R. F. de Sluse aan [Christiaan Huygens].13 augustus 1660.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
Ofschoon ik niet graag uw studies wil onderbreken, waarvan ik heel goed weet dat ze het algemeen belang ten goede komen, toch heb ik gemeend niet te moeten nalaten u deelgenoot te maken van wat ik gisteren in een brief uit Italië heb ontvangen. Mij wordt geschreven dat die Eustachio Divini, een telescoop-bouwer, met medewerking van pater Honoré Fabri S.J., in een in druk verschenen boekje 1) heeft getracht uw Systema Saturnium om te stoten. Er wordt ook een exemplaar aangeboden, met een grote besparing bij een zo lange reis, daar het niet van te grote omvang is, om bij een brief aan een koerier te worden toevertrouwd. Dus als u het boekje nog niet hebt ontvangen, bied ik mijn medewerking aan zodat het bij u kan komen. Vir Nobilissime Tui Observantissimum
1) Brevis Annotatio [Rome, 1660]. Zie brief No. 765, n.1. 2) Zie de twee brieven van J. de Witt, aangehaald in brief No. 597, n.1. |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.20 augustus 1660.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
Ik ben blij dat het boekje waarover ik had geschreven u al heeft bereikt 1), maar des te meer dat het niets bevat dat de grondslagen van uw Systeem ontwricht. Laat dus, zo de goede God het wil, de Apologie verschijnen die u voorbereidt; en het overige wat u hebt uitgewerkt bij het verleggen van de grenzen van de Meetkunde. Tui Observantissimus
1) Uit deze zin blijkt dat Chr. Huygens geantwoord heeft op de brief van de Sluse van 13 augustus (No. 770). Dit antwoord is niet gevonden. 2) J. Wallis, Tractatus II ... de Cyclo•de ...de Cissoide [1659]. Zie brief No. 690, n.3. 3) Zie de 2 werken van Fermat in brief No. 754, n.1 en n.2 [De Linearum Curvarum ..., 1660 en 'De Solutione Problematum ...', ed. 1679]. 4) Zie brief No. 587 [Fr. van Schooten aan Chr. Huygens, 13 febr. 1659], n.5. |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.8 oktober 1660.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine De Annotatio van Eustachio [<] had ik al enige dagen geleden ontvangen, en ik was bezig met het vergelijken ervan met uw Systema, toen me uw brief is gegeven 1) en tegelijk het wel korte maar krachtige geschrift 2) dat u de belediger voor de voeten hebt geworpen. Ik denk niet dat hij hierna verder zal gaan. Want wat de vervolmaking van telescopen betreft, het is een kwestie van feiten, en kan alleen door vergelijking worden bepaald; waarin echter (om op de manier van rechtsgeleerden te spreken) de presumptie aan uw kant ligt, zowel omdat u veel meer voorzien van theorie 1) Deze brief is niet gevonden. 2) Brevis assertio [Ned.]. Zie brief No. 782, n.3. |
[ 136 ]
tot de kunst van het lenzen slijpen bent gekomen, als ook omdat u de Maan van Saturnus hebt ontdekt, die Eustachio pas heeft gezien na een aanwijzing van de geleerde Ricci, aan wie ik uw waarneming had meegedeeld. En ik word er nog wel toe gebracht te vrezen dat hij die begeleider van Saturnus niet voldoende nauwkeurig heeft waargenomen, aangezien dat wat hij schrijft dat aan hem verschenen is, teveel van uw waarnemingen verschilt. En hoe wonderbaarlijk is dat Systeem van Saturnus en zijn metgezellen, het scheen mij hetzelfde toe als u*), toen ik dat bij de eerste lezing tegenkwam. Het spel met de steentjes heb ik namelijk zeker herkend en, als ik een grapje mag maken, ik denk dat de Romeinen ernaar gekeken hebben toen ze zich op de feestdag van de Saturnaliën aan zulke spelletjes overgaven. Uit Florence wordt me geschreven dat de bedenker van het Systeem, in het nauw gebracht door argumenten van Academici, aan Saturnus nog twee begeleiders heeft gegeven, en wel lichtende; moet ik zeggen met de vrijheid te filosoferen, of met verlof te fantaseren? Zal ik zeggen dat hij ook de Mediceïsche planeten van hun plaats moet halen en voortaan boven Jupiter zetten? Te weten opdat er in de natuur geen ander middelpunt is dan deze aarde die wij bewonen. O, wat kunnen mensen bezorgd zijn! In één moeite door had hij Venus en Mercurius met een Ptolemaeische Epicykel kunnen herstellen, opdat ze niet de zon in het middelpunt lijken te hebben. Hoe zal echter die uitstekende analogie in stand blijven die op pagina 44 staat, als de maan om de aarde gaat, en Venus en Mercurius om de zon, maar andere begeleiders niet rondom hun Planeten gaan? Ik ga eraan voorbij dat Eustachio, of liever Fabri, zich bij dat verzinsel in zijn beslissende figuur, die onder de uwe de Xe is°), allerminst heeft gerechtvaardigd, zoals u terecht hebt opgemerkt. Maar dit tot zover, en misschien houd ik u te lang op, u bent al aangegord voor de reis#), die ik u van harte gelukkig en voorspoedig toewens; er blijft slechts over dat ik u bedank voor uw kersverse boekje en dat ik mij met constante en oprechte genegenheid betuig Tuum Tuique Observantissimum
D. Christiano Hugenio de Zulichem &ca. VI A la Haye.
[ *) Zie p. 463-464 in de vertaling 'Korte bevestiging': vier bolletjes achter Saturnus, 2 wit, 2 zwart.] [ °) Nummer X van de plaat, zie 'Korte bevestiging', p. 457.] [ #) Chr. Huygens vertrok op 12 oktober 1660 naar Parijs.] |