D. Papin aan Christiaan Huygens.16 augustus 1691.Brief in Leiden, coll.Huygens. Gepubliceerd door E. Gerland 1). Volgt op No. 2640. Antwoord: 2 nov. 1691. |
de Marbourg ce 16e Aoust 1691. a) |
Monsieur
Ik weet niet of U de brief hebt ontvangen die ik me de eer gaf U te schrijven, 9 of 10 maanden geleden, waarin ik zo vrij was U enige opheldering vragen over de dubbele breking van IJslands kristal [<] en over de essentiële hardheid die u toekent aan bepaalde lichamen; en ik probeerde u te laten zien dat de hardheid anders kan worden uitgelegd; ik zei u ook dat ik de boot*) van Drebbel heel goed nuttig kon maken. 1) Leibnizens und Huygens' Briefwechsel mit Papin, p. 172. [Fig: p. 57, 62.] a) Geantwoord op 2 nov. [Chr. Huygens]. [ *) Een duikboot, zie bij Isack Beeckman, Journal, T. 2, p. 25-27 en de eerste noot daarbij] 2) Karl, landgraaf van Hessen-Kassel, zie brief No. 2401, n.4. |
ABC, fig. 1, is een blokvormig vat van blik, waarvan de hoogte AB is 5¾ voet, de lengte BC 5½ en de breedte CD 2½. Dit vat is helemaal versterkt met ijzer en hout, van binnen en van buiten. EF is een opening van 15 duim diameter opdat een man er makkelijk door kan gaan; en wanneer men in het vat is kan men deze opening heel precies afsluiten door middel van een plaat die men met schroeven tegen de genoemde opening drukt. f f zijn andere openingen die kleiner zijn gemaakt in de bodem van het vat, om roeiriemen door te steken en ook om de dingen aan te raken die men benadert en er explosieven aan te hechten, of andere instrumenten die men geschikt acht; deze gaten worden evenzo afgesloten als het grote gat. GG is een pomp waarvan de stang IL een buis is, die door de bovenkant van het vat heen gaat, en die er heel stevig aan vast is gesoldeerd. Aan het uiteinde L erbuiten maakt men een leren buis vast, binnenin voorzien van een ijzerdraad, gedraaid in schroefvorm; en de bovenkant van deze buis is voorzien van een licht stuk hout om op het water te drijven zonder argwaan te wekken, vooral bij nacht. |
Onderaan de pomp GG maak ik gewichten vast, en van boven doe ik water op de zuiger om hem nauwkeuriger te maken; als de pomp door dit gewicht omlaag wordt getrokken, trekt hij lucht via de buis LI door de zuiger heen, die een klep heeft om de lucht de pomp in te laten gaan; en vervolgens, door met de voet gewicht te zetten op een touwladder die over een rol gaat, voor dit doel passend gemaakt, brengt men de pomp en de gewichten eraan naar boven; en de lucht die er in was gekomen gaat er uit door het gat K, dat ook zijn daartoe passend gemaakte klep heeft. Zo kan men altijd met groot gemak verse lucht de boot in trekken, als de buis aan L maar lang genoeg is om het wateroppervlak te bereiken. Wanneer men deze boot te water laat, moeten de gaten beneden gesloten zijn en het gat boven open; en wanneer de mannen er ingegaan zijn, moeten ze het gat boven sluiten, nadat ze meegenomen hebben 30 of 40 kwintalen lood, die samen met wat men eerst aan de ijzeren haken gedaan heeft aan de onderkant van het toestel, zullen maken dat deze bijna in evenwicht is met een even groot volume water. |
Dan moet men de pomp laten werken, totdat op een in dezelfde boot ingesloten Barometer te zien is, dat de luchtdruk van binnen tegen de gaten f f even sterk is als de waterdruk van buiten tegen dezelfde gaten, dat wil zeggen een beetje minder dan 6 voet water. Nu, zoals met mijn pomp, van 5 3) duim diameter en ongeveer 9 duim speling, slechts ongeveer 100 slagen nodig zijn met de genoemde pomp, om de lucht tot zo'n graad van drukking te brengen, en de pomp zo goed is gemaakt dat slechts ongeveer twee seconden nodig zijn voor elke slag, zou er niet meer dan 4 minuten nodig zijn om dit ten einde te brengen.
Dan zou men een van de gaten f kunnen openen, zonder vrees dat het water erdoor zou binnendringen; daar integendeel de met de pomp binnengehaalde lucht er altijd uit zou gaan. Door dit open gat zou water geschept moeten worden om de boot te verzwaren, totdat men zou zien dat de boot zou beginnen te zinken; wat met zekerheid bekend zou worden, hetzij met de Barometer, hetzij met de hoogte die het water zou krijgen in de buis f. Dan zou een beetje water in dit gat teruggedaan moeten worden, om de boot een beetje lichter te maken dan water; en door naar beneden te roeien, ik bedoel door al roeiend op de boot te drukken, zou het makkelijk zijn hem zoveel of zo weinig en zo langzaam te laten zinken als men raadzaam zou achten.
Als men met de Barometer constateert dat het vat zo laag is als men wil (dat de gaten f f bijvoorbeeld 10 voet onder het wateroppervlak zijn), moet men stoppen met naar beneden roeien, en alleen de boot op deze diepte houden. Het is duidelijk dat men dan zoveel gaten zou kunnen openen als er in de bodem zijn, ook groot genoeg om een man door te laten, en zo zou men zijn slag kunnen slaan zonder te worden opgemerkt. 3) Er is twijfel of gelezen moet worden 4 of 5. [ HUG 45: waarschijnlijk: "5 pouces".] |
schepen, die een groot deel van hun gewicht in de lucht hebben; en daar het maar heel weinig boven water zou zijn en aan tegenwinden geen vat zou geven, zou het gemakkelijk bij alle winden varen; dit overtuigt me er dus van dat deze nieuwe schepen de reizen sneller zouden maken dan gewone schepen.
Het schip dat ik gemaakt heb heeft me veel moeite gegeven en het heeft veel tijd gekost, bij gebrek aan blikslagers om er op de goede manier aan te werken; ik was genoodzaakt versterkingen te maken van ijzer en hout, van binnen en van buiten, wat het zeer zwaar heeft gemaakt; in plaats daarvan zou door middel van blikken banden, aan het toestel gesoldeerd en de ijzeren staven van buiten omringend, dezelfde versterking gediend hebben voor de buitenkant en de binnenkant. Als U dus oordeelt, Meneer, dat mijn Theorie zonder gebreken is, ziehier dan iets waarvan ik geloof dat het eerder in praktijk gebracht zou moeten worden zonder dat meer tijd verloren wordt met de werklieden van Kassel. |
AA in fig. 2 5) is een grote ovale ton van hout, van 6 tot 7 voet hoog, zijn grote diameter evenveel, of meer als men wil, zijn kleine diameter 3 of 4 voet. BB is een Hessische centrifugale zuig- en perspomp 6), die door middel van de buis CC voortdurend buitenlucht aantrekt. DD is het grote gat om er in te gaan; EE is een groot cilindrisch vat van koper, van ongeveer 14 of 15 duim diameter en 5 tot 6 voet lengte; de opening van dit vat is in de kuip AA en moet gesloten worden zoals de openingen van het vorige toestel. FF is een pomp waarmee de mensen in de ton AA lucht in het vat EE kunnen persen, nadat men er iemand ingesloten heeft die iets gaat doen door het gat G tegen vijandelijke schepen enz.; dit gat wordt afgesloten zoals de andere gaten.
4) Dit gebeurde op 13 of 23 aug. 1691. Zie het voorwoord van het werk van Gerland, p. 60. 5) De tweede figuur van p. 120 [hier verplaatst]. 6) D. Papin, 'Rotatilis suctor et pressor Hassiacus ...', in Acta Eruditorum, juni 1689 [zie figuur rechts, ook in: Recueil, 1695]. Zie ook het voorwoord in het werk van Gerland, p. 39 en 40. |
U ziet, Meneer, hoe deze nieuwe constructie te verkiezen is boven de voorgaande, zowel wat betreft het gemak van de uitvoering, als het gebruik; want de ton AA zou van binnen geen druk te verdragen hebben, en het zou voldoende zijn dat hij sterk en nauwkeurig genoeg gemaakt was om te beletten dat het water van buiten er in zou dringen. Op de bodem beneden zou bijna gelijk gedrukt worden door de gewichten waarmee hij van binnen belast zou zijn en door het water dat er van buiten aan raakt; en de bovenkant, waarop minder gedrukt zou worden door het water, zou het gemakkelijk verdragen; en men zou deze nog kunnen verstevigen met enkele staven binnenin. Aan de andere kant zou het vat EE een lang niet zo grote binnendruk hebben als het voorgaande toestel; en zo zou het deze door zijn cilindrische vorm gemakkelijk verdragen, zonder merkbaar van volume te veranderen. Zo zou dit toestel kunnen zinken of terugkeren naar het oppervlak, en zijn gaten open hebben, nu eens boven en dan weer beneden, zonder dat het nodig zou zijn ook maar een kleine hoeveelheid water toe te voegen of te verwijderen, terwijl voor het voorgaande toestel, hoewel versterkt met veel kosten en moeite, een grote hoeveelheid water nodig zou zijn geweest om de volumeveranderingen die zouden optreden te compenseren.
Een ander voordeel is hier dat de lucht niet onder druk staat in AA, zodat een man alleen er met behulp van de centrifugale zuigpomp een voortdurende wind zou kunnen maken, voldoende voor de ademhaling van 100 mensen en zo nodig meer. En de overtollige lucht die er uitgaat via een andere buis zoals CC, zou geen borreling in het water geven; men zou ook kunnen maken dat de lucht die men aan de man in EE levert zou terugkeren in AA om ook zonder borreling eruit te gaan. Ziedaar, Meneer, de middelen die mij onfeilbaar lijken om de grootste moeilijkheden te overwinnen die gevonden kunnen worden in dit belangrijke ontwerp. Ik geloof dat men er niet meer aan zal twijfelen dat men gemakkelijk de rest tot stand zal brengen, zoals: de richting te bepalen om havens binnen te gaan, daar de vijandelijke schepen te vinden, er explosieven aan te hechten, enz. Ik zal me er dus van onthouden over dit alles te spreken, om een buitensporige lengte te vermijden; en ik hoop dat, gezien het belang van de zaak en de geringe kosten die ervoor op het spel staan, U er geen bezwaar tegen zult hebben, Meneer, te getuigen dat de zaak met spoed verdient te worden doorgezet. |
Want men kan er niet aan twijfelen dat deze uitvinding heel goed in praktijk gebracht kan worden, aangezien ik deze al heb uitgevoerd op een veel moeilijker manier dan die ik nu voorstel. Ik heb verslag uitgebracht van wat er is gebeurd aan Meneer de Landgraaf, en ik heb hem te kennen gegeven dat ik, om me nog meer te verzekeren van de juistheid van mijn redeneringen, erover zou schrijven aan u, als aan het orakel dat men moet raadplegen over deze zaken. Ik verzoek U dus heel ootmoedig, Meneer, zo goed te zijn mij een antwoord te verlenen; en me uw instemming te geven met wat deze verdient, of me mijn fouten te laten zien als ik die begaan heb. Het schijnt dat het in het belang van de hele Republiek der letteren is, ervoor te zorgen dat Prinsen voldoening halen uit de onkosten die ze besluiten te maken voor nieuwe uitvindingen. In afwachting van de eer van uw antwoord verzoek ik U mij altijd toe te staan met een zeer diep respect te zeggen, dat ik ben, Monsieur, U zult misschien niet ontstemd zijn, Mr., als u een omstandigheid verneemt die ik vergat u te kennen te geven: dat men zich bij het uitlaten van de samengeperste lucht van ons toestel onmiddellijk in een mist bevindt, evenals men bij het uittrekken van lucht met het toestel voor het luchtledige eerst wolken ziet die zich vormen in de klok*).
Vostre tres humble et tres obeissant serviteur [ *) Door Chr. Huygens voor het eerst gezien op 1 dec. 1661, zie 'Het luchtledige', T. 17, p. 315, nr. 8: "Als men de eerste reijs en noch 2 of 3 daer nae lucht uijt de fles laet, soo siet mense schielijck vol van waessem komen gelijck die van een kokende pot."] |
de Marbourg ce 25e Octob. 1691. |
Monsieur Ik gaf me de eer U te schrijven op de 16e augustus, en ik maakte voor U een zeer uitgebreide beschrijving van het toestel van Drebbel zoals ik het deze zomer heb uitgevoerd 1) Leibnizens und Huygens' Briefwechsel mit Papin, p. 180. |
in Kassel in opdracht van Zijne Doorluchtige Hoogheid onze Prins. Ik voegde er ook aan toe een ontwerp van een ander toestel voor hetzelfde plan, dat me zowel gerieflijker leek voor gebruik, als makkelijker voor de uitvoering, en ik verzocht U heel ootmoedig uw mening erover te zeggen, niet betwijfelend dat U met genoegen zou bijdragen Zijne Hoogheid te verzekeren van de steun die men kan geven aan dit plan. Toch, Meneer, heb ik sindsdien geen antwoord van U ontvangen, en ook niet van mijn neef Gousset, nu Professor te Groningen, via wie ik U mijn brief had toegestuurd en die hem ongetwijfeld zal hebben geleverd of veilig heeft doen toekomen 2). Dat doet me geloven dat de brieven die men mij schrijft verloren gaan, aangezien U me wel de eer hebt willen geven bij andere gelegenheden aan mij te schrijven waarbij het niet ging om het enigszins tevreden stellen van een grote Prins. Ik neem nu dus een betrouwbaarder weg om U heel ootmoedig te verzoeken, Meneer, zo goed te zijn mij antwoord te geven en het te adresseren aan Meneer de Haes 3), secretaris van Zijne Hoogheid van Hessen te Kassel, die zo goed was me zijn hulp hierbij aan te bieden, zoals hij het al gedaan heeft voor de uitvoering van mijn toestel. Ik hoop dat er met dit middel geen gevaar zal zijn voor de brief; en in het geval dat uw andere bezigheden U verhinderen mij uitgebreid te antwoorden, verzoek ik U het tenminste met enkele woorden te doen, en vooral opdat ik kan weten of U mijn gedachten goedkeurt of afkeurt. Ik verwacht dit gevolg van de welwillendheid waarmee u me altijd hebt vereerd, en uw goedvinden met diep repect te zeggen dat ik ben, Monsieur,
2) Zie brief No. 2692. 3) Johann Sebastian Haas, kabinetssecretaris, archivaris en bibliothecaris van de landgraaf van Hessen-Kassel; geboren te Bern in 1641, beschermer en vriend van Papin. Hij was in 1678 ambassade-seccretaris op het congres van Nijmegen en overleed in 1697. Van hem is Steganographie nouvelle ..., Kassel 1693, in-4to. |
Samenvatting: |
U eert me met de vraag naar mijn mening in een zaak waarvan u de sterke en zwakke punten beter kent dan ik. Het schip van Drebbel ging helemaal onder water, zoals mijn Vader heeft gezien, wat wel beter is; toch heeft hij niet die uitvinding in gebruik genomen die zou kunnen dienen om onder water te vissen, blijkbaar omdat het te lastig was. Hoe gaat u bij nacht veilig een vijandelijk schip vinden. Ik ben niet voor zulke schadelijke uitvindingen, laten we deze toepassen om te vissen en voor experimenten. Het zou nodig zijn uw buis te kunnen verlengen en verkorten, of hem meteen heel lang te maken. Er zouden schrandere mensen zoals u nodig zijn voor het sturen. De ondervinding van de mist is aardig, de reden is moeilijk te zeggen. Sluit u niet op in het toestel als u niet heel zeker bent; als er ook maar het kleinste gaatje zou komen, waar bent u dan? Op een apart blad mijn oplossingen voor zijn twijfels. Dat te zien is dat hij deze materie van Evenwicht en luchtdruk volkomen begrijpt. |
Hofwijck ce 2 Nov. 1691. Monsieur
Een vrij lange onderbreking van mijn studies om gezondheidsredenen en daarna andere belemmeringen hebben, meer dan zou moeten, vertraging gegeven aan dit antwoord op uw brief van ... 2) augustus, waarin u mij de bouw van uw duikboot meedeelt. Ik heb deze nauwkeurig onderzocht, en met plezier, en ik heb uw handigheid herkend om te voorzien in alle benodigdheden voor het toestel, wat niet zou kunnen zonder een precieze kennis van Evenwichten en de drukken van lucht en van water, die u bezit, beter dan wie dan ook. Wat betreft het gebruik ervan, u vondt het wel goed dat ik u de moeilijkheden voorleg die ik erin vind. 1) Leibnizens und Huygens' Briefwechsel mit Papin, p. 182. [Fig: p. 57, 62.] 2) Lees: 16. [ *) Constantijn Huygens was in 1619-1620 niet in Engeland (wel in 1621, jan. - april en dec. ...), zie 'Dagboek'.] |
Men zei dat hij een of ander middel had om de lucht in zijn boot te verversen, wat een heel belangrijke uitvinding zou zijn.
Ik vind ten 2e dat u, als u vijandelijke schepen te gronde wilt richten, heel wat moeite zult hebben uzelf erheen te sturen met behulp van het kompas, dat niet betrouwbaar zou zijn in een vaartuig van blik, nog afgezien van het feit dat u niet de juiste metingen zult kunnen doen van de afstand.
5e. Aangezien uw man (want ik raad u niet aan er zelf in te gaan) liggend in de cilinder EF 3) moet handelen door het gat G 4), moet de lucht in deze cilinder samengeperst zijn tot een bepaalde graad, opdat het water er niet door binnenkomt. Maar hoe zal deze druk constant gehouden worden, aangezien luchtverversing nodig is en u beweert dan men de oude lucht in het vat AA zou laten terugkeren, om eruit te gaan zonder borrelingen bovenin het water? Het verschijnsel van de mist die zich ontwikkelde bij het uitgaan van de samengeperste lucht is opmerkelijk. Het zijn naar ik geloof waterdeeltjes die, als ze niet zoveel lucht meer hebben om ze te ondersteunen, vallen door hun zwaarte en zich al vallend verenigen. Want er zijn deeltjes van echte lucht, behalve die van water, en het kan zijn dat de eerste sneller ontsnappen door de opening die men heeft gemaakt, dan de andere. Ik voeg hierbij mijn antwoord 5) op de tegenwerpingen die u mij maakte in uw brief van 26 november 1690 6). Ik schreef het toen al, maar in overweging genomen de ongemakkelijkheid van het discussiëren per brief, had ik het daarbij gelaten. U ervaart ook zelf deze ongemakkelijkheid in uw geschil met meneer Leibniz 7), die als grondslag slechts weinig exacte definities heeft, 3) Lees: EE. 4) Zie de tweede figuur van brief No. 2691. [En tekening rechts.] [ *) Lat.: "refrigerato inventionis amore", een uitdrukking van Quintillianus, Institutio oratoria, Lib. 1, Epist. 1.] 5) Zie Aanhangsel No. 2707. 6) Het gaat om brief No. 2640. 7) Zie voor deze polemiek, over de juiste meting van de 'bewegende kracht', met Papin op het standpunt van de Cartesianen, de artikelen van Papin in de Acta van april 1689 en jan. 1691 (zie No. 2595, n.8 en 2617, n.9), en die van Leibniz in de Acta van mei 1690 [Tab. VII, corr.fig. 4] (zie No. 2640, n.5) en als laatste sept. 1691: 'G. G. L. De legibus naturae et vera aestimatione virium motricium ...'. Samenvatting: 'Synopsis controversiae Authoris cum Celeberrimo Domino G.G.L.', in Fasciculus Dissertationum [Papin, Marb. 1695, p. 94-111] (zie No. 2601, n.9). |
en misverstanden, zodat ik me erover verbaas dat hij gelooft dat uw discussie afhangt van de vaststelling van bewegingsregels 8). Ik ben wel blij te vernemen dat de vrijgevige Prins, die u dient, u tekenen van zijn achting heeft gegeven, zowel door de belangstelling die ik heb voor wat u aangaat, als omdat hij daardoor getuigt gevoel te hebben voor schone kunsten en wetenschappen, waarin hij het voorbeeld van zijn illustere voorouders volgt. 8) Zinspeling op dat waarmee Leibniz zijn artikel van sept. 1691 besluit: "Ik hoop namelijk dat op deze wijze wordt opgelost wat overblijft, en dat bij voortgezette vergelijking tussen ons een zaak van zo groot belang (waarmee ware natuurwetten zijn op te stellen) tot een einde gebracht kan worden". Christiaan Huygens aan D. Papin.14 december 1690. Aanhangsel bij No, 2706.Stuk in Leiden, coll.Huygens. Gepubliceerd door E. Gerland 1). Antwoord op No. 2640. Op de tegenwerpingen van Denys Papin in de brief van 26 Nov. 1690.a) De reden van zoveel verschijnselen die te verklaren zijn met mijn hypothese van de twee verschillende uitbreidingen van licht binnen het IJslands Kristal, de ene bolvormig,
1) Leibnizens und Huygens' Briefwechsel mit Papin, p. 168. a) 14 Dec. 1690. Verstuurd op 2 november 1691 [Christiaan Huygens]. |
Ik heb in mijn Traité de la lumière*) niet tot in detail onderzocht hoe deze 2 uitbreidingen tot stand komen in dit Kristal, samengesteld uit sferoïdale deeltjes,
Het is ten eerste zeker dat een ruimte, gevuld met verschillende stoffen, uitvloeiingen van golven met verschillende snelheid kan toelaten, want dit gebeurt in de lucht gemengd met de etherische materie waarin golven ontstaan voor de uitbreiding van geluid, en andere voor licht die veel sneller zijn dan die eerste. Zoals wanneer men in de verte een kanon ziet afschieten: de geluidsgolven en die van licht vertrekken op hetzelfde moment, maar die van de ene soort komen onvergelijkelijk veel sneller bij ons aan dan die van de andere. Niets verhindert nu dat de gewone breking van het kristal ontstaat door golven die zich in deze ethermaterie uitbreiden, voorzover zij alleen dient voor deze voortplanting. En wat betreft de ongewone breking stel ik me een andere rij golven voor, die als drager hebben zowel de etherische materie als de andere twee stoffen van het kristal, die ik vastzitend heb genoemd. Van deze twee stoffen veronderstel ik dat die van de kleine sferoïden de golven een beetje sneller doorlaat dan de etheriscche materie zoals die in het kristal verbreid is; en dat de stof rondom de sferoïden de golven een beetje langzamer doorlaat dan dezelfde etherische materie. Als deze golven zich zo uitbreiden in de richting van de as van het kristal, die ook de as van de sferoïden is, en wel door de drie verschillende stoffen, die doorgang geven met verschillende snelheden,
Maar als deze zelfde golven gaan in de richting van de breedte van de sferoïden of althans er doorgaan met minder onderbreking, zullen ze zich in deze richting een beetje sneller uitbreiden dan in de andere. En hiermee zal het licht sferoïden vormen, waarvan de as gelijk zal zijn, of vrijwel gelijk, aan de diameter van de bol die de golven voor de gewone breking vormen, maar waarvan de diameter loodrecht op de as een beetje groter zal zijn, zoals ik deze verhoudingen had gevonden uit de effecten van de brekingen op pag. 68. [ *) Traité, p. 58-60 (zie ook T. 19, p. 428, 1677: 'Heurèka') en p. 92-93. Het zijn 'oblate' sferoïden, waarvan de twee gelijke assen langer zijn dan de derde: een ellips gewenteld om zijn korte as.] |
Deze verklaring lijkt me niets onmogelijks te hebben en ik geloof dat ze u zal kunnen voldoen. Zo niet, dan moet erover worden nagedacht dat er misschien betere zijn. Toch zou ik er niet aan kunnen twijfelen dat licht zich in dit kristal uitbreidt met bolvormige en sferoïdale golven, gezien de exacte overeenstemming met zoveel experimenten.
Voor wat betreft onze discussie over de hardheid van lichamen, ik zou willen dat u zou antwoorden op mijn argument van het stuk ijzer, of marmer 2), in een bankschroef geklemd, waarbij ik heb laten zien dat noch de druk van boven noch van opzij van de etherische materie, kan verhinderen dat het bovenste deel gaat glijden wanneer men er horizontaal tegen duwt. 1) Zie brief No. 2617 [p. 484]. [ *) In de zin van: twee dingen kunnen niet tegelijk op dezelfde plaats zijn. Huygens schrijft in het Latijn: "non datur dimensionum penetratio". Zie: Gianfranco Mormino, 'The Philosophical Foundations of Huygens 's Atomism', in De Zeventiende Eeuw, 12 (1996), p. 76. Idem, 'Est-ce que les dimensions de l'espace peuvent se pénétrer?', in Arnaud Lalanne (ed.), Principia rationis: Les principes de la raison dans la pensée de Leibniz (Lumières 19, 2017), p. 170. De uitdrukking komt van commentaren op Aristoteles, Physica, IV, 8 (ontkenning van vacuüm):
|