Tome IV: Supplément
Deze notitie staat met de tekening op fol. 256r van het Journal temidden van de gewone aantekeningen van eind juli - begin augustus 1626 [<]. De figuur zelf is 27 cm hoog. Dit lanck pampierken, hier opgeplackt, heeft Abraham, de meulemaker, my behandicht*), int welcke te sien is, hoe men ordinaris de latten ende stocken van de vlercken der windtmolens maeckt, om ter gelegener tyt te bedencken waerom de vlercken so geboghen syn, waerom daer, ende waerom niet meer of min, etc.°) |
de lyny Ab is 40 roe voeten langh en recht, en
cd is vyff voet, bd is 14 duym, Ao is 6 1/3 duym. cd is parallel met Ab, maer co en is geen rechte lyny | ____ 1624 12 1 | ||
b d | |||
10 graden | w | ||
15 graden 15 graden | p c | ||
tgat wort geboort van de cant 2 1/4 d. teweten vant vyfde gat tot het bovenste toe. Daer syn 5 wachten te weten aen o, f, s, p, w | |||
15 graden 15 graden | s | ||
t'voorheck moet lanck syn 18 duym en de heele heckesche lanck 9 voet | |||
perpendiclyny | f | ||
A | |||
18 graden o |
*) Het handschrift is inderdaad niet van Beeckman. De molenmaker Abraham Willemsen was lid van het Collegium Mechanicum te Rotterdam. °) Beeckman had ook gegevens over molens genoteerd uit de geschriften van Simon Stevin. Over dit onderwerp cf. I. van Natrus e.a. Groot volkomen Moolenboek (Amst. 1734) [nr. 19] en J. van Zyl, Theatrum machinarum universale of Groot algemeen Moolenboek (Amst. 1761) [nr. 32]. [ Wikipedia: 'Gevlucht' (wiekenkruis).] |