Home | Beeckman | < Journaal > | Woordenlijst

Wagen , ijs , waterleiding , cement , schouwen , pompen , toren , fontein , kopiëren , duiken


Isack Beeckman - 1615

C. de Waard, Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634

Tome I: 1604 - 1619



[ <   59 ]   [ januari 1615 ]

Wagen

Rotae curruum anteriores cur minores.

  Waerom worden de achterste wielen van de waghens hooghst gemaeckt?
  Antwoorde: omdat se te gemackelicker mochten getrocken werden. Want de touwen vooren vast synde ende de peerden lyf, daer de touwen oock aen vast syn, hoogher dan der voorsters wielen asse, so worden de voerste wielen quansuys wat omhooghe getrocken, al en merckt ment niet; ten minst so worden se soveel opgeheven, dat se so styf teghen de grondt niet en perssen alsofse stille stonden, ende so en loopt den waghen maer gelyck op twee wielen ende derhalven lichter. Anders, de voorste wielen hooghst synde, so souden die te styf teghen de aerde geperst worden.

  Dats oock de oorsake, waerom dat het vooren min schockt, want daer raken de wielen d'aerde minst. D'een peert oock — dat aen de lanckxt touwe vast is en vooren loopt — lydt den minsten last, want het ander peert moet de voorste wielen alleen opheffen omdat syn touwe met den waghen den grootsten hoeck maeckt.


[ 60 ]   [ jan./feb. 1615 ]

Milt

Om de milte niet te krighen.

  De milte ende kryght men niet, indien men int loopen een beetken eyckenhoudt knabbelt — hoe groener hoe beter — seght Jan Lambrechs *).


*)  Jan Lambrechtsen, geboren bij Brugge (waarbij de Lye stroomt), woonde bij B.'s vader in Middelburg.

Kompas

Magnes expertus.

  Een seylsteen aen een touken wapperende, so hebbe ick gesien, dat hetselfde punt naer tselfde geweste viermael achtereen stil gestaen heeft.

Putwarmte

Calore puteorum haustra a gelu defendere.

  Ghelyc vooren [<] geseydt is, dat men den roock, vier etc. kan door buysen leyden tot verscheyden plaetsen, also mach men en kan men mede de warmte van de putten leyden tot onder de pompe, also dat de pompe niet bevriesen sal.

  Daertoe maeckt men een vierkant kasken sonder opperste scheel om de buysen in te legghen ende men maeckt de buysen aen den boom vast met crammen ontrent de elleboghen ofte daert van noode is teghen t'rysen, wagghelen, syncken, stooten etc. Het kasken geleydt wordende na de konste van roocklejdinghe. Ende wordet na de pompe toe lanck so wyder, soveel te beter sal de hitte van de putte haer situatie hebben. Maer ontrent de pompe moeten gaetkens syn of een gat, dat de wermte uytganck heeft, of anders en soude de hitte aen de pompe niet geraken; tgadt moet oock niet te groot syn, want het soude de pompe te veel verkoelen. Doet alles voorsichtich ende met wetenschap.

IJs ruimer dan water

Glacies cur occupat plus loci quam aqua.

 *    Het ys beslaet meer plaetse dan het water*), want het swempt int water ende een buyse vol waters gegoten synde ende daerna gevrosen synde, so bevindt men, datse overgeloopen heeft ende het ys staet boven uytgepuylt.

  Dit geschiet, omdat het water boven gevrosen synde, so moet de natuerlicke warmte, die int water is so langhe alst vloeit ende noch geen ys is, doort gevrosene ys passeren ende maeckt daer gaetkens in, die men poros noemt. Daervan kompt het, dat het bovenste ys, dat eerst gevrosen is ende daer meest natuerlicke warmte heeft moeten passeren, witst is, als minst gesloten synde.

  Men siet oock, dat in een gevrosen buyse int midden vant ys eenen witten as is, so lanck als de buyse. Dat kompt, omdat de warmte van alle syden naert midden gedreven wort ende vliecht meest int midden van de buyse uytwaert ende maeckt derhalven int midden de meeste poros, ende daerom isser eenen langhen witten as. Maer boven is den as alderwitst, daert eerste gevrosen geweest is ende daer meest natuerlicke warmte heeft moeten passeren. Daervan kompt het oock, dat het daer meest berst, omdat daer de pori aldergrootst syn ende het ys aldermeest uytgebreydt wort.


*)  Op p. 21 was het andersom (de gangbare mening was dat kou altijd verdicht).
[ Vergelijk p. 155 en p. 215.]


[ 61 ]   [ feb./maart 1615 ]

Grondtys.

*   In de Leyde, alst seer vriest, so komter ys uyt de gront ende heet grontys ende so kompt het, dat de Leye boven toevriest in die plaetsen, daer het grontys byeen dryft — seght onse Jan [<].

Ys dat sinckt.

  Alst eenig tyt gedoydt heeft, so gaet het ys syncken — seght vader*).   [>]


*)  Uit het weerkundig Journael blijkt dat B. weleens in Middelburg kwam (feb.); "Den 5en noch al stercken vorst te Middelburch. N.O. stercken storm. Tsavons sneudet" ... "Den 27en was de Middelburghsche haven dicht vol schollen dick ys".  [<,>]
[ Over het grondijs of 'anchor ice' zie: J. F. Martinet, 'Verhandeling over het Grond-ys', in Verhandelingen uitgegeven door het Zeeuwsch genootschap, 11 (1786) 401-422.]


Vliegwiel

Slyngerwiel.

 *    Dewyle ick weet ende vooren [<] beschreven hebbe, dat een dynck, hoe swaerder en hoe grooter, eens in de locht geroert synde, ras na de swaerte van het dynck, niet lichtelick stil en staet — daeruyt hebbe ick bedocht, dat aen een wiel dicke, swaere stucken loots gedaen synde ende also aengedaen synde dat het middelpunt des wiels het swaerheytsmiddelpunt blyft ende ras gedraejt synde, so en kant niet licht stilstaen, ende alst int gaen is, so geeft het groot gemack int wercken ende kan met een klejne macht gedraejt werden. Dit alles geschiet omdat het beletsel des lochts teghen de locht seer cleyne macht heeft, ende wort besloten in het fondament dat een dynck, eens geroert synde, altyt roert tensy dattet beledt wort.

  Dit wiel hebbe ick naderhandt verstaen, dat ment een slingerwiel*) noempt.   [>]


[ *)  Dit woord komt niet voor in het Woordenboek der Nederlandsche Taal; eerste vermelding van 'vliegwiel': 1856.]

Waterleiding ontstoppen

Aquaeductuum canales obstructos corrigere.

 *    Alser in langhe weghen een buyse verstopt is, heel of half, so maeckt aen de plaetse, daer water ingepompt wort, een manniere van een persende pompe ofte een hooghe buyse, ende houdt die altyt vol ende laet de buyse, daerdoor het water uytloopt, in den back vry loopen, soveel alsse kan, terwylen dat men perst. Gaet dan ende boort int midden van de wech een gaetken ende merckt, of het water daer styf uytspeut naer advenant de persinghe, die gedaen wort, ende de groote van het gadt, dat gheboort is. Indient styf genoech uytspeut, so en isser gheen foute in de wech tusschen het geboorde gadt ende de persende pompe, maer indien het niet styf genoech uyt en speut, so isser verstoppinghe in den voorsz. wech. Derhalven so stopt dit gadt ende boort in den midden van de voorsz. wech een ander gadt ende merckt als vooren, altyt den wech, daer de foute, dat is de verstoppinghe, in is, halverende, totdat gy de verstoppinghe selve hebt.

  Ende indien ghy ergens in een leeghte een gadt boort, het water sal daer wel uytspeuten, maer niet styver dan naer advenant dat dese leeghte leegher is dan de hooghste buyse, die licht.

  Oock soudet konnen gebeuren, dat het geboorde gaetken, kleyn synde, u soude bedrieghen, want een kleyn gaetken en heeft maer een kleyne persinghe van hooghe te speuten ende een groote persinghe sal dickwils het cleyn gaetken so hooghe niet doen uytspeuten. Derhalven so moet ghy de macht van persinghe met de groote van het geboorde gadt overlegghen, gelyck ick ergens geleert hebbe. [<]


[ 62 ]   [ maart 1615 ]

Buizen

Buysen aen de muer vast maecken.

  Om de buysen vast te setten teghen t'rysen ende teghen t'syncken, so maeckt crammen, gelyck een halflanckrontsnee, bovenop de buysen vast ende noes sluytende, de lippen, daer de naghels ingeslaghen worden, lancks de buysen tersyden henen ligghende, also dat de naghels ingeslaghen wordende, de crammen aen de buysen persen. Instede van lippen mach men oock pinnen maken om in de mueren te slaen.

  Als ghy dan een cramme slaen wilt teghen t'rysen, so moet hetgene, dat op de buyse kompt, omhooghe staen ende de lippen of pinnen omleeghe; teghen tsyncken recht contrary.

  Men can dese crammen oock wat met de handt oplichten ende de buysen uyt ende in crighen sonder die te verslaen ofte aen de vasticheyt eenighe schade te doen. Daerom en moeten se niet te dick van yser syn, ende de lippen dunachtich ende al van tay yser. So gemaeckt synde, syn se van die nature, dat se hoemeer gewichte daer opkomt, hoe vaster dat se houden ende styver sluyten.

Karpers

Carpels sonder eten in de winter.

  De carpels (seggen se) houdt men t'Antwerpen *) den heelen winter in de vischschepen levendich sonder eten te geven, maer na Paesschen moet men se broot geven.


*)  Beeckman was misschien op reis. Weerkundig Journael, maart 1615:
"Den 10en reghen den heelen voornoen te Brussel."
"Den 13en wast snachs gevrosen ende voornoene veel groote vlocken sneeus maer smolten terstont t'Antwerpen." (...)
"Den 15en stercken storm en teghenwint van Antwerpen op Lillo." (...)
"Den 17en stercken wint en voorwint van Berghen op Middelborch."   [<,>]

[ Lat. ]   [ v ]

[ 63 ]   [ maart 1615 ] - 6 feb. 1616

Cement

Steene buysen qualick gecement.

  Alsmen het cement om de buysen doet ende datse dan met water doordronken worden, voornamelick als het water van hooghe kommende daerteghen perst, ofte oock als de buysen, doordronken synde, de vorst daerover kompt, so schyndt het, dat het cement los ende onvast wort ende lichtelick afgetrocken wort.

Teras houdt best aen clinkert. Quare.

  Twelck ick oock achte de oorsake te syn, waerom dat den taras aen de roosteen*) niet houden en wilt, gelyck sy aen den clinckaert doet, want de gaetkens ofte pori van de roosteen syn groot, ende wy weten, dat het water door groote gaten, die aent cement ofte taras raken, groote macht doet, al ist, dat de gaeten crinkel ende wynckel loopen, ja al waren se boven en verder vant cement opt nauste. Wy weten oock, dat de vorst, hoe meer waters sy in de gaetkens vint, hoe wyder dat de vorst ys verspreydt ende also den taras afstoot.


[ *)  WNT, Klinker (2e pijltje): "De Steenen die hier gebacken werden, zijn dese volghende: Beginnende vande slechtste, ende opklimmende tot de beste: Mont-steen, Ratelaer, Welboren, Hartsteen, Roosteen, Bastaert Clinckert, Clinckert, Orlers, Beschr. v. Leyden 263 [1641]".]


Steene buysen wel te cementeren.

  Om dit te voorkommen, so sult ghy arpeus of spieghelhars (ick hebt met swart arpeus gedaen) siedende heet maken, ende de eynden van de buysen so verre als ghyt cement daeraen doen wilt, daer in setten ende laten dat een ure also koken ende laet dan de buysen daer so langhe in totdat het arpeus koelachtich is ende treckt se dan uyt, so sal het eynde van arpeus heel doordronken syn ende bevrydt datter geen water aen en sal konnen kommen om het cement af te stooten.

Steene buysen dichtmaecken.

  Ist nu dat ghy een fonteyne maeckt ende twater van hooghe komt ofte anders, dat ghy niet en begeert dat de buysen doordryncken, so maeckte ick se over een layende vier van binnen warm ende smolt arpeus met een beetken roet ende dopte daer een lapken in, twelck aen een wisse gebonden was ende bestreeck daermede het binnenste van de buysen, twelck haer voor het deurtranen bewaerde.

  Maer so ghy eenighe hooghe pompen te setten hebt, voornamelick als ghy groote buyse leght, so doet met den kandelaer ende met de buysen, die hooghst staen, gelick met de ejnden te doen geleert is ende laet se heel een ure in heet arpeus koken. Dat sal haer sonder twyfel genoechsame dichticheyt geven om al te doen, wat ghy wilt.

Cement maecken.

  Als ghy een pompe stelt, so bestryck u ejnden van de buysen met sulck cement als ghy gebruycken wilt; ick gebruycke een pont arpeus teghen een vierendeel was ende daer soveel steen in, dat het tamelick dicke wort; ick stampe en sifte de steen van gebroken buysen.

Cement wel aen te strycken.

  De ejnden dan also bestreken synde, al en maeckt men se dan niet seer heet, so sal nochtans het cement aent cement lichtelick vasthouden; anders so maeckt men de buysen lichtelick te heet, also dat het cement, als se al in malcanderen steken, nederwaerts synckt, ende boven en blyft maer een dun schelleken. De buysen dan wel in malcanderen gesteken synde, so dout men het cement met de handt rontom wel aen, also dat het dickst sy recht boven de greppe. Daerna bestryckt men meest aen de kanten met een heetachtich trueelken. Ten laetsten giete ick cement op een pampier ende wat gestyft synde, neme ickt op myn handt ende legghet recht over de greppe ende douwet also aen de kanten dicht toe; ende recht over de greppe late ick het dicktst syn, want hoe dicker het cement over de vergaringe is, hoe beter werck.

[ 64 ]

Schouwen

Schouwen beteren door de forme van een wenteltrap.

  Om de schouwen te beteren sonder die heel te vermaken gelyck eenen wenteltrap [<], so sedt boven op de schouwe een rondt dynck, gelyck oxhooft of wyder en hoogher ende van binnen een spira opwaerts gaende; int midden een yser, daer den wentel omloopt; laet de omloopen lanckx so rechter oploopen. Men en hoeft maer cirkels van bleck te snyden ende die op een syde van het center tot de circumferentie door te snyden, maer den cirkel moet grooter syn dan de wydte des cylinders. Neempt dan dat ghy den eersten omloop een voet scheute opwaerts geven wilt, so maeckt dan van de omloop des bodems van de cylinder ende van dien voet, die ghy den wenteltrap scheute geven wilt, eenen rechthoeckighen dryhoeck; de hupotenusa is dan den diameter des cirkels, die, in den cylinder passende, een voet opwaerts scheutich gaen sal. Laet dan den tweeden omloop van daer wat meer dan een voet opwaerts schieten; die sal dan meteenen oock wyder syn, twelck bejde heel goet is. Boven maeckt een gemejne wyde met vyf gaten — een recht opwaert ende viere ter syden, in elck of over elck een licht clapken teghen het inwayen van de wint.   [>]

Pompen

Pompen, die lanck syn, wel te legghen.

  Alsmen pompen stelt van heel langhe weghen, so leght de buysen so, dat ghy 12 voeten leght al rysende, dan 12 voet al dalende, dan wederom 12 rysende ende dan 12 voet dalende ende so voorts overhandt rysende ende dalende den heelen wech lanckx. Men en hoeft niet meer op elcke 12 voet te rysen en te dalen dan soveel als de buysen van binnen wyt syn, die men leght. Dan ten schaedt niet al ryst ghy of daelt ghy meer na geleghentheyt van de wech, als ghy slechs voorseker syt dat ghy alle 24 voet eens ryst ende eens daelt, ofte alle 96 voet 4 mael ryst en viermael daelt, overhands, opdat men sonder opgraven weten macht, hoeveel bochten datter syn. Want hierdoor sal men gewaer worden in welcke 12 voet dat foute is.

Pompen, fouten te vinden.

  Als er maer één foute en is, ende deselve sy in de dalende 12 voet, so is men versekert, dat al het water, van de foute tot de put toe, afloopen sal ende niet meer; derhalven so sal men weten aen de quantiteyt van water, die men pompt eerder locht kompt, hoeveel buysen of voeten datter noch vol water gebleven syn. Ist dat de foute is in de rysende 12 voet, so en sal niet alleene al het water, van de foute tot de put toe, na de put loopen, maer oock het water, dat tusschen de foute ende het opperste van dese 12 voet licht, sal mede afloopen, dewyle de locht, die door de foute incompt, na het opperste van de 12 voeten loopt ende het water, dat daer is, na beneen toeloopt.

[ 65 ]
Maer daer en sal geen water konnen kommen van dander syde over dien bocht passerende, want het water en climpt niet van selfs ende en can niet opperwaerts getrocken worden, dewyle de locht, die vooren is in de bocht, niet achterwaerts omleeghe gaen kan om twaeters plaetse te vullen, waerdoor dat men dan weten sal, dat de foute in die 12 voet is.

  Ist datter twee fouten syn — die het naest de pompe is, sal men vinden in de hoeveelste 12 voet sy is, aen de quantiteyt van het gepompte water; — de tweede aen de ydele slaghen tsamen gevoecht met het water, dat eerst kompt totdatter noch eens locht geslaghen wort.

  De derde foute oock aen de ydele slaghen, tsamen gerekent met wederom het eerst water, totdat men weer locht slaet. Ende so voort.

  Ist dat de put so ondiepe is, dat de buysen in de put geen macht en hebben om het water, dat in de ligghende is, na de put te trecken, so sal men in den put de buysen afdoen ende daer een pompken stellen ende so het water uytsuyghen totdatter locht kompt. Ende dat sal syn gelyck oft eenen diepen put ware.

Buizen

Buysen, oneffen geleydt, te doen wel loopen.

  Ist by aldien dat dese pompe gansch ongebruyckelick wort — of door wille van den ejgenaer, die niet en begeert te pompen ofte andersins — ist dat se dan int generael na de konste geleydt is ende dat men merck genomen heeft int legghen, waer de generale hooghten syn, ende dat men daer lochtgaten maeckt nae de konste van waterleydinghe, so sal men dese buysen noch tot eenen waterloop wel konnen gebruycken. Men sal aen beyde eynden eenen back ofte hooghe buyse stellen ende eerst in de eene water gieten dat het aen d'ander syde uytloopt aen den voet van de back: so sullen dan al de bochten van 12 voet, die in den generalen rysenden wech syn, haer locht quyt worden door de cleynte der bochten. Ende giet dan water in den anderen back, so sal het water nu rysen, daer het flus daelde; derhalven sal de ander helft van de wech haer locht quydt worden uyt de bochten van 12 voet, ist dat ghy het water aen den voet van den back, daert na toegaet, eenen clejnen tyt uyt laet loopen. De locht al uyt synde, so sullen de buysen dan volsmonds loopen, na welcke syde dat ghy wilt.

Pompbuizen

Pompen, die wyt syn, op nauwe buysen, quaet.

  Alsmen een wyde pompe sedt op cleyne buyskens, so moet men dit daerin aenmercken, dat men met suyghen soveel waters optreckt als de pompe wyt is, twelck dan door de cleyne buyskens soveel te rasscher loopen moet alsse cleynder syn. Ende om het water sooveel te rasser daerdoor te doen loopen, so moet men soveel machts doen (boven de hooghte vant water tot de pompe) alsof men het water so hooghe moest opdryven, van welcke hooghte dat het so ras door de buyskens loopen soude als ghy 't daerdoor suyght met pompen. Derhalven so ist beter groote pompbuysen te gebruycken.

[ 66 ]
Want al ist sake, dat het water in groote buysen veel swaerder hanckt dan in cleyne, even hooghe staende, so en hanckt het nochtans in ééns so grote buysen maer ééns so swaer; maer als men wilt, dat het water door een buyse ééns so ras loopt, so moet men den loop wel van viermael hoogher laten kommen [<], behalven oock dat de cleyne buyskens in groot peryckel staen van te bersten als verforseert synde, als men der soveel water tseffens wilt doortrecken.

  De sekerste pompen dan syn, daer de buysen van redelicke grootte syn ende de pompen van redelicke cleynte, maer de slaghen heel lanck ende de wranghen hooghe. Twelck licht gaen sal ende veel waters geven.

Nat houden

Pompen wel water te doen houden.

  Men moet toesien, dat de pompen wel water houden, want dat is een dynck daert volck meest over klaecht.

  Ghy sult dan nemen leer om de klappen te maken, dat wejnich gecalckt is ende wel gevedt, want dat wort heel bol int water, seght Marcus ter Goes; ende dat te veel gecalct is, wort hoornachtich ende dat te wejnich gecalct synde, oock te wejnich gevedt is, wordt mede hardt. Als ghy dan dat leder int water leght, dat goet is tot clappen, so salt terstondt water indrincken ende als ghyt doudt ende vryft, so salt syn calc wat schieten ende sochte en smeerachtich werden van binnen; dat is dan heel goet. Clopt het vry ende snydt het effen. Soo 't nu op sommighe plaetsen wel sochte wort, maer niet smeerachtich maer rauw, dats een teecken, dat het al te wejnich gecalct is ende dat de kalck heel uytgegaen is, twelck geschiet omdat het calc noch geen vasticheyt met allen int leer gehadt heeft.

Toren op huiden

Syericseeschen toren, hoe die op huyen staet.

  Men seght, dat den Zyricseeschen toren op huyen licht. Daervan seght denselven Marcus, dat de meeninghe is, datter eerst huyden int fondament geleght syn ende daer schorse opgestroydt ende daerop noch huyden ende dan noch daerop schorse etc. De grondt maeckt se van selfs nat genoech, want — seght hy — de huyden, also in de cuype liggende, so is onmogelick, dat se rotten of vergaen; oock so en kan de sonne de schorse, die op de huyen licht, geen vyngher breet doordrooghen, so langhe als de cuype vol waters is; ende de vorst en kan niet met allen diepe daerdoor vriesen.

Zuiger

Pompsuyger te beteren.

  Als de suyghers te cleyn syn ende niet wel en suyghen, so sal mer sneen in snyden om tvolck terstondt contentement te doen, want dan sal het leer hemselven te beter teghen de canten verspreyden van de pompe ende also water opbrenghen.

Stenen buizen

Steene buysen beter dan loode in sachte aerde.

  Noteert oock, dat in plaetsen, die syncken, steene buysen beter syn dan loode, want loot, alst stuck buycht, t'gadt vernaudt, twelck mojelick om vinden is; maar tsteen breeckt ende twater kompt ter straten opwaert, daer de breuke is.

[ 67 ]

Eeuwige beweging

Motus perpetuus Edderintons.

  Om motum perpetuum te maken — seght meester Edderington [<] — dat men in een wiel ses blaesbalken maken soude, al na 't center toeblasende, al draejende open en toegaende ende also een ander wiel, dat met seylen toebereidt is, omdrajende, daerdoor dat dit voorsz in den ganck gehouden wort.

  Maer nadien dat de gewichten, die op de blaesbalken ligghen, ofse opengaen of toe, altyts omleeghe vallen, so en staense niet gedurich recht over malcanderen, ja elck maer ééns in elcken ommekeer, twelck groote swaerte veeroorsaeckt, waerdoor het schynt, dat het geen gewenste uytkomste hebben en sal. Dan mach dienen om al draejende veel wints met clejne moyte te maken, om orgelen etc. te doen gaen.

Almachtig

Almachtich van Melckebeke.

Melkebeke*) seght, dat twee houters, teghen malcanderen hooft aen hooft staende ende neergedruckt synde, groote cracht doen int verdouwen of natrecken van swaerheden. Twelck hetselfde is, dat ick vooren een almachtich genoempt hebbe, van touwen gemaeckt synde, waervan oock de reden aldaer ten deele verklaert is. [<]


  *)  Dominicus van Melckebeke, geb. te Gent ca. 1589 (vader: "houtbreker"). Werd "coopman" te Middelburg, kreeg in 1609 een beloning voor een watermolen. Overleed in 1622.   [>]

Schepen

Schepen topswaer te maecken.

  Om een schip te ballasten in een diepe see, also dat het niet licht en sal konnen omvallen, so maeckt in den bodem een kasse, daer t'water doorkompt ende steeckt daer eenen balck door int water ende aent ejnde van de balck een swaer gewichte; hoe dieper dan het ejnde van den balck onder het schip kompt ende hoe swaerder het gewicht is, hoe topswaerder dat u schip sal gaen.


  [ Simon Stevin gebruikte 'topzwaar' wel in de gewone betekenis.]

Buizen

Buysen te maecken van verscheyden stoffe.

  Gelyck men nu van cley steene buysen kan maken, also sal men oock moghen doen van eenich cement ofte van eenighe ander substantie, bequaem gemaeckt synde om so in kasse gedaen te worden ende also getrocken te worden tot fraeyicheyt ende seltsamenheyt — doende int cleyne, dat men nu int grote doet, na de weerdicheyt van de stoffe.

[ 68 ]

Bierfontein

Sipho incurvus in een beecker.

Karel de pasteybacker*) seyde, dat hy eenen silveren beker gesien hadde, dewelcke int midden een pilaerken hadde met een fatsoenken daerop, ende een buysken onder aen de voet. Alsmen dan bier in den beker goot, — noch niet tot aen het fatsoenken — ende dat men aen het buysken sooch, so liep het bier heel uyt, maer als mer in blies, so en liep het niet meer; maer als het bier totaen het fatsoenken was, so liep 't van selfs ende en hielt met loopen niet op, totdat het leegher wiert dan het fatsoenken ende dan konde men het wederom met blasen doen ophouden. Hy seyde, dat de silversmeen niet en wisten hoet gemaeckt was ende versochten het te ontsouderen. Maer ick en twyffele niet, of int pilaerken en ginck een buysken opwaerts, het onderste byna aen de grondt staende, also dat het bier daeronder kommen konde ende dan quam het weder int pilaerken neder tot door den boom [bodem] van den beker, geschiedende gelyck Cardanus schryft Lib. I de aqua tantum ascendente quantum descendit°).


*)  Carel Adriaensz Slabbaert, geb. te Brugge, werd in 1601 burger van Zierikzee. Zijn zoon Carel (geb. 1619) werd een bekend graveur en schilder.
°)  Cardanus, de Subtilitate (Lugd. 1580), p. 24-5, ook geciteerd op p. 3 en 47.

fonteinpomp

Fontein

Fonteynpompe om hooger te doen springhen.

  Om een fonteynpompe veel hoogher te doen springhen — staet of gepompt wort.

a is de pompe, b het clapken van de fonteyne, hetwelck men open doen can door het schroefken o, twelck van coper is ende schroeft op leer; c is het ejnde van de buyse, daer t'water door opgedronghen wort; d daerdoor loopt het water naer e, waerin anders niet en is dan locht.
So wort dan de locht gedreven door g naer i toe, waer anders niet dan water en is, ende door de persinghe wort het clapken h ende het clapken k toegedronghen, sodat de locht, commende het water, nerghens wech en can dan door l ende schiet boven aen n weder uyt.
Als nu al het water van de back hikl uyt is, so is sy vol lochs ende den back ge vol waters; treckt dan den tap f uyt, so sal het water uyt den back ge loopen ende na hem trecken door de buyse ig de locht, die door het buysken km in kommen kan. Ende door het clapken h kompter weder uyt den back dc water in den back hikl, ende alsmen dan het clapken d oplicht, so sal 't loopen gelyck vooren.


[ 69 ]

Hierna volgt "Orgel te accorderen" (gedrukt in IV, 32), ontvangen te Zierikzee van Nicolaes van Heyst [>].



Schoon water

Pompen altyt het opperste water.

  Om altyts het opperste water ofte het opperste op een voet na, gelyck men begeert, te pompen — want men bevindt in steenputten dat het onderste water dicwils stynckt ende al isser een pompe ingestelt, so moet men selve dicwils met een aker putten om schoon en soeter water te hebben — so sult ghy dan een deel stucken van buysen aen malcanderen maken met leer, ofte tenminsten also, dat het buyghen kan sonder het gadt nauwer te maken, ende also buyghen kan in een korte spatie, dewyle de putten dicwils nauwe syn ende oock omdat men 't somtyts aen d'een ejnde maer maken en wilt. Doet dan dese buyskens met leer aeneengehecht, onderaen de buysen, die in den put hanghen ende soudeertse wel vast met cement, gelyck men gemejnlick doet, ende buychtse dan opwaerts tot byna aen het opperste van het water ende hechtse met een coperen haeckxken onderaen eenen steenen pot, daertoe gemaeckt synde, teweten onder met een oore, ende, ist moghelick, allomme dicht toe, opdatter gheen water in en komme van de reghen etc. Hechtse also aen den pot, dat het gat in de buyse rechs onder de pot kommende, wyt genochs blyve om het water te swelghen. So sal dan de pot met het water syncken en hooghen, na den tyt des jaers ende de buyse sal altyt onderaen de pot vast blyven.

Kopiëren

Figuren op pampier nabotsen.

  Als ghy yet, dat geprendt is op pampier, als figuerkens etc., op een ander pampier brenghen wilt, maer averechs staende, so bestryckt het figuerken met spaensche seepe totdat het wel glat is. Neempt dan een ander schoon pampierken ende maecket wat nat ende lecht het over het bestreken figuerken ende drucket styf daerop, ofte wryvet met u naghel ofte andersins, so sal het figuerken op het schoon pampierken averechs staen met al datter in geschreven staet.

[ 70 ]

Zuig-perspomp

Pompen, die seer hoogh staen, se te verlichten.

  Nadien dat het water alst in de buysen staet ofte door buysen opgedreven wort, syn swaerte na de hooghte geweldich verswaert, also dat men het water niet en soude konnen op eenen toren kryghen met een persende pompe noch oock met een ordinare pompe int opperste van den toren staende, so sal de bovengestelde figuere [hieronder] dienen om den aerbeydt te verlichten: twelck geproeft synde, soot goet valt, so salt een middel syn om veel dynghen te doen, die nu onmoghelick syn. Want het water, met clejne macht oploopende ende omhooghe synde, salmer groote ende sware dynghen mede konnen beweghen, ja selve de pompe doen gaen, die het water uyt den put pompt.

  So sy dan de pompe ab, die water treckt uyt den put w met den suygher b, dewelcke en is maer een ront plat houdtken met leer overtrocken, also dat den suygher, opwaerts gaende en de nederwaers gaende, altyts met het leer teghen de kanten van de pompe schuert. Maer men soude bequamelick int midden van dit houdtken een gadt konnen maken ende daer een stockxken in steken, dat het gat vol sy, ende een klapken stellen onderaen den suygher, indient apparent is, dat men meer water sal opsuyghen dan opsteken; of boven op den suygher, gelyck aen de ordinare pompen, indient apparent is, dat men meer water sal oppersen dan ophalen met suyghen, twelck men weten sal deur experientie ende deur de consideratie van de hooghten van de put tot de pompe ende van de pompe tot boven.

  Nu, om weer te keeren tot ons propoost, als het water dan opgetrocken wort door de clappe c ende den suygher nederwaerts gedouwen, so gaet de clappe c toe ende het water voorby d boven de clappe e.


zuig-perspomp
[ 71 ]
Maer dewyle dat de cracht van den pomper so groot niet en is, noch de buysen meughelick so sterck niet om het water boven deur f te doen uytloopen, so is aen g eenen leeren sack gemaeckt, daer het water ingehouden kan worden ende teghen dien sack een stalen plaetken van achteren, dat den sack dicht aen de buysen toe houdt. Nu moet dit so geproportioneert syn, dat den pomper kan met persen gemackelick dien sack vol stouwen ende het stalen plaetken doen wycken, welck plaetken — als den pomper ophoudt van persen ende terwylen hy den suygher wederom optreckt — so kompt het plaetken, segh ick, tot hemselven ende pranckt den sack wederom toe ende het water daeruyt, ende de clappe e gaet dan toe ende het water loopt voorby i deur de clappe h. Dan is daer oock sulck een sack, daer hetselfde oock mede gebeurt ende het water geraeckt uyt f, elck bysonderlick syn officie doende, sonder last te lyden het een van het ander, indien 't so wel geordineert is, dat het bovenste stil staet als dat, hetwelck daer recht onder is, het water opgeeft.

  Dit soude oock mede konnen geschieden, ja meughelick veel bequamer, indien men in de plaetse van die sacken ende plaetkens, looden of kopere backxkens stelde, wel dicht ende sterck, also aen g gestelt, dat de locht dieder in is, niet en kan opwaerts naer i loopen ende het water datter inkompt plaetse geven, teweten dat den buyck van dat backxken omhooghe kycke ofte met buysen also crom gelejdt op een plaetse, daer men wilt ende best te passe kompt, dat het water daer wel kan ingeperst worden, maer de locht nerghens uytvlieghen.

  De locht dan heeft die nature, dat se geperst kan werden ende alsmen ophoudt van persen, so komptse wederom geweldelick tot haer nature ende stoot het water uyt, datter te vooren niet in en was, gelyck men siet aen die kopere kannen, die tot playsier vant springhende water gemaeckt werden, daervan ick heb hooren segghen, dat men het water daerin met gewelt speuyt deur een crane ende dan doet men de crane weder toe, totdat de speute noch eens gevult is; die steeckt men dan oock in de crane ende men doetse open ende speuyt dat water oock in de kannen, ende dit so dicwils alst verdraghen wilt, waeruyt dat men voorseker weten kan, datter niet bysonders in de kanne gemaeckt. En is dan een ander buysken, van boven tot beneden streckende, byna aen de grondt, daerdoor dat dan het water moet loopen van de locht gedronghen synde, alsmen het ander kraenken, dat boven aen dit buysken vast is, opendraejt, ende het water sprinckter geweldichlicken uyt, waerdoor bewesen wort, dat het hier oock so behoorde te doen.


  Maer indien men niet en wilt dat het water op de clappe e rust, omdat de buysen te veel last mochten lyden, so sal men ontrent k een spoete stellen ende in de spoete ter syden een clappe steken, so dicht by de gemejne buyse als het opkompt, opdat het deur k niet en loope, instede van deur h te gaen.


[ 72 ]
Daerom moet het clapken omleeghe open gaen. Alsmen dan ophoudt van pompen ende het water nederwaerts soude willen sitten op e, so gaet de clappe k open, also dat het eer daeruyt loopen soude dan dat op e sit, indien k rechs boven e gemaeckt is; maer omdatter geen locht het uytgeloopen water en kan restaureren ende de plaetse vervullen, so blyft het hanghen aen de clappe h.

  Dit dient oock alsmen diepe doch ordinare pompen stelt, ende dat men niet en wilt dat het water al aen een clappe blyft hanghen. So sedt op 2 of 3 plaetsen sulcke spoeten als gesejdt is, die toegaen alsmen pompt ende open alsmen ophoudt, te weten dat het deurken in de gemeyne buyse op en neergaet, gelyck aen het clapken x te sien is.

  Dit sal seer dienstelick syn voor die pompen van steen, dewelcke het water wel genoech trecken, maer omdat se seer hooghe syn, so hanct het water daer so styf aen, dat het de locht door de openhejdt van de steen treckt ofte andersins de buysen onder de klappe heel ledich loopen. Ist dan dat men dit doet, so sal elck maer so wejnich last lyden alsmen wilt.

Fonteintje

Machina Heronis fortuita.

  Wat reden ist, dat in Heyst*)'s fontejnken door dat blecken buysken, dat aen den elleboghe staet, het water hoogher spruyt dan de tobben staen?


*)  Nicolaes van Heyst [<,>], geb. te Antwerpen in 1574 (vader ijzerhandelaar) woonde in Zierikzee, en werd er in 1616 schepen, later burgemeester. Hij stierf in 1652.

[ Lat.   [ v ]   [ Vervolg: samengeperste lucht, zie ook: siphon. ]

[ 73 ]

Dubbele pomp

Pompen meer waters te doen ophalen.

  Om met catrollen ende een houte pompe twee of dryemael so veel waters te doen opkommen, so maect eenen koperen suygher ende onder in de pompe een clappe ende boven over de pompe een catrolle, daer de touwe overloopt, die aen den suygher vast is, ende leydt dan die touwe totdat se bequamelick vast kan gemaeckt werden aen sulck een rat, twelck te Parys*) het water oppompt uyt de riviere ende wort door den vloet van de riviere omgedrayt, ende is also gemaeckt, dat het rat altyts eenen wech henen omdrajt; ende nochtans gaen de pompstocken op en neer, want den as van het rat gaept aen twee syden ende sprynckt ter syden uyt, makende gelyck een vierkant rechthoeckich daer een syde van genomen is, welcke syde respondeert op den as. So dan, terwylen dat den eenen suygher synckt, so maeckt dat den anderen optreckt met sulck eenen grooten slach als ghy bequamelick aent rat maken kondt.

  Oft maeckt een wiel, half vol tanden, ende doet die tanden vatten op een ander wielken vol tanden ende aen dat wielkens as sy een ander groot wiel, gelyck ghy begeert en bequaem is, daer de touwe opwindt. Als ghy dan het eerste wiel, dat half vol tanden is, draeydt, so sal de pompe suyghen so langhe als de tanden vatten, ende als er gheen tanden en syn, daerentusschen synckt den koperen suygher, ende binnen dien moetter een ander pompe gaen met deselfde tanden. Dat sal dan veel waters geven, omdat het so grooten slach is als ghy wilt. — So ghy dit met gheen touwen doen en wilt, so maeckt boven aen den pompstock gelyck een ladderken ende laet de tanden daerop vesten, in stede van een groot wiel met een touwe. Maer daer moet dan aen d'ander syde van de pompstock ooc een wielken syn met tandekens, opdat hy uyt syn plaetse niet en soude gestooten worden; so sal den pompstock fraykens tusschen twee raderkens recht op en neer gaen.   [>]


*)  Beeckman was in 1612 in Parijs geweest, terugkerend uit Saumur.

Tandwielen

Wielen, tanden hoe meer hoe beter.

  In alle wielen, die met tandekens gaen, hoe meer tandekens hoe beter, want dan wort den hoeck, die van elcke twee tanden int middelpunt vant wielken gemaeckt wort, kleynder ende raeckt derhalven beter, ende met de plaetse daerse meest cracht mede doen kan, den liggher ofte eenich ander rat; anders so wort den liggher te seer nederwaerts gedruckt.

Macht

Pompende, wat macht men doet.

  Als ghy pompt, so doet ghy soveel gewelts alsof al de buysen so wyt waren als het pompstuck, daer den suygher in speelt, omdat elck deelken van de suygher synen last draecht van de hooghte des puts, eveneens gelyck het geschiet als het water op eenen bodem light, alwaer so grooten last van den bodem gedraghen wort, alsof de buysen al so groot waren als den bodem, al en synt maer cleyne buyskens ende de laetste buyse so wyt als den boom*). So gaet het oock met het hanghen des waters.


*)  [ Boom - bodem.]  Zie bij Stevin de hydrostatische paradox [<,>]. Dat de zuigkracht, of het stijgen van het water, onafhankelijk is van de buisdoorsnede schijnt eerst gepubliceerd door Galileï, Discorsi (1638), p. 17. Stevin wist dit ook, zoals blijkt bij Hendrick Stevin, Wisconstich filosofisch bedrijf (Leiden 1667), XII, 22 [Plaetboec, 1668].

[ 74 ]

Getijdenfontein

Fons perpetuus per fluxum et refluxum.

  Om een fonteyne te maken, die altyt ende van selfs sprynckt, door den vloet ende ebbe van t'water, ende dat door de machina, daer ick meer van geschreven hebbe uyt Cardanus [<], maeckt dan eenen tarrasback onder de aerde, so diepe, dat het opperste met de vloet bedeckt kan worden ende het onderste een weynich hoogher dan het leegh ordinaris water. Dien back sy allomme geheel dichte, datter selfs geen locht door en kan ende geheel sterck, dat se niet en breecke door de persinghe des lochs. Daerna sult ghy een groote buyse van de kaye oft vloet-water brenghen tot onder int onderste van de back, die so leeghe ligghen moet, als het leeghwater, al synkende na de kaye toe; ende het ander eynde moet onder in den tarrasback steken, also dat het water daerdoor met de vloet inkommen kan ende de locht, die in den tarrasback is, persen ende daeruyt dryven door een buyse, diens mont boven int verhemelte van desen back steeckt ende loopt na eenen anderen back. Ondertusschen moet oock boven in desen back een ander buysken steken ende daerin een clappe, die van dit persen dichte toe gesloten wort, gelyck de clappen of stopsels aen de orghelen. Als dan het water leeghe is, so soude het water daer in den back blyven hanghen, maer dese clappe gaet open ende daer kompt wint door in ende het water loopt door deselve buyse wech in de haven.

  Men kan dese locht bringhen vanwaer mense wilt met buysen halen ende de klappe stellen in die buysen, daer men wilt. Maer indien ghy vreest (twelck ick niet en vreese) dat dese clappe niet en sal konnen toegeperst worden, so steeckt de buyse, daer se in staet, van boven door het gat tot bykans aen den bodem, dan sal se het water wel toehouden, dat in den back kompt, dewyle dat het teghen de clappe dan drynghen sal. Ofte, indien ghy daer geen klappe in hebben en wilt, daer de locht door inkompt, so maeckt desen back sonder bodem en setse op 7 of 8 min of meer korte steene pylaerkens, sterck ende dicke ende plaveyt het onder wel dichte met tarras ende begrypt die plaetse rontom den back met mueren, so hooghe als den back is ende laet de buyse in een van die mueren steken; het water dan inkommende, sal persen, ende uytloopende, so en sal het water in den back niet konnen blyven hanghen, als al het water tusschen de mueren ende den bac schoon uytgeloopen is, niet meer dan alsmen een wyt gelas vol water met den boom omhooghe heft. Ofte, indien men acht, dat de persinghe niet bequamelick geschieden en soude konnen, het water also alleynskens wassende, so laet de buyse, gelyck vooren geseydt is, in den back steken met een clappe daerin, also, dat int onderste van den back gheen water kommen en kan door dat gat,


[ 75 ]
maer een weynich voor die klappe sedt daer een spoete ende brenckt de buysen so hooghe of hoogher als den back is ende maeckt op dien back noch eenen openen bac, daer het water invalt, die sovele byna houdt als den dichten back — breet, maer niet hooghe, want het seewater en soude meughelick so hooghe niet wassen.

  Dan, tot alle versekerhejt, so mocht ghy de buyse brenghen onder in den openen back, recht boven den dichten back; dan salt al beginnen te gaen als het water noch hooght, gelyck in die machina van Cardanus, door een buyse, stekende van boven tot beneden byna aen den bodem. Alst nu leeghwater is, ja so haest als het water in de kaye leeger wort dan den opperkant van den dichten back, so moet ghy u rekeninghe maken, dat het water uyt den dichten back door de buyse, die onderin steeckt — de clappe opengaende — uyt sal beginnen te loopen, wel verstaende, datter boven sulck een wintclappe staet gelyck vooren gesejdt is. Nu dan de locht, die uyt desen back geperst wort, sal men lejden tot in eenen anderen dichten back, vol sulck water als ghy omhooghe hebben wilt. Desen back sult ghy stellen also, dat u soet water gemackelick daerin loopen kan, ofte bovenop den eersten back ofte tersyden, jae oock leegher dan den eersten bac, want ick en sie gheen reden, waerom datse niet en soude moghen leegher staen, dewyle de persinghe de locht, gelejdt synde, al één fatsoen heeft. Ofte, indien het soetwater hooghe is, sedt desen back so hooghe als ghy kondt — gelyck so ymant syn reghenwater van syn huys int opperste van syn huys vynghe, so mocht hy desen back daer oock setten ende dan soude hy syn fonteyne altyt sien springhen, ende als hy twater besighen wilde, so mocht hy een kraenken drayen ende dan soudt van boven neer door een buysken kommen. Ofte mach den back so leeghe setten, dat de springhende aderkens met de handt gevanghen konnen worden, ende indien mense niet en vanckt, dat se van selfs wederom in den back, daer ghy het reghenwater in vanckt, lopen konnen.

Hoger spuiten

Fontem perpetuum altius salientem facere.

  Maer één dyngh en staet hier noch te mercken: of men niet en soude konnen maken, dat de fonteyne heel hooghe spronghe, al syn beyde dese backen onder de aerde omleeghe. Het schynt, dat het waterwicht ons leert dat ja. Want indien het water door een groote buyse ofte van onder (als den back op pylaren staet) incompt, so moet men rekenen, dat het onderste van de locht, daer het wat teghen perst, den bodem is, daer het water syn kracht op doet. Nu dit is eenen grooten bodem, ergo sy lydt veel gewelt aen alle syden, gelyck als het water op eenen houten back en licht; al en ist niet hooghe, so kan men nochtans den bodem so breet maken, dat hy soveel gewelts lydt van het water, dat niet seer hooghe en is, gelyck eenen kleynen bodem van t'water dat hoogher is.

[ 76 ]
Dit dan waer synde, ende de locht so geweldichlich geperst synde, ende door een groote buyse oock in den anderen dichten back loopende, doet daer sulcken gewelt op den bodem, ende nu, water de locht persende, op t'water van boven, sulck een gewelt, segge ick, als het water op de locht dede in den ondersten back. So dan soude men daerin een groote buyse konnen stellen, daerdoor het water in den tweeden back geperst synde, soude uytloopen, so hooghe als het hooghwater van het leeghwater verschilt. Maer indien men nu het water door een kleyn buysken uyt den tweeden back lejde, het is blyckelick, dat het soveel hoogher soude konnen gelejdt worden als het kleyn buysken kleynder is dan de groote; doch dit sal ic met de eerste geleghentheyt in bleck of dun koper experimenteren.*)
Desen tweeden back dan, daer het soetwater in is, staende daer se staet, so sal men daer bovenop een backxken, ofte back, maken, die open is boven, daer het soetwater inkompt door een gat, dat in den bodem van desen openen back (dewelcken het verhemelte van den dichten back is) gemaeckt is. Als dan desen dichten back vol lochs gekommen is, ende het water al uyt, ende dat het al stille staet, so sal het soetwater, dat in den openen back staet, de averechse clappe, die in dit gemaeckt gat staet, openstooten ende also in den dichten back vallen, ende die wederom met soetwater vullen ende de locht sal wel door datselve gat uytbobbelen, dewyle dat het groot is ende rechtop kyckt.


*)  Vgl. pp. 108, 112 - 115 en II: 353.

Sifon in de bergen

Machina Heronis in montibus.

  Die van Gorcum meenen dat in de aerde cloven ende holen syn ende in de berghen mede ende dat de fonteynen uyt de see kommen. [>]

  Dit al en dunckt my niet vremt; teweten, de aerde — een myle meer of min onder — moet men achten al steenrotse te syn, dewyle daer gheen veranderinghe van locht etc. en kompt, gelyck oock alle berghen, als mer diep ingraeft, bevonden werden te syn al vol holen van steen, vast ende gelyck overwelft, somtyts gelyck verroone*) loopende; in somma, men moet achten, dat de spelonken onder de aerde syn van alderlej soorte ende varietejt. Het soudtwater dan in de see door t'landt ende slyck des gronts, twelck meughelick een half myle meer of min dicke licht,


[ *)  Zie WNT, vroon, 5: sloot.]

[ 77 ]
getranscoleert synde, wort soete ende loopt also in de kloven der aerde tot onder de berghen, alwaer de natuere lichtelick sulck een werck gemaeckt heeft, gelyck rechs vooren beschreven is, dewyle dat het in verschejden mannieren gebeuren kan, ja het een boven het ander, kommende in de berghen hooghe boven den gemejnen grondt der aerde. Het water dan in de see hooghende ende leeghende, geeft cracht ende stilte in de bergen, daer 't gelyck door continuatie aenraeckt, eveneens als te Breda de steenputten hoogher en leegher van water worden met hoogh en leeghwater in de havens, al staen se al int midden in de stat. So moet men oock achten, dat onder de aerde ende in de berghen altyt een gerommel is van op- en afloopende water, op denselven tyt het eene op- ende het andere afloopende door de verschejden conduyten, daert water doorloopt, gelyck men aen het schorre siet: als het water leeghe is, daer is hier en daer noch geruysch van loopende water, dicwils solanghe totdat het water wederom hooghe is, om dieswille, dat de conduyten, daert door afloopt, so kleyne syn, dat al het ontfangen water in de grachten niet so haest daerdoor af kan loopen als de see leeght.   [>]

Duiken

Aessem te verhalen onder water.

  Een manniere om onder het water synen asem te verhalen:
  Neemt een blase ende maeckt een looden of koperen swaer buysken aen den mont ende blaest de blase vol wint ende sedt se so int water, so sal dan het looden buysken onder sincken en de wint en salder niet uyt konnen vlieghen. Laet uselven dan sincken ende treckt de blase met u; ende als ghy uwen asem niet langher inhouden en kont, so set uwen mont aen dit buysken ende lost uwen aesem in de blase, die noch niet heel vol wints en moet syn, ende treckt uyt het buysken al suyghende wederom nieuwen locht. De blase sal lichtelick toegaen als ghy suyght ende als ghy daerin blaest, so salse meughelick oock wel swellen. Ich segghe meughelick, omdat ick mercke, dat het water de blase aen alle kanten soseer pranckt. Tis altyts voorseker, dat ghy, uwen asem, waer ghy wilt, lossende, uyt de blase nieuwe locht kryghen kondt. Al dit sal hem openbaren als men 't terdeghen eens proeft.


Jan Adriaensz Leeghwater bleef lang onder water voor prins Maurits en in Amsterdam (1605, 1606).  [Zie Haarlemmermeerboeck (1727), 'Van het Onder water gaan' en 'De tweede Onderwater-duiking'.]

Buis over brug

Buysen over de brugghen te leyden.

  Alsmen te Haerlem soude willen die buysen legghen, vandaer de brouwers haer water halen tot in de stadt, so is de meeste swaricheyt om de buysen deur de grachten te brenghen, die seer veel ende wyt syn. So salmen dan de buysen lejden van twater totaen de optreckende brugghen ende lanckx den styl, die aen de brugghe staet, recht omhooghe lejden ende aen het houdt, daer de brugghe mede opgetrocken wort, houte goten hanghen tot over de brugghe aen d'ander syde.

[ 78 ]
So sal dan het water uyt de buysen in de goten loopen, ende so over aen d'ander syde in een backxken vallen ende also gelejdt worden daermen wilt, ergens in groote backen hooghe staende, daer de brouwers haer water met een krane of anders konnen uytkryghen. Als nu de brugghe opgaet, so gaen de goten mede op, ende het water, al blyvende loopen, mach dan in een backxken vallen ende vandaer in de burchwal verlooren loopen om soveel als dat importeert.
  Hier moet men verstaen, dat het water, daert is, opgemalen moet werden.

Goten

Steene goten te leggen.

  Om onse steene goten vast ende sonder ommesien te legghen, so mach mense vooreerst op de mueren legghen, ofte aen de mueren smokerkens van steen maken ende die goten daerop legghen, met sulck een discretie, datse niet alleen syncken, maer lanckx someer sincken, dat is: daer meest water passeert, dat se daer meest synckende ligghen.

Dubbele pomp

Fontejnpompe.

  Alsmen dobbele fonteynpompen sal maken, so machmen boven een clappe stellen heel omhooghe ende in de spoete, die recht onder de buyse staet, daer het water door na boven gaet, oock eene, maer also noes gesneen, dat hetselve leer dan teghen d'een, ende dan teghen een ander syde can vallen, d'een reyse stoppende het gat, dat na d'een pompe streckt, ende d'ander reyse stoppende het gat, dat na d'ander pompe streckt. Als dan d'een pompe suycht, so sal het gat gestopt worden, ende door dien middel en sal gheen suyghende kracht kommen op de buysen, die na boven toeloopen; alsse perst, so gaet dat gat open ende het ander, dat na de ander pompe streckt, toe. Ende als de pompe stil is ende sich verhaelt om weer te suyghen, dan sal het water so hardt niet teghen de spoete omleeghe vallen, dewyle datter altyt een gat open is, ende sal nochtans aen de opperste klappe blyven hanghen.   [<,>]

[ Lat. ]   [ v }

[ 80 ]

Buizen

Fistularum ascendentium et descendentium ratio.

  Alser eenighe buysen uyt een back op de solder recht neerkommen ende op de solder een eynde weeghs ligghen ende dan van den solder recht neerloopen tot onder de eerde ende dan een ejnde weeghs onder de aerde loopen ende dan wederom omhooghe rysen, so en sal het water daer niet uytloopen, al isser of loopter al een weynich in de buysen, indien de buysen hooger boven de aerde rysen dan den back hooghe van de solder staet. Twelck bewesen wort door de persinghe, die het water teghen de locht ende de locht teghen het water doet.

Buysen te legghen deur verroonen*) etc.

  Deur verroonen ofte tusschen mueren, daer men niet deur gaen noch krujpen en kan, omme altemet buysen te legghen, so sal men dan sien dat mer een touwe deur kryghe met het spoelen van 't water ofte met eenen stock ofte andersins ende die binden aen een kasken van houdt ende legghen de buysen daer een voor een in, ende trecken het kasken met de touwe alleynskens deur. Ende so het gat te langh is, maken der noch een kasken aen.


[ *)  Sloten; zie bij 'verroone' op p. 76.]


Buysen legghen in sochte gronden.

  De buysen in houte kaskens gelejt ende die met sandt gevult, principalick onder de buysen, so sullen die bewaert syn teghen t'syncken. Maer so de gront te sachte is, so mach mer palen in smyten ende de kaskens daeraen naghelen, gelyck het t'Amsterdam wel sal moeten gebeuren.

Cement

Steene buysenseynden te maecken.

  Alsmen brouwersbuysen ofte eenighe int generael, die persinghe lyden, leght, so sal mense int maken also snyden, dat de ejnden van buyten dicht teghen malcanderen sluyten ende datter van binnen tamelick veel cement kan, twelck van ongeblusten calck, lynsaet, oly ende cattoen gemaeckt wort. Want die kalck swelt int water ende het water perst het cement na buyten toe, maer omdat het daer dichte sluydt, so en kant daer niet deur ende wort derhalven te dichter ineengedronghen.

Cementeren met oly en hart cement te samen.

  Dan meucht in sware wercken daerover legghen eenighe plaesters van hart cement; dat sal de buysen terstont vast doen houden. Ende so het water noch deur het socht cement drynckt, so lydt nochtans het hart cement wejnich kracht, omdat het maer kleijne sypgaetkens in het socht cement en maeckt. Ende al kroockt het hart cement, so wort de scheure ofte de gaetken indient daer is, doordien dat het sacht cement daerteghen gedronghen wort, genoech gevult.

Heet bier

Pompen om heet water te pompen.

  De vilten van de hoeden, seght Mr. Lejl die eenen hoetmaker is, en krimpen in het heet water niet, gelyck het leer doet, ende syn dichte, also datse water houden. So syn se dan goet om clappen te maken voor de brouwers om heet bier te pompen.

Buizen maken

Buysens instrument anders te maecken.

  Ons ingen, daer wy ons buysen mede maken, is vierkant, maer men soude het wel ront konnen maken ende de mont oock ront, met koper daer ronsom uytgesneen, gelyck eenen suygher. Dit koper sal hemselven genoech teghen de kanten uytspreyden, also datter gheen klej en sal konnen deur passeren ende het sal oock te lichter gaen, want het koper en sal maer met syn kanten teghen den houten back schueren, gelyck een pompe, ende sal soveel maecksel niet hebben gelyck nu geschiet.

[ 81 ]

Pompen

Pompen, daer de buysen ver lanx den horisont loopen.

  Als ghy uyt een gracht buysen leght eenen verren wecht, en vreest niet dat het water niet loopen en sal, maer doet soveel 't vele, en stelt aen het ejnde, daer de buysen eyndighen ende het water uytloopt een spoete ende daerin een clappe, die uytwaerts opengaet ende den loop des waters niet en belet. Stelt de spoete recht overeynde ende setter een pompe op ende suycht daermede al de locht uyt, totdat het water begint te kommen. T'sal dan wel altyts loopen indien de buysen dichte syn, voornemelick so se allegader leegher ligghen dan het water in de gracht. Ten anderen so meught ghy de pompe wel altyt laten staen, want indien de buysen geleydt syn gelyck de langhe pompen, alle 12 voet hooghe ende leeghe [<], so sal men daermede de fouten konnen vinden.

Water makkelijker door spleten

Aqua facilius per rimas transit quam aer, lux, fumus, ignis etc.

  Den wint verschilt van het water daerin, dat se door de gerren so niet en drynckt, ende dat omdatse in een gedronghen wort, alse erghens teghen aen gedreven wort ende en kan niet wel ter syden uytschuyven. So oock den roock, die met eenen sack, slechtelick over een gadt geleght, lichtelick int fornays gehouden wort. Tselfde gebeurt oock met het vier ende met het licht, in somma met al de vloyende dynghen, die dichter ineengedronghen konnen worden, want erghens teghenaen kommende in een gerre, so krimpen sy ineen, ende tot haerselven kommende, verhinderen sy tgene, dat haer noch volchde.

Sterke pomp

Locht in de pompen is periculeus.

  Also gaet het oock met de pompen toe, daer 3 of 4 elleboghen in kommen, principalick alse rechthoeckich syn, want de locht wort dicht aen de pompe uytgetrocken ende also gereckt; ende de andere en volcht niet omdat de buysen so noes loopen. Maer alsmen sterck pompt, dat de verse locht immers volghen moet, alse dan aent kommen is, dewyle de voorste locht so gerect is, so gaet sy so subytelick de voorste buysen vullen, ende het water volcht so subytelick na, dat de buysen in groot perykel staen van te breken, twelck ick ooghenschynlick gesien hebbe in den Haghe aen een pompe. Het sal oock te beter gelooft worden, ist, dat men acht neemt opt het gene, dat Cardanus schryft van buspoermynen onder de aerde, hoe dat se gemaeckt werden [de Subtilitate, p. 63].   [>]

Pompen, die veel en gemackelick water geven.

  Wilt ghy veel waters gemackelick ende in korten tyt oppompen, so maeckt de buysen so wyt als de pompen ende daer de clappe staet, so veel wyder, dat het gat van de klappe so groot blyft als de buysen, ende maeckt, dat het leer wel dicht teghen de pompe schuert, ofte doeter noch een leer onder of boven aen. So en sal der geen water konnen passeren, maer sal al opgetrocken worden. Twelck oock gedaen kan worden in ordinare pompen, alse niet genoech water en geven, gelyck meughelick die van vier duym niet groot genoech en syn, om die van 2½ duym te vollen.

[ 82 ]

Luchtgat

Buysen onder deerde een lochtgat hebbende te helpen.

  Alsmen in eenighe gelejde buysen een lochtgat gemaeckt heeft ende dat het niet genoech en loopt, so mach men in het lochtgat een clappe stellen. Dan sal oock de leechte voorby het lochtgat het water trecken met synen val, so de buysen dicht syn. Ende sal syn gelick of den back aen de kaye so veel hoogher stondt, dat is, het water sal soveel vals hebben als de hoochte van den back aen de kaye verschilt van de hooghte van het eyndeken van de buyse, daer het water door uytloopt.

Lochtgat onder d'aerde te maecken.

  Alsmen in eenen wech met buysen geleydt, lochtgaten maken moet ende datter geen gelegentheyt en is om die boven de aerde te brenghen, so salmen, daer het lochtgat syn moet, een spoete stellen ende daerin een averechsche clappe. So sal de wint daerdoor uytvlieghen ende als het water kompt, so sal se dat toedringhen. Op dit lochtgat sal men een tonneken stellen tersyden vol gaten ende dat also met sandt altesamen bedecken. Wy hebben geproeft, dat de locht daer wel door gaet.

  Maer so ghy vreest, dat dit in langhe weghen, daer veel lochs door dat sant moet passeren, niet wel kommen en sal, so leght u buysen so, datter niet veel lochs door kommen en moet, altyt vant water af al rysende, ende dan weder heel lancksaem ende in een langhe spatie wejnich rysende. Doch als de buysen altemet stil staen van loopen ende dat het water dan door de steengaten sit ende derhalven vermindert in de buysen, so moet al die locht, die der daerom ingekommen is, door het lochtgat.

Pompklep

Pompens clappe van pas openen.

  Het gebeurt altemets, dat de clappe van de pompe so hart toevalt, dat men se hoort cletsen ende de buysen voelt schudden. Dat kompt, omdat de clappe te wyt open gaet, want alsdan het water in de pompe neersittende ende in de buyse neertreckende, so geeft de clappe eenen grooten val, gelyck als een swaer loot van eenen vyngher breet hooghe valt, ofte van dry vynghers breet hooghe, dat valt meer dan de helfte styver. So gaet het hier oock, dewyle dat het met sulck een gewelt getrocken en geperst wort. So sult ghy dan de clappe maken, dat se niet wyder open en kan, aen 't wytste gerekent, dan de helft van de middellyny des gadts lanck is, dat is: het gat van de clappe synde 1½ duym, so moet se open gaen ¾ duyms, twelck ick so door calculatie bevonden hebbe. Want waert, dat se aen het hout niet vast en ware ende recht opgeheven wiert, dan en soude sy maer het vierendeel van die lyny op moeten gaen; want multipliceert die hooghde met de ronde van het gat, so hebt gy de openinghe rontsom ende is effen so vele als het plat van het gat,

[ 83 ]
want het plat van eenen circel vint men, als men de ronde multipliceert met het vierendeel van de diameter. Nu als de clappe aen het hout vast is, so en maeckse maer half so veel openinghe, ergo dan so moetse de helft van den diameter van het gat open gaen. Ende en vreest niet, omdat de openinghe achter so enghe is, datter het water niet wel ter syden door en kan, want het water vint terstont syn plaetse ende als maer rechs boven het gat en is, so heeft het ruymte genoech aen alle syden.   [>]

[ Lat. ]   [ v ]
Fonteynpompensklappe.

  Om fonteynclappen in de pompen te stellen, te weten boven de clappe, daerdoor het water opkompt, so maeckt die van koper, also, dat se met werck etc. boven wel dicht teghen den steen sluyte, ende tusschen de onderste clappe ende het opperste van dese fontejnclappe meught ghy eenighe clapkens stellen, die open en toe gaen, waer ghy wilt, aen wat syde. Want het water sal synen wech wel vinden om daerdoor na boven te loopen. Dits gerieflick omdat den uytspronck of fontejnspoete niet en al hoeven grooter te syn dan de reste van de buysen, ende men sal de clappen konnen uyt en in trecken en setten.





Home | Beeckman | Journaal - 1615 (top) | vervolg