 528 ]
Jan de Graaff aan Chr. Huygens.18 oktober 1690. 1)Erentfeste en wijse hr. Mijn HeerUijt uE. a: Laatste schrijvens van den 13 deser, heb ik gesien, de maniere om de flauwe gangh van B wegh te nemen en daarvan het pendulum zoo ver te doen doorslaan als die van A, gelijck ik nu achtervolgens de secondewijser heb een keer achterwaarts ontsloten, waardoor do. pendulum ook alzoo ver doorslaat, als do. A; maar als de ontsluijtingh geschiede, en de minuutwijser voortgingh. zoo hoorde geen clank in de ontsluijtingh, 't welck mij vreemt voortquam, duurende dit soo langh als het horologie ontrent 3 uuren hadde gegaan (de kettingh van het begin geheel op de snick gewonden geweest sijnde) darom, als het geschieden, dat uE. a: eens de reijs hier na toe nam, wel van noden was, onse woonplaats mede aan te doen, om het mancquement daar van te suppleren 1) Zie noot a van brief No. 2622 [<]. |
[ 529 ]
en met een dan te sien de wijse en maniere om de horologies uijt en in malkandere te nemen; sullende daardoor de schroom, die ik hebbe ommer eenigh ongemak aan te brengen, geheel verdwijnen. Wel is waar dat de Rethour schepen op 4 na behouden zijn gearriveert, maar als 2 comp.s cruijsers (Java en Sylvesteijn) die haar geconvoijeert hebben, wederom op dese noch achter blijvende schepen gemandeerd wierden te cruyssen, zoo kan ik uE. a: van de stand der aanstaande besendingh van schepen niets naders communiceren; doch alsoo ditto cruysers nu weder contramande hebben ontfangen, en de Timmermans Baas na Texel gesonden is, om te sien of se sonder daar van daan te komen connen wat gerepareert worden, zoo twijffel ik niet of dese sullen op sijn spoedigste afgevaardight worden ende de reys ondernemen; nochtans weet ik niet, wanneer de E: Comp.ie mij sal gelieven aan te nemen en een horologiemaker, hoe wel er maar bequame tijt ooghschijnlijck overigh is, omse met een van dese twee schepen te versenden, daar en boven laat het sich aansien als of er van dese toekomende winter geen schepen meer sullen gaan, en betuijgende nochtans mijn goede intentie, en niet anders wenschende als uE: achtb. te betonen dat ik eer met er daat als met woorden, ben uE: gestr: seer onderdanigen dienaar Den 18 octob.
Aan de Ed.le Chris. Huijgens
|
[ 553 ]
J. de Graaff aan Chr. Huygens.26 november 1690.Erentfeste en zeer discrete heer Actum Amsterdam den 26 November.Mijn hr. van Zelem Voor 't tegenwoordigh heb ik niet connen nalaten de weet te doen aangaande de toestant der aanstaande besendingh van de naast volgende Oostindische Carguasoen schepen, die nu ook ophanden is, en zonder uytstel in 2 a 3 weken staat volvoert te worden, op een van welke de horologien gevolgelyck sullen geplaast werden en nadien 't van UE: a: believen is geweest, dat ik naar een horologiemakers knecht eens soude omsien; alzoo onder UE: a: vorige Letteren laat invloeyen, dat de zoon van UE horologiemaker zijn vader hem niet kan mitzen 1), en ingevalle UE: a: noch niemant bewust was, zoo is er mij na vrij wat soekens een voortgekomen, die daar toe wel geinclineert was; dit is all 't geen ik UE: a: nu weet te schrijven, sullende de hr. van de blocquery zoo ik verstaan heb, kort naar den ontfangh van dese nader schrijven 2), hier mede blijven Mijn hr. UEd. zeer dienstwillige dienaar om te Behandigen aan de E. hr. Cr. van Zelem tot Voorburg 's Gravenhaag. 1) Zie brief No. 2615 [p. 478]. 2) Zie brief No. 2638.
|
[ 577 ]
J. de Graaff aan Chr. Huygens.20 december 1690.
Actum in 't schip Brandenburg. op de koop- Erentfeste en zeer discrete hr. Mijn HeerNadat ik alhier in Texel op het schip Brandenburgh den 17e deser lopende maant ben komen te arriveren zoo heb ik met den eerste gepooght om het hockie voor de horologies in de cajuijt af te schieten, niet vergetend aan de Timmerman te belasten dat het aan alle de zijden wel dicht moet gecallefatert werden sullende daar voor ook wel sorgh dragen zoo veel als het mogelijck is, dat er geen stoff can door komen. wegens het observeren van de gangh der horologies aan lant, daar toe is geen apparentie, alzoo wij soo verre van lant Leggen, dat de slach van het geschut (volgens het seggen van de Loots) alleen bij stil weer sal konnen gehoort werden, sullende evenwel , zodra als de horologies sullen opgehangen zijn, daar toe soeke te komen, dat wij de gangh van de horologies door oprechtingh van twee draden in de meridiaan aan lant mogen observeren, zoo niet sullen dan de andere manier 1) volgens inhout van uEdl. instructie opvolgen. de cas met het loot daar het horologie A ten huijsen van mijn Erw. vader ingehangen heeft, heb ik vergeten aan uEdl. achtb.r over te senden, zijnde sulx door alte haastige vertrek toegekomen, twijffel echter niet of het sal uEdl. al rede zijn behandigt alzoo ik voor mijn vertrek zulx aan vader had versocht; hier mede blijven Ed. zeer ootmoedige dienaar Wel Ede. Hr. Christ. Huygens, hr. van Zuylichem tot 's Gravenhaagh. 1) Zonder twijfel de methode van § VIII van No. 2423 (opkomst en ondergang van de zon [vb: p. 61]). Zie ook No. 2647 en 2653. |
[ 578 ]
J. de Graaff aan Chr. Huygens.21 december 1690.
Actum in 't schip Brandenburg Erentfeste en zeer discrete hr. Mijn Hr.In mijn vorige heb ik gesecht wegens het opmaken van een hockie voor de horologies, die omne bij al claar is, zijnde de 2 takken tegen een clamp die vaste gehecht is aen de solderingh van de cajuijt wel hecht en sterk met schroeven en spijckers vast gemaakt, mitsgaders de 2 andere tacken, zijnde tusschen yder een clamp gevoeght, zodat het cruys onbewegelyck is, en horizontaal hanght als uyt dese nevenstaande figuur 1) te sien is, AA is in een clamp geschroeft, gehecht tegen de solderingh, BB zijnde gaten waar in tot meerder vastigheit, noch spijkers geklinkt zijn, DD de 2 andere tacken, om ze onbewegelijck te maken, hebbe daar op de clampen CC, CC met spijckers tegen de solderingh vast gemaakt sodat het onbewegelyck is, vorders had ik gedacht de zon van middagh te crygen, maar de schipper secht dat het te hard wayt om met de schuyt na Land te roeyen, en nadien er geen tyt dient verloren te gaan, zoo is 't nodigh dat men ondertusschen door de zons hooghte de voor of achteringh van de horologien soek te bekomen. hiermede UE zeer ootmoedige dienaar E. hr. Crist. Huygens, heer van Zelem Tot 's Gravenhaagh. 1) Vergelijk de figuur van p. 56. |
[ 579 ]
J. de Graaff aan Chr. Huygens.23 december 1690.Erentfeste en zeer discrete hr. Mijn Heerde Tegenwoordige toestant ontrent de nodige observatien daar in heb ik noch niets connen doen uyt oorsaken van het gestadighe hard weer, zodat er geen vaartuygh aan boort heeft connen komen als alleen nu van dese morgen is compjes jacht aanboort gekomen met de Equipage meester Barent focques dien ik kenbaar maakte dat het nodigh was een groff schut aan Lant te stellen, opdat men het geluijt van het geschut aan 't schip zoude mogen horen als men doende was door twe opgerechte draden de son in de meridiaan waar te nemen, 't welk ditto Equipagiemeester aan de E. heer van dam soude bekent maken: ik heb ook zoeken de zon in 't op of ondergaan te krijgen, maar door betogen Lucht niet konnen daar toe komen zijn: zijnd dit alletgeen ik uEdl. a: voor 't tegenwoordige can schrijven. UE: ootmoedige en seer Gehoorzame dr. den 23 decemb.
Te Bestellen aan de |
[ 580 ]
J. de Graaff aan Chr. Huygens.[24] december 1690.Erentfeste en zeer discrete hr. Mijn Heerhier mede zal uEdl. de vordere toestant over de horologies konnen zien, hoe dat de hr. van dam alhier op de middagh aan boort is gekomen zoo dat ik de hr. van dam wegens het aan Land planten van een geschut gesproken hebbe, die sulx wanneer het helder weer komt te worden zal ordineren hiermede god bevolen UE zeer ootmoedighe dienaar
Aan de E heer |
[ 581 ]
A. de Graaff aan Chr. Huygens.24 december 1690. [<,>]Mijn Heer
Mijn Soon is met de Horologiens naar Texsel vertrokken voorlede Zaterdag acht dagen, beneffens de horologiemaker Gillis Meybosch, en de adjunct pieter van laar, sedert hebbe van hem ontfangen 3 Brieven, de twee van daag, en de eene o[mtrent] 2 dagen, welke eene ik uE meende toe te senden beneffens het kasie en het loot 1), maar hebbe zoo veel te lopen gehad dat het niet wel hebbe konnen bijbrengen; doch van daag noch twee brieven aan uE gehoorende, ontfangende, zoo ben te rade geworde uE deze 3 met de post toe te senden: het kasie en het loot zal gesonden werden naar de kerstdagen. Mijn Heer VE ootmoedige Dienaar
Mijn Heer 1) Zie No. 2645. |
[ 582 ]
J. de Graaff aan Chr. Huygens.26 december 1690.
Erenfeste en zeer discrete hr. Mijn HeerWij hebben tot noch toe geen de minste observatien konnen doen, alzoo het altijt betrokkenen lucht geweest is, en door het hard weer niet konnen aan land komen zodat men beswaarlijck het ooghmerck sal connen berijcken, ende de dagelijckxe verachteringh of wel de vorderingh der horologies met de zon in de tijt van 24 uren; want het schip ooghschijnlijck in een dagh a twee claar sal zijn, om dan met de eerste goede wint zee te kiesen zodat wij van de noot sullen moeten een deught maken, en met de eerste sonne schijn de horologien op de uren van Texel soecken te brengen, en altoos blijven de observaties doen, om dan, aan de Cabo de bone sperance komende het dagelycks verschil met de zon te observeren, vervolgens de calculatien uijt te rekenen hiermede afbrekende uE. ootmoedighe en gehoorzame dienaar Leggende in Texel 26 decemb. Ik verhopen dat mijn vorige Lettere bij UE zal zijn ontfangen.
Te Bestellen Aan de |
[ 583 ]
Chr. Huygens aan J. de Graaff.26 december 1690.
Chr. Huygens aan A. de Graaff.26 december 1690. [<,>]
|
[ 584 ]
J. de Graaff aan Chr. Huygens.29 december 1690.
Actum in 't schip Brandenb.rg Voor het Laatste voor ons vertrek comen wij uE volmondigh seggen, dat ik geen gelegentheit verwaarloost heb, om de vereyschte observaties te doen, hadde wel gewenst, dat de horologies op de uren van de zon gestelt waren maar de zon komt hier boven het Land op en onder en ontrent het Land comende gingse noyt claar op of onder, en men heeft hier de hande vol, zodat het geen wonder is, dat men geenige observaties aan Land heeft connen, hiermede wensche uE veel heyl en zege van de here onse God amen uE: zeer ootmoedige dien.r E. hr. Crist. Huijgens hr. van Zelem Tot s Gravenhaag. |