Beeckman | < Varia | Brontekst

Inleiding , 1624: leven , perpetuum mobile , Praag , kijker , kunstzon ; 1622: microscoop


Peiresc over Drebbel

Uit: Prof. Dr. F. M. Jaeger, Cornelis Drebbel en zijne tijdgenooten (Groningen 1922)

[ English translation ]

[ 123 ]
XII.

Manuscripten van N. C. F. de Peiresc, uit de Bibliothèque de Carpentras.

a.   (Ms. No 1776)

Het stuk van De Peiresc is in vele opzichten van belang ter illustratie van Drebbel's karaktertrekken. Als de gebroeders Kuffler meedeelen, wat ze van hemzèlf vernamen, dan is het meegedeelde steeds fantastisch en grootsprekerig, veelal zuiver blague. Als zij echter hunne eigen ondervindingen en hunne kennis van zaken zullen meedeelen, blijken zij een slecht begrip van de door hen voorgedragen zaken te bezitten, zoodat ze, — zooals De Peiresc terecht opmerkt, — overal "hun crediet erbij verliezen". De Peiresc zelf was niet genoegzaam deskundige, om uit de verwarde en rudimentaire mededeelingen der beide broeders, het juiste mechanisme der apparaatjes te kunnen reconstrueeren.

Drebbel [1572 - 1633] zelf verschijnt hier als de zonderlinge, matelooze fantast (onuitbluschbaar vuur, kijker om het daglicht bij nacht te concentreeren, enz.), als de geheimzinnigdoende, zich aan grootspraak bedwelmende uitvinder, en als de beklagenswaardige speelbal van zijne liederlijke vrouw en teugelloze zonen.

  In zooverre geheel overeenkomstig het beeld, dat in het voorgaande op andere gronden van zijne persoon gegeven werd [p. 95: "geen natuurvorscher", veeleer "inventor", "echt kind van de 15e en 16e eeuw". En: "levendige belangstelling voor de natuur", "als 'mirakels' bood hij hare werkingen aan"; en p. 34: "een onrustige fantast"].



Ms. No. 1776,1)
Fol. 407.

Corn. Drebels.

Relaas van wat ik heb vernomen over het leven en de uitvindingen van Cornelius Derbbel, uit de stad Alkmaar in Holland, van Abraham Kuffler zijn schoonzoon en Gilles Kuffler zijn broer, te Parijs, begin september 1624.

Cornelius Derbbel van Alkmaar in Holland is werktuigkundige van de koning van Engeland, en 55 jaar oud. Zijn vader was een heer en tijdens zijn leven een van de voornaamste burgemeesters van de twaalf. Hij was heel rijk en had tien kinderen, zonen en dochters, die allen zijn overleden zonder getrouwd te zijn geweest. Genoemde Cornelius is als enige erfgenaam overgebleven, en heeft al zijn middelen gebruikt om geheimen te onderzoeken.

  De gronden om de stad Alkmaar dragen nog de naam van Derbbel aan wie ze toebehoorden 2).


1)  De figuren die hierbij behooren, en waarvan copieën op de Groninger Universiteitsbibliotheek berusten, zijn van weinig of geen waarde voor de nadere verklaring van de hier vermelde kunststukjes van Drebbel.
Het uurwerk met satyr en knaap [hierna p. 125, n.2] is in uitwendigen vorm geheel en al gelijk aan de afbeeldingen in Heron's Pneumatica en in Fludd's werk van 1617 [Utriusque cosmi ..., vol. 2, p. 469-491]. De kijker om bij nacht te zien, is eene soort van zoeklicht of lantaarn, met meerdere lenzen (4 of 8) op één punt gefocusseerd. Ook schijnt er bij de figuurtjes eén te zijn, dat het "instrumentum Drebbellianum" van Leurechon [1630] en C. Ens [1636] moet voorstellen. [Engl. 1633 (p. 110);  Ned. 1636.]

2)  In de archieven te Alkmaar kon, ondanks vele nasporingen, noch omtrent het eene, noch omtrent het andere feit iets naders gevonden worden.

[ 124 ]
  De moeder, die het slechte huishouden van haar zoon zag, heeft twintigduizend pond van de koopwaarde van dit goed gehouden, die ze heeft belegd op het ziekenhuis 1) van de genoemde stad, tegen drie procent, om te worden bewaard voor de kinderen van genoemde Drebbel. Het is een man met een heel goed verstand, spitsvondig, en vol grote uitvindingen. Hij zegt dat hij op een leeftijd van acht jaar 2) het perpetuum mobile begon te vinden, dat hij sindsdien geheel en al heeft volmaakt, en dat het tijdens het spelen met een bikkel en een strootje was, dat hij een fonteintje maakte; en hij zegt dat dit de grondslag was van zijn hele uitvinding 3). Die bestaat, naar wat ik heb kunnen opmaken uit het verhaal van zijn schoonzoon Abraham Kuffler, uit niets anders dan het vinden van een middel om één of twee duim water te doen stijgen, of een andere stof die men wil gebruiken om de genoemde beweging te maken. Want als men het heeft doen stijgen, komt het door het vallen nog meer omhoog en nog eens vallend heeft het nog meer werking 4) en geeft het meer beweging aan het instrument dat hij wil doen lopen. Daarvoor is geen grote kracht nodig, omdat het maar een uurwerk is, dat zijn beweging krijgt van twee raderen, waarvan het grootste verdeeld is met tweeëndertig tanden, en het kleine dat herinner ik me niet, en boven deze twee raderen is een groot balanswiel. Het was ongeveer als volgt:

(Figuurtje).

  (Fol. 407 vo.)   Er was nog een ander dingetje dat ik me niet herinner, het kleine rad deed de wijzer van het uurwerk draaien.

  Ik zag een klein stuk hout, waarop een instrumentje stond van koper, met de volgende vorm, gedragen door de ... (miton: ijzeren handschoen). Het vooreinde kwam te kloppen, als op een aambeeld, op een stuk koper dat in dat hout was geplant, en het andere einde ging omlaag door een koperen contragewicht dat eraan was vastgemaakt, en het ging in een gat, dat daarvoor in het hout was gemaakt en drong er steeds verder in door:

(Figuurtje).

  Ik heb van hem ook gezien een klein stuk hout waarin een glazen buisje zat, aangebracht op de volgende manier 5) en van dezelfde grootte (figuur).

  Toen hij hier een model wilde gaan maken van dat perpetuum mobile, om het aan de Koning te laten zien, wilde hij een glazen fles laten maken van de grootte en het model zoals volgt en met deze vorm. Het geheel is twee voet lang, en vier duim breed; de hals is vier duim lang.

(Figuurtje).


Thermometra, instrumentum Drebbelianum, 1636 1)  In de archieven te Alkmaar kon, ondanks vele nasporingen, noch omtrent het eene, noch omtrent het andere feit iets naders gevonden worden.
2)  Dit is natuurlijk blague, en evenals in 3) komen dergelijke verhalen ook bij andere berichtgevers voor, alles met het doel, om Drebbel als eene soort wonderman te laten gelden.
4)  Het gemis aan mechanisch inzicht, de gewone hinderpaal voor alle uitvinders van die dagen, is hier zeer duidelijk.
5)  Waarschijnlijk is dit de figuur, die betrekking heeft op het "instrumentum Drebbellianum" [figuur rechts: Ens 1636].

[ 125 ]
  (Fol. 408.)   En hij vroeg glazen buizen met een lengte van een el, maar ze moesten heel dun zijn, en zei dat hij daarmee zijn instrument zou maken, en dat de stof die hij voor de beweging gebruikte kwik 1) was, omdat het niet verdampte zoals water en elke andere soort vloeistof zou doen die kan uitdrogen.

  Het afgebeelde model dat hij liet maken om aan de Koning te laten zien was maar een uurwerk, aangebracht op een grote basis, die aan elke kant ook een figuurtje had; aan de ene kant een satyr die een hoorn vasthield waaruit een fonteintje opsteeg, dat neer kwam te vallen in een grote schelp aan zijn voeten, en aan de andere kant een klein kind, dat aan zijn voeten een fontein zag die hoog opspoot en neerviel in een dergelijke schelp en terugging in de basis 2). Zijn twee fonteinen moesten van kwik zijn, en toch niet dikker worden dan het ijzer van een naaldje. Ik weet niet of het soms de wind of lucht is om deze eerste opstijging te maken, en daarmee kracht te geven aan de beweging.

(Figuur).

  (Fol. 408 vo.)   Kuffler zei me dat de genoemde heer Derbbel een van zijn bewegingen zonder eind had gemaakt voor de Prins van Wales. En dat deze nog iets uitstekends had, namelijk dat men dit instrument tegen een muur moest zetten die doorboord moest zijn, en dat deze muur op de zonkant moest zijn — en in dit gat moest men een instrumentje doen, en van hout, zoals dat waarmee men brood kneedt — en het dan zodanig zetten dat de zon er minstens eenmaal per maand op kon schijnen. Er is een groot balanswiel bovenaan dit instrument, en hij zegt dat wanneer de zon op dit instrument schijnt, het de naald op zijn juiste midden brengt, zodat wanneer het drie uur zou zijn, de naald vanzelf terug naar het midden zou gaan. Dit houten instrument was ongeveer als volgt, en werd in het midden vastgemaakt:

(Figuurtje).

  Dit is wat ik van Kuffler heb vernomen aangaande het perpetuum mobile.
  Om terug te komen op het vervolg van het leven van de genoemde Cornelius Derbbel, hij zei me dat hij bij het ouder worden steeds meer uitvindingen deed, die voortkwamen uit de levendigheid van zijn geest, zonder hulp of het lezen van boeken die hij altijd heeft veracht 3), als grondregel aanhoudend dat de waarheid en de uitnemendheid van de wetenschappen bestaat uit kennis van de geheimen der natuur, waarin ze allemaal liggen; en dat hij al op gevorderde leeftijd was; dat hij geen Latijn begreep en het niet kon spreken, en hij heeft het zichzelf geleerd 4) zonder dat iemand het hem heeft onderwezen.


1)  Dit is weder de thermoscoop-werking, met kwikzilver als vloeistof. Deze bezigde hij ook als regulateur voor zijne ovens. Zie over het gebruik van kwikzilver voor dit doel ook: Js. Beeckman's Journael, Fol. 451v, gedateerd van Augustus 1634 [III, 358].
2)  Dit apparaat is uiterlijk geheel gelijk aan die, welke Heron beschrijft en afbeeldt [o.a. ed. 1575, 1583, 1589].
3)  Dezelfde bewering als in zijn "brief aan Jacobus" [in Een kort tractaet van de Natuere der Elementen, Rotterdam, 1621].  In 4) geeft hij dan toch toe later het Latijn gekend te hebben.

[ 126 ]
  Op een leeftijd van zeventien jaar vond hij uit de boot om onder water te gaan, en daarna heeft hij uitgevonden de verrekijker 1), de kijker om kleine objecten te onderscheiden 2), en verscheidene andere heel bezienswaardige dingen. En hij gaf zich over aan de alchemie 3), waarin hij zegt wonderbaarlijke dingen te hebben gevonden, en uitvindingen van uitmuntende fornuizen, onder andere één om het vuur op een gelijke warmtegraad te houden, meer of minder heet zoals men het wenst  (Fol. 409).

  Toen keizer Rudolf gehoord had dat Drebbel zoveel mooie uitvindingen had en dat hij een glazen bol kon maken waarin hij de vier elementen 4) insloot, en dat er beweging in was, stuurde hij een speciale boodschapper 5) om de koning van Engeland te vragen hem te sturen om een van zijn bollen te maken, wat de koning van Engeland hem toestond. En hij werd door deze man naar de keizer gebracht 6) die hem dadelijk liet werken, en toen hij zijn wonderwerken zag maakte hij hem hoofd van zijn geheime raad [p. 40: van alchemisten], en hij gaf hem het paleis van kardinaal Clesel 7), van wie hij zestigduizend rijksdaalders weigerde 8) en hij liet hem elke week geld uitkeren door twee mensen in Duitsland. Waarvan de goede man een deel gebruikte om de steen der wijzen op te sporen (souffler) en steeds een nieuw geheim te zoeken; en het overige, wat het grootste deel was, gaf zijn vrouw aan iemand in Amsterdam, die ze al verscheidene jaren onderhield, die er zo goed van heeft geprofiteerd, dat hij nu een van de rijkere mensen is van Amsterdam, waar hij zich heeft teruggetrokken. En omdat Drebbel hierdoor steeds geldgebrek had, heeft deze man hem geld geleend dat zijn vrouw hem had gegeven, en als betaling heeft hij het hele erfgoed genomen dat hij te Alkmaar had, dat Drebbel hem verkocht heeft, en nog is hij hem een hele som schuldig gebleven, die hij hem nog steeds verschuldigd is.

  (Fol. 409 vo.)   Toen hij bij de keizer was, maakte hij deze glazen bol voor hem, en hij nam het op zich om voor hem op een bepaalde plaats een fontein te maken die hij duizend voet hoog zou laten gaan als hij dat wilde 9), waarvan het bouwsel zeer hoog zou zijn, en er bovenop zou hij zijn perpetuum mobile zetten, dat een uurwerk zou aandrijven.


1)  In 1608 waren deze door Z. Jansen te Middelburg uitgevonden; Jacob Metius wilde er in dat jaar een patent op hebben.
2)  De zoogenaamde "samengestelde microscopen" [>].
3)  Dat hij de alchemistische praxis beoefende, wordt dus ook hier nog weer eens bevestigd.
4)  Hierin komt Drebbel's mystieke natuurbeschouwing (zie zijn "Tractaet van de Natuere der Elementen") weder duidelijk voor den dag.
5)  Dit was in 1606. Drebbel is toen niet, doch eerst in 1610 naar Praag gegaan, zoodat klaarblijkelijk ook 6) onjuist is.
7)  Bedoeld is Melchior Klesl [Khlesl] (1552 - 1630), de oppermachtige staatsman en leider der tegenreformatie, bij wien de Zutphenaar Vranckenheym particulier secretaris was. Van huis uit Protestant, werd hij door de Jezuïeten bekeerd, en een der onverzoenlijkste katholieke drijvers en ketterjagers. In 1606 was hij te Praag, doch hij stond inderdaad aan de zijde van Matthias in de twisten tusschen deze en Rudolf II. Het is mogelijk, dat de laatste aan Drebbel een vertrek in het meestal onbewoonde huis van Klesl aanwees, aangezien deze toch bijna altijd in zijn bisdom Weenen vertoefde. Voor het overige moet het geheele verhaal eene ongeloofwaardige en hoogst onwaarschijnlijke opsnijderij geacht worden.
8)  Dit is natuurlijk weer geheel en al verzinsel.
9)  In zijne patent-aanvrage op de pompen [1598] wordt nog maar van 30, 40 of 50 voet gesproken; ook deze opgave is geheel fantastisch te achten.

[ 127 ]
En in het midden van het toestel maakte hij een kunstmatige zon 1), die altijd dag en nacht licht zou hebben gegeven; wat drie grote en heel zeldzame uitvindingen waren.
Toen aartshertog Matthias Wenen overrompelde en zich meester maakte van de keizer, zijn broer, liet hij alle raadgevers van de keizer gevangen nemen, en onder anderen Drebbel, wiens huis werd geplunderd en al zijn fornuizen en alle instrumenten kapot geslagen, en teruggegeven aan Khlesl 2), aan wie het toebehoorde. De genoemde aartshertog liet al die raadgevers van staat ter dood veroordelen, en hij liet het schavot oprichten om hun het hoofd af te houwen op een plein dat voor het paleis van de keizer is, die bij het zien van dit voorbereidsel vanuit het raam van zijn kamer, aan degenen die hem bewaakten vroeg, waarom dat daar was; en toen hij had vernomen dat het was om Drebbel te laten sterven, was hij daardoor zeer aangedaan. En toen de aartshertog hem was komen bezoeken en hem zo bedroefd vond, en vroeg hem te vertellen waar deze buitengewoon diepe smart vandaan kwam, antwoordde hij hem dat het was omdat hij de grootste man van de wereld zou laten sterven, het was degene die de glazen bol had gemaakt en uitgevonden, die hij hem toonde en die de bovengenoemde fontein ging maken.

Aartshertog Matthias beval dat Drebbel in vrijheid zou worden gesteld 3), en dat men hem naar hem toe zou brengen. Toen dit gebeurd was verontschuldigde hij zich bij hem voor de slechte behandeling die men hem had gegeven, ze hadden hem niet herkend; dat als hij ermee door wilde gaan hem de dienst te bewijzen die hij voor de keizer deed en af te maken waarmee hij begonnen was, hij de bezoldiging die de keizer hem gaf zou verdubbelen. Hij antoordde dat hij heel blij zou zijn hem te dienen, maar dat hij bij de koning van Engeland was, zonder wiens bevel (Fol. 410) hij niets kon ondernemen, en dus smeekte hij hem om van de koning van Engeland te weten te komen of deze het goed zou vinden als hij in zijn dienst bleef. Aartshertog Matthias stuurde er speciaal iemand heen; maar ondershands zorgde Drebbel ervoor dat aan de genoemde koning werd verzocht er niet mee in te stemmen dat hij daar langer zou blijven, en dat hij daarentegen hem zou bevelen terug te keren 4), want hij was te slecht behandeld om er te willen blijven. Toen dit zo gedaan was door de koning van Engeland, die aan de aartshertog beloofde hem over een of twee jaar naar hem terug te sturen, als hij iets had afgemaakt waaraan hij voor hem begonnen was, stuurde de aartsbisschop hem daarop terug naar Engeland in een goed rijtuig, en hij gaf hem tweeduizend écus 5).


1)  Bedoeld is een onuitbluschbaar vuur; zie verder-op.
2)  Matthias maakte zich in Februari 1611 meester van een deel van Praag, niet van Weenen. Dit is blijkbaar eene vergissing van De Peiresc.
3)  De lezing bij J. Svátek [Wenen 1879] is eene geheel andere [zie p. 41]! Bovendien zou deze gevangenschap [op verdenking van verduistering samen met anderen] dan vóór 1612 moeten vallen, daar Matthias' komst te Praag van Maart 1611 dateert, en Rudolf in 1612 stierf.
4)  De toedracht der zaak, aldus voorgesteld, is al heel onwaarschijnlijk.
5)  Dit is eene evidente overdrijving. Het blijkt namelijk uit het officieele stuk, dat hij in plaats van tweeduizend gouden ducaten, slechts — zeshonderd daalders kreeg!

[ 128 ]
  Toen keizer Rudolf overleden was en aartshertog Matthias in zijn plaats gekozen, waren er veel filosofen en wiskundigen die de uitvinding wilden zien van die bol van Derbbel, en ze haalden de keizer over hun toe te staan deze te breken, hem verzekerend dat ze daarna gemakkelijk andere zouden maken. Na deze toestemming verkregen te hebben en in vergadering bijeen om dit te doen, durfde geen van hen het op zich te nemen dit stuk, dat ze wonderbaarlijk vonden, te breken. Niettemin, hevig verlangend de uitvinding te zien, lieten ze het glas stukslaan door een hofnar van de keizer, maar bij het stukslaan ervan brak hij heel kleine glazen buisjes die in deze bol zaten, zodat ze er niets van te weten kwamen, en hem niet konden herstellen. De keizer liet de koning van Engeland vragen hem terug te sturen naar hem om deze bol te herstellen, en stuurde een rijtuig om hem mee te nemen, maar Drebbel wilde er beslist niet heengaan 1).

  Hij leeft helemaal als filosoof, houdt zich slechts bezig met zijn waarnemingen, en veracht alle dingen van de wereld en de groten 2), en zal liever een arme man groeten dan een grote heer 3). Hij leeft volgens de wetten van de natuur en gelooft nergens in. Hij zou een ander niet kwetsen, noch met de daad, noch met het woord, welke reden men hem er ook voor kan geven. Wanneer men hem beledigt, antwoordt hij niet, behalve dat ze gelijk hebben en eerbare mensen zijn, zonder zich op enigerlei wijze op te winden. Hij draagt nooit een degen, noch op het land, noch in de stad, en zou zich niet verdedigen wanneer men hem zou willen slaan, hoewel hij sterk is en mans genoeg 4) (Fol. 410 vo). Zijn schoonzoon Kuffler is katholiek 5), maar hij houdt zich aan deze laatste grondregel niet te antwoorden op beledigingen, en draagt geen degen.

  Hij heeft een vrouw getrouwd die in hoge mate wellustig is en een zeer onzedelijk leven leidt, en die alles wat hij heeft kunnen verdienen heeft verbruikt om verschillende personen te onderhouden van wie ze heeft gehouden, en zelfs nu nog houdt, hoewel ze al vrij oud is, daar het al 25 of 30 jaar geleden is dat ze samen getrouwd zijn. Uit dit huwelijk heeft hij twee zoons en twee dochters, die ouder zijn dan de jongens, die nog maar 12 of 15 jaar oud zijn 6), maar met een karakter dat heel anders is dan dat van hun vader, die ze minachten en geringschatten; hij leert ze dan ook niets van wat hij weet. Zijn oudste dochter is twee of drie jaar geleden getrouwd met een jongeman, Abraham Kuffler geheten, geboren te Keulen.


1)  Drebbel's onwil, om nog naar Bohemen terug te gaan, is niet in overeenstemming met het overigens zeer onwaarschijnlijke verhaal bij Van der Woude [Kronijcke van Alcmaer, 1645, p. 116-120] omtrent zijn tweede reis naar Praag [zie p. 42].
2)  Dat dit cum grano salis op te vatten is, blijkt uit het feit, dat Drebbel steeds de gunst van hooggeplaatste personen zocht. Blijkbaar gaat het, bij wat De Peiresc hier zegt, om een beginsel der Anabaptisten.
3)  In verband met het vorige, zij hier verwezen naar de strijkages in enkele zijner brieven aan Jacobus I [p. 99, 104, 108, en Beeckman App.].
4)  De hier geschilderde gedragslijn, is kenmerkend voor de levensopvatting der Anabaptisten: geen wapenen te dragen, en eene geringschatting voor de autoriteit der wereldsche machthebbers, waren o.m. juist beginselen der Wederdoopers.
5)  Hetzelfde beweert De Peiresc elders óók van Jacob Kuffler. Zou ook het feit, dat de gebroeders in Italië hunne opvoeding kregen, er toch op wijzen, dat ze werkelijk allen katholiek waren? In elk geval was Drebbel niet katholiek.
6)  Deze zonen, John en Jacob Drebbel, zouden dus in 1612 en 1615 geboren moeten zijn [cf. 129, n6; huwelijk: 1595], d.w.z. tijdens Drebbels verblijf in Praag.

[ 129 ]
Hij kwam in Engeland met zijn broer, die u hebt gekend, die overleden is in Rome 1), die zag dat ze met vier broers waren, en dat ze niet veel middelen hadden om zichzelf te kunnen onderhouden; en hij die goed gestudeerd had in de filosofie en in de geneeskunst maakte een boek, dat hij meenam naar Engeland, in de mening dat de koning die goed gestudeerd heeft, bij het zien van dit zonderlinge boek het misschien goed zou vinden dat het in zijn naam gedrukt zou worden. En met deze hoop raapten ze zoveel ze konden van hun middelen bijeen om een reistoerusting te hebben om beter te worden ontvangen en beloond.

  In Engeland aangekomen vonden ze dat de koning zich niet bekommerde om hun boeken; maar toen ze hadden horen spreken over Drebbel, gingen ze hem bezoeken, en toen deze jongeman die goed gestudeerd had met hem had gesproken en er achter was gekomen dat ze van hem veel zouden kunnen leren, als ze bij hem in de gunst konden komen, besloten ze allebei omgang te zoeken met zijn dochter, en dat degene die zij het liefste vond met haar zou trouwen, gelovend dat ze met deze verbintenis zijn geheimen te weten zouden kunnen komen (Fol. 411). De zaak slaagde, het meisje hield meer van de onwetende 2) dan van de ander, omdat hij een mooiere jongen is. Hij vraagt haar en trouwt met haar en zet met zijn broer al zijn ijver en middelen in om Derbbel te verplichten hun iets te leren. Degene die overleden is, die een goed verstand had, leerde er iets van 3); maar na zijn dood liet degene die getrouwd was zijn oudste broer komen, die in Italië was 4), en een andere broer 5), die in Keulen was gebleven.
Deze laatste is bij Derbbel geliefd, en zal met de andere dochter trouwen 6), en heeft onder zijn beheer het boek waarin Derbbel de geheimen heeft opgetekend die hij na zijn dood bekendgemaakt wil hebben, maar niet tijdens zijn leven 7). Er zijn meer dan tweehonderd dingen, die nooit gemaakt zijn, en hij zegt, dat hij meer dan duizend geheimen zal meenemen in zijn graf, die hij aan niemand wil meedelen 8). Abraham, en zijn oudste broer die Gilles heet, hebben geleerd wat ze konden van zijn uitvinding van het perpetuum mobile, zijn kijkers, en enkele andere kleine geheimen; en daarmee heeft hij hen weggestuurd om fortuin te gaan maken, om te zien hoe ze van dit geheim zullen profiteren, met de verzekering dat, als ze succes hebben, hij hun veel andere zal meedelen.

  Wat ze verkeerd gedaan hebben 9) is, dat ze nooit hadden moeten komen zonder het in praktijk gebracht te hebben in Engeland, en ook de andere dingen waarover ze spraken, zoals zijn verrekijkers en kijkers om 's nachts te zien, die ze niet hebben kunnen maken, zodat ze weinig geloofwaardig zijn.


1)  Dit is Jacob Kuffler, die in 1622 te Rome als slachtoffer van de pest overleed.
2)  Hier wordt Abraham Kuffler bedoeld.
3)  Het was deze, die aan De Peiresc een microscoop van Drebbel vertoonde [>].
4)  Bedoeld wordt Gilles (= Aegidius) Kuffler.
5)  Bedoeld is Dr. Johannes Sibertus Kuffler.
[Genoemd in Samuel Sorbiere, Relation d'un voyage en Angleterre (1664/6), p. 56.]
6)  Daar het huwelijk met Catharina Drebbel in 1627 plaats greep, moeten deze aanteekeningen door De Peiresc ook ongeveer in 1627 gemaakt zijn.
7)  De gewone gewichtigdoenerij van Drebbel. Het manuscript te Cambridge [p. 47, n.1: MS. 2206, L.I.V.S, Catal. IV (1861), p. 93] bevat blijkbaar ten deele nog deze gegevens van Drebbel.
8)  Deze "duizend" andere geheimen, die hij aan niemand wil meedeelen, keeren ook telkens en telkens weer in de verhalen terug, die Drebbel omtrent zijne eigen praestatie's placht te doen.
9)  De Peiresc erkent hier volmondig, dat het optreden der Kuffler's, als de herauten van Drebbel's genialiteit, inderdaad op een fiasco uitgeloopen was. Tenslotte werden zij nergens meer au serieux genomen.

[ 130 ]
  Hij heeft ze ook nog geschreven om terug te komen naar Engeland om vandaar het klaargemaakte instrument mee te nemen. Hij heeft hun het middel geleerd om met scharlaken te verven, mooier dan wat men nu maakt, en goedkoper dan gewone kleuren. Hij toonde mij er monsters van, die buitengewoon mooi waren 1).

  (Fol. 411 vo.)   Kuffler zei me dat hij behalve die bol, die hij voor de keizer had gemaakt, 17 of 18 soorten instrumenten had uitgevonden, die eb en vloed lieten zien 2). Hij heeft een soort kijker uitgevonden waaraan hij nu werkt voor de prins van Wales, om bij nacht even helder te zien als bij dag 3), en iemand op een afstand van een mijl en meer duidelijk te kunnen onderscheiden en herkennen; die hij had uitgevonden en gemaakt, maar dat hij nu werkte aan het vinden van een samenstelling van glas, die de werking van rotskristal kan geven, opdat degenen die deze kijker zouden zien zonder dit mengsel te kennen, de uitvinding niet zouden kunnen vinden, zoals zou kunnen als het noodzakelijk is rotskristal te gebruiken.
En hij zegt me, dat hij de opdracht heeft als hij naar Italië zou gaan, voor hem een stuk te vinden ter dikte van een arm en anderhalve voet lang om het hol te maken. Ik geloof dat hij voor deze kijker glas gebruikt met verscheidene bollingen, zoals ik ze heb gezien bij Kuffler, bol aan beide kanten en alleen aan één kant. Het zijn stukken glas die met een molen zijn verkregen, zo groot als een handpalm en vierkant, terwijl die bolle even ver van elkaar staan en goed in verhouding zijn, met het glasvlak tussen de bolle heel plat en goed gepolijst. Die welke ik bij Kuffler heb gezien waren met vier bolle, en ongeveer zoals de figuur hierna: (figuur).

  (Fol. 412.)   Hij zegt dat hij ze zo opstelt dat hij de vier verschillende punten van elke bolle in een enkel punt verenigt, en dat hij tot wel acht verschillende punten heeft verenigd; dat het bij nacht heel goed werkt 4).


1)  De kleur van den "Bow-dye" [p. 107: "Bow-die"; p. 47: Stratford-Bow; p. 136: 'Scarlett Dye'] was dus blijkbaar verschillend van het rood, waaraan men toenmaals gewend was. Inderdaad is ook de toepassing in dien tijd van de oplosbare tin-verbindingen in de cochenille-ververij, een der gelukkigste vondsten (van Drebbel? van Coecke?) te achten. Toch is het, op grond van het manuscript te Cambridge, zéér onwaarschijnlijk, dat Drebbel degeen was, die de tinzouten voor dit doel aanwendde.

2)  Bedoeld is hier het door Antonini beschreven apparaat in allerlei vormen.
  Van de vele vormen, waarin Drebbel's apparaat voorkwam, en hetzij ter demonstratie der altoosdurende beweging, of van die van "eb en vloed", of wel als thermoscoop gebezigd werd, geeft het dagboek van Is. Beeckman een duidelijk beeld. Zie bijv. daarvan Fol. 163, 164 (1622) [II, 200-204]; Fol. 259 v en 261 v (1626) [II, 363-370]; enz. Ook is er, sinds 1620, telkens sprake van het "Drebbeliaensch instrument", als een apparaat, hier te lande in gebruik om de warmte of koude der lucht te meten [cf. Thermometrie-Geschichte].

3)  Het apparaat is eene lantaarn met een meervoudig lichtbrekend glas, op de wijze, zoals de vuurtorens die bezitten, doch uit meerdere, op bepaalde wijze gefocusseerde lenzen, samengesteld. Zie ook 4).

[ 131 ]
Dat deze kijker om 's nachts te zien zodanig gemaakt is dat hij 's nachts alles wat overblijft van het helle daglicht verzamelt op een enkele plek, dat hij het u helderder en duidelijker laat zien dan overdag 1), doordat er geen stralen zijn die verblinden, en de duisterheid van de rest van de aarde het ons helderder laat zien. Want de uitgestrektheid van wat u ziet is niet groter dan acht of tien vadem (toises), maar langzaam draaiend neemt u steeds dezelfde helderheid mee met het gezichtsveld, totdat u hebt gevonden wat u zoekt. Het is één van de dingen die ik wel zou willen zien om het echt te geloven.

  Hij drijft de spot met andere kijkers om bij nacht te zien met een fakkel, die hij beloofd had voor mij te maken; ze zijn met twee bolle en een holle, ofwel met drie bolle, twee die sterk vergroten en de andere weinig, ofwel een bol glas aan de ene kant en een hol aan de andere kant. Want hij zei me, dat er bij de kijker die hij voor mij gemaakt heeft, die met twee bollle is, slechts een glas aangebracht hoefde te worden om bij nacht te kunnen zien en lezen, wat men u zal laten zien bij een fakkel. De heer de La Rochemaillet zei me dat Kepler in zijn propositie 86, als ik me niet vergis, leerde het middel te vinden om kijkers met drie glazen te maken 2). Hij zei me steeds dat hij het derde glas niet had, en de oudste zei me dat als meneer Drebbel wist, dat ze deze kijker voor mij hadden gemaakt, dat hij er niet blij mee zou zijn, omdat iemand die de optica begrijpt daarmee gemakkelijk verscheidene andere uitvindingen zou vinden, en alles wat het meest opmerkelijk is in de optica.
Hij zei ook nog, dat hij verrekijkers maakte met drie glazen, die wonderen lieten zien, en andere ook met drie glazen om de zon te zien. Hij zei dat de zon niet is zoals we hem zien, in de vorm van een bol; maar die rondheid, die zo gelijkmatig lijkt, is samengesteld uit zeven kleine bollen, en Derbbel bewijst, dat het zo moet zijn, omdat we anders niet die grote warmte van de zon zouden voelen, als ze niet werd veroorzaakt door de terugstraling van deze kleine bollen, van de ene naar de andere 3). En hij zei dat ze hem zo groot zien, dat hij met de kijker altijd maar vier bollen tegelijk heeft kunnen zien, en dat als men niet heel handig is bij het kijken en bij het vermijden van het punt van de zonnestraling, dat dit lan leiden tot verbranding van het gezichtsvermogen van degene die ermee kijkt. We deden de proef in zijn aanwezigheid, als volgt:

(Figuurtje).

1)  Deze passage bewijst wel, dat hij van de oorzaken en van de werkingswijze weinig begrip had. Het geheel is eene fantaisie zonder reëlen ondergrond.

2)  Propositio 86 in Kepler's Dioptrice (1611), heeft op de genoemde kwestie geene betrekking; wèl echter Propositio 89 (pag. 45): "Tribus convexis erecta et distincta et maiora praestare visibilia". Sprake is hier voorts van Michel de Rochemaillet (1562 - 1642) [boek], parlements-advocaat te Angers, een Jezuïet, dien de Peiresc kende.

3)  Deze bewering van Drebbel toont niet slechts den aard zijner van elk dieper inzicht verwijderde natuurbespiegelingen aan, maar bewijst tevens, dat zijne lenzen nog heel veel te wenschen overlieten. Het is haast onmogelijk te gelooven, dat deze kijkers voor iets anders, dan enkel voor ruwe waarnemingen op aarde bruikbaar waren. Ook uit enkele andere gegevens kan die slechte qualiteit der lenzen afgeleid worden; tevens, aan welke gevaren men vaak het oog uit onkunde blootstelde, zonder behoorlijke voorzorgsmaatregelen te nemen. Het lot van Galilei is welbekend.

[ 132 ]
  (Fol. 412 vo.)   De laatste en uitnemendste uitvinding die Drebbel heeft gevonden, is het maken van een kunstmatige zon, dat wil zeggen een aanhoudend vuur dat altijd zal branden en verlichten 1). Toen de prins van Wales naar Spanje ging 2), stelde Derbbel hem voor dat, nu men Londen had volgezet met fonteinen door middel van een riviertje dat men erheen had geleid en met kleine buizen verdeeld naar alle huizen die er een hadden gewild 3), dat hij wilde ondernemen een vuur te maken op een kleine berg dichtbij Londen, vanwaar allen in Londen vuur konden gaan halen en het meenemen naar huis, en met dit vuur koken en hun vlees braden, zonder hout nodig te hebben. De reis die de prins toen ondernam verhinderde hem te voorzien in wat noodzakelijk was om dit wonder te laten gebeuren. Ik geloof dat er maar twintigduizend pond sterling voor nodig was. Deze reis was zeer nadelig voor het volk. Hij zei me dat hij een gat in de aarde maakte met instrumenten die de stralen van de zon zozeer op die plek verenigden, dat hij een stof aanstak die brandde en verlichtte zonder op te raken. Het zij zo.

  Hij zegt dat hij brandspiegels maakt waarmee hij alles in brand steekt dat op een halve of hele mijl van hem af kan zijn, en alles wat we kunnen zien met het bereik van ons oog. Kuffler zei me dat hijzelf ze kon maken om te branden op tweehonderd passen, maar niet meer, maar hij had er geen en verliet zich steeds op ons om ze te maken wanneer de koning hem in dienst genomen zou hebben. Dat toen hij zijn molen liet maken (om de glazen te maken die hij nodig zou hebben, hetzij bolle of holle) zoals hij er een heeft in zijn huis te Londen, die glazen maakt volgens de verhouding die men wenst, zó gelijkmatig zonder op enige manier te veranderen, dat hij met een zelfde werktuig steeds alle glazen even goed en met gelijke werking zal maken, zonder dat het ooit misgaat.

  (Fol. 413.)   En dat is heel makkelijk, want men behoeft het glas maar op het werktuig te leggen en daarna de molen te laten gaan door een jongetje. Men kan gaan wandelen en er zo'n drie of vier uur niet naar kijken, dat gaat nooit mis. Hij polijst zijn glazen niet met zandsteen zoals onze werklieden, maar met tin.

Derbbel neemt de schijn van eenvoud en onwetendheid aan, als men hem komt vragen of hij zoiets kan maken; hij zegt van niet, en laat zich alleen kennen aan degenen van wie hij gelooft dat ze intelligent zijn of het graag willen zijn.


1)  Deze wilde fantaisie is ook reeds vroeger genoemd. Het blijkt, dat hij bij Charles I daarvoor 240 000 gulden trachtte los te krijgen, — natuurlijk zonder succes!
2)  De reis van Charles naar Madrid valt in 1623; zij was een compleet fiasco.
3)  Dit slaat op de door Sir Hugh Myddelton (1560? - 1631) in 1613 voor Londen aangelegde waterleiding, met behulp waarvan het water van Chadwell en Amwell over grooten afstand naar de stad gevoerd werd.

[ 133 ]
  Drie of vier jaar geleden is hij begonnen met het drinken van tabak 1), waarvan hij eerder een afkeer had. Hij heeft zich er zozeer aan overgegeven, dat hij hele dagen en nachten doorbrengt met het drinken ervan, en houdt het erop dat wie het niet drinkt, niet goed bij het hoofd is. Wanneer hij iemand vindt die er veel van drinkt, heeft hij veel achting en waardering voor hem; en bij zo'n ontmoeting zou hij hem iets van zijn geheimen kunnen openbaren; anders is hij moeilijk te benaderen.
1)  De vraag, wat hier bedoeld wordt, kan beantwoord worden door eene mededeeling van Js. Beeckman, in diens dagboek, Fol. 191 v [II, 285], gedateerd van Januari 1624. Daar wordt een door klei of iets anders afgesloten, tendeele met bier gevuld glas afgebeeld, waarin eene pijp bevestigd is, met den steel tot bijna op den bodem; door een ander buisje, dat als mondstuk dient, en boven het vloeistofoppervlak uitsteekt, wordt de rook heengetrokken. [...]
De beschrijving stemt overeen met het gebruik van eene Turksche pijp of nargileh, waarbij in plaats van water, bier gebezigd wordt. Bovendien bevat A. Kuffler's receptenboek (Cambridge Manuscr. No. 2206, L. l. V. 8, Part IV, p. 41 (=709)), onder den titel: "A Tricke with Tobaccoe Pipe" de, met die bij Beeckman analoge, volledige beschrijving van dit toestel, dat, evenals tal van andere voorschriften in dit Manuscript, ongetwijfeld direct aan Drebbel ontleend is.




b.   (Ms. No 1774)

  In dit handschrift van de Peiresc wordt de beschrijving gegeven van de waarnemingen, die hij met een "lunette de Drebbel", d.w.z. met een hem door Jacob Kuffler vertoond en bezorgd mikroskoop, in 1622 gedaan heeft. Zij betreffen waarnemingen van kaasmijten, hoofdluizen, maden, vlooien, en andere insecten. In het volgende is alleen dàt deel van het handschrift overgenomen, hetwelk betrekking heeft op de constructie van de door Drebbel vervaardigde instrumenten. Een volledig afschrift bevindt zich op de Groningsche Universiteitsbibliotheek.

[ Isaac Beeckman maakte een tekening, bij zijn kopie van Drebbels brief aan de koning van Engeland.]



Fol. 407.   Over het oog.
1622.
Kijker van Dreubells.

Deze werd mij gebracht op 2 juni, jour de l'octave de la Feste Dieu. En op de 21e van dezelfde maand kreeg ik glazen voor nog twee andere, en het kostte me 6 pistoles ter waarde van 43 pond 16 stuivers.

  Op zondag 22 mei 1622 heb ik een kijker gezien die een mijt vergroot zoals een dikke vlieg is, uitgevonden door Cornelius Dreubelsius ou Drubelius of Dreubels, geboren te Alkmaar in Holland, heel bedreven in de mechanica, die zich beroemt op de eeuwige beweging die hij heeft gemaakt onder keizer Rudolf; en op de alchemie, of goud van hetzelfde allooi als de munten van Duitsland; en die zich sindsdien heeft teruggetrokken in Engeland, waar hij wordt onderhouden door de koning van Groot-Brittannië.


[ 134 ]
En hij heeft daar een boot gemaakt die onder water gaat, groot genoeg om negen personen te kunnen dragen; waarna de genoemde koning hem honderd kleinere heeft laten maken, alle geschikt voor maar één man. Hij is van plan een verrekijker te maken die wel op zeven mijl een handschrift kan onderscheiden, een spiegel te maken om op een halve mijl afstand te branden; om licht van een ster zó te concentreren dat men er 's nachts een brief bij kan lezen, en dat een ruimte van dertig voet in diameter verlicht wordt.

  Het is Jacob Kuffler geweest, een broer van zijn schoonzoon geheten Abraham Kuffler, beiden geboren te Keulen, die mij deze kijker heeft laten zien in de kamer van de koningin-moeder in het Palais de Luxembourg, in de voorstad St. Germain, waat hij de open lucht en de volle zon wilde gaan opzoeken, 's middags om één uur.

  Zijn kijker heeft een lengte van een pas of ongeveer zoals een buis voor de schrijftafel, met een diameter van een duim. Hij is van verguld koper en bestaat uit drie stukken om korter of langer te kunnen worden volgens een kleine verwijdering van de objecten. Aan de kant van het oog heeft hij een soort kleine trechter, zwart geschilderd, waarin een gat zit ter grootte van een pinknagel, en op twee vingers vanaf dit gat is een glas gezet, bol aan beide kanten en deel van een vrij kleine bol.

  (Fol. 407 vo.)
  Aan de andere kant is een kleinere buis bevestigd, die een diameter heeft die niet groter is dan een derde van de andere en een lengte van niet meer dan een halve vinger, aan het uiteinde waarvan een ander glas is ingezet, plat aan de kant van de bolle, en rond aan de kant van het object, bedekt met koper, zodat er maar een gaatje open is dat zo klein is dat een grote naald het zou kunnen dichtmaken 1). Hij zegt dat het niet echt gewoon bol is, noch hol, en dat het niet van eenvoudig gewoon glas is, maar dat hij om het helderder te maken, wanneer het gesmolten is en klaar om te stollen, er een bepaalde andere stof op giet die het verheldert. Het zij zo; het komt erop neer dat het naar het schijnt de helft moet zijn van een glazen bol ter grootte van een kleine kers, want de platte kant was heel goed te onderscheiden binnenin de buis toen hij uit elkaar was gehaald, en van buiten zag je goed de ronding van een halve bol bedekt met een laagje verguld koper.

  Dit instrument was gezet in een kleine cirkel van verguld koper, gedragen door drie pootjes die vaststonden op een kleine onderstel (plot) alsof het zo'n rond ding (mollette) voor de schrijftafel was en tussen het onderstel en de kijker was een klein plaatje, rond, zwart en beweegbaar, waarop hij de objecten zette, en hij bewoog ze heen en weer om ze precies op het punt te brengen waar de gezichtsstraal viel. Hij koos een positie waar de zon het object verlichtte, zonder degene die keek te hinderen.

  Overigens werd het object omgekeerd gezien, zodat als de diertjes naar rechts gingen, gezien met het blote oog, ze door dat instrument naar links leken te gaan, terwijl de werking van die vergroting werd verkregen in het punt van omkering.


1)  De beschrijving van dit apparaat stemt niet overeen met de teekening in Beeckman's handschrift, waarbij geschreven staat "instrumentum auctae quantitatis".

[ 135 ]
  Door nu de buis te verkorten met drie, vier en zes vingers, en bovendien met zijn halve lengte, kwam er geen onscherpte in het object, dat steeds heel duidelijk verscheen, zelfs helderder hoe meer men hem verkortte, maar niettemin werd het kleiner zoals een handschrift dat je door een loep bekijkt, naarmate je deze loep er naartoe brengt. Wat me des te meer sterkt in de mening dat het slechts twee loepen op elkaar zijn.

  (Fol. 408.)
Cornelius Drúbbel's inventor dioptrae
Abrahamùs Kùffler, gener Drubelii
Jacobus Kùffleir, generi frater, dioptrae custos.

  (Fol. 408 vo.)  (is onbeschreven).

  (Fol. 409.)
  Hij heeft eerst op zijn zwarte plaatje, met de punt van een mes, enige korreltjes gelegd van het poeder dat valt van de korst van de kaas, die wij in de Provence artisons noemen, en hier mites en in de Nederlanden mijten.

  Enz.   Hier volgt de beschrijving der verschillende objecten, die door het vergrootglas bezien zijn.*)


[ *)  Met "de oudste beschrijving van kaasmijten door het mikroskoop gezien", volgens A. C. Oudemans, 'Kritisch historisch overzicht der Acarologie, I', in Tijdschrift voor entomologie, deel 69, 1926, Supplement, p. 166.
Acarologie: studie van mijten en teken.]




Beeckman | Varia | Peiresc over Drebbel (top) | Brontekst