DraakDer Naturen Bloeme,boek 6: |
Draco seit Jacob ende Agustijn | Van de draak zegt Jacob, en Augustinus, |
dat onder alle diere die sijn | dat het van alle dieren die bestaan |
es d'alremeste, des ghelovet. | het allergrootst is, geloof het maar. |
Ende .i. cam up sijn hovet. | En hij heeft een kam op zijn kop. |
Na sine grote es clene die mont; | Naar verhouding is de bek wel klein; |
venijn nuttet t'alre stont. | gif eet hij op elk moment. |
Wien dat met sinen starte bint, | Wie hij met zijn staart vastbindt, |
hies doot, ne twifelets u eentwint. | die is ten dode opgeschreven, ongetwijfeld. |
Ja, d'olifant ne caens ontgaen, | Ja, zelfs de olifant kan hem niet ontgaan, |
can hine binden starte bevaen. | als hij die met zijn staart kan vangen. |
Londens handschrift (uit PB)
| |
In steenrotsen, in duwiren | In rotsachtig gebied, in spelonken |
es sijn wesen na sire manieren, | verblijft hij, dat is zijn gewoonte, |
want sine nature es dore heet. | want hij is van nature zeer heet. |
Ja, int lant dar menne weet | Ja, in 't land waar bekend is dat hij leeft |
es groote hitte vander sonnen. | is een grote hitte van de zon. |
Want wine selden gheweten connen | Want we weten van vrijwel geen |
den rechten drake, dat merket wel, | andere echte draken, let wel, |
dan omtrent den tur Babel, | dan in de omgeving van de toren van Babel, |
dat woeste Babilonien heet. | die als het woeste Babylonië bekend staat. |
Dar sijn si so groot, alsment weet, | Daar zijn ze zo groot, naar men weet, |
meere danne .xxx. cubitus | als meer dan dertig el. |
Hare roepen, wi lesen dus, | Zijn gebrul, zo lezen we, |
vervaert de lieden die dat horen. | beangstigt de mensen die dat horen. |
Ende sijn upsien doetse verdoren, | En zijn blik verbijstert hen, |
so dat sulc hevet de vreese so groot | zo dat menigeen zo'n grote vrees heeft |
dat hi der af blivet doot. | dat hij 't daardoor niet overleeft. |
Alsi out sijn, wilmen weten, | Als ze oud zijn, wil men weten, |
leven si langhe sonder eten. | leven ze lange tijd zonder eten. |
Agustijn seit, sonder lieghen, | Augustinus zegt, zonder liegen, |
dat si in die lucht some vlieghen; | dat ze in de lucht soms vliegen; |
want hare vloglen sijn .i. vel | want hun vleugels zijn een vel |
alsemen an vledermuse siet wel. | zoals men bij vleermuizen ziet wel. |
Ende dar hi henen maket sine vlucht | En waar hij heen gaat op zijn vlucht |
dar ontsuvert hi die lucht. | daar verontreinigt hij de lucht. |
In sijn hovet draghet hi over een | In zijn kop draagt hij mee |
draguncia den dieren steen. | de kostbare steen dracontia. |
Mar hi nes altoes niewer toe goet, | Maar die is nooit ergens goed voor, |
hetne si dat menne hem levende ut doet. | tenzij men hem eruit haalt als hij leeft. |
Sine tonghe ende sine galle | Zijn tong en zijn gal |
in wine ghesoden met alle, | in wijn gekookt, bij elkaar, |
ende dar mede bestreken dan | als daarmee dan bestreken worden |
sine lede, eist wijf ofte man, | de ledematen van iemand, vrouw of man, |
dien die duvele incubi | die gekweld wordt door boze geesten, |
quellen, dien maketet vri. | dan wordt die persoon ervan bevrijd. |
Aldus mach hi ghevanghen wesen: | Als volgt kan hij gevangen worden: |
t'Erst so moetmenne belesen, | Ten eerste moet men hem bezweren, |
dat hi niet si van felre voere. | zodat hij zich niet wreed gedraagt. |
Dan slaetmen voer hem den tamboere, | Dan slaat men dichtbij hem op de trommel, |
dan waent hi horen den donreslach; | dan denkt hij de donderslag te horen; |
want negheen eer sterven mach | want geen dier zal eerder sterven |
van donre no van blexemen mede, | van de donder of van de bliksem, |
dus vervarmenne dar ter stede. | zo maakt men hem daar bang. |
So bindet hem dar up dan .i. man, | Dan bindt zich daarop een man vast, |
ende doet hem henen draghen dan, | en die laat zich wegdragen, |
dar hi wille, in vremden lande. | waarheen hij wil, naar een vreemd land. |
Ende dar af comet hem dicken scande, | En dat brengt hem dikwijls in ellende, |
want gheraken si ter wider ze, | want als ze bij de wijde zee geraken, |
ende hi danne ne mach vliegen nemme, | en als hij dan niet meer kan vliegen, |
so eist met hem gherekent saen. ... | dan is spoedig met hem afgerekend. ... |
KB, KA 16. |
|
... Tuschen 't elpen dier enten drake | ... Tussen de olifant en de draak |
soes van nide ene sake | is er een toestand van haat en nijd |
die nemmermee staet in vreden. | die nooit tot vrede komt. |
Die drake es starc ende groet van leden | De draak is sterk en groot van leden |
ende jagt de diere te waren | en ligt echt op de loer voor de dieren, |
dar si te gadre gaen in scaren, | waar ze zich vergaderen in een kudde, |
ende cnoept hem om die voete den start. | en knoopt hem zijn staart om de voeten. |
Ende het ontknopet ter vart | En die ontknoopt al gauw |
met sinen snavele die olifant. | de olifant weer met zijn slurf. |
So vart hem die drake te hant | Dus valt de draak hem meteen aan |
in oghen ende in nese gate; | in de ogen en in de neusgaten; |
want dar ne macht ghene bate | want daar kan deze zich niet |
hem selven metten snavele doen. | verweren met zijn slurf. |
So sughet ute die dragoen | Dan zuigt de draak |
vanden elpendiere dat bloet. | het bloed uit de olifant. |
Londens handschrift (uit PB).
Plinius seghet alse die was vroet, | Plinius zegt, en die was verstandig, |
dat die drake es so groot .i. dier | dat de draak zo'n groot dier is |
dat dat bloet van den elpen dier | dat het bloed van de olifant |
lettel gnouch es teere thueghe. | nauwelijks genoeg is voor één teug. |
Die drake wert des bloets in hueghe | De draak verheugt zich in het bloed |
ende wert dronken an die dranc. | en wordt dronken van die drank. |
Ende die olifant wert cranc | En de olifant wordt zwak |
ende moet vallen dor die noet; | en moet vallen door het lijden; |
somwile valti den drake doet. ... | soms valt hij de draak dood. ... |
Afbeelding in Aberdeen Bestiary (ca. 1200): dragon strangles elephant.
Olifant gevangen met een lange drakenstaart:
Veel andere bij Medieval Bestiary.
Zie Aldrovandi, Serpentum et draconum historiae, 422 (Im. 430); daar ook de draak met pijltong: 420.
Aldrovandi (1522-1605), Serpentum, et draconum historiae libri duo (Bologna. 1640): p. 402, beschrijving Draco Bononiensis, een koeherder kwam hem tegen toen zijn vee niet verder wilde gaan, hij hoorde gesis en doodde hem met zijn speer; lengte van kop tot staart: 2 el (ca. 1,4 m); p. 404, afbeelding: 'Draco bipes apteros', tweevoetig en vleugelloos; bij Jonston zijn mooiere poten getekend; p. 415.B, eigen mening: "hunc Draconem monstriferum fuisse ... ob raritatem", een monster; bij Jonston: 'wanschepsel'; p. 415.C: niet symmetrisch: de rechterpoot zat dichter bij de staart, de linker dichter bij de kop.
|