Home | Beeckman | < Journaal > | Woordenlijst

Psalmen , experiment , eclips , koekoek , lichtsnelheid , roemers , vlooien , Drebbel , beweging


Isack Beeckman - 1634

C. de Waard, Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634

Tome III: 1627 - 1634 (1635)



[ <   332 ]   [31] dec. 1633 - 27 jan. 1634

Psalmen

Modorum in psalmis ratio.

Psalmus 63 est modi la. Ejus tamen una tertia octava altior vel bassior est quam solet, et finalis infra se habet quintam cum eam supra se habere deberet.
  [ Psalm 63 is van de toonsoort la [<]. Daarvan is echter één terts een octaaf hoger of lager dan gewoonlijk, en de eindnoot heeft onder zich een kwint, terwijl die er boven zou moeten staan.]

Sol modus plagael cur in psalmis non sit.

  Het plagael van sol en wort onder onse 150 psalmen niet gevonden, daer het nochtans een soete mode schynt te wesen.

  De reden acht ick te syn omdat den triton hier int midden van het gesanck soude kommen teghen de mi, dewelcke de vierde principale is. Ende desen triton is juyst daer men alder dickwilst behoort te synghen ontrent de nota dominante. Soodanich syn oock de toonen van fa ende mi. So is oock den Autent van re, ende wort daerom so dickwils van het volck anders gesonghen dan se in den boeck staet.


[ 333 ]
  In den Psalm 130 en is fa, re int nedergaen niet goet ende nochtans is deselvighe goet int opgaen, populo judice.   [>]

Varen

Navigantibus cur interdum terra, interdum navis moveri videatur.

  Als men in een schip vaert*), so dunckt my somtyts dat het lant ende datter opstaet, achterwaerts gaet; somtyts oock dat het stille staet ende dat wy varen gelyck wy doen. [<]

  De reden, acht ick, is omdat onse ooghen somtyts op een punt buyten het schip sterck gevest staen; somtyts siet men sterck op een punt in of aen het schip dat met ons vaert, ende tgene buyten is maer losachtich ende gelyck in een schemeringhe. Ende hetgene dat men so in schemeringhe siet, schynt voort te gaen, aut contra.


*)  14 jan. 1634 was de schrijver in Rotterdam, waar hij ziek werd, waarvan hij relaas doet.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 334 ]   27 jan. - [24] febr. 1634

Stenen

Lapides firmius disponere: int verbant legghen.

stenen      De steenen, die de metselaers int verbant (so syt noemen) legghen, houden daerom te vaster aeneen omdat elcken steen aen meer steenen raeckt dan andersins; ende daerom, als men een steen uyttrecken wil, so moet men veel steenen beweghen. Neempt maer exempel aen de plavuysen, die op de vloeren ligghen: so sy plat tegheneen ligghen, so en rakender maer viere teghen de middelste, maer anders rakender sesse. Twelck in lichamen als dicke mueren etc. al veel grooter proportie heeft.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 335 ]

Bedstede

Aer cur mane in lectum irruat.

  Smorghens, als de warmte des lichaems verteert is, so treckt de buytenlocht in de bedtstede ende men voelt de wint door deen of dander gerre tegen ons lichaem aen kommen. Dit gebeurt omdat snachs de locht in de bedstede van onsen adem etc. warm wordende, uytgheeft gelyck in een weerglas geschiet, dewelcke, wederom verkoelende, ende dierhalven minder plaetse beslaende, nootsakelick nieuwe locht ontfanghen moet om de plaetse te vullen.

Rijkdom

Divitiae cur majoris fiant quam sapientia.

  Ryckdom wort meer geacht dan wysheyt, omdat men den ryckdom erven kan, maer de wysheyt en kan men syn erfghename niet achterlaten.




Slypen.

  [ ... ] *)


*)  Nu volgen twee pagina's met aantekeningen over het slijpen van lenzen [>], en twee over de ziekte van Gerrit van Berckel (in de Appendix).



[ Lat. ]   [ v ]

Vlees

Sordes carnium dum coquuntur cur supernatent aquae.

  Het schuym van vleesch ende visch dryft boven so langhe als de vetticheyt noch aen de vuylicheyt kleeft, maer als het vier door syn scherpte, die vaneen gescheyden heeft, de vetticheyt verdunt of verteert hebbende, so moet de resterende slyck syncken, omdat se alleen synde, swaerder is als water.

Kaars

Ellychnium saebo infectum cur facile scindi possit.

  Een keerse kan men gemackelicker met een mes in stucken snyden dan het lement alleen, eerder een keerse van gemaeckt is.

  Reden: omdat het warm roet in het lement doorgedroncken synde, al haer fibras ende veselynghen, die dicht aeneen waren, door syn tusscheninkommen vaneen scheyt. Ende van malcanderen gescheyden synde, so gaet het mes deur elck by beurte ende niet seffens door allegader.


[ 336 ]

Water en lucht

Aquam in aerem non verti experimento probatur.

  Den 19en Feb. hebbe ick den urinael [<] wederom so in water gesedt doch nu in regenwater, ende liet het solanghe koken dat den urinael boven dreef, doch dewyle ick eenen yseren treeft aen de mont gebonden hadde, so bleef die altyt onder water. Ick bevondt sanderdaeghs, het water kout geworden synde, so veel lochts als voor desen met putwater.

  Putwater versch gepompt in eenen omgekeerden urinael vol gedaen, stont so 6 of 7 daghen lanck sonder datmen een brysel lochts daer in konde gewaer worden, ergo, de locht, die doort roeren sich onder het water menght, gaet straxkx omhooghe, hoe kleyn of de blaeskens souden moghen wesen.

  Den 23en Feb. koockte ick den urinael, vol synde ende omgekeert, wederom met regenwater, doch so, dat ick onder aen de mont sulcken swaerte dede dat se vol damps wordende, evenwel niet oprysen en konde, also datse altyt onder water bleef. De meyt settense af dat icker niet by en was, doch seyde datse sterck gekoockt hadde. Ende ick bevont dat het opperste van den urinael ontrent een vyngher breet boven het water uytstack ende, het water noch heet synde, stacker steenen in totdat den urinael heel onder was. Sanderdachs bevondt ick datter maer eenighe bryselinghen lochts in en was, niet van beduyden, doch al wat.

Ignis nihil aeris per vitrum secum rapit.

  Uyt dit al blyckt, dat het vier door den bodem van den ketel ende so door het water gaende, met sich gansch geen locht en neempt; andersins en soude den urinael na de kokinghe noyt sonder locht syn. Of men moest segghen, dat die locht, die in den hals van den urinael kompt, met eenen al met het vier oock door den boom des urinaels uytvlieght.   [>]

Zalf

Unguenta qui intra corpus veniant.

  Unguenta quibus corpus unguitur, per diastolen cordis in venas capillares primum, deinde in majores atque hinc in cor etc. rapiuntur.

  [ Zalven waarmee het lichaam gezalfd wordt, worden door de diastole van het hart eerst in de haarvaten, daarna in grotere en hiervandaan in het hart opgenomen.]

Zand

Arena cur siccet.

  Sant drooght de vloer op omdat het bollekens synde, van de warmte ronsom aen veel kanten rakende, uytgedrooght wort, nadat het oock so van de vloer bevochticht is geworden.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 337 ]   [24] febr. - [eind maart] 1634

Ademhaling en muziek

Expirationem ab inspiratione instrumento discernere.

  Daer syn dry mannieren om de expiratie van de inspiratie te onderscheyden, welcke langher gaet [<], hetwelcke oock in de musycke soude konnen te passe kommen om de tripel mate te slaen, al ist sake dat de gelycke mate (als vooren geseydt is [<]) daertoe genoech gepast kan worden.

variabele slinger   De eerste is als den draet ad aen eenen nagel hanght, die in het schutsel ab steeckt, welck schutsel onder open is. In stede van dat schutsel kan men een bordeken nemen, daerin men den naghel op ende neer schuyven kan om de proportie tusschen ab ende bd te veranderen na begeerte. Men sal eerstmael tellen of het loot d effen so dickwils over ende weer gaet gelyck de geheele respiratie, evenals geleert is int pulsilogium [<]. Hierdoor kryght men de rechte lenghde van ad. Daerna sal men den nagel a so leeghe of hooge schuyven dat de raschte van de juyst overeen kompt met de inspiratie, indien se de kortste is, ende dc met de expiratie. Dat c, beginnende te vallen, eer [van d] aen e kompt dan e [c] aen d, blyckt omdat de pause aen c veel grooter is dan aen e. Ende men begint maer te tellen ofte vergelycken, als het loot aent vallen is, twelck dadelick aen d is.


[ 338 ]
slinger aan slinger   De tweede man­niere is als den draet deur een gat in de solder steeckt, want het balleken m gaet schielicken opwaerts als het loot, in i synde, naer g of naer h dryft; maer daer synde, so pauseert het ende maeckt dat het balleken langhe boven blyft. Wilt ghy dat het langhe beneden blyft, gelyck men de tripel mate slaet, so laet den draet im door een catrolleken onder de tafel loopen ende deur de tafel opgaende. Laet se aen de solder aen een vere geheght worden, so sullen g ende h het balleken neerwaerts trecken ende de vere opwaerts.

  De derde manniere is als men het pulsilogium so verkort dat men net tellen kan hoe dickwils het loot gaet in de expiratie, ende hoe dickwils in de inspiratie. Twelck wel te doene is met tellen, segghende een, twee in de expiratie ende dry in de inspiratie, of 1.2.3 / 4, of 1.2.3 / 4.5, of 1 / 2.3 /, of 1 / 2.3.4, of 1.2 / 3.4 of 1.2.3.4 / 5.6.7, etc. Want al tellende sal men de proportie gewaer werden, ende hoe de proportie minus ordinata is, hoe men rasser tellen moet, ende dienvolgende het pulsilogium korter. Fortasse musicam fere invenies proportionem, id est 1.2 / 2.3 / 3.4 / 4.5 / of 5.6/.


[ Lat. ]   [ v ]

Klavecimbel

Clavicymbalon uni cantilenae accommodare.

  Ter gelegener tyt sal ick een clavercyne doen stellen op een lydeken, dat is te segghen daer niet anders dan dat liedeken alleen ofte syns gelycke op kan gespeelt werden, te weten, daer al de consonantien, quinten ende quarten, geheel perfect syn. Dat moet sonder twyffel beter gaen dan alsmen de quinten wat toegeeft, omdat d'een consonantie d'ander niet en soude excluderen, maer elck van de perfectie wat wycken soude. Dit liedeken moet oock also gecomponeert syn datter geen dissonantie in en is, naementlyck dat de consonantien, die met malcanderen in een liet niet en passen, geschout worden, also wel in monochordo, als in de gansche partye met veel stemmen.

[ 339 ]
Clavicymbali resonantiam optimam reddere.

  Om een goede resonantie in de clavercyne te brenghen, soude men den opperbodem, daer de snaren op gespannen syn, al van latten moghen maken, waeraen elck op syn eyghen snare paste; te weten, men machse so dick, so dunne, so styf, so lanck etc. maken, dat se even eens over ende weer gaet, gelyck die snare of syn octave, of meughelick oock syn quinte. Men moest daerop letten ende speculeren wat best was ende minst moeyte. Dit moet men altyt weten, dat de latten malcanderen niet verhinderen en sullen; want die met de gaende snaere niet en corresponderen, sullen stille blyven, waervan de reden voor desen [<] verhaelt is.   [>]

Roos op hoed

Pilius cum consonantijs collatus.

  Een roose, diemen gemeenelick aen den hoetbant draeght, is gelyck een dissonantie in een cadentie, want den hoet, de voye, den bant, syn al uniforme, dat is gelyck een unisonum. Daerin dan een roose staende, occupeert also het gesichte gelyck een dissonantie by een octave etc. het gehoor.

[ Lat. ]   [ v ]

Psalmen

Psalmo 5, versu 2, en mach de mi gheen fa gesonghen worden, omdat de finael van dien regel mi synde, een valsche quinte maken soude, twelck men bescheelick hooren soude omdatter dan twee sulcke fa neffens een staen souden. Sy en mach oock gheen mi blyven, gelyckse de componisten gemaeckt hebben, want dan maeckt se een valsche quarte contra penultimam hujus versus. Dit voelt het volck ende syncktse la.

Psal. 129, ende noch meer andere, hebben maer 7 noten, omdat de octave voor gepresenteert geacht wort; want isser de opperste niet, de onderste wordt so veel te meer gesonghen ende gehoort.

Psal. 129, versu 3, pro re re ut re mi sol re mi fa mi singht de gemeynte te Dort re re ut re mi sol fa mi re mi quia fa la in ejusdem psalmi versu primo etc. excludit sol re. [...]   [<]

[ Lat. ]   [ v (vervolg) ]

[ 340 ]

Jeuk

Nasi titillatio cur sit signum vermium.

  Gelyck een langhe touwe, getrocken synde, aen de eynden meest lydt, so jeuckt de neuse als de wormen aen het vel van de darmen suyghen, omdattet een is tot aen de neuse toe.

Uit- en inademen

Expiratio quantum ab inspiratione differat.

  Om de expiratie van de inspiratie te onderscheyden [<], so salmen een santloper staegh om ende weer keeren gelyck de expiratie ende inspiratie gaet. So salmen na veel keeren het sant, dat meer of min deur het gaetjen geloopen is, in een schale weghen. Daer meer is, dat beteeckent dat de respiratie daer langher is. — Verte 2*).



*)  Nu volgen weer twee pagina's over de ziekte van Gerrit van Berckel (zie Appendix, III).



[ 341 ]

Hevel

Aquam ex fundo vasis evacuare.

  Het vuyl water sal doort overloopen (of alsmen den back wil suyveren sonder het water of wyn, etc. uyt te gieten) eerst uytloopen alsmen een sipho stelt aen den bodem ende laet hanghen tot onder de gront buyten den back. Antehac idem fere dixi [<].

[ Lat. ]   [ v ]

Maansverduistering

Pulsilogij ratio.

  Om den ecclips anni 1634 van de Mane*) te observeren, dede ick myn pulsilogium van secunden tellen [<]. Onder andere wasser een van 1 lb swaer ende 3/4 voet°). Eerst uytgestooten, ghinct over ende weer 1200 mael eert stille stont.

  Om dit net te doen, so maeckt teghen den muer een circkel ex centro van den nagel, daer het pulsilogium aen hanght, ende maeckt dat het loot altyt tot aen deselfde graden kompt, ende besiet offer onderscheyt in is alst min of meer uytgeworpen wort.


*)  14 maart, kwart voor negen 's avonds.
°)  3 voet en 4 duim (1046 mm). Meestal werd voor de secondenslinger genomen 3 voet en 2 duim (991 mm).

Watermolen

Watermeulen van my afgekeurt.

  Int laetste van Meerte 1634 was ick te Rotterdam van de burghmr *) ontboden om een nieuwe inventie te besien van een watermolen. Den inventeur hiet Willem Natt, Engelsman; hadde een goet octroy daervan van de Staten°).

  Het was in de forme van een wenteltrap, daer ronsom plancken aen stonden, so geboghen gelyck onse ordinare wintmolens wercken. Dit wilt hy onder het water doen gaen, meynende dat de wiecken, die achter staen, oock yet bysonders helpen sullen.


*)  Misschien Nicolaes Puyck [<].
°)  St. Gen. 31 jan. 1634, voor Pieter Anna en Willem Nath te Haarlem (verbeteringen: 5 jan. en 16 dec. 1636).

[ 342 ]
  Doch de eerste wiecken stutten soveel dat, alst water daer voorby is, het niet bysonders en vermach, jae, sal int midden van dit instrument so flauw syn dat het water eer van de syden daerin sal kommen. De mallenmolen [<] gelyckt onse ordinare watermolens, Willem Nats wenteltrap onse ordinare wintmolens. Hebbe dit instrument gansch afgekeurt. Het eene gelyckt de schepen, die teghen wint varen, waert datse varende stille konden blyven staen; het ander alse voor wint varen.

Gebaren

Gestuum in concionatoribus observatio a me facta.

  Men behoort (gelyck ich voor dese meer geseydt hebbe [<]) de gesten van de orateurs te examineren ende te sien, hoe elcke op de vois past. Daerdeur soude de nature van affecten beter bekent worden, videlicet, als men siet dat het geluydt van de vois, de treckinghe des aensichts, de beweginghe der handen etc. in alle menschen altyt op malcanderen passen.

  Om dat te doen moet men de gesten eerst opteeckenen, om daerna die in haer leden te deelen. Tot opteeckeninghe dient voor een beginsel t'gene ick gedaen hebbe in de predickatie van Mr Pieters tot Rotterdam*). Syn rechterhandt legt hy soetjens teghen syn borst; somtyts brenght hy se rasch daer na toe, smytse styf teghen syn borst, traech, ras; van boven na beneden traegh, ras; selden (id est raro) dicht op één (id est frequenter) na de borst, slyngertse opwaerts, traech; steeck se lanck uyt, na de rechter syde wech, steeckse omhooghe, slyngertse recht uytwaerts, neerwaerts, nu hier, nu daer, de beyde handen seffens van een, de slynckerhant selden alleen, de rechter handt stryckt hy van deen syde na dander over de lessenaer, klopse teghen syn slynckerhandt, telt op syn slyncker vyngers, klapt in syn slynckerhant, klopt op de lessenaer, houtse langhe op één plaetse, etc. Hy beelt de sake wel af met gesten.


*)  Hugh Peters of Hugo Petri [>], sinds 1622 predikant van de Engelse kerk, beroemd om zijn welsprekendheid en acteertalent: 'Meester Peter de Kercktooneelier' (Vondel-Kroniek 1936-1).
[ Joost van den Vondel, Tooneelschilt (1661), p. 9.]


Experiment

Vas vitreum in aqua fervida inversum.

  Als ick den omgekeerden urinael [<] vol waters in een ketel, oock vol waters, heel onder water stelde, ende dat ick stoockte wat ick konde, so en ginck de helft van het water niet uyt den urinael.

[ 343 ]
  Ick denke dat de vehementie van hitte soveel dampen van het water des ketels, dat onder de mont van den urinael was, in den urinael werpt, dat het, boven aen den bodem dickende, soveel waters wert als er uyt ginck. Ende hadde ick noch stercker gestoockt, soude misschien den urinael noch volder geworden hebben. Is dan te proeven offer niet en moet wesen een sekere warmte, die al het water uyt den urinael perst (gelyck de eerste reyse geschiet is) ende soveel dampen niet op en doet kommen dat se weer water worden; want in dese laetste proeve hingh den bodem allom vol droppelen.

Kelderbodem

Tarrasbodemen in kelders te maecken.

  Om de tarrasbodemen in de kelders teghen het opstyghen van het water styf te maken, so soude men die moghen maken van vouten, den boghen omleeghewaert; so sal het water daerteghenaen van onder stootende, niet vermoghen. Andersins, een breede ende langhe kelder, diep synde, kan qualick sterck genoech geleydt worden, want eenen breeden bodem lydt veel lasts, al en komt het water maer door een kleyn aerken, gelyck door het waterwicht*) bekent is. Dit vouteren sal van onder deselfde kracht hebben gelyck het vouteren van solders van boven.


[ *)  Vgl. Simon Stevin, Waterwicht, 22.]

[ Lat. ]   [ v ]

Wind

Ephemeris 30 Apr. 1634.

  30en April 1634 hadde de wint ontrent 7 weken Noort gestaen of N. O., sonder reghen, in Zeelant ende te Dort*). Nu isse Westelick, gisteren wasse S. O.   [<,>]


*)  Het was misschien op 30 april dat Beeckman Middelburg verliet, waar hij enige tijd was geweest om zich te oefenen in het slijpen van lenzen.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 345 ]   [2] mei - [7] juli 1634

Noten en tonen

  Penultima nota cujusque modi etiam est principalis quia in ea haeret cadentia, ideoque in modo ut sol valet etiam re sol. Et in modo re la semper etiam reperitur la mi.
  [ De voorlaatste noot van elke toonsoort is ook een hoofdnoot omdat daarin een cadens zit, en daarom is in de toonsoort ut sol ook re sol geldig. En in de toonsoort re la wordt ook altijd la mi gevonden.]

Psalmi correcti.

  Den 23 en Psalm moet in de la gesonghen worden, want het volck schout daer allomme de onderste mi, ende alsse kommen moet, so settenser fa voor. Daerom hadde behooren de b op de middelste regel te staen, ofte om tenor te houden de stellinghe van de noten te veranderen met eenen trap leegher te stellen ende de b onder de middelste linie; of diergelyck.

Psalmo 40, versu 5 et 6, pro mi fit ...*) quia falsa quinta vitatur. Id mi etiam ultimo versu vitatur.

Psalmo 133, versu 1, pro ut mi re ut canit vulgus ut mi fa sol.


*)  Hier lijkt de gezongen noot te zijn vergeten.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 346 ]

Ham

Hammen te koken.

  Men moet een hamme so mourow koken datmer een stroo doorsteken kan sonder dat het stroo breeckt. Tum potest melius a nobis digeri.
[ Dan kan hij beter door ons verteerd worden.]

[ Lat. ]   [ v ]

[ 347 ]

Blik

  Te Middelborgh is een man die t'bleck met wismar vertint. Dit wort uyt steen getrocken, seght hy (credo esse bismuthum). Cost 4 gulden het pont; is harder dan tin, blinckt seer fraey.

Vox avis imitata.

  Denselfden hadde met twee pypen (de eerste kleynder dan de tweede) de voys van den couck-couck nagebodtst. Dese orgelpypen staken in een blecken baxken ontrent een voet groot; ende hy blies door een buysken in dit backxken ende dede de pypen d'een voor ende dander daerna open, ende sy ghinghen: couck-couck.

[ Lat. ]   [ v ]

Hout

Ligni inaequalitates unde.

  Het kan syn dat de crynkels, oneffenheden, quasten etc., in het houdt kommen omdat het sap alle winter ingehouden wort, ende opeen gepackt door de koude, ende somers wederom ontsluytende, loopt ongelyck. Moet sien of die quasten etc. so verre van malcanderen staen dat de struycke soveel in een somer groeyen kan.

Vlo

Pulex cur tam sit firmus.

  Een vloo is so hart om doot te wryven dat, na proportie om duysent, die kracht aen geen ander beeste, die groot is, gedaen en hoeft te worden. Ende dat omdat in elck deelken so weynich atomi syn. Ende een vloo is meughelick van soveel fatsoens als een olifant, gelyck men siet per microscopia [<]. Hoe meer schakels in een keten, hoe losser; een langhe keten buycht beter dan een korter van deselfde schakels.   [<]

Vet

Pinguedo qui fiat.

  De vette lieden hebben cleyne aderen et contra die cleyne aders hebben worden vet, quia ob earum angustiam sanguis tam commode nequit ad cor redire. Et quo homo est pinguior, eo magis pinguescit, quia venae magis comprimuntur.
[ ... omdat wegens de nauwte ervan het bloed niet zo gemakkelijk naar het hart kan teruggaan. En hoe vetter een mens is, des te meer vervet hij, omdat de aderen meer samengedrukt worden.]

[ Lat. ]   [ v ]

[ 348 ]

Resonantie

Musicorum instrumentorum resonantiam fidibus accommodare.

  Dewyle dat de resonantie van een clavercyne ende van andere instrumenten, spruydt uyt het bequaem daveren van den bodem, daer de snaeren over hanghen, ende dat dien bodem altyt deselvighe daveringe houden moet ende sich na de snaren niet en confirmeren. so moet hieruyt volghen, dat als een gestelde clavercyne een goede resonantie heeft, indien men dan de snaeren hoogher of leegher stelt, dat sy hare deucht verliest, ende tvolck meynt dat se inderdaet niet en deucht. Dan sal men een fleute daerin legghen ende haer daernaer stellen, als al de snaren by ongelucke verstelt syn.   [<]




Slypen.

  [ ... ] *)


*)  Nu volgen vier pagina's met aantekeningen over het slijpen van lenzen [>].



[ 349 ]

Halve toon

Fa mi ubi canendum.

  Int veranderen van de noten in de musyck behoort ment so te maken dat men altyt fa mi singht daer den halventoon is, dewyle dese alleen het onderscheyt van de moden maeckt. Jae dit soude misschien oock best syn op alle plaetsen, daer een extra ordinair semitonium kompt. Want als men ander noten aldaer besicht, so moet men se anders singhen dan se in de handt (id est manu musica [<]) staen, ende is of men met woorden songhe, die op alle plaetsen indifferent syn; wat hulpe heeft men dan daer van de noten?

Psalmen ook fout gezongen

Psalmi correcti.

Psalm 139, versu 1, singht het volck te Dort sol mi fa sol sol re mi fa. Versu tertio in fine pro fa mi syngen se mi fa.

  Dat het volck so dickwils anders synght dan in den psalmenboeck staet, kompt oock wel daervan dat se in d'een of d'ander plaetse op sulck een psalm gewent syn, die eenighermaten dese, diese anders synghen, gelyckt.

Lichtsnelheid

Lumen an in tempore moveatur experimento probare.

  Om te bewysen dat het licht in tempore vlieght [<], dat is, dat het oock tyt hebben moet eert van de plaetse, daert geboren wort, tot een ander plaetse geraeckt, so salmen ymant achter een muer of schutsel setten met eenen hamer in de hant, ende ghyselve sult staen aen d'ander syde van het schutsel met een goede verrekycker in de handt. Een half myle vandaer (hoe verder hoe beter) sal een platte spiegel staen, also gestelt dat ghy met uwen verrekycker den persoon, met den hamer in de handt achter de muer staende, in de spiegel sien kondt. Also ghy hun dan terdeghen siet, sult ghy roepen dat hy met den hamer kloppe, twelck geluydt ghy als in eenen ooghenblick hooren sult; maer het licht, dat van den bewegenden hamer kompt, moet vlieghen een half myle weeghs na den spiegel ende vandaer noch een half myle na u verrekycker; so sult ghy het geluydt eer hooren dan ghy de beweginghe sien sult. Twelck so seker teecken sal syn dat het licht in tempore movetur, als het een seker teecken is dat het geluydt in tempore vlieght, doordien datmen op een toren de hamer al noch eens op siet eer men het geklop hoort. Hinc proportio utriusque elicietur.*)
[ Hieruit zal de verhouding van beide te halen zijn.]


*)  Beeckman discussieerde erover met Descartes (die meende dat het licht geen tijd nodig had), tijdens een bezoek aan Amsterdam op 12 aug. 1634 [>]. Galileï stelde een dergelijk experiment voor in zijn Discorsi (Leiden 1638), p. 43-4 [Engl.: p. 88].

[ 350 ]

Hoge zee

Aqua maris Hispanici cur sit altior nostra.

  Indien het water in de havenen ende in de armen, die sich uyt de havenen door de steden in de straten ende achter de huysen verspreyen, op syn hooghste leegher is dan in de see, buyten de stadt of buyten de haven, <is er seer groot verschil> gelyck ick dat vooren ergens bewesen hebbe [<], door het loopen door de eynghten. Als, by exempel, voor Amsterdam ist leegher dan voor Texel, want het is te Texel eer hoogh water, ende begint al te vallen eert t'Amsterdam op syn hooghste is, sodat Amsterdam van Texel noch al water kryght alst al gevallen is. So ist oock met Middelborgh ende Vlissinghen ende allom, daer het water laest hooghe wort, ist leegher. Ick en spreke nu niet van in de loopende rivieren, die de vloet teghen kommen.

  So moet het water dan in de Spaensche see, ofte daer de vloet vandaen kompt, meughelick wel 1/4 myle hoogher syn dan te Vlissinghen, omdat het vandaer hier kommen moet.

  Hieruyt volcht dat het wel gebeuren kan datter berghen groyen so hooghe als de Alpen. Want waert dat door verloop des tyts het lant alhier open wert, so dat het water uyt de Spaensche see hier dadelick kommen konde, ende ontrent de Spaensche see eenighe eynghten groyden, so soudet daer droogh worden ende de eylanden daerin hooghe berghen syn. Sodat men alles de wint ende het sant niet en hoeft toe te schryven, gelyck Stevyn doet*).


*)  Simon Stevin, Wisconstige Gedachtenissen, 'Vant Eertclootschrift', boek 2 'Vant Stofroersel des Eertcloots', p. 54.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 352 ]   [7] - [15] juli 1634

Dierproef

Intestinorum examen.

  Geeft een hont met een touwken wat in te slicken ende laet het heel door de dermen gaen ende let op alles; wie weet wat goets daervan kommen kan voor menschen.

Maag

Aer in stomacho.

  Quibus cum cibus ex stomacho exit, ructus non fit, ijs aer qui ibi forte nascitur, per intestina egredi debet.

  [ Bij wie als het voedsel uit de maag gaat, geen oprisping komt, moet de lucht die daar soms vrijkomt, via de ingewanden naar buiten gaan.]


[ 353 ]

Lui

Senes in juventute pigri.

  Stockoude lieden hebben in haer jonckheyt alwat leuw geweest; pigritia enim pauca digerit.
[ ... luiheid verteert immers weinig.]

[ Lat. ]   [ v ]

Psalm

Psal. 117.

Psalm 117, versu 3, ut mi fa sol la sol.

Roemers

Roomers versch gespoelt, beslaen. Cur.

  De roomers beslaen ende worden gelyck bemist met dat sy, gespoelt synde, aen een tafel kommende vol warme spyse, omdatse door het spoelen in kout water koudt geworden syn, also dat den wasem van de spyse daeraen verstyft. Maer so haest als de roomers warm geworden syn, wordense weer klaer, den wasem door de warmte verdwynende ende verteerende.

Huishouding

Oeconomicum.

  Men moet syn kinderen so doen als wy onsselven doen, id est soo leeren gelyck de kinderen, so doende als wy doen, oock sullen konnen doen. Id est dat de kinderen so wel leeren ende wercken als wy.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 354 ]   [15] juli - 1 aug. 1634

Academie

Academia quae bona.

  Die een goede academie hebben willen, die en moeten de professoren maer eens sweeckx laten lesen, gelyck de predicanten in forma orationis; ende hebben soveel professoren dat de studenten alle daghen lessen hebben konnen. So sullen de lessen treffelick syn gelyck de predicatien.

Tred

Incessus ratio.

  Int gaen gaet de rechte handt met de slynker voet et contra ob libramentum. Sic etiam in equis uno modo (pluribus enim modis hi incedunt) incedentibus.
[... en andersom wegens het evenwicht. Zo ook bij paarden die lopen op de ene manier (ze lopen immers op meer manieren).]

Broek

Kinders broecken en konnen aen de heupe niet vesten.

  De kinderen en konnen haer broeck sonder vrouck niet ophouden alse aen het wambuis niet genestelt en wort, maer de oude lieden blyftse licht aen de heupe hanghen. Also syn de kinderen vleeschachtigher sonder uytstekende gebeente, secundum id quod saepe ante*) dixi; plus enim pulpae pro proportione ossa circumjacet.
[... volgens wat ik vaak gezegd heb*); want naar verhouding omringt meer vlees de botten.]


[ *)  Over de verhouding van oppervlak en volume, zie de Openbare les uit 1627, e.a. zoals over grootte van vleugels: T. 2, p. 300.]


Onbrandbare pit

Ellygnium incombustibile.

  Mr Reyneri*) putat se ellygnium habere quod nunquam absumitur. At si auri cinerem in fistula perforata ad hoc ponat, quid fiet de fungis ex oleo natis, nisi oleum prius destillaverit?

  [ De heer Reyneri*) meent dat hij een pit heeft die nooit opraakt. Maar als hij daarvoor goudstof in een geperforeerd buisje neemt, wat zal er dan gebeuren met het snuitsel [<] dat is ontstaanuit de olie, tenzij hij de olie eerst gedestilleerd heeft? ]


*)  Henri Reneri of Hendrick Reyniersz (1593 - 1639) [<,>] was in 1631 benoemd tot professor in Deventer (waar Descartes bij hem woonde), en in 1634 tot professor in Utrecht.

Kaars

Candelae quae non tremant.

  Een keerse en flickert niet van sacht roet gemaeckt. Bleyckse dan eerst ende doetter dan een harde huyt over om te handelen ende wit te syn.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 356 ]

Dialogo

Galilaei Dialogo*) quae observaverim.
  [... v ]

  Pag. 153 [Engl. 140]. Als ghy op glat ys met schaetsen rydt, laet dan een bol uyt u hant vallen al rydende.


[ *)  Galileo Galilei, Dialogo sopra i sistemi del Mondo (1632); Engl. (1661): p. 1-424, figuren: eind van elke dialoog;  txt.]

[ Lat. ]   [ v ]

[ 357 ]   [1] aug. - 15 okt. 1634

Ademen

Inspiratio decumbentibus difficilis.

  Als men licht, so is de expiratie gemackelicker dan de inspiratie omdat de borst opgelicht moet worden met macht van geest als men inspireren wilt; maer sy valt van selfs toe als men wilt expireren. Als men daerenboven noch slaept, tument interiora.
[... zwelt het binnenste.]

Snicken unde.

  Ons kindt [<] snickt somtyts als het slaept, omdat de expiratie korter ende kleynder synde, als voorseyt is, nu ende dan moet verdobbeleert worden. Dit snicken geschiet altyt in de expiratie.   [>]

[ 358 ]

Schrik

Terroris ratio, etc.

  Die verschrickt geweest is moet pissen, want also schiet de inwaerts geperste materie, somtyts quaet synde ende te langhe in habitu geweest hebbende, van het herte. Want int verschricken is de diastole grooter dan de systole, ende door het pissen groyt de systole.

Ziek

Aegri edant.

  De vrouwen doen wel die haer siecke kinders altyt wat doen eten, segghende: men moet den mont wat bieden. Want also wort het hert stercker, ende treckt soveel te min ex habitu, hebbende wat ex intestinis dat beter is te trecken.

Eeuwige klok

Horologium perpetuum.

  De glasen in perpetuo horologio quod ante descripsi [<], moeten in diepe bysondere holen staen, also en sal de Sonne altyt maer in één seffens schynen.

Drebbel [<], seght van Assche [<], besicht in syn motu perpetuo quicksilver [<], ick achte, omdat dat het swaerste synde, langhst beweecht, gelyck een swaer gewicht aen een touwken hangende, langher waggelt dan een lichter.*)


[ *)  Vergelijk wat Peiresc hierover in 1624 gehoord had (kwik vervliegt niet).]

Hart

Aer et humor in corde.

  Aer in corde est necessarius; humor in corde non fit vapor.

  [ Lucht in het hart is noodzakelijk; vocht in het hart wordt niet damp.]


[ Lat. ]   [ v ]

[ 359 ]

Loop

Fluxus quidam alvi.

Abraham*) seght, als hy met syn schouwer ofte arm bloot licht, dat hy dan de loop kryght; maer als hy met syn heel lichaem bloot licht, dan niet.


*)  Abraham Beeckman [<], broer van de schrijver, derde meester in Dordrecht, werd in jan. 1635 rector in Gorcum.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 361 ]

Ei

Ovi partium pondus.

  Vitellum ovi woegh unciaß, het albumen unciaj, de schale unciaij, gedaen door den apotheker Daniel Lansberghe.*)


*)  uncia: 'uncia' (30,8 g), ß: 'semi' (half), j:s 1, ij: 2.
[ Vitellum: dooier, albumen: wit. Bij de schaal zal bedoeld zijn: 'drachme', 3,8 g.]
Daniel Lansbergen (ca. 1600 - 1663) [>] was zoon van Philips Lansbergen [<], en broer van Jacob L.


Vlooien

Pulicum frequentia est signum sanitatis.

  Die van de vloyen veel gebeten worden, syn van gesonde nature, hebbende gheen feninighe dampen, want in Ierlant en syn gheen feninighe beesten, maer schrickelick veel luysen ende vloyen. Ten is dan niet gesont te slapen by yemant, die van de vloyen niet gequelt en wort. Die sieck geweest syn ende van de vloyen gebeten worden, dats een teecken dat se beginnen te genesen.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 363 ]

Linnengoed

Lintia cur alio loco lota non sint candida prima vice.

  Als het lynwaet in een ander lant, te weten in Vlaenderen, in Vranckryck of van Hollant in Zeelant aut vicissim, gewasschen wort, so ist altyt de eerste reyse ros, daerna so wit als te vooren, segghen de wyfs. Dat moet syn, omdat het verscheyden water de poros van de filamenta verscheydentlick disponeert; welcke dispositie met de eerste reyse niet gans verandert en kan worden, maer half ende half, twelck ander coleur geeft.

[ Lat.]   [ v ]

Dauw

Ros ascendens siccat.

Pieter de Cerf*) seght als den dauw snachs ryst, dan worden de grachten drooghe. Dats een teecken dat se uyt het water kompt, als het s'daeghs heet is ende snachs kout, ut ante dixi [<]. Subyte coelte is in den herfst, want het is daeghs warm na het aequinoctium, als voor desen geseyt is [<], ende de Sonne gaet subyt diep onder.


*)  Pieter de Cerf (ca. 1600 - 1644), zwager van de schrijver, was slager te Middelburg.

Pleister

Diachyli ratio.

Treckplaester stopt de venas ende is so sterck niet dat het de arterias stoppen kan. Daerom treckt diachylum, want door de arterien kompt bloet ende ten kan door de aderen so wel niet wech.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 364 ]

Afstand

1/8 deel van de wech tusschen Vlissinghen ende Middelburgh is 1215 van myn treden, elck synde wat meer dan 2 voet.

[ Lat. ]   [ v ]

Wratten

Exterooghen ende wratten te genesen.

  Galbanum curat de exterooghen aen de voeten; secretum, inquit Petrus Bursius*). Ego vero curavi myn wratten aen myn vyngher, die eerst wat in water weykende, dat afsnydende, dan daerop leggende 4 of 5 daghen langh altyt versche diachylum [<] cum gummis, ende telckens al nader afpeuterende tot datse so diep was als het ander vel. Daerna, ex consilio D. Lansbergij [>], streeck ickse met oleo vitrioli, doch of dat noodich was, en weet ick niet seker.   [<]


*)  Geneesheer te Middelburg, zoon van Gilles Burs [<].

[ Lat. ]   [ v ]

[ 365 ]

Kokend water

Aqua fere fervens non circumvertitur.

  D. Lansberge*), teghen my meynende dat het water op de soo synde, ronsom draeyde, ende versterckt synde met het getuygenisse van Jaques Roose°), also ickt evenwel niet en geloofde, hebben wy het tot syn broeder*) gaen proeven ende niet waer bevonden. De houtjens, die wy daerin wierpen, door de hitte des waters met water doordroncken synde, soncken op de gront ende en quamen niet op, al wert het water kout, of al wierpen wy die in kout water: daer sonckense dan oock.


*)  De eerste is waarschijnlijk Jacob Lansbergen, geneesheer te Middelburg [<,>], de tweede Daniel L. [<].
°)  Jacques Roose was apotheker te Middelburg.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 366 ]

Fruit

Freut in pest verboden.

  Te Cales wort alle freut verboden ten tyden van de peste. Dencke omdat het aftreck maeckt.*)


*)  De magistraat van Goes verbood de import van fruit uit besmette gebieden op 13 sept., die van Middelburg op 21 sept. 1634. [<,>]


Heien

Heyen oneyndelick styf.

  Om so styf te heyen als men wilt, laet het gewichte vallen op den langhsten arm van een hout, aen hetwelcke een ander gemaeckt is van gelycke armen, waervan den eenen arm teghen de styl perst, die men inheyen wilt. Also kan men oock heyen onder een leeghe kamer, ende onder een gat van een muer, daer men wil.

[ Lat. ]   [ v ]

[ 367 ]   15 okt. - [nov.] 1634

Drebbel

Cufler Drebbels swager, de Drebbel.

Sibertus Cufler*), Drebbels swagher, seyde my dat syn schoonvader op syn dootbedde seyde dat hy perfecte telescopia maken konde, waermede syn kinderen allen ryck souden konnen worden; doch stierf eer hy dat schreef.°)
— 15en October in den Haghe.

  Seyde oock dat hy in een doncker kamer in de locht konde doen schynen wat hy wilde. Ick achte dat dit is tgene hy in eenen brief schryft#) dat hy sichselven kan subitelyck veranderen in een leeuw, boom, etc., te weten buyten de donckere camer int licht staende, ende by beurte het een ofte het ander in syn plaetse stellende. Doch Sibertus voorseyt seyde dat hy het niet doen en konde.


*)  Johannes Sibertus Kuffler [<] ging na Drebbel's dood (nov. 1633) voort met een ververij in Stratford-Bow, met zijn broers. In 1642 vestigde hij zich weer te Den Haag, daarna te Arnhem en Londen. Hij was een gepassioneerd chemicus.
°)  B. had een brief gekopieerd [<] van D. aan de Engelse koning, 1613: "ik kan een instrument maken waarmee letters een Engelse mijl ver te lezen zijn [...] niet gelijk aan de gewone kijkglazen".
#)  Brief aan Van Rietwyck, in het Latijn in Itinerarium Frisio-Hollandicum (1630), p. 73; het origineel werd gekopieerd door Const. Huygens en gepubliceerd door Jaeger, 1922, p. 110-111.
[ T. 2, p. 12: Beeckman bespreekt lichtbeelden ('species visibiles') in een donkere kamer.]

[ Lat. ]   [ v  (holle spiegel) ]

Natte vinger

Ventus exiguus ut sentitur.

  Een schuytman stack syn handt int water, ende also nat synde, stack hy die omhooghe om also beter te voelen hoe de wint was, want het was stille. Het water maeckt de handt koudt.*)


*)  Op 25 oktober 1634 bevond Beeckman zich in Delft bij zijn zieke vriend Van Berckel (p. 449).

[ Lat. ]   [ v ]

[ 368 ]

Schouw

Fumaria corrigere.

  Als men hooghe in de schouwe een vierken maeckt, dat sal den roock van de heert opwaerts trecken.

[ 369 ]

Beweging blijft

Motus quomodo non aboleatur.

  Duo corpora, sibi invicem occurrentia aequali vi, quiescunt, nisi resiliant, at ita comprimuntur, ut alia occasione nacta, solvantur atque magis quam occasio haec prae se fert, moveantur; ita ut omnibus partibus cum resultu etc., simul sumptis, pristinus motus conservetur et repetatur, sicut compressa lamina chalibea data occasione resilit [<]. Ergo motus a Deo semel creatus, non minus quam ipsa corporeitas in aeternum conservatur [<].
  [<]

  Twee lichamen, die met gelijke kracht elkaar tegemoet gaan, komen tot rust, tenzij ze terugstuiten, maar dan worden ze zo samengeperst dat ze, als een andere gelegenheid zich voordoet, weer ontspannen en meer gaan bewegen dan deze gelegenheid met zich meebrengt; zó dat voor alle delen met het stuiten enz., samen genomen, de vorige beweging behouden blijft en hernomen wordt, zoals een ingedrukte stalen lat bij gelegenheid terugspringt [<].
Dus blijft beweging, eenmaal door God geschapen, niet minder dan lichamelijkheid zelf tot in eeuwigheid behouden [<].


[ Bewegingswet volgens Beeckman: p. 129.]

Ramp

Scholae meae calamitas.

  Den 20en Novemb. 1634 is joncker Philips van Stralen, een van myn costkinderen begraven, twee daghen sieck geweest hebbende, na het oordeel van den Hr Doctor van Someren [<] van de peste. Denselven dach, also meest al myn kostkinderen op haer versoeck ende met toelatinghe van D. Butendyck*) scholarcha ende daerna met approbatie van de reste, naer huys trocken, so synder oock sevene na Der Veren gereyst, waervan der ses desen 20en voorseyt ontrent de plate ten elf ueren voormiddach verdroncken syn, also haer schip overseylt wiert. Sins syn myn kostkinderen meestal achtergebleven, daer icker voor desen 50, 60, 70 in de kost hadde.°)


*)  Gosuinus (Goswin) van Buytendyck of Goswinus Henrici Ultrajectinus (ca. 1586 - 1661), predikant, sinds 1620 in Dordrecht, en vanaf 1630 curator van de school. Ca. 1643 zond hij Descartes enkele brieven over theologische kwesties, waarvan het antwoord bewaard bleef.
°)  De pestepidemie duurde tot 1637 [zie Schotel, De illustre school te Dordrecht (1857), h. XIV].




Slypen usque ad finem libri.

[ Slijpen tot het eind van het boek.]


[>]




Home | Beeckman | Journaal - 1634 (top)