Home | Beeckman | < Journaal > | Woordenlijst

Boeken , ontmaskerd , wieg , leugen , molenwagen , mallemolen , Arminianen , water


Isack Beeckman - 1625

C. de Waard, Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634

Tome II: 1619 - 1627



[ 315 ]   5 januari 1625

Formaat van boeken

Librorum forma ad musicam relata.

  Vooren ergens [<] is noch eens gevraeght waerom de forme van boecken deselve allom is: wat hoogher dan breet; ende dat men selden viercante boecken vindt. Te weten, hoet kompt dat die forme tvolck best aenstaet?

  Meyne noch, dat het kompt door eenighe musicale proportie, dieder is tusschen de hooghte ende breette. Hetselve gebeurt oock dicwils in de glase veynsters, ruten, ende stenen.


[ 316 ]
  Ic segghe, dat de hooghte behoort 3 te syn ende de breete 2. Want als den boeck open licht, so is de breette 4, twelck al te samen maeckt een perfecte harmonie, die men seffens siet, want de hooghte teghen de halve breette (twelck is den boeck toegevouwen) wort merckelick in den openen boeck met de diepe groeve onderscheyden; dat maeckt een quinte. De hooghte tegen de breette des geopenden boeckx een quarte, ende de breette des gesloten boeckx teghen des geopendens een octave. Als dan den boeck open licht, so is de middelste linie, die aen deen syde een quinte, aen dander syde een quarte maeckt, de hooghte, gelyck de la in de harmonie makende de aldervolmaeckste re - la - sol.

  Den 5en Jannuary 1625.


[ Lat. ]   [ v ]

[ 321 ]

Ontmaskerd

Exterooghen bedrieghlick uytgetooghen, van my achterhaelt.

  Den 23en Feb.

  Also der een vrouwe hier te Rotterdam overal veel exterooghen uytgetrocken hadde, soomen meynde, daeruyt treckende kleyne witte puntjens, gelyck dorenkens, hebbende daervan van elcke rycke een schellinck, ende van dander 2 stuyvers, so trock sy er uyt eenen voet dickwils menichte als 50, 60 etc. Jae, hebbende een vroupersoon groote menichte uyt haer voet getrocken, ende daerin noch al veel meer siende, kreegh sy seven gulden op de handt om sanderdaeghs de reste te kommen uyttrecken. Nu dan so kreegh sy gisteren van ons buerwyf 2 gulden ende van myn wyf, sonder myn weten, eenen daelder, want sy trock haer 7 dingentjens uyt een exterooghe in haer oore.
Twelck myn huysvrouwe, my verhalende, ende de pinnekens toonende, die uyt haer exterooghe gekommen waren, seyde ick dat het al bedroch was ende dat het bitjens van commyne kees was, of yet anders, die sy so gesneen hebbende, aen of in de exterooghe stack, ende also die daeruyt scheen te halen; want sy puterde eerst al wat langhe met een instrumentjen in de exterooghe dattet bloede, ende wel seerdede. So dan dede ick se tmynent kommen om noch meer exterooghen uyt te trecken, maer sy siende dat ick nauwe oplette, en konde in niemants voet eenighe ware exterooghen gewaer worden, so sy seyde. So seyde ick haer aen haer bedroch, nam haer tobbekens, ende vont daer een stuck commyne kaes in; ontboot ons buerwyf, ende dede de troggelesse*) haer de 2 gl. weer geven ende verboot haer dat se haer voortaen daervan wachten soude. Ende ontquam also met schoon spreken uyt den huyse, by my latende te pande het tobbeken, een doosken, ende mes; maer sy vergeet het wederom te halen.


[ *)  Bedriegster, zie WNT: 'Troggelen', na 'Trogeleresse'.]

[ Lat. ]   [ v ]

[ 323 ]

Wieg

Cunabulorum puerilium ratio.

wieg, stabiele stand   Een wieghe wort gemaeckt, dat het kindt onder het centrum licht van den circel der voeten. bcd de voet, a tkindt, i tcentrum. Want als ba de hangende wort*), so is tkindt, swaer synde, verder vant centrum der aerde. Want ab is langer dan ac, keert derhalven wederom ende staet stil, als ab de hangende is. Maer de swaerte in e synde, keert om, ende e kompt ondert centrum.   [<,>]


[ *)  D.w.z. de loodlijn wordt, loodrecht op de grond staat.]

[ Lat. ]   [ v ]

[ 324 ]

Aard van de leugen

Mendatij natura.

  De leughen schyndt syn rechte nature te hebben uyt de materie, want woorden te spreken ende gestien te doen teghen de waerheyt van de sake, is in verscheyden gelegentheyt onbestraffelick; maer alser een grondt van deucht doorgebroken wort, dan isse quaet ende wort eygentlick leugen genoempt, ja men moet somtyts lieghen om die deucht te behouden.
Als eenen schelm, uyt vreese des doots, veel gelts ende stilswygen belooft is, so ick mynen eet houde, sal daermede de straetschenderye styven. Als dan ons tegenpartye eenighen gront des deuchts gebrooken heeft, also datse gebroken blyft, indien ick sowel niet en lieghe als hy, so lydt de deucht en goede sake schade.
Als de borghers in onse steden, den vyant toegedaen synde, de stadt teghen haren eet konnen overleveren ende verraden, so doen syt, ende de onse volgen haer na in hare steden, sonder dat wy haer schande spreken. Waer nu alle verbondt van treves oock so onseker als dit, souden wy haer niet nadoen?   [<]

Wijde buizen

Canales latissimas ex argilla nostro more facere.

  Naerdien datmen int legghen van waterloopen in verre weghen, daermen steden mede moet gerieven, groote buysen van doen heeft, ende datse door onse instrumenten qualick te maken syn sonder dat het steen aen deen syde al te dun worde, so salmen den stock, daer de cley ronsom geperst wort, van styf yser maken ende so lanck, dattet buyten den back meer dan een buyse lenghde komme; ende men salt ant eynde also vast maken, dat ment oock los doen kan om de buyse, afgesneen synde, uyt te rollen. Twelck geschieden kan, soomen het slot vastmake aen yet, dat mede met de buyse over het canefas wech rolle. Men sal oock een slot maken op de plaetse, daer men de buyse afsnydt om het yser, terwylen de buyse uytgerolt wort, in denselven standt te houden.

  Te Rotterdam, den 16en Meerte.   [>]


[ 325 ]

Verbeterde zeilwagen

Currum omni vento promovere.

Abraham Melis [<], den 27en Meerte, seyde, dat hy bedocht hadde een middel om een waghen op de seestrandt, ofte een sle opt ys, met alle winden te doen voortgaen. Daertoe moest hy eenen wintmeulen op de waghen setten, die met cammen ende staven de wielen dede keeren; de meulen en hoeft men maer te stellen na de windt.


[ Zie Stevins zeilwagen.]

Jicht

Arthritidem curare.

  Verstondt hier oock van eenen Bales een experte remedie teghen het flerecyn, te weten met de voeten ten halven beene in Spaens soudt te sitten, so heet als ment verdraghen kan.

  Twelck dese reden heeft na myn verstandt: Het soudt, in een vochtige plaetse in een besloten glas gestelt, treckt na sich de vochticheyt, also dat het vlietende wort, de vochticheyt passerende door tglas. Hoe veel te meer sal dan de gicht, die een vochticheyt is in de knokels sittende, door vel ende vleesch getrocken werden? Ende indien men te vooren de voeten in warm water badet, also dat de pori des huyts open wierden, ende de gedrooghde tophi in de knokel bevochticht, so soudender meughelick al veel tophi met de vochticheyt volghen. Ende soomen dat dickwils dede, oock als men gheen paroxismus en heeft, soude misschien wel al de tophi uyt kryghen ende de podagra heel genesen. Want den voorsz. Bales verclaert, dat hy van veel grootelickx bedanckt is geweest door den raet van met de voeten in heet Spaens soudt te sitten; ende diet deden, waeren wel een half jaer vry.

Pissen

Calculum vesicae praevenire.

  Also ick hem seyde dat het goet is teghen de steen in de blase, datmen styf uytpist, want datter dan int laetste al wat drabbege druppeltjens als grontsop uytgeperst wort, so seyde hy daertoe, dat hem docht oock goet te syn datmen niet terstondt en pist, alst ons overkompt, mejnende dat het water dan in de blase licht ende wielt ende turbeert.

  Daerop ick dat toestondt, doch also, dat men, alst ons overkompt, niet en gae lesen, schryven of besongeren, maer stadich daerop dencke. Want alsmer niet op en denckt, dan en isser niet meer woelens dan oft een noch niet overkommen en ware; maer alsmen opt pissen denckt, so loopen de spiritus na de blase toe, ende makense door haer tegenwoordicheyt gevoeligher dat se het prickelen begrypt, ende veerdich om die kittelinge af te wenden, ende also het water te beroeren. Van welcke spiritus, hoe sy van het hooft na al de binnenste leden gesonden worden, ende dat oock de natuerlicke actien daerdoor geschieden, ende niet alleen de animale, hebbe vooren ergens getoont [<,>].


Molen met vertikale as

Mola cuius alæ horisontales.

  Wy saghen eergisteren tusschen Delft ende den Haghe eenen watermeulen met vier wintwiecken, drayende paralleel met den horisont, haer platten perpendiculaer synde op den horisondt*). Ende men seyde ons, datse so hard ginck, alst styf wayde, datter niemant bykommen en dorste.

[ 326 ]
De wiecken, seyden sy, waeren planxkens, die open ende toeginghen, also dat d'een syde van de heele wiecke maer en droech, ende de ander syde ginck voor de wint open; ende alse aen dander syde quam, ginck se weder om toe, also dat d'een syde maer en droech, twelck groote kracht gaf, dewyle dat niet teghen en hielt. Ende desen meulen schiel van dander meulen gelyck een schip, dat voor de wint gaet, schilt van een, dat teghen wint laveert.


*)  De Staten-Generaal hadden octrooien verleend op zo'n 'mallemeulen' [>]. Eerdere vermeldingen:
Gualth. Rivius (Nürnberg 1547), Besson (Lyon 1578, pl. 50), Faustus Verantius (Venetië 1616, zie bij DMD: pl. 8)  [en: Jean Errard, Nancy 1584, p. 15, 16].


Bevroren oor

Aures congelatas restituere.

  Seyde oock*) dat als ymants oore over kouwe geleden heeft, datse wel soude afvriesen; soomender dan snee aen dede so wortse wederom warm, want, seyde hy, sy is allenskens koudt geworden ende de nature heeft sich van langherhandt wechgetrocken, maer de snee, subitelick groote koude daeraen brengende, kompt de gevoelende nature te hulpe.

  Dochte my wel geseydt. Want de snee raeckt oock plaetsen, die noch niet bevrosen en syn, ende daeruyt subitelick de spiritus verdryvende, steuten sy wederom, ende brenghender noch meer met haer, also dat niet alleen het onvervrosene, maer oock het vervrosene vervult wort met spiritus. Ende kompt so tot sich selven.


*)  Waarschijnlijk de 'Bales' van p. 325.

[ Lat. ]   [ v ]

Vensterglas

Vitra politissima quomodo conspectum culinae impediant.

  Men houdt het daervoor, ende de lieden segghen datset metterdaet also bevinden, hoe fynder ende klaerder ende schoonder glas, hoe min men van de winckels in de keucken sien kan, ende hoe beter men uyt de keucken in de winckel siet.

  De reden hiervan is, omdat het effenste glas aldermeest reflectie geeft. Daerom, alsmen in de wynckel staet ende na de keucken, door het middelschofs gelas sien wilt, so schyndt het licht van de strate teghen die fyne ende effene glasen, afsteutende in de ooghen,


[ 327 ]
also dat het licht, dat van de strate teghen tglas in de ooghen schyndt, grooter is dan tgene dat van de keucken (die veel donckerder is) door tglas (teghen hetwelcke noch veel lichts van de keucken wederom steudt) in de ooghen kompt, waerdoor de dynghen die in de keucken syn, niet beter en konnen in de wynckel gesien worden, dan de dinghen, die opt strate syn, gesien konnen worden van ymant, die voor de deure van een blakende smisse staet.

Arminianen

Salutis nostrae certitudo.

  Als de Armenianen*) segghen, dat het vrempt is dat wy de sekerheyt van onse salicheyt weten door het ingeven ende inspreken des Heylighen geests, so wilde ick hen wel gevraeght hebben, hoe sy anders weten dat de schrifture Godts woort is dan so? Laet haer dan teghen de Turcken disputeren gelyck wy teghen haer doen.   [>]


[ *)  Volgelingen van Jacobus Armiinius.]

[ Lat. ]   [ v ]

[ 328 ]

Rectoraat

Brielam quomodo rector sim vocatus.

  Den 22en Mey 1625 ben ick van de vroetschap van den Briel met alle de stemmen verkoren tot haren rector, also den voorgaenden daeghs te vooren begraven was. De gedeputeerden wisten my te berekenen dat onse familie daerdoor hondertpont vlaems sjaers meer vaste incomste hebben soude, dewyle myn broeder Abraham daerdoor wel een conditie van 50 £ soude gekreghen hebben, behalven dat daer 30 kinderen in de kost syn, elck gevende ten minsten 25 £ sjaers.

  Doch hebbe dat afgeslaghen, ende ben daerover van de burgemeesters van Rotterdam bedanckt opt stadthuys, omdat ick daerdoor myn profyt niet en hebben soecken te doen met haer vermeerderinghe van gage af te drynghen, gelyck gemeynelick op sulcke occasien gebeurt, belovende dat in gedachten te houden om die resoluteyt tsyner tyt te recompenseren.   [<]


[ Lat. ]   [ v ]

[ 329 ]

Derde oproep

Senior ecclesiae factus sum.

  Den 8en Junij 1625 ben ick bevesticht tot ouderlinck in de kercke van Rotterdam, te weten op den achtsten dach, nadat ick myn derde gebodt gehadt hadde.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 330 ]   [8] juni - 23 [nov.] 1625

Valse munt in water lichter

Monetam falsam in aqua facili negotio examinare.

  Om valsch gelt te kennen, so salmen dat weghen teghen een goet stuck even swaer, ende dan die beyde in water van deselvighe superficie ofte oppervlack laten dalen. So sal dan het valsch gelt int water lichtst weghen, dewyle het meer plaetse beslaet dan het goet, want 3 kopere oortjens, weghende 7 engelsche, geleydt teghen 7 engelsche realen silver, weghen in water 7 asen min, dat is op elcke engelsche een aes.  7 engelsche pistolet gout teghen so veel reael silver, weghen int water 11 asen meer dan het silver. Sodat de proportie vant gout teghen tsilver grooter is, dan tsilver teghen het koper.

[ 331 ]
Derhalven kanmen tvalsch gout lichter ende sekerder kennen dant valsch silver.  6 1/4 pistoletten gout teghen soveel goutgulden gout van gevalueerde goutguldens weghen int water 6 asen meer.

  Alles is gewoghen in reghenwater met beyde balanskens daerin.


  Als men d'een schale int water laet hanghen ende dander buyten, so weeght hetgene int water hanckt, hoe dieper hoe meer. Want het dynck synde een duym groot ende een duym onder water, so perst teghen het onderste vlack dinckx 2 duym waters, ende teghen het opperste maer 1 duym, namentlick maer de helft soveel; maer 2 duym onder water synde, so perster teghen het onderste 3 duym waters, ende teghen het opperste maer 2 duym, namentlick anderhalf mael soveel. Ergo min verschil dan te vooren ende het dynck wort allanckx so min van onder verhindert. Hieruyt volcht, datmen een ancker gemackelicker houden sal, een voet onder water dan een voet van de gront in de diepe see.*)


  *)  Later komt B. hierop terug, en dan zegt hij wat er fout ging bij de meting [>].

[ Lat. ]   [ v ]

Pekel

Muria cur aquam suam transmittat quo sola aqua transire nequit.

  De pekel dringht door dinghen, daert soet water niet door en kan, omdat het soudt de visceusiteyt des waters wechneempt, doordat het sich met syn kleynste deelkens menght, ende so ist water vaneen gesepareert; ende daer en hanght soveel niet aeneen als te vooren, waerdoor het allom beter deur kan, selfs deur kleyne gaetkens, daert soudt achter blyft, twelck slechs, het water subtilierende, door sommige gaetjens niet en kan. Maer het water in kleyne deelkens gedeelt synde, en hanckt so niet meer aeneen, maer loopt voorts onverhindert, ende onweerhouwen van het achterste. Ende so ist wel te gelooven, datter door de duynen in Seelant meer water dringht dan of de see soet ware.

Papiertje in water

Chartula cur in aqua marginem petat.

  Een pampierken int water geleydt, treckt schielick aen de kant alst naby is, oft oock na malcanderen.

  De reden hebbe ick vooren geschreven [<]: omdat het water, indrinckende tusschen tpampierken ende de kant, een leeghte maeckt, daert dan in schiet. Dit wort geconfirmeert omdat eenen roomer in eenen eemer waters na de kant niet en treckt, dewyle het glas geen water in en drinckt.


[ Lat. ]   [ v ]

[ 333 ]

Psalm 11

Psalmi 11 vox apud Anglos.

  Den 23en*) songh men den 11en Psalm int Engels op dese wyse: ut, mi, sol, fa, la, mi, sol, re, re, mi, sol, sol, fa, sol; ut, mi, sol, fa, la, mi, sol, re; mi, fa, mi, re, re, ut.


*)  November, als het een zondag was. Op 2 dec. overleed Abraham Beeckman (vader), en op 5 jan. was Isaac nog (of weer) in Middelburg.





Home | Beeckman | Journaal - 1625 (top) | vervolg