Home | Beeckman | < Vertaling > | Brontekst | Index

Oude muziek , psalmen , windzucht , bloedsomloop , sterrenlicht , neus , telescoop , Bruno , koorts , wit


Isack Beeckman - 1633 v b



[ <   287 ]   [10] juni - 7 juli 1633

Oude muziek

Waarom muziek van de Ouden voor ons wonderlijk is.

Salomon de Caus zegt in zijn Musique, Partie premiere, Propos. 34 [Prop. 44]*) dat de muziek van de Ouden minder volmaakt is geweest dan de onze.

  Voeg aan zijn redenen toe dat de muziek toen nieuw was terwijl zij, wier geschriften hierover ons hebben bereikt, in leven waren. Datgene nu wat nieuw is, is ook aan weinigen bekend, daarom ook ongewoon, geliefd, en er wordt veel gezegd en geloofd, dat slechts door anderen is gehoord, die dikwijls iets buitengewoons van henzelf met principes onder die naam wilden aanbevelen.


*)  Salomon de Caus, Institution harmonique, I: 'les proportions des intervalles harmoniques', II: 'les compositions dicelles' (Frankfurt 1615).
Prop. 44: 'L'occasion qui a meu l'Aautheur [sic] à parler contre l'antique Musique'.

[ 288 ]
Ja zelfs is het geen wonder dat enkelen van de Grieken met overdrijving, voor de grap, of bij wijze van spreken zijn vermeld bij iets nieuws, wat andere schrijvers, overigens betrouwbaar maar te lichtgelovig, hebben overgenomen en ons voor waar hebben overgeleverd.

Hoe het zit met zogenaamde duivelse streken.

  Dit wordt dus op ongeveer dezelfde manier gedaan als dingen die nu worden vermeld over duivelse streken*), die toch als ze eenmaal aan de drukpers zijn tooevertrouwd, nooit in vergetelheid raken, maar van dag tot dag mooier worden gemaakt en dus, alsof ze met de hand zijn beschreven, aan het nageslacht worden opgedrongen als waar zijnde; terwijl toch degenen die een andere keer verklaarden ze te hebben gezien, daarna toen ze thuis gekomen waren en alles overwogen, heel dikwijls zijn begonnen te twijfelen, hun fout zelfs duidelijk te zien of bedrog van anderen te herkennen, en dat niet zelden maanden, zelfs jaren later. °)


[ *)  Lat. 'Praestigiae daemonum', vergelijk de titel van: Johannes Wier, De praestigiis daemonum, Bas. 1563.]
°)  Nu volgt (fol. 414v, niet opgenomen) een lijst van tijden tussen inname en uitscheiding van gegeten voedingsmiddelen (groente, bonen, pruimen, rozijnen, krenten): 'Hoe lang voedsel in de ingewanden blijft, proeven genomen bij mijzelf', 20 tot 31 mei. Eerder is hiernaar verwezen op p. 285.

Psalmen

Muziektoonsoorten benoemen met de noten zelf.

  Aangezien Glareanus [<] en Claude Lejeune [<] toonsoorten in de muziek aanduiden met een verschillende naam, en voor deze de eerste toonsoort is wat voor die de elfde is, heb ik besloten ze voortaan aan te duiden met de noten zelf; bijvoorbeeld, de toonsoort ut is die welke op de drie voornaamste plaatsen een ut kan hebben; zo ook de toonsoort re, de toonsoort mi enz.
Want zo valt geen enkele samen met een andere en is hun volgorde heel gemakkelijk te doorzien, evenwel zodanig, dat een authentieke toonsoort hierbij niet verschilt van een plagale.

Hoe ut re soms een grote en soms een kleine toon kan zijn.

  Toen ik bij de psalmen een aantal toonsoorten ut onderzocht, zag ik dat bijna overal grote tonen werden verward met kleine, dat wil zeggen dat in een zelfde psalm ut re wel eens een grote en een kleine toon is. Zo is re mi in de ene regel een grote toon, in een andere een kleine toon; ja ik geloof zelfs dat dit soms voorkomt in één en dezelfde regel.
Dit maak ik op terwijl ik de consonanten die heel precies worden verondersteld, weglaat uit de consonanten; dan blijft over: hier een kleine toon, daar een grote. Ik houd het ook voor consonanten wanneer een regel begint met sol en eindigt op re, enz., ook al wordt met tonen en halve tonen verder gegaan. Zo ook de afstand tussen de hoogste en de laagste noot van dezelfde regel.

Hoe fa mi re ut soms een grote terts kan zijn.

  In Psalm 77, r. 3, is er een grote terts tussen de vier noten fa, mi, re, ut, en dit is gedaan omdat in de vorige regels wegens de cadensen de ut als een halve toon is gemaakt, en re ut is de kleine halve toon 25 : 24, want als de consonant re fa, die in deze drie regels heerst, wordt afgetrokken van deze tweetoon, blijft over 25 : 24, zoals ik zei. [>]

[ 289 ]
Psalmen verbeterd door het volk.

  In Psalm 51, r. 2, zingt het volk mi fa als hele toon, omdat in de eerste regel sol la en fa sol kleine tonen waren. In die regel is de consonantie namelijk fa mi en mi sol, dus la sol is een kleine toon. En dat is ook sol re en re fa, dus ook fa sol is wwn kleine toon. Als dus fa sol la zou worden gezongen zoals in de eerste regel was gedaan, zou er een dissonant zijn gehoord in fa la, die zoals het volk nu zingt een kleine terts is.

  In Psalm 28 zingt het volk in regel 3, voorlaatste noot, fa mol in plaats van mi. Opdat niet de verminderde kwint wordt gehoord die er zou zijn tussen fa mi la sol fa mi re, zingt het volk fa mi la sol fa fa mi, en toch vermijdt het niet de overnatige kwart die er is tussen mi la sol fa, omdat deze mi fa minder belangrijke noten zijn; maar de hogere fa is belangrijker en het is de bovenste en de eerste na een consonant, dus de overige moeten hiermee meer consonant zijn dan met de mi.

Ut re kan niet een grote en een kleine toon zijn in dezelfde psalm.

  Daar een psalm in de toonsoort ut consonanten bevat boven de eigenlijke, die zijn ut sol, sol fa, ut mi, mi sol, en in het lagere deel re sol en re fa, kan ut fa in die psalm niet goed voorkomen, omdat in deze toonsoort ut re een grote en een kleine toon zou zijn, wat absurd is bij stemverandering en wat het gehoor stoort. Zo sluiten ut fa en re fa op hun beurt re sol uit.

  Hiervan hangt af de variëteit van de afzonderlijke toonsoorten, die ik vroeger genoemd heb manieren van toonsoorten [<]. Over hun aantal moet nauwkeuriger onderzoek worden gedaan.

IJs en water

Of ijs minder ruimte inneemt dan water.

Franciscus Patricius zegt in de Spacio physico*) dat ijs een kleinere ruimte inneemt dan water [<]. Evenzo dat honing en olie wegens de zwaarte door kleine openingen van een aan alle kanten gesloten vat zullen vallen, pag. 63 [C 03], aan de klauw herken je de leeuw°) dus. Over de kleine vacuüm-ruimtes in lucht daarentegen niet slecht.


*)  Francesco Patrizi, de Rerum natura Libri II priores. Alter de spacio physico, Alter de spacio mathematico. (Ferrara 1587).
[ °)  Lat.: "Ex ungue leonem", volgens Plutarchus een spreekwoord van Alcaeus, zie bij brief van Const. Huygens aan Hooft, 17 aug. 1630, noot 26 (ed. H.W. van Tricht e.a., 1977). De uitdrukking werd door Beeckman al eerder gebruikt (<).
NB:  IJs neemt meer ruimte in dan water, want het drijft in water.]


Melkachtige aderen

Waarom melkachtige aderen kleiner zijn dan die van het mesenterium.

Gaspar Asellius Cremonensis, in Lib. de Lactibus*), laat in figuren zien dat de vorm van de aderen van het mesenterium veel groter is dan die van de melkachtige aderen, zodat men zich erover zou kunnen verbazen dat de wegen waarlangs voedingsstoffen worden afgevoerd, groter zijn dan die waarlangs chijl wordt afgevoerd.

  Maar zo moest het gaan volgens de natuur. Want dagelijks gaat er nieuwe chijl door de melkachtige vaten en ze hebben hun taak in enige uren vervuld; maar die van het mesemterium moeten zoveel bloed bevatten dat het voldoende zou zijn om het mesenterium te voeden tijdens ziekte en vasten enz., zodat het met andere aderen ook in het hele lichaam gebeurt. Deze voeding gaat zonder onderbreking door, met voedsel dat door het kloppen van de slagaderen in gang wordt gebracht, zoals we eerder hebben gehoord [<].


*)  Gaspare Aselli, de Lactibus sive Lacteis venis [ontdekking van het lymfevatenstelsel], Milaan 1627, met 4 figuren [uitleg] en portret  [Bas. 1628].

[ 290 ]
Ook een andere reden waarom de melkachtige aderen zo klein moeten zijn, om dikkere excrementen te weren, hebben we eerder beschreven, toen ik de verhandeling las over melkachtige aderen in Sennert [<].

Vet

Hoe vet in een dier de warmte vermeerdertt.

  Vet in de buik, ja zelfs in het hele lichaam van een mens, brengt veel warmte voort. Ook al wordt het namelijk daar niet aangestoken, zoals bij een kaars, toch wordt het langzaam aangestoken, en is er geen enkel tijdstip waarop niet iets uit al die deeltjes ervan wordt omgezet in fijn en ijl vuur.
Doch welk nut dit verschaft voor het leven van dieren, moet verder bezien worden.

[ Ned. ]

Stank

Hoe stank minder zal hinderen als men over stinkende plaatsen gaat.

  Wie zich bevindt op een stinkende plaats, waarvan je de uitwaseming en geur niet door de neusgaten wilt inhaleren, moet een zakdoek, een muts of iets anders gebruiken, waarin het grootste deel van de lucht die wordt uitgeademd kan blijven hangen. Want dan wordt dezelfde lucht die uit het lichaam is gekomen weer terug­getrokken, en die is enigszins kouder gemaakt dan toen hij in de longen was, en heeft weinig of niets van de stinkende lucht bijgemengd.

  Maar als je jouw lucht vrijelijk naar buiten laat gaan, trek je bij inademing weinig of niets daarvan terug, en zal bijna alles stinkend zijn; en nadat het weer in de longen gemengd is met wat daar nog rest, wordt de lucht niet zo stinkend uitgeademd als hij was bij inademen, omdat enige stinkende lucht is achtergebleven in de borst en enige goede lucht werd uitgeademd. En wanneer dit vaker wordt gedaan, wordt uiteindelijk alle lucht in de borst slecht.

  Voor deze schadelijkheid kan iedereen zonder veel moeite op zijn hoede zijn, op de manier zoals gezegd is, en van nature is iedereen het ook al.

Psalm 3

Psalmi 3i consonantiae exacte examinatae.

Psalm drie zit zo in elkaar met tonen en consonanten, nauwkeurig beschouwd:

[ 291 ]
verhoudingen
  Behalve deze*) consonanten kunnen ook andere verkregen worden in een harmonie van meer stemmen of bij het voortbrengen van dezelfde psalm, zonder verslechtering van die welke hier nu zijn opgesteld, namelijk la mi, la fa, mi mi, mi sol. Want al wordt bij de laatste twee de uitwerking niet duidelijk verkregen in deze psalm, niets staat toch in de weg dat mi la een grote toon kan zijn en fa mi een gemiddelde halve toon, dat wil zeggen 9 : 8 en 16 : 15.
De consonant fa re wordt echter uitgesloten van deze hele overeenstemming, omdat de kleine terts niet kan bestaan uit 10 : 9 en 16 : 15; en geen wonder, omdat deze met geen van de belangrijkste noten in verband staat. Dit geldt ook voor la fa, die hier toch toevallig goed is, maar toch in de laatste plaats, dat is vrij zelden, moet worden toegelaten. En la re moet niet meer dan fa re worden gebruikt; want beide komen de komma 81 : 80 te kort bij de reine kwint en de halve tweetoon.
Zo is de kwint fa fa goed. Zo ook sol la mi fa sol; het is namelijk sol la mi ut re. Maar la mi fa sol past niet; la mi ut re is namelijk een komma groter dan de echte kwart. Mi fa sol la, dat wil zeggen mi ut re mi kan goed zijn. Zo is de sext ut la goed. Zo kan re mi fa sol la mi goed zijn. Mi fa sol la mi fa is goed. Fa sol la mi fa sol is slecht; het is namelijk fa sol la mi ut re. Maar ut re is een grote toon; en er moet van de kwint een goede kleine toon overblijven zodat ook de grote sext naar behoren is. Sol la mi fa sol la is goed; het is namelijk sol la mi ut re mi. Zo ook la mi fa sol la fa; het is namelijk la mi ut re mi fa. Zo ook mi ut re mi fa sol.

Consonanten van Psalmen zijn zeer vast en onwrikbaar.

  Op dezelfde manier ga ik verder met de toonsoorten in re. Je zult zien dat re mi een grote toon is en dat de consonanten re fa, fa la, re la, enz. uitsluiten mi sol enz. Waardoor er nog een grotere afgrenzing van de toonsoorten is dan door alleen halve tonen; vooral consonanten van de ene toonsoort kunnen namelijk op geen enkele wijze in een andere komen, tenzij met vastgestelde veranderlijke snaren, wat bij zingen volstrekt tegen de natuur ingaat.
Zingen is immers precies dezelfde scherpte en dezelfde zwaarte vele keren en om de beurt herhalen. Vandaar dat men het verkeerd vindt ale de stem via deze veranderlijke plaatsen consonanten voortbrengt en tegelijk een plaats moet zoeken voor de stem, dat wil zeggen een stem die in dit hele gezang nog niet gehoord is.

  Wat er soms kan gebeuren wegens het bijmengen van dissonanten, bespreek ik hier niet; maar ik weet zeker dat deze menging van oneigenlijke consonanten, van tonen en halve tonen, bij toevel gedaan zonder kunstvaardigheid, in het geheel niet bevallig kan zijn.
Maar wat er zou kunnen gebeuren, zeg ik, en hoe soms op kunstmatige wijze voor een grote toon een kleine, voor een gemiddelde halve toon de grootste enz. kan worden ingevuld, bespreek ik niet, omdat ik niet zie dat dit nu met goed inzicht kan gebeuren; en als het zou gebeuren, betwijfel ik zeer of het met een redenering zou gebeuren.
Want het verschil ertussen is te klein om het verstand aan te zetten tot een redenering over dissonanten; en toch, hoe dit ook zij, het kan niet anders dan enige bevalligheid ontnemen aan de modulatie zoals het zonder meer wordt toegepast.


[ *)  Voor de mutatie (in la mi fa) zie T. 1, p. p. 90 met een tabel uit 'Hexachords' van Margot Schulter: op 'Ffaut' wordt gemuteerd van la in 'soft', naar mi in 'natural'.]

[ Ned. ]

[ 297 ]   [10] - [13] aug. 1633

Windzucht

Hoe tympanites ontstaat uit neerslachtigheid.

Tympanites*) ontstaat uit droefheid van geest [>], omdat bij ademhalen meer wordt ingeademd dan uitgeademd, en aangezien een deel van de ingeademde lucht door de longader in de linker hartkamer gevoerd wordt, en dan wordt de lucht hier vandaan samen met bloed door de slagaderen weggedrukt naar alle deeltjes van het lichaam. Zo ook door de splenische arteriën°) in de onderbuik en de tussenruimtes van het mesenterium en vlezige delen.
Deze lucht nu, daar opgehoopt, doet die zachte delen meer uitzetten dan de hardere spieren van andere delen; en de uitgezette delen zonder wederzijds contact worden kouder, omdat ze niet zoveel invloed op elkaar hebben, op de manier waarop ik eerder [<] geproken heb over kaarsvlammen: want deze geven meer licht als ze elkaar raken, dan wanneer ze een beetje van elkaar af zouden staan.
En de lucht die daar of ook elders is verzameld tussen vliezen, wordt niet gemakkelijk verdreven [>]; die wordt namelijk niet, zoals sommigen beweren, samengesnoerd zodat hij vocht wordt, zoals we zien gebeuren in dampen, uit water opgewekt.


[ *)  Trommelzucht, 'droge waterzucht' volgens Joannes Hagius, Den lust-hof der medecijnen (Dordrecht 1616), p. 392.]
[ °)  Arteria lienalis, naar de milt (Engl.: spleen); spleen - miltzucht, zwaarmoedigheid.]

Water wordt niet lucht

Dat water niet in lucht kan veranderen, bewezen met experimenten.

  Dit kan beproefd worden in glazen vol met water, waarvan de opening omgekeerd in een emmer water staat, zodanig dat er geen lucht kan binnenkomen. Al dit water, zowel in het glas als in de emmer kan zo warm worden als men wil, toch zul je nooit een beetje lucht doen ontstaan.
Wel zal er in plaats van lucht damp opstijgen bovenin het glas en deze zal het water in het glas wel doen dalen (op de manier waarop we het zien gebeuren in de glazen waarmee we warmte en koude meten); maar zodra het water weer is afgekoeld, zal het water op dezelfde manier als voor het verwarmen de hele buik van het glas in beslag nemen tot bovenin. Wat niet zou gebeuren als enige waterdeeltjes werkelijk lucht geworden zouden zijn; en andersom, als er vanaf het begin wat lucht in zit, zal deze door verwarming geenszins verminderd worden.   [<,>]

Neusklepjes

Hoe tympanites behandeld kan worden met een instrument en op andere manieren.

  Deze lucht [<] lijkt dus via de aderen van het mesenterium, en vandaar via de lever en de holle ader, naar de rechterkamer van het hart te moeten worden gehaald en dan vervolgens via de longslagader [vena arteriosa] naar de longen gedrukt (op de maier waarop de Engelsman William Harvey [<] begrepen heeft dat de bloedsomloop gaat). En dit zal gebeuren wanneer de uitademing groter wordt dan de inademing, wat gebeurt door blijdschap.

  Maar aangezien het moeilijk is bij zieken vrolijkheid op te wekken, heb ik een instrument bedacht om in de neusgaten te doen, lijkend op die klepjes die in de aderen en rondom het hart worden gevonden, met behulp waarvan minder lucht in de longen wordt getrokken dan wordt uitgeademd. Want de klepjes worden geopend bij uitademing, en gesloten bij inademing.

  Het instrument kan worden gemaakt van heel dun zilver, opdat het de neus niet teveel dichtstopt. De opening wordt zo groot als mogelijk is; aan de buitenkant ervan moet het zachtste linnen worden gebonden, dat bij inademing onder en boven dit buisje moet worden aangetrokken en dit op deze manier ongeveer moet afsluiten; maar bij uitademing moet via het buisje worden uitgeblazen en dan moet het open gaan.
Als de longen dus gevuld zijn met weinig lucht via de buismond, zullen ze des te meer aantrekken via de longslagader uit de aderen, terwijl ze steeds evenveel willen uitscheiden; en zo zal dan de buik leeg worden gemaakt en lucht via de buismond worden uitgedreven.


[ 298 ]
  Als dit instrument minder bevalt, moeten de spieren die de borstkas openen samengedrukt worden, of er moet een rotkoorts worden opgewekt, omdat de uitademing daarbij groter is, naar men zegt; of er moet op een open wagen worden gezeten, met het gezicht van de paarden af; want op deze manier vallen veel mensen flauw door te weinig ingeademde lucht. De buik moet zo samengedrukt worden dat de aderen van het mesenterium onaangeroerd blijven; want hoe minder ruimte, des te minder er wordt opgenomen.
En helaas zien we dat vliezen, dikker dat dat er lucht in kan dringen, ook als deze zeer verdund is door verdunnende geneesmiddelen, de lucht tegenhouden. Dit kan beproefd worden met een vlies of blaas die heel goed afgesloten is en gevuld met lucht, als je die in warm water zacht maakt, naar het lijkt; dan zul je zien of er enige lucht uit zal gaan.

Bloedsomloop

Bloedsomloop maakt magnetische werkingen in het lichaam overbodig.

  Als de mening van Harvey [<] over de bloedsomloop waar is, zullen we niet langer spreken over een magnetische kracht, waarmee de lever chijl aantrekt [<]. Dit zal namelijk achtereenvolgens gebeuren door vlucht voor vacuüm vanaf het hart door de holle ader, de lever, de melkachtige aderen, de ingewanden, de maag en de mond.
Als namelijk de rechter hartkamer is geopend, wordt bloed uit de holle ader daarin geduwd, van de lever in de holle ader, chijl uit de melkachtige aderen in de lever, en uit de ingewanden in de melkachtige aderen, uit de maag in de ingewanden*).


*)  Hierna, maar geschrapt: "uit de mond in de maag en tenslotte met de hand naar de mond, en met de scherpzinnigheid van de hersenen nemen we het gevonden voedsel in handen".

Tegenwerping weerlegd

Omloop bevrijd van tegenwerping.

Primrose*), tegen Harvey, Exercitatio 13, meent in Ten vierde dat het niet zo kan zijn dat alle slagaders op bijna hetzelfde tijdstip worden gevuld.

  Maar dit kan wel zo zijn als we zeggen dat niet al het bloed uit de slagaders is gegaan bij een systole, maar dat ze op ongeveer dezelfde manier vol zijn als eerst, behalve alleen een klein beetje dat vanuit de linker hartkamer daarin was gestroomd; en niet precies hetzelfde bloed maar wat even eerder uit het hart is weggeduwd, is er niet ver vandaan, maar duwt het voorgaande erin, op de manier waarop het water aangroeit bij eb en vloed.
Want precies hetzelfde water zou niet in zes uur een heel halfrond kunnen doorkruisen; maar zoals bij een stok waarvan een deel in beweging is gebracht, ook de andere delen zullen bewegen, zo is het ongeveer in pijpen vol met vocht: ook al gebeurt dit niet op precies hetzelfde wiskundige moment, het gebeurt toch op hetzelfde moment volgens de waarneming.

Waarom aders niet kloppen.

  Aders nu kloppen niet zoals slagaders, omdat het bloed er slechts wordt uitgetrokken en er niet wordt ingeduwd, en dit met een beweging in tegengestelde richting; het beweegt namelijk in de aders van heel kleine naar grotere, in slagaders van grotere naar heel kleine.


*)  James Primrose, Exercitationes et animadversiones in librum De motu cordis et circulatione sanguinis adversus Guilielmum Harvaeum (Londen 1630).

[ 299 ]
  Als het experiment van Galenus en Vesalius waar is, dat Primrose aanvoert in Exercitatio 14, is de mening van Harvey heel wankel. Maar er moet aandachtig bekeken worden of de slagaders niet wat verder onder de band kloppen. Want de band snoert de dichtstbij­zijnde delen van een slagader dicht zodat ze niet kunnen uitzetten.

Waarom bloed van slagaders verschilt van dat van aders.

  Bij Exerc. 18 antwoord ik: In de linker hartkamer is de spiritus en het bloed anders dan in de rechter, omdat er veel achterblijft in het vlees. Veel wasemt uit, omdat het niet terugkeert in de aders en dat is ongetijfeld het fijnste. Het is dus geen wonder als het met veel in de aders anders gesteld is dan in de slagaders.

  In Exerc. 20 slooft Primirose zich zeer uit, maar hij bespreekt het trekken van verschillende vermogens langs dezelfde weg niet beter dan hij eerder een onlichamelijk vermogen bespreekt.
Van die aard zijn ook de aantrekkende en behoudende werkingen, in Exerc. 25.


[ Ned. ]

[ 305 ]   24 aug. - [23] sept. 1633

Sterrenlicht

Waarom alle sterren samen de Zon niet overtreffen in licht.

  De zichtbare middellijnen van de vaste sterren zijn zo groot, dat als ze van een heel halfrond allemaal bijeengevoegd zouden worden, ze vele malen groter zouden zijn dan de diameter van de Zon. Waarom geven ze ons dan niet meer licht dan deze? [<]

  Eén verklaring van deze zaak lijkt te zijn dat hun zichtbare middellijnen veel groter zijn — wegens de stralen die hun lichamen omringen, of veeleer die op het netvlies verstrooid worden — dan ze zouden behoren te zijn op zo'n afstand en met hun grootte. Daar ze immers evenals de Zon met eigen licht schijnen, waarom zou er dan niet hetzelfde bij voorkomen als bij veel kaarsen die met één grote vergeleken worden, naar afstand en grootte? En ook al kaatst er licht terug als het de lucht treft, dit kan toch niet gebeuren in de ruimte die er is tussen onze lucht en de sterren; en als het zou gebeuren, zou toch het licht van de Zon bij ons ver overtroffen worden door hun licht.
Neem een proef met een kaars, één voet verwijderd van een zichtbaar voorwerp, en zet zoveel van zulke kaarsen op twee voet afstand van het zichtbare voorwerp, totdat je even goed kunt lezen; en vergelijk dit met de Zon en de vaste sterren.   [<]


[ Ned. ]

[ 306 ]

Vacuüm

Dat er vacuüm is wordt bewezen.

  Op een vlak dat vol is met gladde bolletjes, en ook zo bedekt dat de bolletjes niet omhoog kunnen bewegen als er tegen gedrukt wordt, kunnen die bolletjes op geen enkele manier bewegen; veel minder nog in een doosje dat zo gevuld is en ongetwijfeld niet in een vol heelal. Dus is er vacuüm tussen gemengd*).


[ *)  Vergelijk de tweede stelling bij Beeckmans promotie.]


[ Ned. ]

Gebaren

Gebaren van predikanten in wetenschap bijeenbrengen.

  Er moet nog een verhandeling geschreven worden over de gebaren van predikanten, en waargenomen wat ze onderling gemeen­schappelijk hebben; en als dit met een indeling aangepakt zou worden, zou het niet zo lang en moeilijk zijn dat alle geleerden ervan afgeschrikt moeten worden.
Hieruit zullen we begrijpen uit welke geestes­neigingen, welke gebaren nood­zakelijker­wijze voortkomen, en de stem zal ook daarmee blijken overeen te komen, en niet veel verschillen van verschillen in polsslag; dat wil zeggen: wat Galenus opmerkt over verschillen in polsslag, zal veel gemakkelijker opgemerkt worden in gebaren en stem.   [<,>]

[ Ned. ]

[ 310 ]

Neusparallax

Stand van eigen neus onderzoeken.

"  Die wil weten de gelegentheyt et situm nasi sui et oculorum ..."
Wie wil weten de positie en de stand van eigen neus en ogen, moet meten de parallaxhoek die de neus maakt, met beurtelings het andere oog gesloten. Bij mij is dit als volgt, ruw geschat alleen bij wijze van voorbeeld: Vanaf de top van mijn neus tot aan de plaats die hij bedekte, toen het rechteroog gesloten werd, waren er 16 delen; naar de andere plaats met het linker 20. Deze twee plaatsen waren onderling 15 delen van elkaar; welke lijn in deze driehoek tegenover de parallaxhoek staat*).


driehoek[ *)  Beeckmans neusparallaxhoek is 48°; zoals ook de mijne (A.D.): 50 ± 4°.
"The nose is here. It projects the largest possible visual solid angle in the optic array. ... the nose provides an absolute base line, the absolute zero of distance-from-here.", volgens James G. Gibson, The Ecological Approach to Visual Perception (2015), p. 110, in Ch. 7, 'The optical information for self-perception', met tekeningen van wat één oog ziet op p. 106, 111-2 en verwijzing naar zo'n tekening ('The Visual Ego') van:
Ernst Mach, Contributions to the Analysis of the Sensations, 1897 (transl. C. M. Williams), p. 16.]


Onderstellen

Lichaam en beweging te veronderstellen in de physica.

  In de fysica schijnt ondersteld te moeten worden: lichaam en beweging. Wie zou immers begrijpen wat datgene is wat weerstand veroorzaakt, en vanwaar de eerste beweging komt?

Arend

Waarom adelaars de hoogte opzoeken.

  Arenden vliegen beter, of makkelijker, in de hoogte, dat is in het middengebied van de lucht, omdat daar de lucht dikker is, en dat schijnen ze te doen wegens de zwaarte van het lichaam — de natuur brengt ze ertoe.   [<,>]

[ Ned. ]

[ 311 ]   [24 - 28] sept. 1633

Zand

Zand, aarde en glas zijn hetzelfde.

  Zand, gebroken tot het onvoelbaar*) is, lijkt aarde te zijn. Als het namelijk gemengd wordt met water, wordt het modder. Dus is zand niets anders dan veel homogenea [<] van aarde samengepakt in één bolletje door misschien heel weinig vocht. Zodanig is ook glas, maar fijner versplinterd en misschien enkel door vereniging samenhangend, wat ook gezegd zou kunnen worden over zand enz.   [>]


[ *)  Lat.: "impalpabiliter fracta", het woord komt vier keer voor in: Johan Isaac Hollandus, Opera Mineralia (Midd. 1600), genoemd in de veilingcatalogus van Beeckmans bibliotheek, Cat. 1637, Med. 8vo.14 als "Isaacus Hollandus de lapide Philosophico".]

Zweren

Wanneer zweren verergeren.

  Zweren lijken te verergeren in de tijd dat voedsel door de slagaders in het hele lichaam wordt verdeeld. Veeleer in het begin, wanneer dunnere en scherpe materie naar buiten gaat, dan aan het eind.

Klokken

Geluiden van klokken.

"  Den voorsz. Joncker van Eyck [<] seght, dat de klocken gaen niet ut mi sol, maer re fa la, waervan ick het contrary onlanckx in eenen brief*) aen D. Mersenno geschreven, meyne bewesen te hebben."


*)  Brief aan Mersenne, 30 mei 1633, in T. 4, p. 214-7.

Spiegel

Hoe minder poreus een spiegel, des te minder zichbaar hij is.

  Als een spiegel zonder enige poriën gemaakt zou kunnen worden, te weten van één atoom, van willekeurige grootte, zou die op geen enkele wijze te zien zijn; en al het andere in de omgeving zou, daardoor het best weerkaatst, gezien worden. Niets kan immers gezien worden waarin licht niet gebroken wordt; wat alleen in de poriën gebeurt, zoals we eerder vaker hebben gehoord [<].
Wanneer licht immers niet merkbaar wordt gebroken in een punt, kunnen daaruit niet meerdere stralen op de pupil vallen, maar elke straal, zoals die op een spiegel invalt, wordt zo hierdoor weerkaatst. Dus hoe beter spiegels zijn, des te moeilijker ze zelf te zien. zijn   [>]

Stralen door glas

Hoe de stralengang door glazen is.

  Stralen die invallen op glas, gaan via talloze weerkaatsingen tegen de homogenea [<] van het glas tenslotte gebroken het glas uit [<]. En wanneer ze bij de uitgang verschillend weg kunnen gaan in de ene of de andere richting, gaan er veel verloren; maar wanneer er meer weggaan aan de ene of de andere kant van de richting die op de juiste wijze tegenover de intrede staat, en dit verschil van weinig belang is, lijken ze volgens de waarneming bijna alle in de vereiste richting weg te gaan.

[ Ned. ]

[ 312 ]

Zand wordt aarde

Hoe zand aarde wordt.

  Zandkusten worden uiteindelijk aarde, omdat het zand door regen wordt bevochtigd, en wanneer het met de kleinste deeltjes water heeft opgenomen, zet de bijkomende warmte van de Zon dit om in damp, die door meer ruimte in te nemen de compacte zandbolletjes ontbindt in stofjes, die niets anders zijn dan aarde (zoals we hebben gezegd [<]). Want door de kleinheid zijn ze geschikt om met water op te stijgen tot in de toppen van de bomen.

Ziekte

"  De ontfangher Mr Jacob de Wit's huysvrouwe [<] heeft eenen dicken buyck gekreghen, hetwelcke D. Beverwyck*) oordeelde te wesen tympanitidem [<]; D. Valentius°), haer oom, seyde dat het windt was in de dermen #)."


*)  Johan van Beverwyck [<,>] (1594 - 1647) studeerde geneeskunde te Leiden, Caen, Parijs, Montpellier, Padua en Bologna. Werd stadsgeneesheer in Dordrecht, lid van de magistraat, en curator van de Latijnse school. Publicaties: populair-geneeskundig, literair en geschiedkundig.
°)  Jacobus Valentius, Vallensis of van Dalen (ca. 1570 - 1644) studeerde in Leiden, en werd eerste geneesheer van de prinsen Maurits en Frederik Hendrik.
#)  Joh. van Beverwijck, Epistolica quaestio de Vitae termino, fatali, an mobili? (2e ed. Leiden 1636) bevat een brief van Andreas Colvius [<] met lof voor het succes van de behandeling (p. 166-7):
... u hebt laten zien wat de Geneeskunde kan leveren ... Vooral in die zeer akelige en bijna dodelijke nacht [28 aug. 1633] ... dat zeer veelvuldige en moeilijke hijgen ...
Zodat ... de heer Vallensis ... zou zeggen dat hij na de overwinning gekomen was om hulp te bieden.
[ 313 ]
Droefheid oorzaak van tympanites.

"  Men giste dat het soude moghen gekommen syn van inwendighe droefheyt over haer soontje dat eenighen tyt daervooren, sonder langhe sieck te syn, gestorven was. My docht dat de oorsake droefheyt konde syn, quia tum inspiratio major est quam expiratio."
... omdat dan de inademing groter is dan de uitademing. Er stroomt dus (op grond van de vondst van Harvey) meer lucht door de slagaders het hele lichaam in dan door de aderen wordt teruggehaald; en wanneer het mesenterium geschikt is om deze materie te ontvangen, wegens de ruimte, heeft het vaker last van deze oorzaak.
Hier is het dus gewoonlijk zo dat hetzij damp [spiritus] hetzij vocht de aderen van het mesenterium samendrukt en ook zo vernauwt, dat het bloed trager of helemaal niet erdoor kan gaan. Hiervan komt afsluiting en een opeenhoping van vocht erin, die niet lijkt te moeten worden opgelost met purgeermiddelen, wegens het openen van de klepjes naar het hart toe, maar met diuretische middelen.

  In het algemeen nu ontstaat elke ziekelijke vergroting van delen door afsluiting van aderen, verkleining door afsluiting van slagaderen. Dus opwekking van maandstonden zal deze genezen; zo ook zodanige afbindingen van de extremiteiten dat alleen aderen worden samengesnoerd.
Datgene namelijk wat naar handen en voeten gaat, en niet teruggehaald kan worden, maakt dat de aan het mesenterium trekkende kracht van het hart sterker wordt. Ook de extremiteiten in een vat steken, aan alle kanten gesloten, waaruit met een blaasbalg lucht wordt getrokken, geneest deze afsluiting; want er wordt veel damp in het vat geduwd en vandaar in de vrije lucht, waarover elders [<].

In bed liggen kan ziekten veranderen.

  In bed liggen, dat ook aderen vernauwt, brengt ziekten en neemt ze weg, afhankelijk van de aard en plaats van de ziekte en van de manier van liggen. Hierbij is het goed op de rug te gaan liggen en op de linkerzij, waarbij de slagaders van de milt worden vernauwd.

  Deze zieke*) heeft een goede vertering, en uitscheiding, en verricht alle overige natuurlijke functies goed, en toch is ze in weinig weken drie vingers dikker geworden; de meting is gedaan bij de navel. Na het begin van deze ziekte heeft ze zoveel koorts gekregen dat ze (wat de geneesheer ook probeerde) door alle vrienden als doodziek is beschouwd; ze leed heel dikwijls aan bewustzijns­verlies, en had veel klisteren nodig.
En ofschoon door dit alles de dikte van de buik had moeten inzinken, is die toch ongeveer van dezelfde dikte gebleven (meting gedaan bij de navel); maar in gewicht is ze 11 pond afgenomen. Toen ze namelijk gezond was, was haar gewicht 145 pond, na de ziekte op 28 augustus 1633 was het gewicht 130 pond; kort voordat ze trouwde°), ook 134 pond. Na de ziekte, dat wil zeggen van 28 augustus tot 28 september, is ze 4 vingers dikker geworden.


*)  Het gaat nog om de ziekte van mevrouw De Witt, waarover in de hele stad gesproken werd.
°)  Anna van den Corput [1599-1645] was getrouwd op 9 oktober 1616, ze was 17.

[ 314 ]
Met purgaties wordt dat kwade niet uigescheiden door de darm.

  Als het waar is wat Columbo*) zegt (die verkeerd aangehaald lijkt door Sennert [<,>] in de vergelijking van de aderen van het mesenterium, alsof de klepjes ervan anders zouden zijn dan die in de melkachtige aderen°)) te weten dat de klepjes van de aderen in het mesenterium in de richting van de lever openen en zodanig gesloten worden, dat niets eruit terecht komt in de ingewanden, en als we hetzelfde geloven over de melkachtige aderen bij Aselli [<], wordt daarmee geen enkele purgatie ooit terecht uitgevoerd, of nu de melkachtige aderen, of die van het mesenterium afgesloten zijn, tenzij we willen dat de klepjes breken, maar wat voor kwaads daarna bij deze behandeling zal optreden, is gemakkelijk te zien.
Dus alleen milde laxatieven moeten worden voorgeschreven, tenzij wordt gevonden dat een uitgang van de slagaders naar de ingewanden open staat; anders zijn deze kwalen, zoals ik zei, alleen met diuretische middelen op te heffen.

Melkachtige aderen, of ze er zijn.

  Hiermee valt ook te vermoeden dat de melkachtige aderen met verbindingen naar takken van de poort gaan en zo worden dan de twijfels van Sennert opgelost over de behoefte aan een stam. En het zou niet absurd zijn als ook de aderen van het mesenterium, zoals door de slagaders bloed uit het vlees van het mesenterium wordt gedreven, ook een of andere soort of deel van chijl naar de lever afvoeren.


*)  Realdo Colombo, de Re anatomica libri XV (Venetië 1559), lib. VI, 'de Jecore et Venis', p. 165.
[ °)  Daniek Sennert, Medicinae practicae Liber tertius (1631), p. 435.]


Juffr. de Wits ziektegeschiedenis.

"  28en Aug. 1633 woegh juffrouw de Witt 134 lb; 6 weken daerna met deselfde kleeren woeghse 153 lb, beyde tyden nuchteren. Doen sy 134 lb woegh, was haer buyck al dick ende is veel magerder dan doen sy was vóór haer sieckte, van welcke sieckte sy rechts voor desen 28en Aug. genesen was, als vooren geseydt is, sodat haer moeder gist, dat se nu wel 15 lb magerder is dan alsse heel wel was, over een half jaer of so; maer syselve gist het maer op 10 lb."



Leucophlegma behandelen met wijngeest, zoals ook ascites.

"  21en Octob.*) woegh sy haer in Den Haghe, ende was so swaer als laestleden te Dort, ende oock even dick ende heel wel te passe."

  Ik was voor de echtgenoot de bedenker ervan dat hij de buik zou insmeren en verzorgen met heel sterke wijngeest. Deze zal namelijk, daar hij niets anders is dan vuur van de warmte van het lichaam, in fijn vuur worden omgezet. Maar zo dringt hij in de huid van de buik en in de openingen van de aderen van het mesenterium (omdat hij wegens de fijnheid de zuiging die het hart veroorzaakt met zijn diastole, meer volgt), en opent ze, en dan, naar het hart getrokken, neemt hij met zich mee wat die aderen afsloot;


  *)  Later geschreven (tussen de lijnen). In de vorige notitie: "28en Aug. ... 6 weken daerna ...", hierna: "14en Oct. 1633".

[ 315 ]
ja zelfs ook wat in de poriën van vlees verborgen was, dat wordt opgelost, weggespoeld en verdund; en daarmee in de openingen van de aderen getrokken, wordt de wijngeest via de poortader, de lever, de holle ader, de rechterkamer van het hart, de longen; de linkerkamer, de slagaders, en vandaar in het hele lichaam met het overige bloed verspreid. En als passende geneesmiddelen worden gebruikt voor de blaas en de nieren, zodat wat daar inkomt, er geheel blijft zitten, wordt de belangrijkste bron van het kwaad met de urine uitgescheiden.
Voorbeelden zijn voor ons de zweren en wonden aan vingers die gewoonlijk met zulke wijngeest genezen, als de vinger in een vat vol wijngeest wordt gedaan; en als deze langere tijd daarin wordt gehouden, wordt al het vuile vocht er uitgetrokken, omdat wat door de zweer was samengedrukt, dat afgesloten en te taai was, wordt verdund, en wat door adertjes kan worden getrokken gaat naar de aderen, het overige valt al door de zijden van de poriën vrij in het vat.

Waar veel ziekten vandaan komen.

  Verkoudheid, pleuritis, en veel andere ziekten worden voortgebracht omdat delen van spieren, of van vlees, door koude samengedrukt enz., zo worden vernauwd dat het bloed dat uit de slagaderen in het vlees wordt gebracht, niet kan terugkeren door de aderen. Bij grote afsluitingen blijft al het bloed in het vlees, bij andere alleen slijm dat het dikste deel ervan is.

  Toen door de heer Beverwijck werd geoordeeld dat deze zieke leed aan tympanites [<], was ik van mening dat ze door paardrijden met afgewend gezicht of rijden op een open wagen zou genezen [<], omdat er bij gebrek aan lucht minder wordt aangetrokken dan er wordt uitgeademd.

Leucophlegma geneest als veel urine wordt geloosd, zoals ook ascites.

"  26en Oct." schreef zij aan haar echtgenoot, dat ze elke dag slechts twee keer wijn dronk, maar het dubbele aan urine loosde, en dat ze slanker werd en zich beter voelde.

"  7en Nov. woegh sy 6 pont min danse 3 weken te voren gedaen hadde, ende adhuc ..."
... nog steeds loosde ze meer urine dan ze aan wijn dronk. Hetzelfde zet zich ook voort op deze 17e november, en ze voelt zich steeds beter, zodat het lijkt dat materie van de ziekte met de urine wordt uitgedreven, zoals ik had voorspeld, daar zich vanuit het mesenterium naar de ingewanden geen doorgang of afvoer lijkt uit te strekken — 4 bladen verder [>].*)


*)  Nu volgt nog een ziektegeschiedenis, van zwager Abraham Jansz du Bois (tot 30 okt.), opgenomen in de Appendix.



[ 316 ]   14 okt. - [11] nov. 1633

Glas

Of ruw glas meer licht doorlaat dan gepolijst glas.

  14en Oct. 1633.

Christoph Scheiner [<] zegt in Rosa Ursina. Lib, 2, cap. 19*) "dat glazen rondjes van vensters, die ruw zijn en minder aaneensluitend, wel meer licht geven uit die verwarde hoop stralen en beelden, maar weinig of niets duidelijk".

  Maar ik zeg dat er minder licht gaat door deze ruwe glazen dan door dezelfde glazen als ze nauwkeurig gepolijst zijn. Veel stralen worden immers teruggekaatst door de eerste, die wel door de laatste gaan. Toch kunnen de eerste nut hebben, als we willen dat wat binnen is niet goed wordt gezien door wie buiten is.

Waarom fouten verschijnen van een glas in het punt van samenkomst.

Dezelfde, cap. 20*). Ik antwoord op zijn verwarrende twijfel waarom fouten van een lens verschijnen in het punt van samenkomst, en niets van het overige, namelijk omdat dan slechts één punt gezien zou kunnen worden. Want dit alleen beslaat de hele pupil; en daar divergeren alle gesneden stralen ervan naar het hele netvlies.
Aangezien er dus niets buiten het glas wordt gezien waardoor het oog in beslag wordt genomen, is het geen wonder dat delen van het glas duidelijk op het netvlies verschijnen; want het lichtbundeltje van dit punt stuurt zijn stralen anders door fouten dan door meer zuivere delen, dus ze verschijnen ook anders voor het netvlies. Vanaf de onzuivere worden ze namelijk niet beïnvloed, maar die stralen worden als schaduwen gezien, enz.

Of de andere kant van het glas helderder terugkaatst.

  Zelfde cap. 20. Ik verbaas me erover dat hij in Regel 3*) meent dat licht helderder wordt teruggekaatst door de afgewende kant van het glas, dan door de kant waarop het licht eerst terechtkomt. Er komen immers meer stralen op de eerste kant dan op de afgewende, want het is noodzakelijk dat alle stralen die naar de afgewende kant zullen komen, eerst bij de eerste kant gekomen zijn.
Ook is duidelijk dan een straal dichter wordt teruggekaatst van dat oppervlak, waarop er meer invallen, als het overige gelijk is. Over een afgewend oppervlak bedekt met tin enz. heb ik het nu niet, zoals ook hij niet   [>]


*)  Christoph Scheiner, Rosa Ursina, sive Sol ex admirando facularum et macularum suarum phaenomenon varius (Bracciano 1630).  Lib. 2, cap. 19: p. 97, b.31;  cap. 20: p. 100, a.35;  Regula 3: p. 102, b.44.]   [>]

Muzieknoten

Muzieknoten te benoemen met noten van toonsoorten.

  Over het muteren van noten bij het zingen [<] is mijn mening als volgt. Terwijl er van 12 toonsoorten slechts zes hoofdnoten zijn, dat wil zeggen terwijl in de eerste en tweede toonsoorten op de drie voornaamste plaatsen altijd ut kan worden gezongen, dat wil zeggen, ook als deze drie hoodnoten zijn ut sol fa — niettemin worden toch deze sol en fa soms in deze toonsoorten bij stijgen of dalen in de tenor, bas, alt en contratenor gewoonlijk omgezet in ut.
Hieraan is te zien dat deze drie noten ut kunnen zijn; ja soms zelfs leren de practici, zoals ik gezegd heb, dat sol en fa wel ut moeten zijn.

  Dus ik raad allen aan dat ze daar in deze toonsoorten nooit sol of fa zingen, maar altijd ut. Zo zal de aard van een toonsoort blijken, en deze zal altijd voor ogen staan, en zo is slechts één geluid ut in het geheugen te houden. En dit zal geen verwarring geven, omdat de twee uiterste ut's een octaaf van elkaar afstaan; en de middelste een kwint van de onderste, een kwart van de bovenste.
En dit onthouden is makkelijker, omdat in heel dit gezang of in deze toonsoorten nergens behalve op deze plaatsen ut kan worden gezongen. Zo is het in de derde en vierde toonsoorten, dat zijn de eerste en tweede van Glareanus en van de Ouden, altijd re, en zo bij de overige.


[ 317 ]
  Van deze regel zul je soms kunnen uitzonderen de fusa-noten*) die wegens snelheid en diminuties beter te zingen zijn op de gewone manier voor alle toonsoorten. Bijvoorbeeld, wanneer de noot van de toonsoort sol is, komt het voor dat snel gezongen moet worden mi re ut re mi, waar in plaats van ut ongemakkelijk sol zou worden gezongen, omdat deze diminutie in elke toonsoort zou moeten verschillen, daar die al gemeenschappelijk is voor alle toonsoorten. Wat zonder belemmering kan bij de genoemde noten.


[ *)  Een 'fusa' is nu 1/8 noot, zie het stukje over 'diminuties' en de figuur erbij in T. 1, p. 140.]

Regenboog

Vierde regenboog moet met telescoop te zien zijn.

  Een regenboog wordt nu slechts met een tweede of hoogstens een derde gezien, met het blote oog, maar met een telescoop zal ongetwijfeld ook een vierde enz. gezien worden. Want er is geen enkele reden waarom niet op dezelfde manier uit de derde een vierde voortkomt, als de derde uit de tweede en de tweede uit de eerste. Wel steeds zwakker, zodat de vierde alleen met een telescoop kan verschijnen.

Maan

Vlekken op de Maan, waarom ze niet verschijnen.

  Dat vlekken op de Maan nooit worden gezien, kan iemand terecht wonderlijk vinden, aangezien er geen reden is waarom niet uit de Maan, evenals uit de Zon en de Aarde, dampen en uitwasemingen zouden kunnen komen.
We zeggen dus dat er op de Maan wel wolkjes zijn, maar dat de stralen van de Zon daardoor ook worden teruggekaatst; en het licht, teruggekaatst door de plaatsen daar onder, dat door de wolkjes gaat en samen met het door deze wolkjes teruggekaatste licht naar ons toekomt, verschilt bij ons maar heel weinig van het licht dat wordt teruggekaatst door andere plaatsen op de Maan, waar zulke wolkjes niet zijn, en daarom kunnen deze wolkjes niet gezien worden, met het blote oog. Maar wat met de telescoop kan worden gedaan, valt te bezien.
Bij de Zon echter, aangezien het licht waarmee de Zon is te zien afkomstig is van de Zon zelf, is het geen wonder als er een groot verschil is tussen plaatsen op de Zon waaruit zuiver vuur komt, en die waaruit een uitwaseming komt die nog niet in vuur is omgezet.   [<]

[ 318 ]

Telescoop

Telescoop verbeteren.

  Als iemand een telescoop zou maken die overal nauwkeurig afgesloten was, zodat er ook rondom het glas geen lucht in zou kunnen gaan, en als hij enige lucht uit de buis zou trekken en zoveel als de sterkte van de plaat zou verdragen, waarvan de buis is gemaakt, zouden de stralen die door dit vacuüm (of minder lucht) gaan, minder verloren gaan door terugkaatsing tegen lucht; en aangezien er wegens de doorgang door het glas al minder zijn dan eerst, zou het behoud van deze stralen misschien iets merkbaars teweegbrengen.
Het tegengestelde zou een buis vol water doen, en hoe dichter het water zou zijn, des te meer zou er van de stralen verloren gaan.

  Wat de moeite waard zou zijn om te proberen, om de mening van de heer Descartes*) te weerleggen, waarin hij denkt dat de stralen des te sterker zullen zijn, naarmate ze door een dichter medium gaan [<]. Tenzij hij heeft gezegd dat een dichter medium iets anders is dan meer medium°).


*)  René Descartes verhuisde eind 1633 of begin 1634 van Deventer naar Amsterdam. Het kan door Beeckmans bemiddeling geweest zijn dat Stampioen jr. hem een wiskundeprobleem voorlegde (T. 4, p. 217-8).
°)  Dichter medium, of meer medium. Misschien stond over de deeltjes al in zijn Monde: "que d'autant que les petites parties d'un cors transparant sont plus dures et plus fermes, d'autant laissent-elles passer lumiere plus aysement" [dat hoe harder en steviger de deeltjes van een doorzichtig lichaam zijn, des te gemakkelijker ze het licht erdoor laten gaan] (Discours de la Methode, Leiden 1637, la Dioptrique, p. 23-24).

Hol of bol oculair

Waarom de stralen na het holle glas van een telescoop divergeren.

  De stralen in een telescoop door een hol glas voor het punt van samenkomst geplaatst, of door een ander bol glas daarachter zo geplaatst dat een mens nauwkeurig kan zien, of dat zonnevlekken het best verschijnen — de stralen, zeg ik, convergeren niet zoals Scheiner beweert*).
Geen mens zou immers de samenkomst van één bundeltje waarnemen; het oog is immers door God zo gemaakt dat alle stralen van één voorwerps­punt die op de pupil vallen (die noodzakelijker­wijze divergeren), op het netvlies samenkomen.
Het holle glas in de telescoop maakt dus dat bij het zien de stralen divergeren. Maar bij het onderzoek van zonnevlekken wordt de buis ietwat uitgetrokken en daardoor worden alle stralen van één voorwerpspunt, of van een bundeltje, zodra ze het holle glas hebben doorboord, onderling evenwijdig, zoals ik hiervoor ergens geschreven heb [<].


*)  Kepler had in Doptrice, Prop. 86 (1611) aangetoond dat het oculair ook bol kan zijn. Scheiner zegt in Rosa Ursina [<], p. 130, I, r6, dat hij al in 1613 [1617, 13 jaar geleden] zo'n kijker had gemaakt [Fig. 3, C1, C2] (verwijzend naar zijn Oculus, 1619, cap. 20, 26), en vanaf 1625 de zonnevlekken ermee bekeken had. Pas midden 17e eeuw werden ze algemeen gebruikt.
  [ A. van Helden, 'The Development of Compound Eyepieces, 1640-1670', JHA 8 (1977) 26-36.]

[ 319 ]

Bijziend

Waarom bijzienden door een klein gaatje beter zien.

  Door een klein gaatje zien we scherper, vooral bijzienden [<], omdat stralen die door een klein deel van het midden van de pupil gaan, verderweg samenkomen. Zo zien we beter als we de ogen samenknijpen.
Zo ook als we een deel van de pupil bedekken met een vinger of iets anders dat ondoorzichtig is. Op die manier wordt namelijk een verschillende samenkomst vermeden van stralen door verschillende delen van de pupil.

Teken van ziekte

Teken van opkomende ziekte.

  Om een teken te hebben van je gezondheid of van die van je zoon, vooral als jongen: neem een hond, die bijna niets anders eet dan de uitwerpselen van de jongen. Die zal er van afzien wanneer de jongen ziek is of ziek zal worden.

Diafragma

Telescoop met twee bolle lenzen, waar diafragma te plaatsen

  In een telescoop gemaakt met twee bolle lenzen [<] moet het diafragma geplaatst worden precies op de plaats van samenkomst van de stralen, namelijk waar het kaartje gehouden moet worden bij het opvangen van de beelden.

  En in het diafragma moet een ronde opeming worden gemaakt, zo groot als de lijnen aanduiden, getrokken van het middelpunt van de eerste bolle lens tot de omtrek van de tweede ongeveer; dat wil zeggen als de glazen gelijk zijn, en de samenkomst van stralen precies in het midden tussen beide is, moet de middellijn van de opening precies de helft zijn van de middellijn van het diafragma of van elk glas.
Dan zullen namelijk de beelden die het tweede glas niet zullen bereiken, niet toegelaten worden, zodat hun stralen, teruggekaatst tegen de zijkant van de buis, niet naar het tweede glas gaan, niet alleen onnodig, maar ook hinderend.
Veel zouden immers via herhaalde terugkaatsing door het tweede glas gaan en, zich vermengend met alle juiste bundeltjes, het zien onduidelijker maken. Want een bundeltje waarmee enige stralen zouden zijn vermengd van een ander punt, ook vanuit een deel van wat gezien wordt, zou dit onbruikbare punt samen met het bruikbare tonen en zo zou een punt gezien worden verschillend van het gekozen voorwerpspunt.
Maar als ze niet toegelaten worden treffen ze het diafragma en dan vandaar de zijkant van de buis vóór het diafragma; en ook al kunnen ze zich nu nauwelijks vermengen met bundeltjes, behalve met die welke bij de zijkant van de buis komen voordat ze het diafragma bereiken, toch splijten die door hun dwars uiteenlopen veel vuurdeeltjes [<] van de juiste stralen die volgens de regels door de opening en het tweede glas naar het oog gekomen zouden zijn.

Hoe een telescoopdiafragma moet zijn.

  Het zal dus passend zijn dit diafragma de vorm te geven van een kegel waarvan de top naar het eerste glas is gericht. Op deze wijze zullen de onbruikbare stralen binnen de beperkte ruimte, namelijk de zijkanten van de buis en van de kegel, worden gesmoord; maar het moet een afgeknotte kegel zijn, zodat de opening zo groot als nodig is.
Maar omdat de buis en de kegel van ijzer zijn, dat bedekt is met tin, of een andere nogal gladde stof, kaatst het de stralen zo vaak terug dat ook nu nog vele ervan uit de nauwe ruimte gekomen, en andere door de zijkanten teruggekaatst, de nauwe ruimte niet bereikend, de loop van de vereiste stralen kunnen hinderen, en daarom moet de hele buis, en die kegel, binnenin van een zwarte kleur worden voorzien; zwart is immers van alle kleuren de kleur die het minst geschikt lijkt om terug te kaatsen.
Of gebruik liever zwart papier dat heel zacht en poreus is, waar de onbruikbare stralen in kunnen gaan en waarin ze gesmoord worden, dat wil zeggen tot rust komen.

[ 320 ]
  Zelfs zal het voor het weren van deze onbruikbare stralen niet onnuttig zijn de hele buis rond deze kegel open te maken, zodat het eerste deel aan het tweede hangt met drie of vier vrij stevige draden. Op deze manier zullen immers de stralen die tussen de zijden van buis en kegel komen, buiten de hele buis worden weerkaatst. En dit zou kunnen gebeuren over het hele eerste deel van de buis, tenzij we zouden vrezen voor stralen van de verlichte lucht, die overal rondvliegen.

Koorts

Aard van typhoïde koorts

  De inwendige koorts die genoemd wordt typhodes en lipirans wanneer het uitwendige koud is, waaraan drie van mijn zoontjes*) gestorven lijken te zijn, doet denken aan vurige kooltjes, terwijl de overige koortsen kunnen worden vergeleken met een vlam [>].
Het lichaam wordt namelijk anders beïnvloed wanneer iets vurigs, waaruit het vuur langzaam wegvliegt, toch geheel ontbrand is, dan dat het terstond helemaal in een vlam verandert; deze is namelijk veel dunner, ijler, en strekt zich uit naar veel plaatsen, enz.


*)  Beeckman had vijf zoontjes verloren: Jacob [<], een ander dat maar een dag leefde (11 nov. 1622), Jacob (11 sept. 1627 - 22 okt. 1628), Jacob (14 aug. 1629 - 4 juli 1631 [<]) en Abraham (9 febr. - 8 aug. 1632). Zijn dochter was negen jaar. [<,>].

Snoek

Wondelijke sympathie van een snoek.

  De kop van een 'lucius' (bij ons snoeck), afgesneden en na 6 uur in kokend water gelegd, bewoog, en daarmee de overige delen ervan die nog op een tafel lagen. Dit heeft de heer Mersenne geschreven aan Elichman*); maar ik heb zelf de brief gelezen. En hij brengt het naar voren als een belangrijk argument om sympathie°) te bewijzen.
Maar ik hecht geen geloof aan die zaak; want als ik zou hopen dat het op een of andere manier zal lukken, zou het zonder moeite geprobeerd kunnen worden.


*)  Johannes Elichman (ca. 1600 - 1639) was doctor in de geneeskunde toen hij zich in 1630 in Amsterdam vestigde, waar hij Descartes leerde kennen. Hij studeerde nog Oosterse talen in Leiden, en Gotisch in Denemarken (1634/5). [>]
°)  Zie over sympathie en antipathie T. 2, p. 201, 389 en T. 3, p. 122. Ze werden gepropageerd door J.B. van Helmont te Brussel, met wie Mersenne in 1630-31 correspondeerde.
Mersenne noemt de snoek [brochet] in Questions inouyes (Parijs 1634), p. 152 [met de vergelijking: een aangetokkelde snaar van een luit kan ook andere snaren in beweging brengen].
Van Beverwyck [<] hechtte er geloof aan.

[ Ned. ]

[ 321 ]

Buikwaterzucht

Ascites nu verminderd gevoeld.

  4 bladen terug [<]. Over Juffr. de Witt werd door de geneesheer van de Prins [Valentius] geoordeeld dat ze leed aan ascites*); zij kon echter niets van golving merken, wanneer de buik vol was. Nu echter, op 17 november 1633, met veel materie door de blaas geloosd, lijkt ze van het overige het golven te voelen, en zegt ze dat de materie golft aan die kant waarop ze ligt, wat toen door teveel spanning, met alle plaatsen gevuld, niet kon gebeuren.


[ *)  Hagius 1616 (zie noot bij p. 297), p. 385: "ghele Watersucht".]

[ 322 ]
Purgeermiddelen verdrijven niets uit aderen van mesenterium.

  Dat uit de aderen van het mesenterium, en nog veel minder uit de tussenruimtes in de ingewanden, of zelfs door de sterkste purgaties, geen schadelijk vocht weggaat, zou ik wel durven beweren, ook al zouden daarin geen klepjes zijn.
Want de poortader is zeer wijd en de aderen die erop volgen zijn steeds nauwer, totdat ze eindigen in draadjes die nauwelijks met de ogen te zien zijn, zelfs voor niemands ogen. En wat uit een grotere holte naar een kleinere wordt gedrongen, sluit deze af, niet anders dan het volk ondervindt als het door de deuren de kerk uitgaat; want er is geen vocht zo dun dat het niet met enige kleverigheid samenhangt, zoals hiervoor vaker bewezen is*).
Uit de grotere slagaders echter gaat het bloed niet anders weg in kleinere, en daaruit in vlees, dan door het kloppen van de linkerkamer van het hart, dat op veel manieren krachtiger is en veelvuldiger dan die kracht die ontstaat als gevolg van prikkeling van vliezen door scherpe materie die in aderen schuilt, zoals hiervoor door mij gezegd is [<]. Bovendien zijn de uitmondingen van slagaders veel groter dan die van aderen, en wordt niet bevonden dat ze in zo heel kleine vezeltjes eindigen.


*)  T. 1, 130 [deeltjes] en T. 2, p. 31 [Galenus].

[ Ned. ]

Tuberculose

Tuberculose behandelen met rook van brandewijn.

2 bladen terug. [<] — "Den roock van voorloop van brandewyn, door den neuse in de longhen getrocken, soude oock misschien ulcus pulmonum genesen, gelyck vooren [<] geseyt is dat den voorloop selve een sweerende vyngher geneest."
Want daar deze rook heel dun is, maakt hij de materie van zweren vloeibaar en opent hij de uitmondingen van de aorta, zodat de etter, door de linkerkamer van het hart aangetrokken, door de slagaderen in het gehele lichaam geduwd en daar verteerd kan worden door de warmte van de afzonderlijke lichaamsdelen, daar het in zo veel deeltjes is verdeeld; en wat niet verteerd kan worden of terugkeert naar de aderen, kan per deeltje gewoon als urine naar de nieren en de blaas worden afgevoerd, ja soms zelfs, als een hele hoop samen blijft hangen, hetzij naar de nieren hetzij naar een ander lichaamsdeel worden geduwd.

[ 323 ]

Groot of klein

Grotere en kleinere lichamen vullen een vat gelijk.

3 rakende cirkels, driehoek   Gelijke cirkels die elkaar met drietallen raken*) bevatten aan alle kanten 60 graden, en aangezien de sectoren van grotere en kleinere cirkels evenredig zijn met hun cirkels, is ook de door grotere onderschepte ruimte evenredig met de ruimte tussen kleinere.
Hetzelfde is te menen over bollen, dus er gaat in hetzelfde vat evenveel van grotere lichamen als van kleinere [<].

  Maar het contact dat moet worden beschouwd is tweevoudig: het ene dat ik nu heb beschreven, het andere is dat van de homogenea [<] met elkaar. En daar cirkelvormige homogenea niet precies cirkels zijn, en de ongelijkheid zoveel groter is in kleine homogenea dan in grote, en het zelfde gezegd kan worden over een combinatie van atomen, zijn uit deze verschillende onderschepte ruimte van het contact misschien de gewichten van dingen te schatten.


[ *)  Figuur van T. 1, p. 14.]

IJle lucht

Lucht die ijler wordt.

  Lucht wordt ijler en dichter omdat er voortdurend vuurdeeltjes in zwerven. Deze maken die namelijk ijler door de lucht met hun beweging uiteen te werpen, welke beweging door een uitwendige kracht enigszins kan worden gekalmeerd, maar niet geheel, omdat er van boven door alle dingen te hevig op wordt geduwd. Zo kan water door deze vuurdeeltjes golven.

[ Ned. ]

[ 324 ]

Longontsteking

Hoe de heer Ames een longontsteking had.

  De heer Amesius*) overleed te Rotterodam op 11 november toen hij, naar het oordeel van de geneesheer Jan Deumisz°), al voor de vierde dag had geleden aan een echte longontsteking. Ik verwonderde me erover dat bij hem geen aderlating was gedaan; en toen hij het flauwvallen daardoor als argument gaf, zei ik dat om het tegen te gaan tenminste de extremiteiten moesten worden omwonden.

Uitscheidingen van het hoofd af te leiden naar de neus.

  Waarvan ik oordeelde dat het niet alleen daar heel nuttig zou zijn, maar ook bij degenen die aan uittering lijden; want zoveel als de voeten na deze omwinding opzwellen, zoveel gaat er van het ziekmakende deel weg aan vocht dat de ziekte voedt.
Zo moeten bij lijders aan tering ook de uitscheidingen van het hoofd worden afgeleid naar de neus. Want zoveel als door de neus wordt uitgesnoten, zoveel wordt afgewend van de longen en des te minder hoest­aanvallen zijn er; en als zo aan de longen meer rust wordt gegund, geneest de zweer gemakkelijker.


*)  William Ames (ca. 1577 - 1633), theoloog (Cambridge), puritein, kwam in 1611 naar Holland. In 1622 werd hij hoogleraar in Franeker, in 1632 adjunct van Hugh Peters [>] in Rotterdam, waar hij les ging geven aan het Engels college; hij schreef enkele werken, m. n. tegen de Remonstranten. Bij een overstroming vatte hij kou.
°)  Jan Domisz. van Blenckvliet (ca. 1588 - na 1648), in Leiden ingeschreven (1611, med.) als Johannes Dominicus Roterodamensis, was Remonstrant.

Oneindig

Oneindige niet gelijk.

  Waarom oneindige hoeveelheden noodzakelijk gelijk zouden zijn zie ik niet, want wanneer er oneindig veel cirkelvormige atomen kunnen zijn, zijn er zeker tweemaal zoveel half­cirkelvormige. Dit zal kunnen dienen om sommige netelige twijfels te ontwarren.

[ Ned. ]

Zieke

Zieke plast drank zoals hij die gedronken had.

Franciscus Lansberge*) heeft een zieke bezocht die wijn, melk, water, enz. uitplaste met de gesteldheid zoals hij ze had gedronken; dat wil zeggen wijn, ook uitgeplast, was wijn. De zieke had veel gedronken en plaste veel, en tenslotte is hij aan deze ziekte overleden. Bij hem was de opening van de uitmondingen van aders en slagaders groot.


*)  Geboren ca. 1582, studie geneeskunde in Leiden vanaf 1612. Zijn vader was remonstrants predikant in Rotterdam (afgezet in 1619) en broer van de astronoom Philips Lansbergen.

[ Ned. ]

[ 325 ]   [11] nov. - [29] dec. 1633

Long

Bij tering geeft de long weinig af door de mond.

  Uit de long zelf lijkt bij tering weinig of niets te worden uitgespuwd door de mond, maar dat alles daalt af uit het hoofd. En waarom bij deze ziekte, ja zelfs ook bij een onechte longziekte, veeleer diarree wordt opgewekt dan bij andere koortsen, is misschien bekend aan de geneesheren.

[ Ned. ]

Bruno

  In Nov. 1633 stuurde de heer Elichman [<] me op mijn verzoek van Bruno Nolanus [<,>], De l'infinito universo et mondi, waarin veel voorkomt dat het beschouwen waard is en dat overeenkomt met wat door mij en ook anderen eerder is gezegd over natuurkundige zaken.

Waarom licht van onze Aarde ons niet beïnvloedt.

  Hij zegt in Dialogo terzo*) dat licht van onze Aarde ons niet beïnvloedt, maar dat de Maan en de andere planeten dit wel opnemen.

  Ik voeg toe een reden volgens mijn uitgangspunten. Omdat het licht dat van de Aarde weggaat, bijna loodrecht opstijgt, maar toch niet zo loodrecht van het middelpunt tot de omtrek dat het, nadat het uit de Aarde is opgekomen, niet naar bijna alle kanten wordt uiteengeworpen, maar toch meer naar die kant waarnaar het begon te bewegen; dus het krijgt een kleine buiging op deeltjes.
Delen die dichtbij ons weggaan, doen hun stralen in ons ook op een andere manier trillen, maar door grote buiging komen er weinig naar ons toe en die worden terstond tegengehouden door dichte lucht en dampen. En als er meer zouden komen, zouden het er toch niet zoveel zijn, door de bolheid van de Aarde die verder verwijderde vuurdeeltjes geheel uitsluit.
Maar naar de Maan en ook al het andere ver verwijderde, straalt een heel halfrond van de Aarde.

Waarom de planeten niet naar de Zon vallen.

  Hieruit volgt ook (wat ik ook hiervoor [<] heb geschreven) waarom de Aarde en de overige planeten niet op de Zon vallen. Er wordt namelijk door teveel daaruit weggeworpen vuurdeeltjes op gedrukt; maar deeltjes van planeten, met hun licht erdoor weggeworpen tot dichtbij de Zon, snellen niet anders naar de Zon dan bij ons in de hoogte gegooide stenen terugvallen, omdat hoe dichter ze erboj komen, des te minder ze door uitgezonden deeltjes belemmerd worden.


*)  Giordano Bruno, De l'infinito universo et Mondi, Ven. 1584, p. 79-80.
[ Op p. 79: "Philoth. ... de Zon verlicht niet de Zon, de Aarde verlicht niet de Aarde".
Tekst: Wikisource; vert. (Epist.): 'On the Infinite Universe and Worlds'.]

[ 326 ]
Voeding van planeten.

  Zo wordt de voeding van grote lichamen bij afwisseling vergemakkelijkt. Welk lichaam dan ook op enige manier zo ver komt dat het niet meer weggeworpen kan worden, blijft bewegen tot daartoe; en daar, zich mengend onder de deeltjes van die wereld, vermeerdert het ze, voedt ze, en het wordt erdoor zo bewerkt dat het daardoor ook weggestoten kan worden; en steeds nemen de weggaande vuurdeeltjes iets met zich mee, hetzij iets aards, hetzij iets waterigs enz. Maar hele stenen kunnen niet weggaan omdat de vuurdeeltjes die niet kunnen dragen.

Koorts als vlam

Koorts wordt vergeleken met een bijna uitgedoofde vlam.

  Koorts wordt opgewekt zoals een vlam, die als hij in rook dringt deze verbruikt, en kan niet evenveel rook naar buiten brengen als hij opmaakt, wegens ongeschiktheid van de materie om de vlam te voeden; maar als de vlam is gedoofd wordt de absorbende rook weer vermenigvuldigd door de aanwezige warmte, en met het dichter worden ervan komen er weer zoveel vuurdeeltjes op één plaats dat vocht niet alleen kan worden opgeheven, maar ook uiteengeslagen tot vuurdeeltjes zelf, die gevoegd bij de vorige, naburige rookdeeltjes makkelijker grijpen dan de eerste alleen (want ze zijn niet allemaal weggevlogen bij dit uiteenslaan). En als deze vuurdeeltjes gemaakt zijn doen ze volgende rookdeeltjes nog veel sneller ontbranden, waardoor het komt dat er zo snel een vlam lijkt te ontstaan.

  Deze opflikkerende vlammen worden gewoonlijk gezien op houtblokken die niet geheel droog zijn; daarbij is ook iets dat vanuit het midden van het vuur naar de vrijere lucht wordt gevoerd. Van die aard zijn ook de soms trillende kaarsvlammen die wel steeds branden, maar nu eens meer en dan weer minder, door een ongelijkmatigheid van de materie die ze aantrekken, of een afwisseling in het medium waar het kaarsvet doorheen wordt getrokken. Waarbij ook de steeds volgende nieuwe lucht het beschouwen waard is, waarover eerder [<] elders iets staat.   [<,>]

  Materie van dagelijkse koortsen is er misschien altijd in de maag of ergens in de ingewanden.

Waarom koortsen in de avond verergeren.

  Overdag wordt er uit de slagaders heel veel uitgegoten in de spieren, omdat de spieren dan in werking zijn, waardoor veel er uitwasemt. En meer geopende poriën kunnen meer opnemen; in de nacht echter wordt meer meegesleept naar het binnenste. Hierdoor verergeren koortsen bijna altijd in de avond, daar hun materie binnenin zit.

Waarom een crisis op de zesde dag slecht is.

  Een crisis voor de zevende dag betekent dat een derdedaagse of vierdedaagse koorts te verwachten is. Bij een derdedaagse koorts is het paroxysme namelijk op dag 1, 3, 5, 7; bij een vierdedaagse op dag 1, 4, 7. Nu is er kwaad te verwachten, en daarom geeft de zesde dag een slecht voorteken.

Aanhoudende koortsen.

  Aanhoudende koortsen lijken te ontstaan op de manier waarop wijn in de lente of in een ander geval troebel wordt (wij zeggen: de wyn reult [<]). En het is geen wonder dat die troebelheid warmte opwekt.

[ 327 ]
Waarom al het bloed wordt beïnvloed.

  Alle delen van het bloed worden vermengd met alle andere, dat is met elkaar, zoals te zien is met de redenering van de bloedsomloop, eerder aanvaard [<]. Als dus één deel ervan beïnvloed is, worden noodzakelijk alle delen beïnvloed; want sommige deeltjes ervan, die eerst in de hand waren zullen spoedig in de voet zijn en omgekeerd.

Waarom koortsen per hele dagen gaan.

  Koortsen gaan per hele dagen door het belangrijke verschil tussen dag en nacht, zoals we ook bijna altijd eens per dag uitwerpselen afscheiden, of tweemaal; 's morgens en 's avonds lijkt namelijk het tijdstip zelf ons ertoe aan te sporen. Toch kunnen we in werkelijkheid, als we gebruik maken van rede en raad en door andere bezigheden zijn afgeleid, veel makkelijker over dat tijdstip heengaan dan inwendige delen die alleen door het instinct van de natuur geleid worden.

Voortbrenging van intermitterende koortsen.

  Zo ontstaan intermitterende koortsen misschien door afsluitingen van vaten uit de galblaas en de milt naar de maag en de ingewanden. Wnat het is waarschijnlijk dat door de diastole van het hart, die materie aantrekt uit de holle ader, de lever, en de melkachtige aderen, uit die vaten ook achtereenvolgens afscheidingen van gal en zwarte gal naar de ingewanden worden getrokken.
En als die doorgangen zijn afgesloten, wordt de galblaas gevuld met gal, en als deze vol is wordt hij geprikkeld en opgewekt tot uitscheiding. En als deze uitscheiding komt in vlees van de lever, is het geen wonder dat deze bedorven substantie terstond naar het hart wordt getrokken; en daar de milt een grotere blaas is, wordt meer tijd vereist voordat alle poriën ervan zo gevuld kunnen worden, dat hij tot uitscheiding wordt aangezet.
Bij die strijd wasemt ook altijd iets van de afsluitende materie uit en dit wordt verspreid; en dat gebeurt zo lang totdat er weer wegen openstaan naar de ingewanden.

  Intermitterende koortsen worden dus het best behandeld door vasten, dieet verminderen en braken..

  Dat wat deze doorgangen heeft afgesloten lijkt weinig te zijn, en daarom verschijnt het bij het oplossen van koortsen bijna altijd in zeer kleine hoeveelheid bij de mond en de lippen.

Het mesenterium wordt gevoed door de milt.

  Door de milt gaan vijfmaal zoveel slagaderen als door de lever, zodat de voeding van het mesenterium door de milt lijkt te worden gezonden, en via de lever samen met nieuwe chijl naar het hart terugkeert.

Verschil tussen geelzucht en derdedaagse koorts.

  Aurigo (de geelsucht) komt door een afgesloten doorgang van de lever naar de galblaas; derdedaagse koorts door afsluiting van die welke loopt van de galblaas naar de nuchtere darm..

Honger soms gestild door gesloten maagportier.

  Bij Sennert, Lib. 3, part. 4, cap. 1 [<]. Honger kan gestild worden omdat er bij gesloten maagportier geen gevoel van zuiging binnen de maag komt*).


*)  Zie Medicinae practicae Liber tertius (1631), Pars quarta, 'De Lienis praeter naturam affectibus', p. 462, rechterkolom.



Slypen.

  [ ... ] *)


*)  Twee aparte pagina's zoals eerder [<], nu met "zie 4 bladen verder" als afbakening. Zie hierna [>].



[ 328 ]

Koorts

Dagelijkse koorts.

  Dagelijkse koortsen ontstaan omdat dat, wat in de maag niet kan worden verteerd, elke dag maar eenmaal wordt uitgestoten. Slapen en waken brengen namelijk een aanmerkelijk verschil te weeg in de vertering. En niets onverteerds gaat weg de maag uit, omdat het deze niet prikt. Vandaar ook dagelijkse buikpijnen, ja zelfs ook pijnen aan het hoofd en overige delen.

Derdedaagse koorts.

  Bij een afgesloten galgang wordt zolang gal verzameld in de galblaas, totdat deze geprikkeld wordt die gang te openen. Als die open is wordt de vrijkomende gal periodiek weggeduwd, naarmate deze om de twee dagen nieuwe scherpte verkrijgt. En van dit afwisselend wegduwen in de galblaas wordt gezegd dat het ongeveer zeven keer gebeurt, omdat deze galblaas niet meer gal kan bevatten dan wat in zeven keer kan worden weggeduwd.
Maar de milt brengt meer paroxysmen voort omdat die ruimer is, of omdat elke keer misschien minder ervan moet bederven om een paroxysme op te wekken. [>]

Wanneer paroxysmen van koortsen korter zijn.

  Paroxysmen van koortsen eindigen sneller wanneer de huid open is, zoals wanneer de zieke in een badstoof gaat liggen, omdat de materie die de koorts opwekt, uit het hart via de slagaders naar het vlees gezonden, door de open huid gemakkelijk wegvliegt, die anders weer via de aderen naar het hart zou moeten worden gehaald en die zou, weer uitgezonden, voor de tweede maal warmte opwekken. Dus hoe meer er elke keer door de huid weggaat, des te minder er naar het hart teruggaat.

Derdedaagse koorts.

  Alle delen gal [<] in de galblaas bederven evenmin tegelijk, als bij het slijpen; of liever wanneer glazen worden gevormd in een ijzeren bekken, kunnen alle zandkorrels tegelijk breken.
Want ook al verspreiden ze zich allemaal over het glas, veel zandkorrels blijven toch heel, ja zelfs worden er zeer weinig tot stof gebroken. Dus zoals al dit tot stof gemaakte door een opgestoken wind wegens de lichtheid tegelijk wordt verstrooid, zo wordt al het bedorvene door een geprikkelde natuur tegelijk uitgestoten.

Waarom zaad-aders niet veel serum bevatten.

  De zogenoemde zaad-aders bevatten minder serum dan andere aderen, welke dan ook, omdat bloed met serum via slagaders in de nieren wordt gebracht. En aangezien de nieren een geschikte substantie hebben gekregen om serum te filteren, brengen de aderen van de nieren bloed zonder serum naar het hart terug. En uit deze aderen krijgen de zaad--aders hun bloed. Hierdoor komt het dat zaad meer spiritus-achtig is, dikker en meer vermogend, dan andere materie waarmee het overige vlees, behalve de testes wordt gevoed.

Vierdedaagse koorts.

  Als een kort vat*) is afgesloten, wordt misschien de onderbreking van koorts zo lang, totdat de milt, al weer vol met nieuwe uitscheidingen, opgehoopt na dit paroxysme, weer geprikkeld wordt. En ondertussen is altijd iets bedorven. Door een aderlijk kort vat wordt zwarte gal van het eerste gebied weggehaald; en door een slagaderlijk kort vat wordt zwarte gal van het derde gebied verdreven.


[ *)  Zie over dit 'vas breve': Joh. Weinzirl e.a., 'Does the Spleen Have a Function in Digestion?', Complement Med Research (2020) 27 (5): 357-363, "this article reviews the literature focusing on the interaction between the spleen and the stomach ...
Galen of Pergamon (129-199) described this netlike connection between the stomach and the spleen as a short vessel ('vas breve'), which served both to absorb the moisture and to secrete a tonifying and astringent 'succus melancholicus'."]

[ 329 ]

Wit

Waarom gezegd wordt dat wit verdeelt.

  Wit verdeelt de kleuren van voorwerpen, dat is omdat witte deeltjes, of ze nu bolvormig zijn of gepunt, geheel licht zijn, en een kleur die erop valt zo verstrooid wordt, dat die niets van de oorspronkelijke figuur behoudt, maar zuiver licht wordt. Maar zwart bestaat uit kubussen en platte oppervlakken, waartegen kleuren weerkaatsen, zoals ze waren, en naar één kant.
Zo blijken alle spiegels, naarmate ze schoner zijn, des te zwarter en dan zijn ze zelf minder goed te zien. [<].   [>]

Warm bed

Lucht vliegt naar een warm bed zoals naar een haard.

  Naar een warm bed, waarin we liggen, komt lucht van buiten, op de manier waarop die naar een vuur wordt geduwd. Dit komt omdat veel homogenea [<] van lucht door warmte uiteenvallen in atomen of delen die de lucht samenstellen, die van een warme plaars worden weggestoten en, botsend op voorwerpen in de omgeving, samen met vuur daar ingaan en daarin blijven steken, als iets anders dan lucht.
Als dus de lucht is verminderd, wordt noodzakelijk andere lucht naar die plaats geduwd.

[ 330 ]

Vallen

Voorwerpen dichtbij de Aarde, waarom ze vallen naar de Aarde.

  Wat dichtbij de Aarde is, kan niet door het hele halfrond beïnvloed worden, zoals we eerder hebben gezegd [<]; en vuurdeeltjes [<] die de tegenovergestelde kant van de Aarde treffen, kunnen dat dichtbije niet raken. Waaruit volgt dat dit naar de Aarde wordt gedrongen. Wat er misschien de oorzaak van is waarom alles wat dichtbij de Aarde is daar naartoe valt, en als iets verder weg zou zijn, zou het op een zekere afstans ddaar vandaan blijven.

  Wat uitgaat van een magneet lijkt de lucht uiteen te slaan, niet anders dan we onlangs hebben gezegd over vuur [<].


[ Ned. ]


[ 331 ]   [eind] dec. 1633

Kind

Waarom braken voor kinderen gemakkelijk is.

  Zuigelingen geven gemakkelijk over omdat hun maag een grote oppervlakte heeft ten opzichte van de holte; dus wat er in is, wordt daardoor makkelijk overwonnen.


*)  28 okt. 1633 was Suzanne geboren, het zevende kind (alleen de twee dochters waren nog in leven) [<,>].

[ Ned. ]

[ 332 ]

Opgesloten lucht

Lucht van ingewanden.

  In de kronkels van de ingewanden gebeurt hetzelfde [<] met betrekking tot lucht, of wind zoals men die noemt, als in buizen van waterleidingen, die daar zeer onder druk komen te staan.

  Lucht uit de ingewanden wordt niet in de lever getrokken, omdat die altijd blijft steken op een hogere plaats en de uitmondingen van aderen en melkwitte aderen voortdurend in vocht verborgen worden.





Home | Isack Beeckman | 1633 v b (top) | vervolg