"van wonder tot gheen wonder"
Kaarsenmaker, buizenlegger, leraar en rector, maar ook levenslang student en vragensteller: "Hoe kompt het?". Op het gebied van de natuurkunde had hij vernieuwende ideeën over beweging: "dat eens roert, roert altyt, soot niet belet en wort". Ook over luchtdruk (i.p.v. 'fuga vacui'), en kleinste deeltjes. 1
Journal
|
|
Catalogus Librorum 1 : boeken-veilingcatalogus (1637), hier met een alfabetische lijst van auteurs over natuurwetenschappen. Vertalingen van notities uit het Latijn. Vertaling van brieven aan Mersenne. Overzicht van bestanden (Site Map).
Curriculum vitae |
1588, 10 dec. | geboren te Middelburg (vader: kaarsenmaker en buizenlegger) |
1607-1610 | studie te Leiden (letterkunde, filosofie, zelfstudie wiskunde) |
1611-1616 | kaarsenmaker en buizenlegger 3 te Zierikzee |
1612 | op reis, o. a. naar de protestantse academie te Saumur (juni - nov.) |
1616, mei | verhuizing naar Middelburg (broer Jacob was nu rector in Veere) |
1618, 6 sept. | promotie in de geneeskunde te Caen (De febre tertiana) |
1618, nov. | Breda, ontmoeting met Descartes |
1619, nov. | benoeming tot conrector van de Latijnse school te Utrecht |
1620, 20 apr. | trouwt met Catelyne de Cerf, "oudt 191/2 jaer" (vader: wagenmaker) |
1620, dec. | verhuizing naar Rotterdam (deelt in Jacobs rectorsalaris) |
1624, nov. | benoeming tot conrector te Rotterdam (al eerder gaf hij er lessen) |
1627, mei | benoeming tot rector te Dordrecht (de school werd 'illuster') |
1637, 19 mei | overleden te Dordrecht 4 |
Zie ook: lijst van genoemde dagen uit zijn leven. In 1613 wilde Beeckman predikant worden. In 1626 schreef hij:
Na een notitie over de duivel (met "Kan hy in onsen gheest kruypen?") volgt een opmerking die aangeeft wat Beeckman niet wil (T. 2, p. 242):
Een steile Calvinist was hij niet (1626):
Geen wonder
Het woord 'atomen' wordt voor het eerst gebruikt bij de vraag (I, 117):
Een voorbeeld van zijn logische redeneertrant hierbij is (II, 96, vertaald):
Vragen geven stof tot nadenken. Bij het werken aan waterleidingen (I, 44):
Het traagheidsprincipe van Beeckman was nog niet perfect, want hij meende dat het niet alleen gold voor rechtlijnige, maar ook voor cirkelvormige bewegingen, zie zijn worstelingen hiermee, met voorbeelden als: een op een wiel draaiend voorwerp dat losraakt, een in een kerk in het rond slingerende kandelaber waarvan de kabel breekt, een op de vloer rollende bol (I, 254-257). Wat er bij een botsing gebeurt met de 'hoeveelheid beweging' heeft Beeckman heel goed begrepen (III, 129, vertaald):
Een ander basisprincipe zien we bij de vraag (III, 43): hoet kompt, dat de jongers met een leerken wel steenen uyt de straten trecken konnenDat komt niet doordat de natuur een afkeer heeft van vacuüm, maar door het persen van de lucht. De eerste stelling bij de promotie (1618) gaf dit al als verklaring voor het opzuigen van water: |
Ontwondering, met nieuwe verwondering, bij het vinden van een kliktor:
Kritische blik bij proeven met een nieuw soort molen (II, 358):
Geen wonder dat de jonge Descartes veel kon leren van Beeckman (en andersom): er waren nog maar weinige 'physico-mathematici' in 1618. Uit de samenwerking volgde de eerste berekening van de vrije val (I, 262). En Gassendi hoorde hem in 1629 met bewondering aan (III, 123, goed overzicht van Beeckmans ideeën).
Beeckman probeerde de filosofie te ontdoen van opvattingen van Aristoteles die niet langer houdbaar waren: "ik laat namelijk niets toe in de filosofie dan wat voor de verbeelding, of waarneembaar, aanschouwelijk wordt gemaakt" schreef hij in 1629 in een brief aan Mersenne (IV, 162).
Ook in experimenteren en helder uitleggen had hij nog veel meer kunnen leren van Stevin (I, 301: katrollen). Maar hij was iemand die het aandurfde zelf te denken en wat hij voortreffelijk deed was: goede vragen stellen over natuur (o.a. de mens) en techniek, verband leggen met iets dat begrepen was, diep doordringen in problemen (I, 299-303: 'Clemmen van de deuren'; II, 48-53 over olie- en kaarsvlammen). Simpele vragen stellen is belangrijk, zoals deze over speelgoed: een tol (II, 336): een worptop, waerom sy overeynde staet, alse draeyt.Vaak had hij het bij het rechte eind, zoals in zijn duidelijke uitleg bij: 'Hoe één oog afstanden kan schatten' (I, 315). Maar vaak ook niet; zie bijvoorbeeld zijn verklaring bij watergolven (II, 71): hij lijkt te denken dat waterdeeltjes horizontaal meegaan met een golf. Het valt op dat hij verder nauwelijks schrijft over watergolven (alleen II, 37), die hij toch dikwijls gezien moet hebben. Onjuist is ook zijn vreemde verklaring voor het verschil in toonhoogte van grote en kleine orgelpijpen (I, 306). Bij zijn theorie over het ontstaan van geluid kun je inderdaad zeggen "that Beeckman's physics are distorted by a mirror bent in quite remarkable curves" (Cohen 1984, 149).
Generale studien
Een goede leermeester in de natuurwetenschap bleek de praktijk, zoals kaarsen maken (I, 7, 39; II, 48-53) en waterleidingen aanleggen (61). Het laatste wordt genoemd bij onderwerpen als het ontstaan van wind (98) en van het kloppen van slagaders (103), beide in 1616; en ook nog in 1633 (III, 284): lucht in bloed geeft verstopping van een ader, zoals lucht in een waterleiding een buis kan verstoppen. Voetreizen gaven ook stof tot nadenken, zoals over het schatten van een afstand en lichtstralen (I, 318, vertaald):
Kort na zijn sollicitatie in Dordrecht, in 1627, noteerde Beeckman een moment van bezinning op zijn drang naar kennis, tijdens een bespreking in het Collegium Mechanicum (II, 455):
Beeckman mag inderdaad genoemd worden: "op physisch gebied de waardige opvolger van Stevin en voorloper van Chr. Huygens" (De Waard in NNBW). 6 Persoon
|
Met de linkerhand (1618) |
Schuldbekentenis, 21 juni 1621 (ZB, hs 5068) |
Eigen naam geschreven in lijst Collegium mechanicum (1626) |
Ondertekening brief aan Mersenne (1629) |
Noten |
alle swaerheden voortghetrocken langs den sichteinder, als schepen int water, waghens langs t'platte landt, &c. en behouven gheen vlieghesterctens macht tot haer verroersel, meer dan de omstaende verhindernissen en veroirsaecken ... « |
Als ik deze Benedetti vroeger had gezien, zou ik veel niet ingevoegd hebben in mijn overdenkingen, omdat hij veel heeft, waarvan me toescheen dat ik er zelf de eerste auteur van was. |
(groter) |