Home | Woordenweb

eph - , epi -

G : epi - op;   ephèmerios - van de dag;   epechoo - halt houden


Nederlands betekenis Engels Frans
efemeer één dag durend; vluchtig ephemeral éphémère
efemeride eendagsvlieg ephemero­pteron éphémère
efemeride astronomische tabel
(dagelijkse stand van planeten)
ephemeride éphéméride
epicentrum punt boven bron van aardbeving epicentre épicentre
epicykel cirkel, middelpunt op andere cirkel epicycle épicycle
epidemie besmettelijke ziekte die velen treft
(G: dèmos - volk)
epidemic épidémie
epidermis opperhuid epidermis épiderme
epifyse pijnappelklier (op midden­hersenen) epiphysis cerebri
(pineal organ)
épiphyse
epifyt plant die groeit op andere plant
(bv mos)
epiphyte epiphyte
epigoon navolger epigone épigone
epilepsie vallende ziekte epilepsy épilepsie
epiloog nawoord epilog épilogue
episode één uit een reeks voorvallen episode épisode
epitheel dekweefsel epithelium épithélium
- samenvatten epitomize -
epoche tijdperk; begintijdstip epoch époque


G : en - in


Home | Woordenweb