Home | Beeckman | < Vertaling > | Brontekst | Index

Voedsel , ei , samentrekkend , maag , koude , vermogens , minimum , aantrekking , gif ,
logica , chemie , 6 metalen , regen , fysiologie , kinderdieet


Isack Beeckman - 1620 v d



[ 108 ]   17 - 19 aug. 1620

Voedsel

Voedsel bevat veel dat moet uitwasemen.

Galenus, 'Peri tôn pharmakôn kata topous, bib. b', 178, 39*): "door zwakte van het peristaltisch vermogen wordt de ruimte binnenin opgeblazen en vol gemaakt".

  Te weten is namelijk dat er in voedsel somige deeltjes zijn die moeten uitwasemen, niet anders dan in een appel, die bij het vuur gehouden een wind uitlaat, welke wind een gemengde substantie is van vuur en deeltjes van de appel, die moesten uitwasemen wanneer ze geschikt waren met vuur gemengd een wind te doen ontstaan.
Zo is het in ons lichaam: als weinig warmte gemengd wordt met deze voedsel­deeltjes, gereed voor uitwaseming, verdunt die ze niet voldoende, om door poriën van vliezen naar buiten te verdampen; meer warmte echter verdeelt één in vele, zodat ze afzonderlijk vrij erdoor kunnen gaan.

Homogenea van voedsel worden door warmte niet gebroken.

En geschikt voor uitwasemen is ook datgene, wat van een waterige substantie is, niet stevig verenigd met die voedsel­deeltjes, zodat het niet een deel ervan is, maar slechts schuilt in hun poriën. Daarom wordt het zonder moeite gescheiden van het voedsel, waarvan alle deeltjes met elkaar verbonden zijn, namelijk waterige met aardachtige, zodanig dat warmte de voedsel­deeltjes niet kan breken, maar ze slechts zo van elkaar scheidt, dat slijm daaruit kan bestaan, en bruikbaar vocht, waarmee delen van het lichaam gevoed kunnen worden.

  Winderige deeltjes zijn dus vochten, die niet delen van voedsel kunnen worden. Als deze in het hoofd worden verzameld, wekken ze geluiden op, door warmte wel verdund, evenwel niet zodanig dat ze onmerkbaar weggaan. Veel van zulke vochten zijn gemengd met bloed en schuilen in andere lichaamsdelen, en bij gelegenheid worden ze gescheiden van het deugdelijke voedsel.
Ja zelfs ook deugdelijk voedsel, door warmte teveel afgebroken in onbruikbare deeltjes, of deeltjes die voor voeding geschikt zijn, maar door zwakke warmte niet passend gemengd, worden zo'n damp, omdat warmte niet voldoende binding geeft aan deeltjes, die anders de beste zijn om zo samen te voegen, dat het voedende deeltjes worden.


*)  Ed. Basel 1538, vol. 2, Lib.II, cap. 1, 'Archigenous ...'.
[ Ven. 1565, vol. 6, De compositione medicamentorum localium sive secundum locos Libri X, Lib. II, cap. 1 (Quae Archigenes consequenter ...), fol. 135v, G.15.]


Geur

Hoe iets geurigs in de mond de geur niet naar de hersenen zendt.

Andreas Laurentius, [<] Lib. XI, quaest. 12, verdedigt Galenus tegen een bezwaar van Averroes, waarom geurige lichamen in de mond de geur niet naar de hersenen zenden.

  Ik zou echter antwoorden als volgt: Geur komt niet naar de hersenen als die niet wordt aangetrokken door geest [spiritus]. Deze aantrekking gebeurt met de longen; dus wat in de mond zit zal veeleer naar de longen bewegen: de lucht wordt immers door gangen van de neusgaten naar de mond gebracht.
En ook al adem je in met de neusgaten gesloten, toch zal alle lucht, aangetrokken door de longen, naar de longen bewegen en niet van de mond naar de hersenen. En als je uitademt, verbaas ik me er inderdaad over dat de geur van wat in de mond zit niet wordt waargenomen, niet met de neusgaten dicht, maar met die open en de mond gesloten.


[ 109 ]
Tenzij misschien bevochtigde geur­lichaampjes door vochten van de mond ongeschikt kunnen worden gemaakt om de geur naar de poriën te laten gaan.
  Dit ongeveer bij Laurentius.

Ei

Waarom een ei hard wordt door vuur.

  Als een ei bij het vuur wordt gehouden, wordt het hard, omdat door warmte een of ander dun vocht naar buiten wordt gebracht, dat er was midden tussen de deeltjes van het ei, die op zichzelf geschikt zijn om bijeen te komen. Een middelmatige warmte trekt al dit vocht geleidelijk eruit en dan wordt het ei lichter, en veel delen ervan worden beenachtig en harder, zoals blijkt in een uitgebroed kuiken.
En de warmte brengt wel met geweld enig vocht naar buiten, zoals blijkt uit het zweet*), uitbrekend buiten de dop van het ei, wanneer het bij droge warmte wordt gehouden; maar vooral mengt en verenigt die een deel daarvan met het overige, en maakt die dat dit vocht nu de deeltjes binnengaat, waaraan het zopas slechts aangrenzend was.
Hierdoor komt het dat een door vuur gehard ei niet drijft in water (zoals een ei dat al een kuiken bevat) en dat het een gemiddelde en overal gelijkmatige consistentie krijgt wegens deze vereniging en het resterende overtollige vocht.

Ei in warm water bewogen wordt trager hard, waarom.

  Een bewegend ei, in water gedaan om te koken, wordt trager hard, omdat deeltjes die op het punt staan samengevoegd te worden, door deze beweging verplaatst worden; zodat ze nu met een andere kant worden toegevoegd aan een andere kant van een ander deeltje, waar opnieuw een opstelling moet worden verkregen om samen te smelten, en als deze bijna is verkregen, worden die deeltjes weer door die beweging van elkaar gehaald.

Waarom een hard geworden ei moeilijker te verteren°) is.

  De vertering°) van een hard gekookt ei is moeilijker, omdat die deeltjes tevoren zonder moeite wegens tussenliggend vocht, al door een zo stevige band met dit gemengde vocht in die deeltjes zijn samengevoegd, dat ze door onze warmte moeilijk gescheiden worden.   [>]


[ *)  WNT, zweeten, 3b: "Neemt verssche eyer ende weyntse tegen vier, dat gelijc brade ende alse wel sweeten, is een teeken datse versch zijn, ende genoech ghebraden", Vorselman, Coock Boeck, 1560.]
[ °)  Ander woord: 'concoctio' in margetekst (later), 'digestio' in de tekst zelf, Beeckman gebruikt elders 'digerere' en 'digerentia' in de zin van 'verspreiden', vgl. WNT, digereeren.
Ercole Sassonia, Pantheum Medicinae selectum, Ff. 1603, p. 635:
"Concoctie is een verandering, digestie is een beweging van het veranderde vocht en bijgevolg distributie."]


Mirre

Hoe mirre uit het lichaam wordt verdreven.

Galenus, 'Peri tôn pharmakôn tôn kata topous, bib. s', 238, 16*): "mirre, die een fijner verdelend vermogen heeft dan krokus [saffraan], zendt zijn eigen vermogen wel sneller de diepte in, maar keert ook sneller terug naar de huid, de fijner gemaakte deeltjes uit de diepte met zich mee nemend".

  Afgestoten namelijk door lichaamsdelen meer naar binnen, die deze prikkeling van mirre niet verdragen; ja zelfs ook zonder prikkeling worden fijne deeltjes onzichtbaar uit het lichaam verdreven. Samentrekkende middelen [styptica] houden deze prikkeling dus terecht in het lichaam, opdat die langere tijd het verkeerde en grove meer kan verteren.

  "Den 19en Augusti, t'Utrecht", nieuwe stijl, zoals ik gewend ben.


*)  Ed. Basel 1538, vol. 2, Lib.VI, cap. 1.
[ Ven. 1565, vol. 6, De compositione medicamentorum localium sive secundum locos Libri X, Lib. VI, cap. 1 (De Affectionibus in Ore ...), fol. 167r, D.1.]


Noten

Hoe samentrekkende middelen delen versterken.

  Doch als samentrekkende middelen [astringentia] fijn verdeeld zijn, zoals dat mengsel van Galenus, "voor de mond met noten", met verspreidende [digerentia], hindert het de werking ervan niet, zoals we hierboven*) hebben gehoord. En bovendien moeten we begrijpen dat deze samentrekkende [styptica] zich juist vastklampen aan deeltjes van het lichaamsdeel,


*)  Zie p. 90 e.v., 96.

[ 110 ]
want in dit hoofdstuk*) wordt gezegd: "het samentrekkende van noten blijkt moeilijk los te maken". Zich dus vastklampend aan die deeltjes van het lichaamsdeel drukt een astringerend deeltje overbodig vocht daaruit weg, zodat het tussen de deeltjes van het lichaamsdeel in wat grotere poriën zit, waar het door een verspreidend deeltje in beslag wordt genomen en erdoor wordt weggevoerd.
Het maakt namelijk weinig uit als het verspreidende deeltje niet in een kleinste deeltje van vlees kan komen, dat door het astringerende is samengetrokken. Er werd namelijk weinig overbodig vocht in bevat wegens de dunheid van de poriën; en wat er misschien ingestroomd is, wordt weggedrukt door de astringerende deeltjes.

  En daar dit zo is, wordt van astringerende middelen terecht gezegd dat ze een lichaamsdeel sterk maken. Ze beschermen namelijk de deeljes ervan tegen verwijding van verspreidende deeltjes, zodat de verspreidende deeltjes slechts in poriën de overhand kunnen hebben.


*)  Lib. VI, cap. 2, 'Peri tou dia karu™n stomatikou', p. 239, r.6 van het geciteerde werk.
[ Ven. 1565, vol. 6, De compositione medicamentorum localium sive secundum locos Libri X, Lib. VI, cap. 1.2 (De Stomatico Medicamento ex Nucibus), fol. 167v, G.12.
Galenus ontdekte het middel zelf, "toen ik voor eht eerst uit Alexandrië naar mijn vaderland ben teruggekeerd" (H.14), en vond het verbazend dat niemand de werking kende:
"gezien ook welke invloed het heeft op de handen van degenen die groene noten doppen. Hieruit blijkt immers van welke aard het sap daarvan is, en hoe moeilijk hun astringerende werking is los te maken".]


Samentrekkend en verspreidend

Astringentia en digerentia, waarbij ze passen.

Galenus, ibidem, 'Peri tès tôn mesôn pharmakôn theseôs' hier*) en 242, 16°), beoordeelt dit met de smaak, te weten gemiddelden tussen samentrekkende en verspreidende middelen; als deze namelijk met elkaar gemengd zijn, zodanig dat ze zoveel mogelijk het aangenaamst zijn voor de smaak, passen de kwaliteiten daarvan bij de hevigheid van onstekingen, vooral in de mond; vervolgens ook, na overweging van de in overweging te nemen eigenschappen, van overige plaatsen, zoals een hardere huid enz., in de overige lichaamsdelen.

Astringeren en digereren nu lijken mij tegengestelde geneesmiddelen, zodanig dat ondertussen alle overige worden omvat, zoals de zacht makende [peptika], reinigende [rhuptika]. En hoe verder deze uitersten van elkaar liggen, des te sterker lijkt het geneesmiddel, volgens wat gezegd wordt, 243, 55: "Het is duidelijk dat een geneesmiddel samengesteld uit tegengestelden voortreffelijk is".
Deeltjes immers van een afzonderlijk geneesmiddel werken sterker op afzonderlijke deeltjes van een lichaamsdeel, ook al vormen deze uitersten, gelijk gemengd, een gemiddelde, want gelijkheid van invloeden op de kleinste deeltjes van een lichaamsdeel, door de uitersten uitgeoefend, geven het gevoel van een gemiddelde kwaliteit. Toch worden ze op zich afzonderlijk op deze wijze meer gevoeld dan wanneer een enkel geneesmmiddel het gemiddelde zou zijn, en dit naar wat de menging vereist, zoals we eerder hebben gezegd [<].

  Op dezelfde dag, dat is 19 Aug.


*)  Ed. Basel 1538, vol. 2, Lib. VI, cap. (3), 'Peri tès tôn mesôn theseôs pharmakôn', p. 239, e.v.
[ Ven. 1565, vol. 6, Lib. VI, cap. 1.3 (De Mediorum Pharmacum Compositione), fol. 168r, e.v.]

°)  In Lib. VI, cap. (5), 'Peri skeuasias tou dia gleukous en hois kai euporista diaphora'.
[ Ven. 1565, vol. 6, Lib. VI, cap. 1.5 (De Confectione Pharmaci ex Musto, in quo etiam parabilia diversa), fol. 169v, F.1:
"ook als we iets niet zelf hebben bereid, en de verhouding van het toegediende niet kennen, maar dat samengestelde geneesmiddel wel hebben geproefd, weten we hoe het gebruikt moet worden.
... pijnen en hevigheden van ontstekingen ..."]


[ 111 ]   19 - 21 aug. 1620

Astringentia, waarbij ze passen.

  Doch de uitersten passen beter bij grote ontstekingen. Deze bezetten namelijk met geweld de poriën van vlees, en die deeltjes, uit de heel kleine poriën waarvan het overtollige vocht door de samentrekkende deeltjes met geweld moet worden weggedrukt. Teveel vocht in deeltjes van een lichaamsdeel spant ze namelijk en weerstaat zwakkere astringerende; ook zeer volle haarvaten hebben sterk afstotende nodig.

Digerentia, waarbij ze passen.

  Sterk verspreidende middelen worden ook vereist wegens een veelheid van vochten in wat grotere poriën (die er zijn in deeltjes van vlees, de kleinste, of die het meest op de kleinste lijken wegens de fijnheid van poriën). Veel vocht namelijk dat een zwak verspreidend deeltje omgeeft, omvat dit, en dit zwakke deeltje is niet in staat terug te gaan met het vocht waarmee het zich heeft gemengd.
Want ten eerste heeft het dit vele vocht niet in een of ander fijn deeltje kunnen verdelen, wegens de zwakheid, dat wil zeggen omdat dat zwakke deeltje veel kleinste deeltjes met zich verbonden heeft, die niets doen; en daardoor is het meer vertrouwd met het vocht, en mengt het zich met een groter deeltje ervan, zodat een kleine verhouding overblijft van kleinste om te werken en naar buiten te brengen.
Ten tweede wordt het lichaamsdeel niet voldoende erdoor beïnvloed, zodat het dit verdrijft, met een verbonden vochtdeeltje, zowel wegens de zwakte, waardoor het lichaamsdeel nauwelijks geprikkeld wordt, als wegens de veelheid vocht waardoor de prikkeling nauwelijks doordringt in het lichaamsdeel.

Waarom de smaak zich vergist bij astringentia.

  Wat de smaak betreft, die vergist zich soms wegens verscheidenheid van delen. Dunne delen lijken immers minder samen te trekken, terwijl ze toch als ze dieper doordringen kleine deeltjes van het lichaamsdeel krachtig samentrekken, volgens wat Galenus zegt in hetzelfde boek: "Het sterkst van al is dat van notendoppen, en toch is het bij het proeven zeker niet wrang", 245, 55.

Samengestelde, hoe kleiner de lichaampjes, des te meer enkelvoudig.

  Dit bevestigt dus wat ik eerder heb gezegd [<], namelijk dat tegengestelde deeltjes van geneesmiddelen, hoe kleiner de lichaampjes zijn waaruit ze bestaan en hoe dichter ze derhalve bij elkaar gevoegd worden, des te meer hun gematigdheid volmaakt is, en er werkelijk een mengsel uit voortkomt, dat geen van beide tegengestelde deeltjes duidelijk vertoont, omdat deeltjes van een lichaamsdeel van een onwaarneembare grootte worden beïnvloed door elk deeltje.
Waardoor het komt dat we de werking niet voelen van elk afzonderlijk op zich, maar als zo tegengestelden zijn gemengd, lijkt het samengestelde ons geheel en al gematigd. Anders tonen de overheersende deeltjes zich even sterk.

Astringentia, waarom moeilijk los te maken.

  Samentrekkende deeltjes zijn moeilijk los te maken, omdat ze weinig warmte in zich bevatten, en van deeltjes van het lichaamsdeel enige vuurdeeltjes ontvangen. Astringerende deeltjes zijn namelijk geschikt om warmte op te nemen, omdat ze koud zijn en bestaan met poriën die openstaan voor vuur.
Als astringerende deeltjes dus worden verbonden met deeltjes van het lichaamsdeel, nemen ze vuurdeeltjes aan die aan het lichaamsdeel vastzitten, zodat niet een heel vuurdeeltje uit een deeltje van het lichaamsdeel kan gaan, maar de helft ervan in het lichaamsdeel zit, en het andere deel in het astringerende deeltje,

[ 112 ]
of de vuurdeeltjes in het deeltje van het lichaamsdeel zijn zo fijn en verenigd, omdat ze enige substantie bevatten die is ontvangen van het lichaamsdeel, dat ze nauwelijks van elkaar of van het lichaamsdeel losgemaakt kunnen worden wegens de precieze verbinding met het lichaamsdeel. Die vuurdeeltjes gaan namelijk deel uitmaken van deeltjes van het lichaamsdeel, of van deeltjes die het weldra zullen worden.   [>]

Gemengde soms beter dan enkelvoudige.

Galenus, ibidem, 248, 2: "want het is wonderlijk hoe die mengsel dikwijls nuttiger worden dan enkelvoudig gebruik".

  Over het mengen van deze enkelvoudige heb ik eerder meer geschreven [<].

Waarom altijd astringentia bijmengen, als maag of lever wordt verzorgd.

  Den 21en dito.

Galenus, ibidem, bib. 8, in principio libri, 273, 29: "ontstekingen van de maag en van de lever hebben bijmenging van astringentia nodig".
Anders wordt namelijk, zegt hij, het hele leven in de waagschaal gesteld en komen er bezwijmingen van de maag ['sunkopai stomachikai'], en dit op de manier waarop ik ergens heb gezegd [<] dat alle lichaamsdelen zich zoveel mogelijk samensnoeren, en zo afscheidsels van zich wegdrijven en zich ook verdedigen tegen afscheidsels die door andere lichaamsdelen zijn verdreven.

  En hier maakt de spanning [tonus] ook, dat niet meer levensgeest dan nodig is, door het hart naar het lichaamsdeel wordt gedrukt. Verder, wanneer de maag (dat wil zeggen de maagmond) door laxatieve ['chalastikois'] geneesmiddelen of door vanzelf komende vochten wordt verwijd en geopend, en niet in staat wordt gesteld zich samen te drukken, wordt door het dichtbij­zijnde hart veel geest daarin gedrukt die hem nog meer ontspant, en dan komt er een weg, waardoor bijna alle geest van het hart in de maagholte kan worden gedrukt, waardoor het hart er gebrek aan heeft en te kort schiet.

Kaneel

Waarom kaneel wordt toegevoegd aan hiera.

Galenus, ibidem, 275, 42, voegt kaneel toe aan 'hiera picra' [heilig bitter]*) om de maag te zuiveren, omdat de hiera slechts vuiligheid van kleinere delen zuivert. Een kleinste deeltje van de hiera namelijk, waarmee het zuivert, kan slechts kleine deeltjes vuil opnemen, want een groter deeltje van te zuiveren vocht kan niet een deeltje van het zuiverend middel binnengaan doordat de poriën hiervan te klein zijn om dat op te nemen.
Kaneel breekt dus het vuil in kleinere delen en maakt het los van elkaar, zodat de kleverigheid wordt weggenomen. Kaneel zuivert echter niet, omdat het een te zuiveren deeltje niet in zich opneemt, en een deeltje ervan ook niet dit deeltje binnengaat, of er een beetje stevig aan vastgehecht wordt zodat beide samen worden verdreven, maar het nestelt zich alleen tussen de te zuiveren deeltjes, en sluit zich erbij aan, en verfijnt ze zo, dat ze door deeltjes van de hiera kunnen worden gepakt.

pot: Jera pigra


[ *)  Margot van Schinkel, 'A Bitter Pill: Residues in two Apothecary Jars with the Inscriptions JERA PIGRA and EL HIRAE PICRAE', The Rijksmuseum Bulletin, 70 (2022) 2.
Figuur: Albarello (Apothecary Jar), c. 1500-30.

In Utrechts Archief: Hiera Picra of Heilzame purgatie voor eenige aan de gal- en twistkoorts quynende Godgeleerden, gedicht door Theophilus Galenus ter bevordering van de eenvoudige en zuivere protestantse leer, en tegen interne godsdiensttwisten, 1754.]
[ 113 ]
En deze geneesmiddelen hinderen elkaar niet, omdat kaneel niet een deeltje van hiera breekt, en hiera geen deeltjes van kaneel absorbeert, hetzij omdat ze niet met elkaar overeenkomen, hetzij omdat ze elkaar niet tegenkomen. En als een hiera-deeltje toevallig komt bij een te zuiveren deeltje dat nog niet gebroken is, kleeft het eraan, totdat een kaneel-deeltje erbij is gekomen en het te zuiveren deeltje geschikt heeft gemaakt om door de hiera te worden opgenomen.

  Het kan ook gebeuren dat het zuiverende door het te zuiveren deeltje, en het te zuiveren door het zuiverende deeltje tegelijk en wederzijds worden opgenomen, of door aan elkaar te kleven terstond samengaan en één deeltje vormen, zoals zout en water, welk samengesteld deeltje nu niet kleverig is, of in elk geval niet geschikt om aan een lichaamsdeel te kleven; zoals gebeurt in zeep waarmee we het linnengoed wassen.

Maag

Hoe de maag voedsel uitdrijft.

Gal., ibidem, 278, 9: "de maag verwerpt het voedsel, soms naar beneden, wanneer de maag krachtiger is dan die" (dat wil zeggen "daar beneden"), "en soms naar boven door verslapping [atonie] van de maag, wanneer het zo is dat deze slapper is dan delen eronder".

  Met deze woorden wordt iets uitgedrukt waarover ik eerder heb geschreven in het algemeen [<], en ergens in het bijzonder [<], over deze aandoening van de maag.

Tegengestelden passen niet bij precies hetzelfde.

  Op pag. 279 spreekt hij over verschillende gemengde geneesmiddelen die worden gebruikt voor één lichaamsdeel. Twee tegengestelde nu kunnen niet bij precies hetzelfde passen, dat wil zeggen als twee tegengestelde deeltjes, bijvoorbeeld warm en koud, aan één deeltje van het lichaamsdeel op geheel dezelfde manier vasrzitten, zal geen van beide de eigen werking voortbrengen, maar dat deeltje wordt op een gemiddelde manier beïnvloed. Dus óf deze tegengestelde worden gebruikt voor verschillende deeltjes van het lichaamsdeel, óf veeleer blijkt het aangedane lichaamsdeel te bestaan uit verschillende deeltjes, en bij het ene past iets dat niet geschikt is voor het andere.
Zo maakt opium, sommige deeltjes van het lichaamsdeel ongevoelig, terwijl peper overtollige vochten verspreidt. Zo is kaneel heel aangenaam voor een deeltje van dat lichaamsdeel, en gaat het in de kleinste poriën van dit deeltje; en zo in fijne substantie behaagt het dit en de hersenen met de geur. Wat de aangename smaak niet heeft gedaan, door de grotere grofheid van de deeltjes van dat vocht dan van de dampen, waarin de geur bestaat.

Hoe koude de hik opwekt.

Ibidem ook zegt hij dat de hik sommigen overkomt door koude. Want bij degenen die een zwakkere en slappere maag hebben, die daardoor in de poriën met veel overtolligs is bezet, worden als er koude bij komt deze poriën wat verkleind, en datgene wat eerder rustig in een porie schuilde, beïnvloedt nu wegens de nabijheid een deeltje van het lichaamsdeel, dat wegens de zwakte ook wordt beïnvloed door een heel kleine oorzaak.
Koude namelijk die bij het oppervlak van de maag komt, drukt er niets in, maar veeleer, door eerst het bovenste oppervlak samen te snoeren, duwt die vochten naar binnen,

[ 114 ]
en als er warmte weggaat komen vanzelf de deeltjes van het lichaamsdeel samen en dan treffen ze vocht aan, dat eerst door de aanwezigheid van warmte en de afstand ervan tot het lichaamsdeel, niet werd gevoeld.
Nu tracht het omhulsel van de maag dit vocht uit te drijven met de hik, als er enige druk- en spankracht is verkregen door de samensnoerende koude. Als de koude echter ongelijkmatig is, zodat het ene deel koud is en het andere niet, dan komt de hik om een andere reden, te weten door het gevoel van koud vocht in het ene deel, dat het tracht te verdrijven.

Styptica, waarbij ze passen.

Galenus, 280, 51 [45], spreekt over een geneesmiddel dat 'stuptikon' [samentrekkend] is, passend voor wie een maag hebben "die door veel vochtigheid los en slap is, zoals ook in gewrichten verslappingen voorkomen, als de pezen ervan met veel vocht doordrenkt zijn", ze worden genoemd: verbindende zenuwen.
En ik zeg dat de maag zo wordt aangetast door het eten van onrijpe en vochtige vruchten. Hij zegt dat dit zelfde geneesmiddel niet passend, maar veeleer schadelijk is voor degenen bij wie slecht vocht gezuiverd moet worden, of het aangetaste deel verwarmd.

  Waaruit volgt dat 'kakochumia' [slecht vocht] iets anders is dan 'eklusis' [losmaking], dat wil zeggen dat niet elke 'kakochumia' lichaamsdelen los maakt. Deze 'eklusis' dus maakt lichaamsdelen los, en schuilt in de kleinste deeltjes zelf, al is het in heel kleine hoeveelheid; en die welke in wat grotere poriën is, verdeelt niet de deeltjes zelf, en maakt ze niet wijder, maar terwijl ze onbeschadigd blijven bezetten ze de poriën.
Die aandoening heeft dus samentrekkende middelen nodig, opdat deeltjes samengaan, als dit dunne vocht is weggedrukt; 'kakuchumia' echter heeft zuiverende middelen nodig, om datgene wat in de poriën zit weg te voeren en te verspreiden. Bij de vorige werking volstaat het dat het dunne vocht uit die deeltjes van het lichaamsdeel gedrukt is, in wat grotere poriën.

Cacochymia, hoe die ontstaat door het eten van onrijpe vruchten.

  Vrij vaak, zegt Galenus, komt deze aandoening [slecht vocht] voor in de maagmond , door het eten van onrijpe vruchten, want daar de maagmond het bovenste deel is van de maag, blijft erin weinig of niets van het onrijpe vocht hangen bij de doorgang, maar wanneer het al onderin de maag is gekomen wordt door die vruchten een of andere fijne en onrijpe damp vrijgelaten, die de binnenste poriën van het lichaamsdeel kan binnengaan.
'Kakochumia' echter treedt dan vrij zelden op, omdat die voor dit lichaamsdeel veeleer voortkomt uit de aderen, maar onrijpe vruchten die door de ingewanden en de lever gaan, geven onderweg veel onrijps af. Doch de damp, waarover ik het heb, gaat eerst uit de vruchten en treft onmiddellijk de omhulsels van de maagmond.

  Kortom, de materie is bij 'kakochumia' grover, als zijnde vloeistof; van deze damp is de materie echter fijner. Dat vocht, omdat het met voedsel is binnengegaan in de omhulsels onderaan en opzij van de maag en eruit wordt gedrukt naar de maagmond, maakt ook niet de verslapping, die volgens Galenus met samentrekkende middelen wordt behandeld. Maar dat vocht houdt zich op in grotere poriën, en als het door de maagmond wordt weggedrukt, gaat het ook bijna altijd door naar de mond, en eindigt het in spuug en speeksel.

[ 115 ]   21 - 24 aug. 1620

Honger

Hoe honger ontstaat als gevolg van koude.

Galenus 'Peri suntheseôs pharmakôn tôn kata topous', bib. 8, 282, 39: "Degenen die onderweg door honger zijn flauwgevallen zullen we weer bijbrengen door ze azijn te laten ruiken; en door aan haren en oren te trekken en in kaken te prikken".

  Deze geeuwhonger nu, zoals ook elke honger, wordt naar men zegt opgewekt door koude: een koude ongematigdheid van de maagmond en zwakte wekt honger op.

  De reden hiervan is, dat vocht in een koude maag als het ware verstijft, op de manier waarop ijs ontstaat, of liever waarop hars (die we arpeus of spiegelhars noemen) door matige koude bros wordt, en door warmte taai. Als het vocht in een ding dus weer is samengesnoerd, is het zo dat het ding niet gebogen kan worden, en als het te heftig wordt bewogen lijdt ook zelfs een vast voorwerp, dat wordt omvat door samengesnoerd water of vocht.

Ingevroren stokjes breken heel makkelijk.

Zo is het bij stokjes in ijs: als het ijs wordt gebroken, barsten ze tegelijk, en ze verdragen niet een verbuiging zoals ze eerst verdroegen; en dit omdat het noodzakelijk is dat ze in één punt buigen, zodat die deeltjes ver van hun plaats worden verwijderd, terwijl de rest van het stokje nauw door het ijs wordt omvat. En het kan niet tegelijk buigen om een grotere buitenkant te vormen, waarover ik eerder ergens heb geschreven [<].

  Zo ook vaste deeltjes van een lichaamsdeel, als het dunne vocht dat in die kleinste deeltjes schuilt door koude is samengesnoerd. Of nu leeggemaakte lichaamsdelen via de lever voedsel uit de maag zuigen, of dat bij leeggemaakte lichaamsdelen door maag en maagmond wat daarin wordt gedrukt, in elk geval zal de maagmond bewegen en zullen zijn vaste deeltjes te lijden hebben, op de manier waarop we eerder hebben uitgelegd [<] dat zwerende winterhielen (die de onzen kackhielen noemen) bij koude door het minste of geringste gekwetst worden, maar als ze warm worden een veel sterkere aanraking van hardere dingen verdragen zonder pijn.
Maar dit lijden van de maagmond is vooral van vaste deeltjes. De vochtigheid wordt namelijk niet verminderd, maar vaste delen bekleed met zeer gevoelige zenuwen worden heftig verplaatst met de minste moeite en door zuiging, geheel op dezelfde manier waarop ze bij de geweldige honger door zeer grote zuiging werden verplaatst, welke gelijkheid de gedachte aan de geweldige honger ingeeft, al wordt het voedsel dat naar de buik is gestuurd niet verteerd.

Syncope stomachica.

  Koude geeft dus slechts meer gevoel aan vaste delen. Dit pijnlijke gevoel haalt uit de hersenen levensgeesten naar zich toe, die, in de maagholte neergedaald, de hersenen soms geheel in de steek laten, en dan komt er matheid van alle lichaamsdelen en bewusteloosheid, die wordt genoemd syncope stomachica*), en die de lucht van azijn geneest door die geesten terug te roepen naar de hersenen. En hoe een prik de geest naar zich toetrekt is elders gezegd [<].
Een warm lichaamsdeel daarentegen neemt honger weg, omdat de deeltjes ervan verwijd zijn, en ook al worden ze dichtgeknepen door zuiging of op een andere manier, ze voelen die nauwelijks. Warmte doet echter dorst ontstaan, omdat alle poriën openstaan, waaruit en waar doorheen zonder moeite vochtige delen van deeltjes kunnen worden weggetrokken door de lever en afzonderlijke lichaamsdelen, terwijl die warmte niet weinig in damp ontbindt en wegvoert.


[ *)  Vertaling in Lodewijk Meyer, Woordenschat (1669): maaghzwymeling.]

[ 116 ]

Koude

Koude doet brosheid ontstaan.

  Misschien verbaast iemand zich erover dat ik over de delen van het menselijk lichaam spreek alsof het vocht ervan stijf kan worden. Maar te weten is dat samensnoering verschillend is. Zuiver water namelijk vereist veel koude om stijf te worden; hetzelfde gemengd met aarde vraagt minder koude; kaarsvet nog minder, en in het algemeen: zie eens hoeveel diversiteit er in deze zaak is bij harsen. En uit al deze samensnoeringen, die door koude optreden, ontstaat de genoemde brosheid meer of minder, afhankelijk van de aard van de zaak.

Koude en droogte zijn tekorten.

  Den 24en Augusti.

Galenus, ibidem, bib. 8, 285: "Over de lever en aandoeningen ervan".*)
  Daar zegt hij dat de lever op verschillende manieren een aandoening krijgt. In de eerste plaats door enkelvoudige ongematigdheid, waarvan ik heb gezegd [<] dat dit een afwijkende menging is van de elementen in de kleinste deeltjes van het lichaamsdeel.
Soms bevatten deze deeltjes namelijk minder vuur, lucht, water of aarde, wat over het algemeen zal kunnen worden herleid tot warmte en vocht, zodat koude en droogte te begrijpen zijn als tekorten [<], zoals vuur kan bestaan uit warmte zonder vocht; en aarde verstoken kan zijn van warmte, dat wil zeggen van vuur en vocht, dat wil zeggen water; lucht kan zijn gemengd uit warmte en vocht.
Of deze zaken kunnen op een andere geschikte manier worden uitgelegd, zoals wanneer gezegd wordt dat aarde en lucht op zich bepaalde lichamen zijn, noch warm, noch droog, maar dat ze vuur en water kunnen opnemen. Slechte menging kan er dus zijn wanneer het kleinste deeltje van een lichaamsdeel bestaat uit grotendeels een of andere substantie, en minder van een of andere.


*)  Lib. VIII, vol. 2 van ed. Basel 1538 (titel van cap. 6).
[ Ven. 1565, vol. 6, Lib. VIII, cap. 6, 'De Hepate & eius Affectionibus', fol. 193v - 194r.]


Vermogens

4 algemene vermogens, van welke aard.

  Hierin zijn de vier algemene vermogens gelegen. Het aantrekkende is niets anders dan een geschikte opening van de poriën in een deeltje, zodat goede materie, van elders daarin gemakkelijk uitgedrukt, door deeltjes kan worden opgenomen. Deze opening wordt voornamelijk verschaft door warmte, en als deze een beetje vermeerderd wordt, is het zo dat het aantrekkende vermogen in die mate wordt gekwetst of verminderd.
Het verterend vermogen ontstaat als het deeltje vochtiger is. Vermeerderd vocht ervan kwetst dat dus minder dan iets anders dat erin wordt vermeerderd. En zoals het aantrekkende vermogen vocht vereist, opdat het deeltje door warmte makkelijker wijder kan worden gemaakt, zo vereist het verterend vermogen warmte opdat de vertering wordt uitgevoerd.
Het vasthoudend vermogen vereist droogte, opdat de inhoud niet door vochtige vloeibaarheid eruit valt, maar stevig wordt omvat, als met harde haken. Deze droogte wordt vermeerderd door koude van het deeltje, die de deeltjes als het ware langzaam samensnoert.
Het uitdrijvend vermogen evenwel houdt van koude. Hierboven is immers gezegd [<] dat in een koud deeltje het gevoel groter wordt. En een deeltje dat voelt dat er iets zwaars op drukt of dat er iets in prikt verdrijft het vreemde. Droogte komt dit vermogen te hulp, om de uitdrijving beter uit te voeren met stevige uitdrijvers dan met slappe.
Het best worden deze vermogens echter uitgevoerd, als de deeltjes in gemiddelde toestand zijn. En gezegd wordt dat hun natuur bestaat in deze of gene kwaliteiten, omdat als die vermeerderd worden, het ene of het andere vermogen minder gehinderd wordt.   [<,>]

[ 117 ]
Ongematigdheid met vocht.

  De tweede ongematigdheid is met vocht. Wanneer er namelijk vocht is in de poriën van dit kleinste deeltje, komt er verslapping, die genezen moet worden met samentrekkende middelen, en te vergelijken is met slappe zenuwen en draden; vocht echter dat in wat grotere poriën zit, produceert een knobbel enz. zonder zwakheid van het lichaamsdeel. Zo ontstaat ook een slijmachtige, wondroosachtige toestand enz., een aposteem.
En daar het aantrekkend vermogen werkt wanneer van elders materie in een deeltje van het lichaamsdeel wordt gedrukt, en wordt opgenomen, zal het misschien wel eens kunnen gebeuren dat het deeltje volgens zijn poriën goed in staat is materie van voedsel op te nemen in koude toestand, zodat indigestie kan variëren volgens de vier kwaliteiten.

Minimum

Kleinste is op tweeërlei wijze gezegd.

  Dat een kleinste deeltje wordt genomen is op tweeërlei wijze gezegd [<]. Eerst voor dat kleinste dat ten eerste de werkingen van een lichaamsdeel kan uitvoeren, hoewel dat ten tweede kan bestaan uit vele absoluut kleinere volgens de substantie van het lichaamsdeel, zodat als het ene verdeeld wordt de eigen substantie van het lichaamsdeel vergaat, maar als het andere verdeeld wordt alle werkingen of een deel ervan; zodat te begrijpen is dat sommige werkingen worden uitgevoerd door grotere, en sommige door kleinere deeltjes.
Zoals een vinger zorgt voor een of andere werking, de rug van de hand voor een andere, de hele arm met hand en vingers voor een andere, het hele lichaam voor weer een andere werking.

Gemeenshap van alle lichaamsdelen door uitstroming bij vleesdraden.

  Eerder heb ik gezegd [<] dat substantiële kleinste deeltjes van een lichaamsdeel onophoudelijk wegstromen. En nu is te weten dat warmte en vocht, of liever vuur, lucht, water en aarde, of liever gal, bloed, slijm en zwarte gal, onophoudelijk van het kleinste deeltje worden gescheiden en zich in de kleinste poriën bevinden.
Zolang deze samengesnoerde substanties namelijk in die minima vastzitten, oefenen ze geen krachten uit; ja zelfs, als er niets voortdurend uit zou stromen, zou de mens volstrekt geen enkele werking kunnen voortbrengen.
Vandaar het noodakelijke herstel met voedsel van de deeltjes, die door dit uitstromen al geheel zijn verbruikt, en al zijn verdwenen na hun diensten vervuld te hebben. Door dit onophoudelijke uitstromen ontstaat de gemeenschap van alle delen met elkaar.

Secundaire minima, d.w.z. homogenea, duidelijker uitgelegd.

  Wat ik pas heb gezegd over minima naturalia [<]: iets dergelijks is er bij pruimen en peren die langzamerhand zijn uitdedroogd. Deze verschillen namelijk veel van niet gedroogde die gekookt zijn, wat met de smaak wordt waargenomen, daar zulke gedroogde peren heel zoet zijn, opwegend tegen suiker; niet gedroogde evenwel kunnen op geen enkele manier die zoetheid krijgen als ze meteen gekookt worden. En een kleinste deeltje van een niet gedroogde peer is anders, en bestaat uit andere kleinste substantiële deeltjes, dan een kleinste deeltje van gedroogde peren.

[ 118 ]
  In elk ding kunnen er dus op diverse wijze minima zijn: sommige groter, andere kleiner; sommige krijgen de ene soort eigenschap, andere een andere soort. Zo zijn in één ding samengevoegde minima van verschillende homogenea soms ook een minimum met een of andere eigenschap. En dit minimum, samengevoegd met een minimum van dezelfde soort, vertoont een andere eigenschap; met een minimum van een andere soort weer een andere, afhankelijk van de verschillende figuur en de poriën die te voorschijn komen in de samengestelde.
Zo zijn er van één homogeneum diverse minima met diverse werkingen; dikwijls gebeurt het ook dat één minimum afzonderlijk niet kan bewerken, wat twee samengevoegde wel kunnen, en twee niet wat drie wel kunnen.

  Gedroogde peren hebben dus minima die een invloed hebben op de smaak, die de minima van niet gedroogde niet hebben. Als de laatste in ons lichaam zijn opgenomen, zullen ze namelijk nooit zodanig verwerkt worden dat ze, als sommige deeltjes vergaan, zulke deeltjes worden en samengaan, die zo'n minimum vormen als er in een gedroogde peer zijn.
Zo kan bij het samenstellen van geneesmiddelen uit een geschikte vereniging van minima een ander minimum te voorschijn komen met de gezochte werking. Voor medici moet dit dus het minimum zijn, omdat geen kleiner deeltje dan dit nodig is, en het de gewenste kracht uitoefent. Het kan evenwel mogelijk zijn dat dit minimum te verdelen is in andere, en die weer in andere, tot de vochten, elementen en atomen.

Homogenea 1 en 2

  Den 26en Augusti.

Galenus, 'Peri thèriakès pros Pisôna', 459, 7: "We vinden er dan die geheel werken volgens hun aard, en ook die gemengd in aard het vermogen hebben, en de werkzaamheid in dubbele zin volbrengen".

  Laten we dus zeggen dat de kleinste deeltjes van aarde, water, lucht en vuur warm zijn, vochtig, enz. van zichzelf, en met twee minima van hetzelfde element verbonden: zuiver vuur drukt namelijk in ons behalve warmte en droogte geen andere kwaliteit uit. En we gebruiken niet één, maar veel vuur-minima die met elkaar verbonden zijn. Als echter verschillende elementen samengaan, behoudt elk element bij verwarmen, bevochtigen enz. zijn natuur.

  Maar uit de verbinding komt ook een andere eigenschap op, wegens de andere figuur van het samengestelde en andere poriën. Deze eigenschap, ook al is er een verband met de vier eerste kwaliteiten, is toch heel verschillend daarvan, op de manier waarop een huis iets anders is dan een keuken of een haard, een mens iets anders doet dan een voet en een hoofd.

Kracht volgens de hele substantie.

Zodra dus elementen met elkaar worden verbonden, komt de genoemde kracht volgens de hele substantie op, niet daarom omdat de reden om iets te doen hier anders is dan in de elementen. In beide gevallen doet immers de hele substantie het, maar omdat overal een of andere werking van elementen aanwezig is (omdat alles daaruit bestaat) zijn er slechts vier; en de genoemde kracht volgens de hele substantie is van een bijna oneindige variëteit, en de ene of de andere is er niet bij alle samenstellingen, en is daarom onzeker en alleen met de rede op te sporen.
Want een eerste verbinding van elementen maakt een of ander minimum van dit samengestelde, en als vele ervan tegelijk worden genomen, bepalen ze één en het eerste homogeneum.

[ 119 ]
Een minimum van dit eerste homogeneum, verbonden met een minimum van een ander eerste homogeneum (dat uit een andere menging van elementen bestaat) maakt een minimum van een tweede homogeneum, waardoor dit het eerst van alle en als bijzonder eigendom zijn kracht bevat; als het dan fijner verdeeld wordt, ook de kracht van het eerste homogeneum; en ten derde, nog fijner verdeeld, brengt het de kracht van een element voort.

Een tweede homogeneum wordt door onze warmte niet verdeeld.

Doch vrij vaak is een tweede homogeneum voor onze warmte ondeelbaar, en neemt het de kracht van een eerste homogeneum geheel weg, wegens een door menging veranderde figuur, die niet door onze warmte verdeeld kan worden in eerste homogenea; of als die mettertijd daarin wordt verdeeld, of wegens de kleinheid aan het gevoel ontsnapt, of ook losgewrikt, wordt die in een oplossing van een tweede homogeneum onverwachts en ogenblikkelijk opgelost, samen met het tweede homogeneum, in de elementen zelf.
En deze hebben altijd invloed op ons, omdat uiteindelijk alles daarin wordt ontbonden en iets samengestelds niets is dan deze; en voortdurend verspreidt alles zich in deze, en ze worden door loswrikken niet tot kleinere afgebroken, zoals de homogenea, zodat hun kracht aan ons gevoel kan ontsnappen.
En veel homogenea zijn zodanig verbonden dat ze gescheiden kunnen worden, hetzij kunstmatig hetzij door onze warmte, terwijl afzonderlijke homogenea blijven bestaan; ze maken een samenstelling van gemengde krachten, en tonen een dubbele, drievoudige enz. eigenschap tegelijk.

Zuiverende en voedende middelen door uitpersing tot werking gebracht.

  Op dezelfde plaats zegt Galenus dat zuiverende middelen door vertrouwdheid van de hele substantie vertrouwd vocht naar zich toetrekt.

  Maar dit trekken is mijns inziens een uitpersing van fijne substanie van de zuiverende middelen uit een eerste gebied van het lichaam naar een tweede en derde, door de aderen, op de manier waarop voedsel door het hele lichaam wordt verstrooid.

Hoe kaas ontstaat.

Eh daar wordt die fijne substantie gemengd met vertrouwd vocht, bij welke menging het deze scheidt van het overige bloed, niet anders dan stremsel, gemengd met melk, kazige substantie scheidt van de wei, omdat een minimum van kaas, vastgehecht aan een minimum van stremsel, een samengesteld minimum wordt, ongeschikt om aan een minimum van wei te hangen.
Zo ook maakt een minimum van senna, verbonden met een minimum van zwarte gal, dat de zwarte gal zich afscheidt van het overige bloed, samen met de substantie van senna die, de ader prikkelend, door de natuur wordt verdreven en bij de verdrijving het ermee verbonden vocht van de zwarte gal met zich meeneemt.

Aantrekking

Hoe een magneet ijzer aantrekt.

 Van een magneet heb ik eerder gezegd [<] dat hij ijzer aantrekt, omdat uit de magneet een of ander lichaam gaat dat in de poriën van ijzer past. Dit lichaam, tussen het ijzer en de magneet, bezet een plaats die eerst bezet was door die warmte, waarover ik het eerder had [<]. Deze warmte ligt dus op alle delen van het ijzer en de magneet, behalve die welke tegenover elkaar liggen, waardoor het komt dat ze door die warmte naar elkaar toe geduwd worden, terwijl dit middelste lichaam het niet belemmert wegens de vertrouwdheid, die het heeft met ijzer: het gaat namelijk de poriën in en dringt door in het ijzerlichaam zelf.   [>]

[ 120 ]
Wat neerstroomt van de achtste hemel maakt de zwaarte.

  Deze warmte, neerstromend van de achtste hemel, ontmoet de lucht, het water, de wolken, de Aarde, en de overige aardse lichamen, en drukt dit alles met deze stroming voortdurend omlaag, en wordt de oorzaak van de zwaarte in lichamen [<]. En daar deze warmte-materie heel fijn is, gaat ze door alle poriën van alle dingen heen, en houdt ze zich alleen op in geheel vaste lichaampjes, waardoor het komt dat datgene zwaar is, wat meer lichamelijkheid bevat.
Want het ene deeltje van deze warmte komt lichaampjes tegen aan het oppervlak van een ding; een ander, dat de bovenste poriën binnengaat, komt volgende lichaampjes tegen; een derde, door deze inwendige lichaampjes teruggekaatst, beweegt niet rechtuit maar zijwaarts en gaat meer naar binnen gelegen poriën binnen; en dit zo onophoudelijk dat op elk afzonderlijk moment de afzonderlijke lichaampjes van een zwaar ding door deze warmte worden bestormd. En ze worden alle door deze warmte neergedrukt naar het middelpunt, hetzij omdat de Aarde in het middelpunt van het heelal is, hetzij omdat ze cirkelvormig beweegt.   [>]

Gif

Waarom addervlees bij gif kan helpen.

  Addervlees geneest het gif van een adder omdat het gif, door de natuur weggeduwd, in dat vlees wordt gedrukt. En door het vlees, hetzij op een wond gelegd, hetzij in het lichaam opgenomen, wordt dit gif graag opgenomen, omdat de poriën van dat vlees geschikt zijn voor de lichaampjes van het gif, waardoor het komt dat als maar het lichtste duwtje gegeven wordt door de natuur, het gif zich terugtrekt naar het vlees, op de manier zoals ik nu gezegd heb [<] dat een magneet ijzer aantrekt, evenwel zo, dat er wel die universele warmte is geweest, die het ijzer en de agneet samendrukt.
Laat hier echter een menselijk lichaam zijn, omgeven door een huid en bekleed met vlees, en beschermd door krachtige vliezen met levensgeest om het gif samen te persen en weg te duwen. En vlees van een adder is vertrouwd met zijn gif, omdat misschien dit gif al eerder zich vaker heeft verbreid door zijn vlees, en voortgekomen is uit lichaampjes die in het vlees schuilen en vandaar doorgaan naar de kop, op de manier waarop geest [spiritus] van de mens past bij de poriën van het menselijk lichaam.

Van bestanddelen moet een duidelijke reden gegeven worden.

Theriak bestaat uit veel bestanddelen, en wordt daarom door Galenus aangeprezen, maar een reden voor elk wordt niet logisch uitgelegd, noch in het boek de Antidotis, noch in ad Pisonem. En ik noem een reden zoals wanneer de reden gegeven zou worden waarom slechts zoveel vlees gemengd is met theriak, en niet meer, zoveel kaneel, en zoveel enkelvoudige; en waarom het beter is dat het ene enkelvoudige erbij is, en het andere niet.

Veel bestanddelen, wat voor goeds ze kunnen doen.

  Doch in het algemeen zou misschien dit kunnen worden gezegd, namelijk dat er veel enkelvoudige middelen in gaan, waarvan elk een bijzonder gif wegneemt. En in elk zit een kracht om gif in het algemeen weg te nemen, daar alle giffen een of andere verdelgende kracht gemeen hebben. Deze algemene kracht is gelegen in één homogeneum van een enkelvoudig middel; en een speciale kracht in een ander homogeneum, die gescheiden kunnen worden, zo niet kunstmatig, dan wel door de natuur. Daar er dus veel enkelvoudige middelen zijn samengevoegd, die alle een of ander gif kunnen wegnemen, is het noodzakelijk dat er in het mengsel veel algemene homogenea zijn en veel speciale.

[ 121 ]
En de algemene lijken op elkaar, de speciale zijn onderling ongelijk, dat wil zeggen, een algemeen homogeneum van het ene enkelvoudige middel heeft geheel dezelfde werking, als dat van een ander, en daarom kunnen die samengevoegde algemene hetzelfde als wanneer een algemeen homogeneum, gescheiden van het speciale van één enkelvoudig middel, wordt samengevoegd met afzonderlijke algemene homogenea van dezelfde soort.
Dat wil zeggen: het is hetzelfde, of nu die algemene homogenea genomen worden van een enkelvoudig middel van één soort, of van verschillende enkelvoudige middelen die het gif wegnemen. Speciale homogenea zijn echter vaak onderling tegengesteld, zodat het ene het andere geheel wegneemt, waardoor het komt dat in een zo veelsoortig mengsel alle speciale krachten verdwijnen, terwijl de algemene eigenschap behouden blijft.

Theriak is minder doeltreffend dan een eigen enkelvoudig middel.

  Theriak past dus bij alle giffen; toch is het minder doeltreffend om een of ander gif weg te nemen dan een eigen enkelvoudig middel, dat ook met een bijzondere kracht tegen dat gif wordt ingezet. En het is meer doeltreffend dan een oneigen enkelvoudig middel, omdat de bijzondere kracht ervan nadelig is voor het lichaamsdeel en overeenstemt met het gif. Als echter uit één enkelvoudig middel precies dit algemene zou kunnen worden afgescheiden, zou het even doeltreffend zijn als alle enkelvoudige middelen in theriak die het gif wegnemen; maar dit kan niet gedaan worden, omdat bij kunstmatige scheiding altijd iets eigenaardigs aan het algemene homogeneum kleeft, dat totaal wordt afgestompt door deze menging, daar elk enkelvoudig middel iets bijdraagt aan het afstompen van een ander.

Er kan een algemeen tegengif zijn, omdat onze geest uniek is.

  En misschien is het niet verbazend dat een uniek algemeen homogeen een tegengif is, daar de geest slechts uniek is, waar een uniek gif rechtstreeks tegenover staat, dat, als het op zichzelf zou staan, het hevigst zou zijn. Verder zijn met afzonderlijke giffen andere homogenea verbonden, die door hun menging verhinderen dat dit hevige homogeneum te gemakkelijk zomaar onze geeesten uiteen doet vallen, en hoe minder van dit bijzondere homogeneum is bijgemengd, des te heftiger is het gif.
Zo is ook het tegengif uniek dat dit algemene gif opneemt, maar met dit tegengif zijn vele homogenea verbonden in verschillende enkelvoudige middelen, die elk iets bijzonders opnemen, verbonden met het algemene gif.

  Zo is de geestachtige substantie uniek die geheel door ijzer wordt opgenomen, waarmee het wordt aangetrokken door een magneet. En er kunnen veel dingen gemengd worden met deze geest die de aantrekkings­kracht kunnen verminderen. Zo dringt kwikzilver door in goud; zo dringt water in papier met sommige homogenea, waarbij, wanneer enkele zulke homogenea hebben, ze ook door het papier heen gaan. Zo komt een unieke sleutel overeen met één slot; er kunnen echter bij een sleutel enkele belemmeringen zijn, en door deze belemmerd is hij in het slot moeilijker te bewegen.
Zo is het dus bij een minimum van onze geest: het wordt bezet door, of het bezet, een minimum van gif en zo wordt het erdoor ontbonden, of bedorven, of belemmerd. Met dit minimum van gif is soms evenwel een ander minimum verbonden, waardoor de snelheid van werking wordt belemmerd. En dit laatste is van een homogeneum, dat zojuist het speciale is genoemd; maar het eerste, dat alle giffen hebben, het gemeen­schappelijke.

  Dit zij zo gezegd, zoals ook het meeste andere, totdat iets beters kan verschijnen.


[ 122 ]
Telling van homogenea.

  Nu moet niet worden gedacht dat er veel homogenea zijn met zulke heel kleine minima. Want daar deze dadelijk bestaan uit elementen, is het noodzakelijk dat er slechts weinig homogenea zijn, passend gemengd, verschillend van elkaar. En deze weinige homogenea, met elkaar gemengd zodat grote dingen daaruit ontstaan, vormen vele dingen die onderling van elkaar verschillen. En hoe dichter ze bij de beginselen zelf zijn, des te minder.
Zo zijn er minder woorden van twee letters dan van drie, en minder van drie dan van vier enz.; van de elementen van woorden zijn er 24, maar van de dingen slechts vier. Doch uit hoeveel minima van elementen het eerste homogeneum bestaat, is ons onbekend.

[ Ned. ]

Nieren

De spiritus die door ons lichaam trekt, is oorzaak van uitdrijving van het kwade.

Galenus, 'Peri tôn kathairontôn pharmakôn dunameôs', 484*), Erasistratos°) denkt dat het aantrekkend vermogen ontstaat door vlucht voor vacuüm.

  Dit hebben wij ook eerder ergens gedacht: laat de nieren hiervan een voorbeeld zijn [<].


*)  De Purgantium medicamentorum facultate, p. 484, r. 41 e.v. van vol. 2, ed. Basel 1538.
[ Ven. 1565, vol. 6, fol. 86r, C.6.]

*)  Voor Erasistratos en zijn molecuul-theorie zie T. 1, p. 157, 159, 161.

[ 123 ]
Eerder hebben we ook gezegd [<] dat een of andere geest door ons hele lichaam trekt, en daarmee beschermd voelen de vliezen en volstrekt alle deeltjes van het lichaam datgene, wat ze prikkelt en beïnvloedt en met dezelfde geest verdrijven de purgentia dit als afscheidsel, niet anders dan zoals paarden vliegen die op hun huid zitten verdrijven.
Maar dit gebeurt met een duidelijk gevoel dat in verband staat met het algemene gevoel van de hersenen; het eerste echter zwakker werkend ten aanzien van de hersenen. Intussen is evenwel het gevoel ten aanziien van de hele natuur nauwkeurig genoeg en de verdrijving doeltreffend genoeg, zoals blijkt bij niezen enz.

Hoe de nieren aantrekken.

  De nieren dus, die van nature de scherpte van urine voelen (op de manier waarop elk lichaamsdeel voelt wat er ongunstig voor is), trekken zich samen, en de poriën van de nieren worden kleiner, en zo gaat het uitpersen langs de weg die het meest geschikt is. En de geschiktheid ontstaat hetzij omdat deze deeltjes sterker zijn, of dichter, en daarom met meer, hetzij omdat die poriën meer openstaan. En uitgeperste materie wijkt makkelijker naar meer lege plaatsen enz.
Vervolgens gaat de substantie van de nieren terug naar zijn natuurlijke consistentie, hetzij precies, hetzij dat de poriën door aanhoudende beweging groter worden; en zo wordt weer urine opgenomen, door de gewone samendrukking van het hele lichaam uit de aderen naar de nieren gestuurd, wegens de overeenstemming van de nierporiën met de urinedeeltjes.

  Den 1en September.

Aantrekking van purgantia.

  Over de manier van aantrekking nu van zuiverende middelen hebben we even hiervoor [<] onze opvatting uitgelegd. Over dit plukken en prikkelen en verdrijven wil iemand misschien Galenus niet verkeerd begrijpen, in het boekje met de titel 'Tinas dei ekkathairein', 487, 54*), waar hij dit lijkt te noemen "de inspanning van plukken die de doorkliefde, voor aangedane lichaamsdelen onoplosbare sappen verdrijft, en die helpt bij langdurige ziekten".


*)  Quosnam oportet purgare et qualibus medicamentis purgantibus et quando, p. 487, r. 54-56 van vol. 2, ed. Basel 1538.  [Ven. 1565, vol. 6, fol. 88r, D.3.]

[ Ned. ]

[ 124 ]   1 - 13 sept. 1620

Metaalkorreltjes

Granulatie van metaal.

  Bij Libavius [<,>], Artis probatoriae Part. 2, cap. 3, pag. 105.

  Als in een gesmolten metaal water wordt gegoten hecht het metaaldeeltjes die het raakt aaneen. En als dat water, tussen deze samengebonden metaalkorreltjes schuilend, plotseling is overgegaan in damp, worden deze afgekoelde metaaldeeltjes tegelijk meegenomen, en dit gebeurt zo plotseling, dat de metaalkorreltjes intussen niet weer kunnen smelten.

Logica en physica

Laagste soort in de logica niet te beschouwen zonder het individuele.

  Gevraagd wordt of er echt een of andere laagste soort is.

  Wat nu betreft het toekennen van dit predikaat in de logica, lijkt deze laagste soort van geen enkel nut te zijn: op dezelfde manier wordt immers mens gezegd over Pieter, als dier over een mens, en mens over een Hollander, hond over een molosser, beest over een paard.

  Maar wat de fysica betreft, lijkt er wel een eindig aantal soorten te zijn, en is er geen midden tussen mens en beest. Doch de logica beschouwt een dergelijk verschil niet, maar slechts volgens meer en minder, die ze zelf naar wens indeelt in soorten en geslachten, zoals mensen in Duitsers, Fransen en Engelsen, terwijl er enige tussenliggende zijn: de ene is meer Duitser dan de andere, namelijk via een Duitse vader, moeder, voorouders.
Als een Logicus dit in bepaalde soorten indeelt, beschouwt hij degenen die nu in Duitsland zijn, in Engeland, of die daar geboren zijn; zo neemt hij mensen en beesten samen in de soort dieren, door tweevoeters en viervoeters te stellen.

Laagste soort wordt in fysische zaken aangetroffen.

  Fysisch zijn er dus tussen Achilles en Thersites oneindig veel verschijningsvormen, maar tussen Thersites en beest komt niets, ook al verschillen ze heel veel. Dit komt, zoals we eerder hebben gezegd [<], omdat het aantal primordia eindig is.

  Iets dergelijks zie je bij driehoeken: met acht driehoeken immers wordt een regelmatige figuur gevonden, die achtvlak genoemd wordt, met twintig driehoeken het twintigvlak; met 10, 14, 9 enz. wordt geen regelmatige figuur gevonden*), met de vijfhoek wordt slechts gevonden het twaalfvlak.
Als onze primordia dus zulke regelmatige piramides zouden zijn, actieve eigenschappen vertonend voor het tot stand brengen van een soort, zal een regelmatige samenstelling vereist zijn, te beschrijven in een cirkel. Er zouden slechts twee verschillende soorten kunnen zijn: één die zou bestaan uit acht piramides°), passend verbonden, een andere uit twintig; want zes, zeven enz. verbonden driehoeken zouden wel een of andere figuur vormen, maar niet een zodanige die een werkings­principe in zich bevatten, volgens de hypothese.


achtvlak twintigvlak[ *)  En het viervlak dan? Dat is de simpelste piramide.]
[ °)  Een regelmatig achtvlak (links) heeft 8 driehoeken als zijvlakken, en is een vierkante bi-piramide.
Het twintigvlak (rechts) bestaat wel uit 20 piramides, maar dat zijn geen regelmatige viervlakken.

stella octangula Een regelmatig achtvlak met daarop 8 regelmatige viervlakken (piramides) past in een kubus. Het is te zien als 2 viervlakken in elkaar.
Johannes Kepler gaf hieraan de naam 'stella octangula', in Harmonices mundi, 1619, Lib. II, prop. XXVI.]

[ 125 ]
Laat dan twintigvlakken, geschikt met elkaar verbonden, de mens vormen, of het zaad van de mens, en achtvlakken de hond. Nooit zal dus een verschil in positie van achtvlakken ten opzichte van elkaar een mens maken, zoals ook niet die van twintigvlakken een beest; dit verschil in positie zal vormen een molosser hond, een jaachthond, enz., een scherpzinnige mens of een domme, Thersites of Achilles.
We zien immers dat er talloze verschillende geslachten van honden zijn, die van dag tot dag met elkaar omgaan, wat aangeeft dat van allemaal 'hond' wel hetzelfde minimum naturale [<] is, maar dat het verschil in positie varieert.

  Fysische primordia hebben dus een of andere figuur, waarmee sommige minima kunnen worden samengesteld, en dit met eeen eindig aantal, die het beginsel zijn van de rede, het gevoel, het leven, deugd enz. Welke dat zijn is echter niet door ons doorgrond: als die namelijk bekend zijn, kan men volstrekt alle soorten te weten komen, die geschapen kunnen worden.
Deze primordia, nauwkeurig en regelmatig met elkaar verbonden, brengen de dingen tot stand die begiftigd zijn met de belangrijkste eigenschappen, afhankelijk van de verschillende figuren die tot stand gebracht worden. Bijvoorbeeld een mens, een leeuw, tarwe, goud.
Maar wanneer deze meer verward worden verbonden, ontstaan dingen die nauwelijks een speciale verschijningsvorm krijgen, zoals lucht­verschijnselen [meteora] en dingen die worden genoemd: onvolmaakt gemengd*). Deze zijn namelijk te vergelijken met figuren die bestaan uit 5, 6, 7, 9, 10 enz. driehoeken°), dat wil zeggen met zodanig verbonden beginselen dat er niets uit voortkomt dat specifiek is, en een opvallende eigenschap heeft.   [<,>]


[ *)  Zie b.v. Algemeen Konstwoorden-boek der weetenschappen (Leiden 1734, 1768, Amst. 17xx), p. 561, bij 'Mistio': ]
... imperfecte mixta. Deze laatstgenoemde behelzen voornamentlyk de Meteora, als welke zeer ligtelyk wederom in de Elementen, uit welke ze bestaan, konnen gescheiden worden. Dog de Mineralen zo wel als Planten en Dieren zyn perfecte mixta ...
[ °)  En weer wordt niets gezegd over 4 driehoeken, of een regelmatig viervlak.]

Kwik en papier

Zware dingen dringen niet door in poreuze lichte dingen.

  Kwikzilver dringt niet in papier omdat het met zijn gewicht de scherpe punten van papier ombuigt, en zo de poriën sluit. Zo komen lichte diertjes in opgehoopte wol; maar zwaardere van dezelfde grootte dringen er niet in door, omdat ze met hun zwaarte de wol samendrukken en zo de poriën en doorgangen voor zichzelf afsluiten..
"Also treckt het gesmolten licht metael in gebrandt horen; het goudt ende silver dat blyft op dat gebrandt horen staen, gelyck men siet de lavuerwasschers [<,>] doen, alse de silversmidts vuylicheyt suyveren."

Metaal smelten

Waarom aan te smelten metalen vloeimiddelen worden toegevoegd.

  Bij Libavius [<,>], Artis probat. Lib. 2.*)
Vloeimiddelen en lood worden toegevoegd aan een goudader omdat die dan makkelijker smelten en gesmolten zijn ze warmer dan onbedekt vuur; en daarom, als ze met een goudader gemengd worden laten ze die smelten. Zo kan tin niet in water, maar wel in olie gesmolten worden; zo smelt een stuk lood sneller in gesmolten lood dan blootgesteld aan onbedekt vuur.


[ *)  Andreas Libavius, Alchymia, Ff. 1606 (niet 1506), Lib. II, Tract. I, p. 97: 'Over het zuiveren van goud uit een ader'. Zie ook Lib. I, Cap. XVI, 'Over smelten', p. 14-15, en:
Comment. Alchem. Part. I, Lib. III, p. 250:
Zachte flux ... bestaat uit gelijke delen zeep, stibium (antimoon), & sapeter ...
Voor goudaders: Gelijke van rode tartaar (wijnsteen), steenzout, en gewoon zout, gewreven te mengen ... twee korrels lithargyrus (zilverglit) of lood.
Comment. Alchem. partis II (niet I), Lib. V, p. 96, Cap. XII, 'Over flux': "Flux is stof van minerale dingen, die in vuur makkelijk vloeien, toebereid om metalen snel vloeibaar te maken."]

[ 126 ]

Kleine zweren

Vuil van kleine zweren is makkelijker te overwinnen.

Gal., 'Peri suntheseôs pharmakôn tôn kata genè, bib. a', "Over het pleister dat vervaardigd wordt met ziverglit en verdunde olie".*)

  Hij zegt dat dit pleister past bij kleine zweren. Daarin wordt namelijk weinig vuil verzameld dat drooggelegd moet worden. Want al verzamelen kleine zweren ook vuil in verhouding met grote zweren, toch gebeurt het dat er in grote zweren een grote opeenstapeling van vuil is, en dat de hoeveelheid groot is in drie dimensies; in kleine zweren echter, omdat hun holte gering is, en daarom het vlees dat de holte omringt weinig aangedaan, wordt slechts een dun laagje vuil verzameld rondom de binnenkant van de holte van een kleine zweer.
Dit dunne laagje vuil ontvangt van een geneesmiddel over zijn hele holle oppervlak de kracht van het geneesmiddel, welke kracht wegens de dunheid van het vuile laagje, ook al is die zwakker, toch doordringt in de diepte van het vuil, zodat een wat heviger kracht die het vlees zelf bereikt, dit teveel zou uitdrogen.
Zo wordt zacht vlees wegens de weekheid door een sterk geneesmiddel terstond samengebonden, omdat het weinig weerstand biedt en wegens de poreusheid de deeltjes van het geneesmiddel gemakkelijk toelaat, en het vuil van zulk vlees is minder weerbarstig voor een binnenkomend geneesmiddel.


*)  Ed. Basel 1538, vol. 2, Lib. I, cap. 6 (De Emplastro, quod ex lithargyro et hydrelaeo conficitur), p. 318, l. 21-44.
[ Ven. 1565, vol. 6, De compositione medicamentorum per genera, Lib. I, cap. 6 (De Emplastro, quod ex Argenti spuma et Hydrelaeo conficitur), fol. 212v, H.1.
"HYDRELAEUM, (in de Pharmacie) een Mengsel van gemeene Olie met Water, het welk uitwendig gebruikt wordende tot een Braakmiddel verstrekt; doch inwendig geappliceerd wordende is het Pynstillende en bevorderd de Ettermaaking." volgens Egbert Buys, Nieuw en volkomen Woordenboek van Konsten en Weetenschappen, deel 5 (1773), p. 366. (Gr. 'elaion' - olie.)
"... made by boiling two parts water and one part oil", volgens Juhani Norri, Dictionary of Medical Vocabulary in English, 1375-1550 (London & New York, 2016), p. 530.]


Chemie

Lichaamsdeel met geneesmiddelen te beschermd, met voorbeelden bewezen.

Libavius [<], Suntagmate arcan. chymiae; de Magisterio pulverum, Lib. 4, cap. 12.*)
  Onderzoek van stof (hier van koper) kan nuttig zijn. Het komt namelijk dikwijls voor dat aan snel opnemende aderen koper moet worden toegevoegd, waarmee de aandrang van scherpe mineralen kan worden onderdrukt en zilver beschermd.°)

Want daar dit scherpe mineraal het meest vertrouwd is met koper, gaat het in zijn geheel koper binnen, of neemt het dit op; en als deze gemengd zijn, is de kracht om zilver te verbruiken zwak.

  Op die manier zouden in geneesmiddelen van het menselijk lichaam sommige dingen kunnen worden gemengd, die als basis een schadelijk homogeneum aangrijpen, zodat een lichaamsdeel op deze wijze beschermd wordt tegen beschadiging erdoor.
Zo wordt olie, wanneer die met water is gemengd, beschermd tegen verterend vuur. Zo wordt kaarsvet, wanneer het met water wordt gekookkt, niet zwart; het is namelijk niet zuiver vuur dat de deeltjes van kaarsvet raakt, maar het wordt eerst onderin een vat gemengd met water, en zo gemengd, gaat het vuur door het kaarsvet omhoog.

Hoe zout het vlees beschermt tegen bederf.

En zout dat wordt toegevoegd aan vlees, neemt het vocht ervan weg en absorbeert het, zodat het vlees droog wordt, en geen vocht het kan bederven; wat zou gebeuren als zout het vocht niet zou opnemen en het vervolgens, met zijn warmte in damp omgezet, zou uitdrijven: het dampt namelijk uit door de minste warmte, omdat het door veel zoutdeeltjes gescheiden is in veel aparte deeltjes, waarbij omgevings­warmte aan het hele oppervlak meer vermag.


*)  Andreas Libavius, Syntagmatis selectorum undiquaque et perspicue traditorumAlchymiae arcanorum Tomus primus (Ff. 1615), Lib. IV, 'De magisterio pulverum', cap. 12, 'De pulvere ferri et aeris', p. 146-147.
[ °)  Dit begin is een vrijwel letterlijk citaat, zie Libavius, p. 147, 2 regels na marge 'Aes album'.]

[ 127 ]
Als dingen verbrand worden voegt vuur ook nieuwe homogenea toe.

Libavius, Syntag. arc. chym., Lib. 5, chap. 18: de Cineribus, concludeert, tegen Riolan, dat dingen niet door kunstvaardigheid die diverse naturen aannemen, die de chemici er met hun vuur aan ontlokken, maar dat er in de dingen zelf diverse homogenea zijn die de kunstvaardigheid op afwisselende wijze scheidt.

  Wat wel waar is, maar toch is het er ook op te houden dat het vuur zelf door zijn aankleving niet weinig diversiteit toevoegt aan de dingen, en diverse homogenea, die er eerst niet waren, samenstelt afhankelijk van de diverse geschiktheid van dingen en homogenea om vuur op te nemen, en het ene na het andere samengestelde tot stand brengt.
Vuur doet namelijk een ander homogeneum ontstaan door zich aan te sluiten bij een homogeneum van alsem, dan bij een van de brandnetel, en een ander in as dan in een van olie. Hetzelfde kunnen we zeggen over de aansluiting van water en andere stoffen, welke dan ook, als wat we gezegd hebben over vuur.

Zes metalen

Laagste soorten bij metalen, hoeveel en hoe op te maken uit diverse homogenea.

  T'Utrecht den 13en Sept.

  Wat ik heb gezegd op blad 145 [<] over de eindigheid van een laagste soort houdt ook verband met de zes soorten metaal, zodat er van de kleinste deeltjes die een metaal vormen slechts zes verschillende zijn, dat wil zeggen er zijn maar zes homogenea van metalen, voorzover ze zijn te onderscheiden van stenen en andere dingen, namelijk bestaande uit deeltjes van een smeltbare en met een hamer pletbare substantie enz.
En elementen of beginselen of atomen, of als je wilt die homogenea of deeltjes (waaruit een homogeneum of metaaldeeltje bestaat) kunnen niet, op welke wijze dan ook met elkaar verbonden, iets gemiddelds vormen tussen goud en zilver, lood en tin, ijzer en koper. Maar die welke gemiddelde worden genoemd, bestaan uit diverse homogenea, waarvan elk afzonderlijk verzameld een zuiver metaal zou vormen. Zo wordt goud met zilver gemengd, ijzer met lood en koper, en alle soms met alle.
Zo hebben enkelvoudige kleuren hun eindige aantal, dat misschien het vijftal is; van gemengde zijn er echter oneindig veel. En dit is niet anders dan dan zoals uit de figuren c en gespiegelde c alleen ontstaat de letter o: als ze anders worden verbonden, zal het immers niet een letter betekenen; zo ook als de homogenea waaruit de metalen ontstaan, anders worden verbonden dan op de zes genoemde manieren, zullen ze of niet samenhangen, of niet de smeltbaarheid en ductiliteit hebben enz.
Zo ontstaan uit de figuur c, met slechts enige toegevoegd, deze letters van betekenis: a, c, d, e, g, o, q; uit de figuur l deze: h, k, l, b. Als namelijk de samenstelling anders is, zullen het niet letters worden als tekens. En uit gemengde letters ontstaan oneindig veel woorden, deelbaar in enkelvoudige letters.

Fysische laagste soort toegelicht.

  T'Utrecht den 14en September.

  Over de laagste soort. Neem 234. Deze drie tekens geven met een variërende opstelling een variërend getal, zoals 234, 432, 324, 423, 243, 342.
En zo zullen die bekende drie stoffen zout, zwavel en kwik, met een variërende toepassing op elkaar, variërende samengestelde stoffen maken, ook zonder de variëteit die uit de figuur voortkomt; zo ook als de vier elementen de naaste beginselen zijn, of homogenea, die daaruit eerst zijn samengesteld.


[ 128 ]
Bepaalde homogenea, op een bepaalde manier verbonden, vormen dus een of andere bepaalde soort. En verschillen in het aantal homogenea vormen van deze soort oneindig veel individuele verschijnings­vormen, waarmee het ene individu beter is dan het andere, met oneindig veel diversiteiten, als het aantal en de tussenruimte tussen de homogenea zolang wordt gevarieerd, als bij die verhouding nog een verbinding kan worden gemaakt die een soort vormt.
Een individu verschilt dus van een soort, omdat er tussen het laatste aantal en het eerste talloze aantallen zijn, groter dan het eerste, maar kleiner dan het laatste. Maar tussen een of ander fysich homogeneum, en dit, komt ten aanzien van de figuur niets anders, daar de figuren die deze soort kunnen vormen eindig en begrensd zijn.   [>]

Regen

Waarom warmte en wind regen verre houden.

  Te Rotterdam, den 16en September.

Mizauld zegt in Prolegomenis in Ephemerides Aeris [<] dat de zomer een warme en droge tijd is, het begin van de herfst meer droog dan koud enz. [1554, 17v]

  Hierbij valt mij in gedachten te zoeken naar de reden waarom het in de zomer meer regent dan in de winter. Warmte immers die water omhoog brengt wordt, wanneer deze damp tot het oppervlak van de lucht is gekomen, nog behouden, wegens de geringe koude van die plaats ten tijde van de zomer; en zo komt het dat waterdeeltjes, teveel verstrooid wegens de intussen langduriger behouden warmte, niet kunnen samengaan, maar de aan het oppervlak dobberende dampen dalen naar lagere plaatsen, die noordelijk zijn en die, waar zulke damp niet verzameld is. En komend op een koude plaats,gaan de dampen samen en doen ze regen ontstaan, door te dalen van het oppervlak van de lucht naar de Aarde.
Door dezelfde oorzaak verdrijven ook winden, die waterdeeltjes verspreiden, de regen, zodat dampen niet samengebracht kunnen worden; maar aan het oppervlak gehouden, stromen ze op dezelfde manier weg naar meer aflopende streken van het oppervlak.

  En daar de beweging van de hemel van Oost naar West is, maar van de planeten traag, wordt een oostelijke streek niet beïnvloed als niet ook terstond een westelijke streek wordt beïnvloed, wegens de dagelijkse beweging die heel snel is.

Aan de oostelijke en westelijke kant van de Oceaan regent het tegelijk.

  Te onderzoeken: Dit komt vooral voor op de Oceaan, waar het gaat om een grote ruimte van eenvormige substantie (op de manier waarop de hele Aarde omgeven is met de eenvormige lucht). Van de Oceaan worden dus eenvormige dampen opgetrokken en de lucht wordt daar eenvormig dichter en dunner, niet gehinderd door verschillen op het land; op de Aarde is immers op de ene plaats water, ergens anders zijn bergen van aarde, en dit zonder enige regelmaat. Op de Oceaan beïnvloedt dus een conjunctie van planeten, onderling en met vaste sterren, nu eens deze, dan weer die breedtegraad.

[ 129 ]
Er is namelijk geen enkele reden waarom het Oosten of het Westen meer of minder beïnvloed zou worden, en waarom de hele breedtegraad, voorzover hij op een eenvormige Oceaan ligt, niet overal gelijk een verdunning of verdichting van de lucht of opstijging van damp zou ondergaan, of dat het koud of warm zou worden enz.
Doch het kan gebeuren, en het gebeurt dikwijls, dat damp die op de ene breedtegraad is verzameld, wegstroomt naar een andere, hetzij een Zuidelijkere, hetzij een Noordelijkere breedtegraad. Hieruit begrijpen we dat het op de Oceaan nooit regent in het Oosten, als het niet ook in het Westen regent, of weldra zal regenen; maar in het Noorden regent het niet zelden, terwijl een Zuidelijke streek onbewolkt is; naar gelang de sttralen van de sterren samenkomen in het ene of in het andere punt van de Oceaan.

Hoe winden ontstaan op de Oceaan.

  Er komt toch een Oostenwind wanneer de lucht in het Oosten eerst dunner wordt en van daar af opvolgend in het Westen; en een Westenwind, wanneer de lucht in het Oosten eerst wordt verdicht, en van daar af opvolgend in het Westen. Dan komt er namelijk een stroming naar het Oosten en daarheen wordt materie van wind gebracht, of die nu lucht is of damp. Een Noordenwind en een Zuidenwind komen er als de een of andere breedtegraad wordt beïnvloed en materie naar het Noorden of Zuiden stroomt.
De overige winden ontstaan bijkomstig en alleen door het waaien van beide voornaamste winden: als namelijk een Oostenwind en een Noordenwind even hard waaien, ontstaat Noortoost, niet even hard ertussen. Op de Aarde kunnen echter alle winden als eerste worden opgewekt afhankelijk van de diversiteit van plaatsen, rijk aan moerassen en wateren; zo is in Zeeland Noortwest sterk en vaak voorkomend, ook Suydtwest komt vaak voor.

[ Ned. ]   16 sept. - 13 okt. 1620

Onderwerp en gezegde

Uitleg van syncategorematische termen in beweringen.

Elke mens is een dier. Hier moet behalve kwaliteit en kwantiteit ook in acht genomen worden de betrekking van subject tot predikaat, van welke verhouding de basis is de minor-term.
Het is immers gelijkwaardig hiermee: Wie een mens is, die is een dier, waarin wie en die overeenkomen met één term van de minor, want ze noemen in het algemeen wat de minor in het bijzonder en bepaald noemt. Het is namelijk gelijkwaardig met dit hypothetische: Als Pieter een mens is, is Pieter een dier; hier komt het eerste Pieter overeen met wie, het tweede Pieter komt overeen met die.

[ 130 ]
  Deze betrekking wordt uitgedrukt met veel zinnetjes, zoals:
Wat is mens, dat is dier; enige tweevoeter is mens; dus enige tweevoeter is dier.
Zo ook:
Wat is mens, dat is dier; enige mens is geleerd; dus enig dier is geleerd.

Wat is betekent hier wat gezegd wordt over mens, en daarom zou beter gezegd kunnen worden: Wat is dier, dat is mens. Toch kan gezegd worden: Wat is elke mens, dat is enig dier; of: Wat is enige mens, dat is enig dier; Wat is elk dier, dat is elke en enige mens.
Het naast voorgaande syllogisme [<] is van de eerste figuur en het subject van de minor-propositie is geleerd. Zo zou namelijk rechtmatig gezegd worden:
Wat is enige mens, dat is enig dier; enige mens is geleerd: dus geleerd is enig dier.
  en door omzetting: enig dier is geleerd.
  Iets dergelijks is:
Wat ik ben, dat ben jij niet; en ik ben mens; dus jij bent niet mens.

  Dergelijke proposities zijn ook: Zoals dier is, zo is mens; Zoals ik ben, zo ben jij; Zoals schipper zich verhoudt tot schip, zo verhoudt zich koning tot volk [<]. En deze zinnetjes duiden algemene proposities aan, die waar en onwaar zijn afhankelijk van de noodzaak van de materie, die bij de meeste wankelt.
Zo ook deze: Wat is enige mens, dat is enig dier, dit is niet minder algemeen dan: Wat is elke mens, dat is enig dier. "Elke" specificeert namelijk slechts de materie, op de manier waarop even algemeen zijn: Elke mens is dier; Elke Duitser is dier; Elke geleerde mens is dier.


[ Ned. ]

[ 131 ]

Fysiologie leren

Medici moeten fysiologie leren.

  T'Utrecht, den 28en Octob.

Galenus, 'Eisagôgè è iatros', 371, 55: "Maar van hen die de natuurbeschouwing ['phusiologein'] van andere scholen afwijzen, beginnen beide partijen met de zaken waarvan ze gewoon zijn hulp te krijgen".*)

  Dat doen ook de meeste hedendaagse geneesheren, van wie sommigen mij aansporen zo snel mogelijk naar de praktijk te gaan, anderen evenwel lachen me uit, denkend dat ik nooit tot het uitoefenen van de geneeskunde zal komen, voortdurend in beslag genomen door de fysiologie. Maar deze plaats bij Galenus kan mij moed geven.


[ *)  De zin gaat verder met: "zij die methodisch te werk gaan met de indicatie van gemeenschappelijk­heden, de empirici met de waarneming uit experimenten." (Ven. 1565, vol. 1, cap. 2, 'Quae medicinae principia', fol. 50v, H.12).
De empirici bleven bij de ondervinding (experientia), de methodici gebruikten de rede (ratio), zie Beeckman, T. I, p. 219: "ik heb besloten Fernel te verslinden ... alle geneesmiddelen ... alle kwaliteiten ..." en T. 2, p. 84: "de oorzaken van alle dingen op te sporen".]


Subject en predikaat

Verandering van subject en predikaat in syllogismen.

Ad Corinthios Epist. 1, cap. 5, v. 7.*)
  Zoals zuurdesem zich verhoudt tot deeg ten tijde van Pasen, zo verhoudt zich slechtheid te allen tijde tot ons; maar ten tijde van Pasen moet zuurdesem ontbreken in de deegmassa, dus slechtheid moet te allen tijde bij ons ontbreken
.

  De major wordt bewezen:
Wij moeten te allen tijde Pasen vieren, maar zoals zuurdesem zich verhoudt tot deeg ten tijde van Pasen, zo verhoudt zich slechtheid tot degenen die te allen tijde Pasen vieren, dus zoals zuurdesem tot deeg ten tijde van Pasen, zo verhoudt zich slechtheid te allen tijde tot ons.

  In dit syllogisme [<] is ons de major-term, en moeten Pasen vieren de middelterm. Maar als de major-propositie de minor wordt, met het overige onveranderd, zal ons de minor-term zijn; en dan zal de major zijn wat nu de minor is: Zoals zuurdesem zich verhoudt tot deeg ten tijde van Pasen, zo verhoudt zich slechtheid te allen tijde tot ons.
Nu is ons naar wens subject of predikaat van de major-propositie, want wanneer het zoals hier begrepen wordt als predikaat, zal de major zo zijn: Wie te allen tijde moeten vieren zijn wij, en die zal zijn in de derde of eerste figuur.

  Talloze dergelijke syllogismen hebben gelijkenis hiermee:
De eerste keizer der Romeinen was Caesar; maar wie Pompeius overwon was de eerste keizer der Romeinen; dus wie Pompeius overwon, was Caesar.


[ *)  Statenvertaling: "Suyvert dan den ouden suerdeessem uyt / op dat ghy een nieuw deech zijn meucht / gelijck ghy ongesuert zijt. Want oock ons Pascha is voor ons geslachtet / (namelick) Christus."
Gr. en Lat.: Erasmus, Novum Testamentum, Bas. 1535, p, 273.]

[ 132 ]
  Hier is Caesar het predikaat van de conclusie; toch kan het ook subject worden, met omgezette proposities, zodat wordt geconcludeerd: dus Caesar overwon Pompeius. En dit komt, omdat alle termen hetzelfde betekenen. Zo zijn ook de drie voorgaande termen van het syllogisme dezelfde, of ze worden bijna voor dezelfde genomen; waardoor het komt dat een aantal niet goed kan worden toegevoegd.
En als soms bij dergelijke de termen niet geheel dezelfde lijken te zijn, zijn ze toch voor dezelfde te houden, als bij sommige stilzwijgend een speciaal aantal wordt bedoeld, dat onbepaald wordt gesteld.
Van het voorgaande syllogisme zijn de drie termen deze: Wij moeten te allen tijde Pasen vieren; zoals zich verhoudt enz.

Gebeurtenis

Verband van gebeurtenis met bepaling van plaats.

  Op de manier waarop een bepaalde plaats op Aarde beschreven wordt met lengte en breedte, zo wordt ook door een bepaalde plaats en tijd een gebeurtenis bepaald. Zoals namelijk één plaats slechts één lengte en breedte heeft, zo kan één gebeurtenis slechts voorvallen op één plaats en één tijd, en er kan geen andere gebeurtenis gegeven worden die op die plaats en op die tijd is voorgevallen.

Beste boek

Geprikkelde ledematen scheiden het slechte af.

Galenus, 'Diagnôsis tôn en tois nephrois pathôn kai therapeia', 418, 33*): "Zie bij de geneesheer het reinigende. Alles hangt echter af van de natuur. Als deze immers door een reinigend middel wordt aangewakkerd, roept ze het scheidend vermogen te hulp waarmee het ongunstige wordt gescheiden van het gunstige; en het inhoudend vermogen houdt inderdaad het gunstige vast; het ongunstige wordt echter verdreven door het verdrijvend vermogen." [<] enz.

Welk boek van Galenus het beste is.

  Dit hele boek is tot nu toe het nauwkeurigst en het meest duidelijk van alle boeken van Galenus, mijns inziens, als het tenminste van hem is. En wat is het anders op deze plaats, dan dat hij mijn mening uitlegt en bewijst die al zo vaak is opgeschreven in dit boek, waarmee ik bevestig dat er van een geneesmiddel op zich geen enkele aantrekkende kracht van gelijke vochten is, maar dat de natuur, op afwisselende wijze geprikkeld, op afwisselende wijze substanties afscheidt?


*)  Ed. Basel 1538, vol. 4 (De adfectuum renibus insidentium dignotione et curatione Liber adscriptitius).
[ Ven. 1565, vol. 8, Galeno ascriptus liber de renum affectuum dignotione et medicatione, cap. 4 (Calculi, & reliquorum Renum Affectuum Curatio), fol. 193v, E.11.]


Analyse

Logische en retorische analyse.

  Analyse van redenaars vereist, mijns inziens, behalve de Logica, ook de Retorica. Want retorisch wordt soms met een vraag, verbazing, of gewoon herhaling hetzelfde herhaald in het midden, aan het eind, met beeldspraak, of overdrachtelijk gezegd. Zo in het begin van De officiis van Cicero bij deze woorden: "En bij uitstek behoort bij de mens eigen onderzoek en opsporing van het ware".*)
Hier wordt één deel van de plichten, dat aan het eind °) misschien samenvattend wordt herhaald met deze woorden: "Waaruit te begrijpen is, dat wat waar, eenvoudig en oprecht is, het meest geschikt is voor de natuur van de mens". Deze plicht wordt op de volgende wijze bewezen uit de effecten: #)
"Dus wanneer we vrij zijn van noodzakelijke bezigheden en zorgen, dan verlangen we ernaar iets te zien, te horen, te leren"; vervolgens met getuigenis van de man zelf, "en doen we kennis op van hetzij verborgen hetzij verbazende dingen, noodzakelijk om goed en gelukkig te leven."
De conclusie bestaat in het subject mens en het bijkomstige, dat erbij staat en wordt uitgedrukt met de synoniemen onderzoek en opsporing van de waarheid.


[ *)  Marcus Tullius Cicero, De officiis, Lib. 1, 13.]
[ °)  Ed. Lugd. 1556, p. 29 eind: "Waaruit te begrijpen is", 4 regels na het eerst geciteerde.]
[ #)  Hier volgt wat bij Cicero staat tussen de twee geciteerde zinnen.
Daarna volgt: "Bij dit verlangen naar het zien van het ware sluit aan een streven naar de eerste plaats, zodat het door de natuur goed gevormde verstand niemand wil gehoorzamen, dan een onderwijzer of leraar of iemand die om reden van nuttigheid rechtvaardig en wetiig regeert; waaruit grootmoedigheid voortkomt en verachting van menselijke zaken."]

[ 133 ]
  Dit schrijf ik vluchtig en slechts daarom, opdat ik een vingerwijzing heb naar iets dat ik met een analyse begrepen zou willen hebben, dat ook retorisch uitgelegd moet worden.   [>]

Uitscheiding

Uitscheiing door lichaamsdelen nog eens bewezen.

  In het genoemde boekje [<], 420, 13*): "want bezwaard door zulk voedsel verdrijft de maag dit onverteerd naar lever en nieren".

  Dit komt ook met mijn mening overeen. Want dit betekent niet dat de buik soms datgene wat hij bevat, uit eigen beweging naar de lever uitscheidt. Er is immers geen reden waarom de buik door dit voedsel meer ertoe gebracht zou worden zich te onlasten dan door het overige: er zijn immers wat hij noemt heel voedzame, die naar hun aard niet prikkelen.
Maar ongetwijfeld heeft hij bedoeld dat de buik veeleer door zich samen te drukken voedsel aan de ingewanden levert, dan dat dit erdoor wordt aangetrokken met de aantrekkende kracht, die zo onbegrijpelijk is. Als dus de lever ontlast is en leger gemaakt, wordt aan de buik gelegenheid gegeven zich te ontlasten in de lever die het zal ontvangen en die leeg is.

Winden in ons lichaam zijn vrij zelden waterig.

  Winden in ons lichaam lijken droog en veeleer voortgebracht te worden door aardse en vuur-substantie dan door waterige substantie, daar ik eerder ergens heb gezegd [<] dat uitgelaten buikwinden ontvlammen bij een kaarsvlam.
Doch damp brandt niet. We geloven dus dat van dampen wel bepaalde winden kunnen ontstaan, maar bij dit fenomeen de grootste; en dat die welke vooral bij ons voorkomen, bestaan uit brandbare materie. Zo spant waterige materie van waterzucht niet hevig de onderbuik, zoals winderige materie van tympanites doet, meer dan de waterige van waterzucht.   [<]


*)  De verhandeling van p. 132.
[ Ven. 1565, vol. 8, Galeno ascriptus liber de renum affectuum dignotione et medicatione, cap. 5 (De ratione Praecavendi ab Affectibus Renum), fol. 194v, E.1.]


Galenus een christen?

Of het beste booek van Galenus wel van Galenus is.

  Het genoemde boekje kan mij nauwelijks lijken van Galenus te zijn, omdat hij tot nu toe geen enkele vermelding van zijn boeken heeft gegeven, tegen zijn gewoonte in, terwijl zich meer dan eens voldoende gelegenheid heeft voorgedaan.

  In genoemd boekje, 421, 3*), bekent de schrijver dat hij een Christen is, en toont hij stellig dat hij vroom is. Ach, dat Galenus zich in zijn ouderdom heeft bekeerd tot onze religie! Als dit zo is, is het noodzakelijk dat hij het enige heeft veranderd aan zijn mening over filosofische zaken.


[ *)  Ven. 1565, vol. 8, fol. 195r, A.2:
"Maar als je tenslotte na zo betreurde gevallen [van nierstenen], ook deze dingen tevergeefs hebt aangewend, zal het niet vreemd zijn dat wij Christenen (zo kun je een zaak aan God toevertrouwen) onze toevlucht nemen tot het grootste dat we hebben, en het werkelijk geheimzinnige; waardoor ik inderdaad geloof en belijd, dat niet alleen aandoeningen van het lichaam, waaraan alle geneesheren hebben gewanhoopt dat ze volledig te genezen zijn, maar ook al het lijden van de ziel geheel en al met wortel en tak worden uitgeroeid."]


Kinderdieet

Waarom kinderen met vochtige dingen gevoed moeten worden.*)

  In het het genoemde boekje, 421, 39°), wordt gezegd dat kinderen moeten worden gevoed met het gelijkende, omdat alleen warme en vochtige dingen geschikt zijn voor groei, die in de hele kindertijd plaatsvindt, en opdat de ingewanden geopend worden, moeten ze in deze tijd met veel soorten voedsel oefenen, alleen dat is geschikt om de poriën groter te maken.


[ *)  In deze periode (ca. 1 nov. 1620) was de vrouw van Beeckman zwanger, op 7 maart 1621 werd hun eerste kind geboren (zie p. 163), maar het leefde niet lang;.]
[ °)  Ven. 1565, vol. 8, fol. 195r, D.2:
"De juiste verhouding van kinderen is warm en vochtig, daar vermeerdering en vorming niet kan gebeuren bij een andere gematigdheid dan die van kineren. Hierom moet je dus gelijkende en veel voedingsmiddelen gebruiken, opdat je eraan gewend raakt veel en verschillende dingen te verteren; omdat de natuur immers op deze wijze de buik en de lever ruim en omvangrijk zal maken, en tegelijk alle andere delen."]

[ 134 ]
  Maar daar deze leeftijd niet de gemiddelde is, waarom is het dan niet beter koud en droog voedsel te gebruiken? Dan zal een kind immers tot de juiste meng­verhouding komen, waarbij alle werkingen het meest volmaakt zijn. Dit zou wel aan te raden zijn, als een mens eeuwig zou leven; maar daar hij allengs sterft, is het beter het leven zo lang te verlengen als mogelijk is.
Ook al komt immers een kind, door het gelijkende te gebruiken, langzamer tot de gemiddelde leeftijd en de meest volmaakte werkingen, dit is niet nadelig, wanneer desniettemin de tijd van de gemiddelde leeftijd tot de dood niet wordt verkort, en het zo langer leeft, ja zelfs misschien ook met die verhouding afneemt waarmee het was opgegroeid.

  Laat een mens dus de eerste jaren een zeer vochtig dieet volgen, daar hij dan het meest vochtig is; de volgende jaren een minder vochtig dieet, daar hij dan minder vochtig is. Het staat hem namelijk niet vrij, vochtiger dingen te gebruiken dan zijn natuur zelf is, aangezien deze natuur verder verwijderd is van het gemiddelde; en daarom is het genoeg als de gezondheid het gelijkende verdraagt.
Doch in de eerste jaren schaden vochtiger dingen minder dan in de volgende, want deze zelfde vochtiger dingen zijn minder ver verwijderd van de eerste leeftijd dan van de laatste; en hoe meer iets verwijderd is van de natuur (niet naar het gemiddelde toe, maar verder van het gemiddelde) des te meer het schaadt. Zo is één en hetzelfde voedingsmiddel, dat één graad vochtiger is dan een kind, twee graden vochtiger dan een adolescent, en drie graden vochtiger dan op gemiddelde leeftijd. Dus het schaadt een kind het minst, de gemiddelde leeftijd het meest.
Toch schaadt het een kind wel wat, omdat zijn warmte door teveel vocht wordt onderdrukt; zijn warmte stemt namelijk van nature overeen met een bepaalde vochtigheid; dus met een zodanige moet het worden gevoed. Na de gemiddelde leeftijd moet het tegengestelde, dat wil zeggen vochtiger, worden gebruikt, opdat we langer op gemiddelde leeftijd zijn, of er rondom, en het leven op deze wijze verlengen, heel langzaam afnemend en uitdrogend. En zo'n dieet schaadt niet, maar baat, omdat het naar het gemiddelde neigt, dat wil zeggen: uit natuurlijk vocht en het dieet samen komt het gemiddelde.

Oorspronkelijk vocht, hoe er veel is in een kind.

  Wat betreft de warmte, die is niets anders dan oorspronkelijk vocht, waarover we al hebben gesproken [<], dat ontbrand is. Bij kinderen dus, daar er heel veel van zulk vocht is, wordt terecht gezegd dat er veel oorspronkelijke warmte in hen is, maar dan bedoelen we niet dat ontbrande vocht, maar materie van warmte. Er is namelijk veel minder warmte in kinderen dan in volwassenen, want als in een zo klein lichaam alle warmte van een volwassene zou zijn verzameld, zou deze het kind ombrengen.

Vergelijking van oorspronkelijk vocht met vuur.

In kinderen is dus weinig warmte ontbrand, en daar er veel brandbaar vocht is, neemt de warmte toe, en doet ze ook naburige deeltjes ontbranden, op de manier waarop vuur in de haard groeit, en er is enige tijd waarin heel veel vuur is ontbrand in de haard; en het krijgt zolang vermeerdering, als méér materie kan ontbranden dan wordt verbruikt en wegvliegt. Wanneer echter bij gebrek aan materie niet zoveel kan ontbranden als wordt vebruikt en wegvliegt, wordt het vuur kleiner.
In ons lichaam nu wordt dagelijks door voedsel en drank ontbrandbare materie toegevoegd aan het oorspronkelijke vocht; het is immers niet waarschijnlijk dat zo weinig materie, als zaad is, volstaat om zestig jaar vuur te verschaffen. Zaad is dus zuiverder materie, waardoor in plaats ervan materie volgt die wat onzuiverder is, totdat die tenslotte in de ouderdom zelfs niet het minst herinnert aan de natuur van zaad.

[ 135 ]
Hoe de warmte van een kind is.

  In de kindertijd is de warmte dus het minst ontbrand. Die in de volgende jaren wordt zo vermeerderd, dat ze niet alleen meer ruimte inneemt, maar ook op dezelfde plaats gloeiender is en overvloediger. Een voedingsmiddel breidt immers het lichaam uit en wordt materie van warmte, omdat door geringe warmte weinig materie wordt verbruikt, wat veroorzaakt dat er voedingdmiddel over is. En een voedingsmiddel wordt veel, wegens de heelheid van de natuur, en daarom: hoe jonger iemand is, des te meer die groeit in gelijke tijd.
Hierdoor wordt bewerkt dat de mens warmer wordt tot aan de gemiddelde leeftijd; er komt immers voortdurend minder voedsel bij en de hoeveelheid vuur overwint voortdurend meer materie. Tot aan de gemiddelde leeftijd neemt de warmte dus toe, en ook de warmtematerie ten opzichte van de hele mens; maar ten opzchte van een gelijke plaats wordt ze voortdurend verminderd, zodat op deze plaats steeds minder vocht en meer ontbrande warmte zit.

Leeftijden in warmte vergeleken met de jaargetijden.

  De warmte van een kind is dus gematigd en kan worden vergeleken met de lente, het vocht echter met de winter; op de gemiddelde leeftijd is de warmte het meest en die wordt vergeleken met de zomer, het vocht echter met de lente; op de derde leeftijd is de warmte weer gematigd, maar gebrekkig, te vergelijken met de herfst, het vocht echter met het begin van de zomer; in de ouderdom is de warmte het minst en te vergelijken met winterse koude, vocht echter is er bijna niet en te vergelijken met de draagheid aan het eind van de zomer.

Leeftijden in uitgescheiden vocht vergeleken met het jaar.

De mens komt dus in warmte en koude overeen met de vier jaargetijden, in vocht en droogheid echter allerminst, omdat de mens niet zoals het jaar in een kringloop wordt hersteld. behalve misschien wanneer je wilt dat wordt afgegaan op het uitgescheiden vocht.
Dan is namelijk het kind te vergelijken met de lente volgens warmte en uitgescheiden vocht; de gemiddelde leeftijd is het minst vochtig aan uitscheiding; de derde leeftijd is te vergelijken met de herfst, de vierde met de winter; zodat het uitgescheiden vocht precies overeenkomt met de vier jaargetijden.
Vanaf de kindertijd tot de gemiddelde leeftijd wordt het immers minder, en vanaf deze tot de dood wordt het meer, in tegenstelling tot de warmte. Die wordt namelijk meer van kindertijd tot gemiddelde leeftijd, en minder vanaf deze tot de dood, en dit omdat warmte iets goeds is, en uitgescheiden vocht iets slechts. Het goede neemt namelijk toe tot het gemiddelde, het slechte neemt terecht af, omdat de mens tot daar geschikter wordt voor alles; vanaf hier neemt het goede af, het kwade neemt toe, omdat de mens verzwakt wordt.

Hoe het dieet per leeftijd moet zijn.

  Laten we dus in de kindertijd matig warme dingen gebruiken, op gemiddelde leeftijd de koudste, dat wil zeggen zoveel kouder als deze leeftijd warmer is dan de kindertijd. En zoals je vanaf de kindertijd tot de gemiddelde leeftijd toeneemt in warmte, zo moet het dieet toenemen in koude; Vanaf de gemiddelde leeftijd echter: zoals de warmte van de natuur minder wordt, zo moet de eigenschap warmte toenemen, zodat de warmte van de eerste leeftijd altijd het gemiddelde is tussen dieet en natuur.

Wat van warmte en van vocht het gemiddelde is.

  Zo hebben de gemiddelden van warmte, oorspronkelijk vocht, en uitgescheiden vocht verschillende subjecten. Het gemiddelde van warmte is immers in die van een kind. Want ook al krijgt de vierde leeftijd dezelfde warmtegraad, omdat die toch gebrekkig is, en daaromiets slechts, kan het niet passend genoemd worden een gemiddelde van goede warmte, zoals ook niet de herfst, maar de lente wordt terecht gehouden voor de jaarlijkse gemiddelde gematigdheid.

[ 136 ]   28 okt. - 11 nov. 1620

Het gemiddelde van het oorspronkelijke vocht is op gemiddelde leeftijd; het gemiddelde van het uigescheiden vocht in de vierde leeftijd. Want de uitscheiding van kinderen — al is het voorzover het van deze leeftijd gezegd kan worden, omdat die toch minder wordt en afneemt, dat wil zeggen neigt naar het betere — wordt van dag tot dag verbeterd en de natuur maakt die volmaakt en beïnvloedt die met genot, waardoor deze uitscheiding niet passend genoemd zou worden het gemiddelde van iets dat verkeerd is.

Kinderen moeten worden gevoed met gelijke, bejaarden met tegengestelde.

  Kinderen worden behoorlijk gevoed met gelijke. Bejaarden niet evenzo, omdat de natuur van kinderen streeft naar het gemiddelde, die van bejaarden echter van het gemiddelde af. Dat wil zeggen, ook al gebruiken kinderen vandaag gelijke, morgen zullen ze niettemin dichter bij het gemiddelde zijn, en zullen ze zich beter voelen; bejaarden echter, ook al zouden ze vandaag geheel tegengestelde gebruiken, toch zouden ze morgen verder van het gemiddelde af zijn en zich daarom slechter voelen. Wat zou er dan gebeuren als ze gelijke zouden gebruiken?
En het doet genoegen zich van dag tot dag beter te voelen, ook met een heel langzame beweging van de verandering, waardoor kinderen prettig leven, al vorderen ze langzaam naar het gemiddelde. Maar zich van dag tot dag slechter voelen geeft een gevoel van iets slechts, ook met een heel langzame beweging van de verandering.

Waarom kinderbuiken het warmst zijn.

  Kinderbuiken, dat wil zeggen de doorgangen, poriën, en alle holtes en ruimtes, zijn warmer dan de verhouding meebrengt, met al het overige gelijk, omdat al deze ruimtes heel klein zijn, en daarom hebben ze vliezen, en omgevende lichamen. Dat wil zeggen dat het oppervlak van hun ruimtes een grote verhouding heeft tot die ruimtes, op de manier waarop we vaak hebben gezegd*) dat oppervlakken van grote bollen een kleinere verhouding hebben tot hun lichamelijkheid, dan de oppervlakken van kleine bollen tot hun lichamelijkheid.
Kinderen verteren dus hun voedsel beter dan naar verhouding van de warmte; dat wil zeggen dat evenveel warmte in de lichaamsdelen van grotere en meer volwassen mensen het voedsel niet zo goed zou kunnen verteren.


*)  Zie T. 1, p. 25 ... 275: "omdat in cleyne dingen de proportie van de superficies groot is tegen de lichaemelicheyt".




Home | Isack Beeckman | 1620 v d (top) | vervolg