Inleiding , orgel , clavecimbel , luit
Tome IV: Supplément
[ Het eerste stuk staat op fol. 32v van het Journal temidden van de gewone aantekeningen (I, 69), in Beeckmans handschrift. Deze schijnt het ontvangen te hebben in de zomer van 1615. Later wordt ernaar verwezen (III, 51). Het tweede en het derde stuk werden door Beeckman genoteerd op fol. 308v-9r, tussen 9 en 27 febr. 1628 (III, 36).]
die eenen orgelmaker gegeven heeft aen Nicolaes van Heyst, om den orgel te accorderen. Van woorde te woorde uytgeschreven. Alss men accorderen sal, sal men die octaaf van 3 voet eerst dyvyderen, het beneste f met het ander F; dan alle die f. Daernaer nemt het beneste f met het c; die quint een weynich leegher. Neempt dan het c teghen het ander g oock een weynich leegher. Nu het benedense c teghen het ander c; dan alle die c. Daernae nu het ander g met het beneste g, die octaef voor al. Nu beneste g teghen beneste d, de quint een weynich hoogher. Nu alle die de, la, sol, re; nu het beneste d teghens het ander a la mi re, het a een weynich hoogher.°) Nu alle die octaef van A. Nu het beneste a teghens beneste e, het e een weynich hoogher. |
Nu b d' a la mi re d' octaef. Nu e ende het ander h, het h een weynich hoogher. Nu alle die h. Nu het beneste h teghen eerste F', die quint een weynich hoogher dan alle die F'. Nu F' teghen het andere c' ende dan alle de c'. Nu het beneste c' teghen het G', dan alle G'. Nu beneste b teghen het ander f die quint. Nu alle die b. Nu het ander b teghen het beneste d', het d' een weynich hoogher. Nu alle die d'.
*) Meer over Nic. van Heyst in T. 1, p. 72, 84. [ Meer over orgelpipen in T. 1, p. 305-306.] [ °) Zie Hexachords voor delasolre en alamire.] |
De clavercynmaker ende clockstelder hier te Dort*) heeft de volgende instructie, van den orgelist van Nimmeghen, nu overleden synde°), kommende, my getoont, dewelcke diergelycke is gelyck vooren ergens van den orgel staet [<], dese geappliceert werdende op de clavercyne, sodat het één reden heeft, dewelcke ick oock hiervooren ergens gesocht hebbe [<].
*) In 1628 was Jan Dircxsz. Tegelbergh 'clockstelder' en 'beyerman' te Dordrecht. Zijn zoon Dirck Jansz. Tegelbergh volgde hem op, en werd een befaamd clavecinist. °) Abraham Verheyen [<]. |
Om perfectelick een clavecimbal te accorderen, so moet men weten hoe dat alle octaven, alle sexten minores ende alle tertien majores perfect ende reyn gestelt moeten syn sonder eenich aftreckingh of toegevingh, maer alle quinten moeten een weynich leegher geaccordeert syn, also dat het gehoor het lyden mach; ende alle quarten moeten effen also veel hoogher geaccordeert syn, ende dat overmidts dat een quindt ende een quart tesamen een octaef maken, want hetgene ghy de quint ontreckt, datselve moet men de quart geven. Om deselve oorsakenwille moeten de sexten minores oock perfect ende reyn syn, overmidts dat de tertie major perfect is, want een tertia major met sexta minor tsamen een octaef maken, dewelcke perfect moet syn, gelyck hieronder te sien is: C' D D' E F F' G G' a b h c' d d' e
C met c moet suyver ende reyn syn. |
De voorseyde clavercynmaker seyde datter niet meer en stondt, maer dat hy het volgende regelken daerby gedaen heeft:
Denselfden clavercynmaker hadde de volgende instructie van het leggen van de banden aen de luyte*):
|