1651-1654 , 1658-1659 , 1660 , 1664-1665
[ 176 ]
Gregorius van St. Vincent aan Christiaan Huygens.26 december 1664.Praeclarissime Domine Ik heb een aanleiding gevonden om u een gelukkig begin van het komende jaar toe te wensen; en ook al kan die u heel klein lijken, niettemin was het voor mij een troost. Dat er een gespannen verhouding heeft bestaan tussen pater Fabri en de schrijver van het Systema Saturnium is u welbekend; ik heb u lang geleden te kennen gegeven 1) dat ik het betreurde. Alleen heb ik nu uit een brief van pater Gottignies, die te Rome de wiskundige vakken onderwijst, deze zin, waarvan ik vind dat het mijn plicht is die ook aan u mee te delen, zodat ik u deelgenoot maak van mijn troost 2).
Zie eens, nu hebt u de meest volledige openlijke goedkeuring van uw Systeem, een palinodie van de tegenstander, duidelijk getoond. Pater Gottignies zou ook willen dat een exemplaar van Systema Saturnium 3) naar hem gestuurd werd; ik ben gedwongen bij u terug te komen, om te vragen of het tenminste ergens te koop is; anders zou het presentexemplaar dat ik van u ontvangen heb naar hem gestuurd moeten worden, waardoor ik het geheel tegen mijn zin zou missen; daar de herinnering aan de genegenheid die ik voor u heb mij welkom is, steeds wanneer de gelegenheid zich voordoet bij het doornemen van een serie boeken over Wiskunde. En om te eindigen wenst u een gelukkig begin van het komende jaar |
De uwe zoals u hem kent |
Gregorius a Sto. Vincentio. |
Gent, 26 December 1664.
1) Zie brief No. 786 2) Zie brief No. 1294. 3) Zie brief No. 640, n.2. G. F de Gottignies aan Gregorius van St. Vincent.[december 1664.]Aanhangsel bij No. 1293. Al heeft pater Fabri een andere keer 1) geschreven tegen de heer Huygens, kort geleden heeft heeft hij zijn mening onderschreven; overtuigd door wat hij met eigen ogen heeft gezien*). 1) Zie de werken van Eustachio Divini, beschreven in brief No. 765, n.1 [Brevis annotatio (Ned.), juli 1660, zie brief van Guisony] en No. 862, n.1 [Pro sua annotatione, maart 1661]. [ *) Vergelijk de noot bij brief No. 1306 hierna.]
|
No 1306.
Christiaan Huygens aan Gregorius van St. Vincent.5 januari 1665 (kopie).Patri Gregorio a St. Vincentio.
| ||
5 Januarii 1665.
| ||
Eerwaarde en voortreffelijke heer. Uw bijzondere vriendelijkheid en zeer goede gezindheid jegens mij maakt uw brief mij kenbaar. Een zeer goed bericht heb ik aan u te danken over de bekentenis van pater Fabri; die Matteo Campani vandaag bevestigt in zijn brief 1) aan mij. Tegen mijn zin heb ik ruzie gemaakt met een man die in andere opzichten een zeer goede man is, zoals velen mij verteld hebben, en iemand die veel van Wiskunde houdt. Ik stuur een exemplaar van mijn Systema, schrijf het als u er meer verlangt.
1) Zie brief No. 1304. [Datum 2 dec. 1664. De broers Campani hebben Saturnus met een ring gezien. Fabri is nu ook overtuigd, hij zag inderdaad een ring!
(Merkwaardig: op de 'lichtdruk' in T. 5 lijkt de onderste horizontale vouw in het papier hoger dan in de scan van HUG 45.) De plaat komt in de plaats van een andere (bij p. 118) die Huygens in oktober 1664 had ontvangen via R. F. de Sluse. De afbeelding van Saturnus staat in: Giuseppe Campani, Ragguaglio de nuove osservazioni, Rome 1664, 17 mei.] |
No 1314.
Gregorius van St. Vincent aan Christiaan Huygens.23 januari 1665.
| |
Clarissime Domine. Ik heb uw geschenkje 1) naar Rome gestuurd, en uw brief 2) naar Praag, overal een welkom teken van een oprechte vriendschap. Met vrij veel belangstelling overdacht ik steeds weer het onderwerp bevat in de open brief 3). Ik ergerde me eraan dat, in plaats van de stille briefwisseling, er niet de mogelijkheid is om samen met elkaar van gedachten te wisselen. Intussen prijs ik en bewonder ik uw geestdrift en ijver met betrekking tot beschouwingen, die dienen om de lengtebepaling te onderzoeken, vooral voor de langere zeereizen een uitkomst. U belooft ook een Dioptrica, een taak die niet minder gewenst en ook moeilijk is. Over deze zelfde stof is door ons gesproken toen de voortreffelijke van Schooten 4) mij bezocht in Gent, enige jaren geleden, en ik zei onder andere dat van mijn nachtelijke studies dit voorstel nog te vinden is:
1) Systema Satrunium. 2) Zie brief No. 1307, aan Kinner von Löwenthurn. 3) Zie de polemiek tussen Eustachio Divini en Chr. Huygens. [Ned. Of is het de brief aan Kinner?] 4) Frans van Schooten was overleden in 1661 [1660, zie T. 3, p. 43, n.1.]; deze reis is ons geheel onbekend gebleven. |
Een vermelding van de Komeet heb ik van verschillende plaatsen ontvangen, maar alleen van die welke in de maand december is gezien; tot nu toe heb ik er geen gevonden die van de tweede 5) (die tot nu toe verschijnt) melding hebben gemaakt. Sommigen geloven dat het één en dezelfde is, die in deze en de afgelopen maand ons halfrond heeft bezocht, terwijl toch de eerste zijn loop naar het zuiden richtte, de tweede onmiddellijk daarop het noorden opzoekt. We hebben begrepen dat de Koningin van Zweden 6) in Rome van pater Kircher en pater Fabri waarnemingen heeft verlangd van de eerste Komeet, die meerdere dagen te Rome verscheen, nadat deze niet meer te zien was.
|
Clarissimae Dominationis suae |
Ex animo obsequijs addictissimus |
Gregorius a Sto. Vincentio. |
octogenario maior*) |
Gent, 23 januari 1665. 1) Het was dezelfde komeet die al in december was waargenomen. 2) Koningin Christina. [ *) Gregorius was 80 jaar geworden in 1664; hij overleed in 1667.]
|
No 1339.
Gregorius van St. Vincent aan Christiaan Huygens.27 februari [1665].
|
Clarissime ac Nobilis Domine. Dezer dagen ontving ik een brief van Gottfried Kinner, waaruit ik het gedeelte dat op u betrekking heeft, heb willen overschrijven; om hem ter wille te zijn 1). U hebt dus, voortreffelijke Huygens, een gelegenheid, en een reden, mij te schrijven; en tegelijk het bijgevoegde papier 2), waarvan de wens van onze vriend terecht vereiste, dat ik het voor u zou bestemmen. Niet zo lang geleden heb ik de waarnemingen te Rome ontvangen van pater Gottignies, die als volgt schrijft 3). Zijn brief is op 17 januari geschreven, en die van Kinner op 7 februari, de mijne op 27 februari te Gent. Het ga u goed.
|
De uwe zoals u hem al lang kent |
Greg. a Sto Vincentio. |
1) Zie Aanhangsel I, No. 1340. 2) Dit stuk is niet gevonden [zie No. 1340, n.4]. 3) Zie Aanhangsel II, No. 1341. |
No 1340.
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Gregorius van St. Vincent.[7 februari 1665].Aanhangsel I bij No. 1339.
|
De voortreffelijke heer Huygens, al jaren bevriend met ons beiden, heeft niet zo lang geleden zijn brief 1) voor mij afgegeven, die getuigt van een heel aangename herinnering aan mij; en ik hoop dat hem ook in het vervolg een briefwisseling met mij niet zal mishagen. Over de Komeet van de afgelopen maanden zou ik graag enige waarnemingen willen hebben, die in uw streken zijn gedaan; die ik dan zou kunnen meedelen aan vrienden die ze met ongeduld verlangen.
1) Zie brief No. 1307. |
Ik stuur die welke een wiskundige van Olomouc 2), door hem gedaan, aan mij stuurde. Waarin alles behoorlijk en te goeder trouw is behandeld, veronderstel ik, zoals het waargenomen schouwspel aan de hemel het liet zien. Ikzelf heb althans, opdat niet een of andere helper zich in de getallen zou vergissen, alles met eigen handen beschreven. Ze waren nog niet hier gekomen, toen ik dezer dagen Huygens beantwoordde 3), zodat ik Uwe Eerwaarde vraag ze 4) mee te delen aan de genoemde heer, die door mij gegroet wordt.
2) Op het college van Olomouc waren twee professoren in de wiskunde die over kometen schreven. a) Valentin Estancel (Stanselius, 1621-1705), een Jezuïet die naar Brazilië ging. Hij publiceerde o.a.: Phaenomena Coelestia ..., Praag 1665, Legatus Uranicus ..., Praag 1683 [Uranophilus caelestis peregrinus, Gent 1685, p. 44: komeet]. b) Johann Czimmermann (Zimmerman, 1632-1701), Jezuïet; het zijn waarschijnlijk waarnemingen van hem, die Hevelius op 13 mei 1665 naar Lubieniecki stuurde, die ze publiceerde in zijn Theatrum Cometicum, p. 361 [381-383]. Zimmermann schreef nog: Discursus astronomicus de loco, magnitudine et materia novi Cometae, Olom. 1661. 3) Zie brief No. 1320. 4) Deze waarnemingen uit Olomouc zijn niet gevonden in onze collecties; Lubieniecki publiceerde ze in zijn Theatrum Cometicum [zie noot 2, b]. |
No 1341.
G. F. de Gottignies aan Gregorius van St. Vincent.[17 januari 1665].Aanhangsel II bij No. 1339.
|
De Komeet die Uwe Eerwaarde noemde in uw brief is hier ook zowel door anderen als door mij waargenomen. Mijn superieuren hebben gewild dat ik mijn waarnemingen zou uitgeven, |
en ik heb onlangs besloten ze in twee tabellen te zetten, en ze dan toe te lichten met een korte verhandeling 1).
1) Dit werk verscheen later: G. F. de Gottignies, Figurae Cometarum, qui apparuerunt annis 1664, 1665, 1668 ..., Rome 1668. |
Zie ook T. I, T. II en T. III |